Brief regering : Wijziging basispakket Zorgverzekeringswet 2025
29 689 Herziening Zorgstelsel
Nr. 1250
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 mei 2024
In Nederland heeft iedereen, ongeacht leeftijd, inkomen of gezondheidstoestand, recht
op dezelfde zorg uit het basispakket. Nederland heeft een hoogwaardige gezondheidszorg.
Maar we kijken altijd waar de zorg in Nederland kan en moet worden verbeterd. Dat
is nodig om de zorg voor iedereen goed, toegankelijk en betaalbaar te houden. We zetten
daarom in op de beweging naar passende zorg. Passende zorg is betere zorg. Het is
zorg die waardegedreven is, samen met en rondom de patiënt tot stand komt, op de juiste
plek plaats vindt en gaat over gezondheid in plaats van ziekte. Passende zorg is daarom
ook leidend bij het pakketbeheer. In het kader hiervan zet ik ook in op het verbeteren
en verbreden van de toets op het basispakket. Over de stand van zaken informeer ik
u in een aparte brief.
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de volgende onderwerpen die verband houden
met het beoogde basispakket van de Zorgverzekeringswet (Zvw) in het jaar 2025.
1. Wijzigingen in het Besluit zorgverzekering (Bzv) per 1 januari 2025:
A. Het laten vervallen van een aantal voorwaarden voor de aanspraak op geriatrische revalidatiezorg.
B. Het definitief toelaten tot het basispakket van langdurige gepersonaliseerde gesuperviseerde
actieve oefentherapie bij reumatoïde artritis met ernstige functionele beperkingen.
C. Het verwijderen van de restricties voor gesuperviseerde oefentherapie bij COPD.
D. Het verduidelijken dat ook de kaakchirurg medediagnostiek of medebehandeling bij orthodontie
kan leveren.
E. Het uitzonderen van domein- en sectoroverstijgende samenwerking (BDSS) van het verplicht
en vrijwillig eigen risico.
2. Stand van zaken voorwaardelijke toelating paramedische herstelzorg na Covid-19.
3. Het overhevelen van de counseling uit het basispakket naar de rijksbegroting.
4. Stand van zaken van de motie «mogelijke varianten van mondzorg in het basispakket».
5. De voortgang van trajecten voorwaardelijke toelating en de Subsidieregeling veelbelovende
zorg.
6. Het programma Zorgevaluatie & Gepast Gebruik.
7. De stand van zaken van de toezegging over de toereikendheid van de vergoeding van
haarwerken.
8. De stand van zaken opvolging van het advies van het Zorginstituut over de uitbreiding
van het basispakket met eiceldonatie.
9. Het afwegingskader voor noodzakelijk te verzekeren zorg.
10. Stand van zaken toezegging financiële consequenties opname van kinderbrillen in het
basispakket.
1. Wijzigingen in het Besluit zorgverzekering per 1 januari 2025
A. Het laten vervallen van een aantal voorwaarden voor de aanspraak op geriatrische
revalidatiezorg
Sinds 1 januari 2013 is de geriatrische revalidatiezorg (grz) opgenomen in het basispakket.
Grz is in de huidige aanspraak omschreven als geïntegreerde multidisciplinaire zorg
onder regie van de specialist ouderengeneeskunde en is gericht op verwacht herstel
van functioneren en participatie bij laag belastbare (voornamelijk oudere) patiënten,
na een acute aandoening of functionele achteruitgang. In de pakketbrief van 2024 heb
ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de grz.1 Zo zou er nader worden gekeken naar eventuele wijzigingen in de aanspraak en de toegang
tot de zorg, mede vanwege het advies van het Zorginstituut2.
Volgens het Zorginstituut is het inmiddels mogelijk om, via het geriatrisch assessment
door de specialist ouderengeneeskunde in de eerste lijn, te bepalen of een verzekerde
redelijkerwijs is aangewezen op grz. Deze zorg valt, sinds de specialist ouderengeneeskunde
ook in de Zvw is opgenomen, onder artikel 2.4 van het Bzv (geneeskundige zorg) en
daarom kan artikel 2.5c Bzv volgens het Zorginstituut vervallen. Het Zorginstituut
ging er daarbij vanuit dat deze zorg voor cliënten, die op grond van de Wet langdurige
zorg (Wlz), hetzij verblijf zonder behandeling ontvangen of enigerlei vorm van langdurige
zorg thuis krijgen, beschikbaar is vanuit de Wlz. Dat is op dit moment nog niet het
geval. Daarom heb ik besloten art. 2.5c Bzv voor nu nog niet te schrappen. Daardoor
blijft de toegang tot grz in het Bzv geborgd voor Wlz cliënten die hier op aangewezen
zijn.
Ik zie wel reden om de aanspraak grz in art. 2.5c Bzv aan te passen. In de aanspraak
op de grz gelden beperkingen, zoals dat de zorg binnen een week aansluit op verblijf
in verband met medisch specialistische zorg, dat er sprake moet zijn van afgenomen
leer-trainbaarheid en dat de zorg bij aanvang gepaard gaat met verblijf. Signalen
uit het veld laten zien dat deze voorwaarden de doorontwikkeling van de grz belemmeren.
Ik kies er daarom voor om de beperkende voorwaarden voor de aanspraak op grz te schrappen.
Het wijzigen van de aanspraak op grz past in een brede beweging: het verschuiven van
zorg binnen een klinische/intramurale setting naar het leveren van zorg thuis en het
flexibel op- en afschalen van zorg voor kwetsbare patiënten. Ook wordt verder gewerkt
aan de verkenning naar het laten vervallen van deze aparte aanspraak binnen het Bzv
als onderdeel van het onderzoeken van mogelijkheden om beleid en regelgeving rondom
kortdurend verblijf te vereenvoudigen.
B. Het definitief toelaten tot het basispakket van langdurige gepersonaliseerde gesuperviseerde
actieve oefentherapie bij reumatoïde artritis met ernstige functionele beperkingen
Het Zorginstituut stelt dat van de patiënten met reumatoïde artritis (RA) ongeveer
vijf procent ernstige functionele beperkingen heeft, zoals beschadiging van gewrichten,
aanhoudende hoge ziekteactiviteit, complicaties van de aandoening of behandeling,
of comorbiditeit. Vaak zijn deze patiënten niet in staat tot of hebben hulp nodig
bij het verrichten van dagelijkse activiteiten, zoals zelfverzorging, opstaan en binnen-
en buitenshuis verplaatsen. In Nederland gaat het om 3.750 tot 4.500 patiënten per jaar.
De inzet van langdurige gepersonaliseerde actieve oefentherapie onder supervisie van
een fysio- of oefentherapeut, voor de behandeling van patiënten van achttien jaar
of ouder met RA met ernstige functionele beperkingen, is per 1 oktober 2019 voorwaardelijk
toegelaten tot het basispakket van de Zvw. Deze toelating eindigt per 1 januari 20253. Tijdens de periode van voorwaardelijke toelating is onderzoek gedaan naar de effectiviteit
en kosteneffectiviteit van de interventie. Op 1 juli 2023 is het onderzoek, dat onder
leiding van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) verricht is, afgerond.
Op basis van dit onderzoek heeft het Zorginstituut geoordeeld dat langdurige gepersonaliseerde
gesuperviseerde actieve oefentherapie voor mensen van achttien jaar of ouder met RA
met ernstige functionele beperkingen voldoet aan het wettelijk criterium «stand van
de wetenschap en praktijk» en de overige pakketcriteria (kosteneffectiviteit, noodzakelijkheid
en uitvoerbaarheid). Het Zorginstituut adviseert daarom deze zorg definitief op te
nemen in het basispakket, met vergoeding vanaf de eerste behandeling. Dit pakketadvies
is als bijlage toegevoegd.
Het Zorginstituut adviseert daarbij om geen maximum te stellen aan het aantal behandelingen,
gezien het beloop van de klachten bij patiënten met RA met ernstige functionele beperkingen.
Periodes van veel klachten (exacerbaties) en minder klachten wisselen elkaar af, waardoor
de klachten en de behoefte aan zorg per periode en per patiënt varieert. Het Zorginstituut
acht het risico op overbehandeling niet als groot en is voornemens de zorgafname te
monitoren, om na te gaan of het aantal patiënten en aantal behandelingen conform verwachting
zijn. Verder verwacht het Zorginstituut dat het aantal patiënten met RA met ernstige
functionele beperkingen de komende decennia zal dalen, door verbeterde behandelingen
met geneesmiddelen.
Ik ben voornemens het advies van het Zorginstituut op te volgen om langdurige gepersonaliseerde
gesuperviseerde actieve oefentherapie voor de behandeling van patiënten van achttien
jaar of ouder met RA met ernstige functionele beperkingen per 1 januari 2025 definitief
als aanspraak op te nemen in het basispakket. Daartoe zal het Bzv worden gewijzigd.
De budgettaire impact van deze wijziging wordt geraamd op € 4 miljoen in 2025 aflopend
naar € 793.000 structureel vanaf 2028.
C. Het verwijderen van de restricties voor gesuperviseerde oefentherapie bij COPD
Gesuperviseerde oefentherapie bij chronic obstructive pulmonary disease (COPD) is sinds 2019 basisverzekerde zorg vanaf de eerste behandeling, indien sprake
is van stadium II of hoger van de GOLD Classificatie4 voor spirometrie. Het aantal fysio- en oefentherapeutische behandelingen is in de
aanspraak gemaximaliseerd op basis van de ernst van de COPD5. Adviezen van het Zorginstituut liggen hier ten grondslag aan.6
In een nieuw advies stelt het Zorginstituut dat de huidige restricties in de aanspraak
het realiseren van passende zorg voor patiënten met COPD kan belemmeren. Daarom adviseert
het Zorginstituut het aantal behandelingen niet meer te maximeren.7 Doordat de aanspraak op het aantal behandelingen is gebaseerd op de ernst van de
COPD, bestaat volgens het Zorginstituut het risico dat patiënten niet goed worden
ingedeeld en daardoor mogelijk over- of onderbehandeld worden. Zo blijkt uit het advies
van het Zorginstituut dat 77 procent van de patiënten ingedeeld wordt in de drie zwaarste
categorieën, terwijl dat op basis van de eerdere adviezen werd geschat op 39 procent.
Door het aantal behandelingen niet meer te maximeren, is er geen indeling op zwaarte
voorafgaand aan het behandeltraject nodig. Daarmee verwacht het Zorginstituut dat
passende fysio- en oefentherapeutische zorg voor alle COPD-patiënten gerealiseerd
kan worden, en over- en onderbehandeling kan worden verminderd.
Het Zorginstituut wijst daarbij nadrukkelijk op de KNGF-richtlijn COPD van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) en de Vereniging
van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck (VvOCM)8, waarin de randvoorwaarden voor doelmatige zorg geborgd zijn. De ontwikkeling van
deze richtlijn heeft plaatsgevonden conform de KNGF-richtlijnenmethodiek.9 Hierdoor is het Zorginstituut overtuigd van de kwaliteit van deze richtlijn. Naar
het idee van het Zorginstituut zal er daarom, ook na het opheffen van beperkingen
in de aanspraak, nauwelijks risico zijn op overbehandeling bij naleving van de KNGF-richtlijn COPD. Na pakketwijziging wordt de zorgafname gemonitord, om na te gaan of het aantal behandelingen
volgens verwachting is.
Een positieve bijkomstigheid van het opheffen van de beperkingen is dat het voor de
Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) mogelijk wordt om te onderzoeken of andere vormen
van bekostiging de beweging naar passende fysio- en oefentherapeutische zorg meer
stimuleren. De NZa heeft hier al de eerste verkenning naar gedaan.10
In lijn met het advies van het Zorginstituut ben ik voornemens de beperkingen in het
maximumaantal behandelingen voor gesuperviseerde oefentherapie bij patiënten met COPD
per 1 januari 2025 te verwijderen uit het basispakket. Daartoe zal het Bzv worden
gewijzigd. De budgettaire impact van deze wijziging wordt geraamd op € 173.000 in
2025 oplopend naar € 347.000 structureel vanaf 2027.
D. Het verduidelijken dat ook de kaakchirurg medediagnostiek of medebehandeling bij
orthodontie kan leveren
Orthodontische hulp is alleen basisverzekerde zorg als het ter behandeling is van
een zeer ernstig ontwikkelings- of groeistoornis van het tand-kaak-mondstelsel. Hierbij
is medediagnostiek of medebehandeling van andere disciplines dan de tandheelkundige
noodzakelijk. Dit is geregeld in artikel 2.7, derde lid, van het Bzv. Uit de praktijk
blijkt dat bij een zeer ernstige ontwikkelings- of groeistoornis van het tand-kaak-mondstelsel
medediagnostiek of medebehandeling van de kaakchirurg noodzakelijk kan zijn. Kaakchirurgie
valt onder de tandheelkundige discipline.
In bepaalde gevallen dient de kaakchirurg echter wél medebehandeling of medediagnostiek
te verlenen. Om deze reden wordt het Bzv gewijzigd, zodat verduidelijkt wordt dat
ook de kaakchirurg behoort tot de specialismen die orthodontische hulp kan verlenen
bij een zeer ernstig ontwikkelings- of groeistoornis van het tand-kaak-mondstelsel.
Aan de bepaling wordt toegevoegd dat medediagnostiek of medebehandeling van chirurgisch
tandheelkundige hulp van specialistische aard verleend mag worden.
E. Het uitzonderen van domein- en sectoroverstijgende samenwerking (BDSS) van het
verplicht en vrijwillig eigen risico
Ter uitvoering van de opgaven in de regio, die op basis van regiobeelden en regioplannen
naar aanleiding van het Integraal Zorgakkoord (IZA) zijn opgesteld, werken zorg- en
welzijnsorganisaties en andere veldpartijen steeds vaker samen over de domeinen en
zorgsectoren heen. Om tot passende zorg en ondersteuning voor specifieke groepen verzekerden
te komen, is een goede afstemming tussen zorgaanbieders uit zowel verschillende domeinen
(Zvw, Wlz, aanbieders van jeugdhulp of ondersteuning als bedoeld in de Jeugdwet of
de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015), als sectoren binnen het medisch domein
essentieel. De afstemming behelst een extra inspanning van zorgaanbieders. Om deze
zorg te kunnen declareren, heeft de NZa een nieuwe betaaltitel voor de prestatie «Domein-
en sectoroverstijgende samenwerking binnen de Zvw» vastgesteld.
Het gaat hierbij om de bekostiging van de afstemming van zorg en ondersteuning voor
specifieke groepen verzekerden die voldoet aan de volgende voorwaarden:
− Het gaat enkel om de afstemming over de zorg, niet om bekostiging van het aanbod van
zorg en ondersteuning.
− Iedere sector en ieder domein blijft verantwoordelijk voor zijn eigen kosten. Er is
geen afwenteling naar de Zvw mogelijk van kosten van samenwerking door aanbieders
van zorg en ondersteuning uit andere domeinen.
− Zorgverzekeraars en zorgaanbieders zullen gezamenlijk moeten vaststellen dat de activiteiten
die zij wensen te bekostigen met de nieuwe betaaltitel onder de Zvw kunnen worden
vergoed.
− Daarnaast is het gebruik van de betaaltitel afhankelijk gesteld van een zogenoemd
contractvereiste. Dat wil zeggen dat de prestatie «Domein- en sectoroverstijgende
samenwerking binnen de Zvw» slechts in rekening kan worden gebracht indien de zorgaanbieder
en de zorgverzekeraar hierover een schriftelijke afspraak hebben gemaakt.
Omdat het nog te vroeg is om voor een definitieve vormgeving en inbedding van de betaaltitel
te kiezen, wordt er gebruik gemaakt van een experiment voor een periode van maximaal
vijf jaar op grond van artikel 58 van de Wet marktordening gezondheidszorg. Er zijn
monitoring- en evaluatievoorwaarden verbonden aan de betaaltitel. De looptijd van
het experiment kan worden benut om te achterhalen of de voorgenomen prestatie daadwerkelijk
beantwoordt aan de behoeften in het veld en de knelpunten rondom de bekostiging van
patiëntengroepsgebonden afstemming van zorg adequaat wegneemt. Daarnaast kunnen zowel
de tussentijdse als de eindevaluatie aanleiding zijn om de prestatie te wijzigen of
beëindigen.
Aangezien domein- en sectoroverstijgende samenwerking onder bepaalde voorwaarden is
aan te merken als verzekerde zorg in de zin van de Zvw, geldt als uitgangspunt dat
hiervoor het eigen risico geldt. Voor deze vorm van zorg vind ik dat niet wenselijk
om de volgende redenen. In de eerste plaats geldt dat de samenwerking niet specifiek
is gericht op een individuele verzekerde, maar meer in algemene zin op groepen van
verzekerden. Dit bemoeilijkt de toerekening van zorgkosten aan een individuele verzekerde
aanzienlijk. In de tweede plaats geldt dat de samenwerking plaatsvindt zonder dat
een individuele verzekerde hiervoor kan kiezen. In die zin dat het voor een verzekerde
niet mogelijk is een afweging te maken om de desbetreffende zorg al dan niet te betrekken,
terwijl dan wel het eigen risico zou gelden. Daarom ben ik voornemens om via een wijziging
van het Bzv deze zorg uit te zonderen van het verplicht en vrijwillig eigen risico.
2. Stand van zaken voorwaardelijke toelating paramedische herstelzorg na Covid-19
Een deel van de mensen met ernstige klachten of beperkingen na Covid-19 heeft extra
zorg nodig om goed te herstellen. Om die reden is, op advies van het Zorginstituut,
paramedische herstelzorg per 18 juli 2020 tijdelijk voorwaardelijk toegelaten tot
het basispakket. In deze periode wordt onderzocht of de zorg al dan niet definitief
kan worden toegevoegd aan het basispakket. Volgens de huidige regeling loopt de voorwaardelijke
toelating tot 1 januari 2025.
Een belangrijke voorwaarde voor de voorwaardelijke (tijdelijke) toelating is dat verzekerden
meedoen aan wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van de paramedische herstelzorg.
Met de resultaten van dit onderzoek kan het Zorginstituut een definitief standpunt
innemen over de effectiviteit van de paramedische herstelzorg.
Het Zorginstituut zou eind 2023 een conceptadvies opleveren over de effectiviteit
van de paramedische herstelzorg. Dit is eerder aan uw Kamer gecommuniceerd via de
pakketbrief van 2024.11 Het Zorginstituut heeft echter aangegeven dat er meer tijd nodig is om de interventie
eerstelijns paramedische herstelzorg ten opzichte van het natuurlijk beloop te kunnen
vergelijken. Daarom is de eerder aangegeven deadline van eind 2023 niet gehaald, maar
zal het Zorginstituut het standpunt in het derde kwartaal van dit jaar aanleveren.
Als het kabinet bij een positief standpunt van het Zorginstituut deze zorg in het
basispakket wil opnemen, kan dat pas per 2026. Omdat de huidige voorwaardelijke toelating
tot 1 januari 2025 loopt, zou de paramedische herstelzorg na 1 januari 2025 niet meer
vergoed kunnen worden uit de basisverzekering. Ik tref daarom voorbereidingen zodat
ik de voorwaardelijke toelating bij een positief standpunt van het Zorginstituut in
het 3e kwartaal van dit jaar, kan verlengen tot uiterlijk 1 januari 2026. Daarmee wordt
voorkomen dat mensen in het jaar 2025 mogelijk tussen wal en schip raken.
3. Het overhevelen van de counseling uit de Zvw naar de rijksbegroting
Counseling is onderdeel van prenatale screening. Het doel van het counselingsgesprek
is om de zwangere (en haar partner) te begeleiden om een weloverwogen geïnformeerde
beslissing te nemen over het laten uitvoeren van prenatale screening. De counselor
begeleidt een zwangere opdat deze de informatie, inclusief de mogelijke uitslagen
van de prenatale screening, begrijpt en kan wegen. Momenteel wordt counseling vergoed
vanuit het basispakket.
In 2017 adviseerde het Zorginstituut dat prenatale screening zonder medische indicatie
(waaronder counseling) niet binnen de Zvw past. Om aanspraak te maken op zorg binnen
de Zvw dient iemand om medische redenen behoefte te hebben aan zorg, maar voor de
prenatale screening is er geen medische indicatie. Daarop is gezocht naar een andere
goed werkende vorm van financiering, omdat ik het wel belangrijk vind dat deze zorg
vergoed blijft worden voor de zwangere.
Het grootste deel van de prenatale screening is al onder de rijksbegroting komen te
vallen. De financiering van het eerste termijn structureel echoscopisch onderzoek
(13 wekenecho) via de Regionale Centra voor Prenatale Screening loopt goed. Daarom
is besloten de financiering van het tweede termijn structureel echoscopisch onderzoek
(20 wekenecho) en counseling ook via de Regionale Centra te laten lopen.
In juni 2023 heb ik uw Kamer geïnformeerd12 dat de 20 wekenecho per 1 januari 2024 geen onderdeel meer uitmaakt van het basispakket.
De counseling zal per 1 januari 2025, als laatste onderdeel van de prenatale screening,
via de Regionale Centra (rijksbegroting) worden gefinancierd en daarmee niet meer
binnen het basispakket vallen. Hiermee is het advies van het Zorginstituut opgevolgd.
4. Stand van zaken van de motie «mogelijke varianten van mondzorg in het basispakket»
De afgelopen jaren is er veel aandacht geweest voor ongewenste mijding van mondzorg
om onder andere financiële redenen. Samen met betrokken partijen zijn de problematiek
en oplossingsrichtingen verkend. Uw Kamer heeft reeds twee voortgangsrapportages ontvangen
en ontvangt voor de zomer het eindverslag.
Een van de oplossingsrichtingen is de aanspraak op mondzorg vanuit het basispakket.
Ook is er vanuit de Kamer een motie aangenomen over een uitgebreide kosten- en batenanalyse
van mogelijke varianten van mondzorg in het basispakket, ingediend door de leden Bushoff
en Dijk13. In opvolging hiervan heb ik het Zorginstituut verzocht om verschillende scenario’s
van opname van mondzorg voor volwassenen in het basispakket uit te werken.
Ik heb het Zorginstituut gevraagd deze verkenning uit te voeren met het oog op de
ontwikkelingen van het Verbeteren en Verbreden van de Toets op het Basispakket (VVTB)
en de grotere beweging van een sterke, integrale eerste lijn en passende zorg, zoals
onder meer vastgelegd in het IZA en het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor
Ouderen (WOZO). Ik neem uw Kamer gedurende het onderzoek mee in de tussentijdse resultaten.
5. Stand van zaken huidige trajecten in Voorwaardelijke Toelating (VT) en Subsidieregeling
veelbelovende zorg (VeZo)
Jaarlijks geef ik uw Kamer een update over de stand van zaken met betrekking tot de
voorwaardelijke toelating (VT) en de Subsidieregeling veelbelovende zorg (VeZo). Als
bijlagen zijn de voortgangsrapportage van VT en VeZo voor het kalenderjaar 2023 toegevoegd.
Het Zorginstituut beschrijft hierin de voortgang van de lopende VT-trajecten14 en de Subsidieregeling VeZo. Hieronder stel ik u op de hoogte van de belangrijkste
punten uit de voortgangsrapportage.
Voortgang trajecten Voorwaardelijke Toelating
Per 1 januari 2012 is het Instrument VT geïntroduceerd om zorg die nog niet of niet
meer bewezen effectief is toch tijdelijk toe te kunnen laten tot het basispakket.
Als voorwaarde geldt dat in de periode van de tijdelijke toelating gegevens worden
verzameld over de effectiviteit en eventueel de kosteneffectiviteit van de zorg. In
de laatste 6 maanden van de periode van tijdelijke toelating gebruikt het Zorginstituut
die onderzoeksgegevens om vast te stellen of de vergoeding van de betreffende zorg
uit het basispakket voortgezet kan worden.
Op 1 februari 2019 is het beleid tot voorwaardelijke toelating tot het basispakket
(gefaseerd) vervangen door de Subsidieregeling VeZo, met als doel het versnellen van
de toegang van de patiënt tot potentieel veelbelovende en innovatieve zorg via het
basispakket. De lopende VT-trajecten worden nog afgerond.
In 2023 liepen er 9 VT-trajecten. De Covid-19 pandemie heeft een negatieve invloed
gehad op de voortgang van meerdere VT-trajecten. Als gevolg hiervan acht het Zorginstituut
het noodzakelijk om de duur van het trajectBlaasinstillatie met blaasspoelvloeistoffen met chondroïtinesulfaat en/of hyaluronzuur-
voor de behandeling van patiënten met blaaspijnsyndroom met niet transurethraal behandelbare
Hunnerse laesies te verlengen met 16 maanden tot 1 januari 2027.
In 2023 is één traject15 afgerond:
Standpunt antibacteriële verbandkleding bij constitutioneel eczeem (CE)
In de periode van 1 oktober 2019 tot 1 januari 2024 was de behandeling met verbandkleding
met antibacteriële toevoeging met zilver of chitosan bij kinderen en volwassenen met
matig tot ernstig constitutioneel eczeem (hierna: behandeling) voorwaardelijk toegelaten
tot het basispakket van de zorgverzekering. De behandeling werd vergoed voor verzekerden
die deelnamen aan het onderzoek om vast te kunnen stellen of de behandeling voldoet
aan de stand van de wetenschap en praktijk. Op 24 oktober 2023 heeft het Zorginstituut
een standpunt uitgebracht over de effectiviteit van de behandeling16. Op basis van het huidige wetenschappelijke bewijs, voortkomend uit de studie uit
het VT-traject, is het Zorginstituut tot de conclusie gekomen dat deze behandeling
niet voldoet aan de stand van de wetenschap en praktijk, omdat geen meerwaarde aangetoond
kon worden ten opzichte van verbandmiddelen zonder antibacteriële toevoeging. Deze
behandeling maakt daarmee geen deel meer uit van het basispakket.
Voortgang Subsidieregeling VeZo
Als gezegd is het beleid voor voorwaardelijke toelating tot het basispakket deels
(gefaseerd) vervangen door de Subsidieregeling VeZo. Met deze subsidieregeling is
het mogelijk een tijdelijke financiering te krijgen voor behandelingen die veelbelovend
lijken, maar nog niet uit het basispakket worden vergoed. Na afronding van een gesubsidieerd
onderzoekproject volgt een duiding van het Zorginstituut over opname van de behandeling
in het basispakket van de zorgverzekering.
Sinds de lancering van VeZo zijn er tot 1 januari 2024 175 projectideeën en 40 uitgewerkte
aanvragen ingediend. In totaal zijn er tot 1 januari 2024 24 subsidies voor veelbelovende
zorg verleend, waaronder 3 subsidies in 2023:
1. rTMS (hersenstimulatie) toegevoegd aan hand-arm revalidatietraining bij volwassen
patiënten met een parese van één arm als gevolg van een eerste herseninfarct of hersenbloeding
(B-STARS 2).
2. Focale therapie bij mannen van 40 jaar en ouder met een nieuw gediagnosticeerde prostaatkanker
en een levensverwachting van minstens 10 jaar (ENFORCE).
3. Bronchiale thermoplastiek bij volwassen patiënten met ernstige astma (BOOSTER).
Jaarlijks wordt er gemiddeld € 40 miljoen aan nieuwe subsidies verleend.
De Subsidieregeling VeZo kende een looptijd tot 1 februari 2024. In het kader van
de investeringsreeks Passende Zorg, en in lijn met het IZA, wordt gewerkt aan meer
synergie tussen de onderzoeksprogramma’s. In afwachting hiervan is de werkingsduur
van de regeling, na voorhang aan uw Kamer, verlengd tot 1 februari 2025.17
6. Update programma Zorgevaluatie & Gepast Gebruik (ZE&GG)
In het programma Zorgevaluatie & Gepast Gebruik (ZE&GG) worden stappen gezet om binnen
de medisch specialistische zorg effectieve zorg te implementeren, als het bewijs daarover
beschikbaar is. Ook wordt zorg geëvalueerd indien nog onvoldoende bekend is welke
zorg, voor welke patiënt op welk moment, het meest gepast is. Het hoofddoel van het
programma ZE&GG is dat zorgevaluatie integraal onderdeel is van het reguliere zorgsysteem,
zodat gepast gebruik bevorderd wordt.
Omdat het programma ZE&GG afloopt per juli 2024, heeft het Ministerie van VWS eind
2023 een evaluatie van het programma uit laten voeren, die als bijlage is toegevoegd.
Hieruit is gebleken dat mijlpalen zijn bereikt en een aantal subdoelstellingen zijn
behaald, maar de hoofddoelstelling nog niet is behaald. Om die reden is besloten het
programma ZE&GG met vier jaar te verlengen, tot juli 2028. Hierdoor kan de werkwijze
die ZE&GG hanteert, worden geïmplementeerd en geborgd op de werkvloer binnen de medisch
specialistische zorg.
7. De stand van zaken van de toezegging over de toereikendheid van de vergoeding van
haarwerken
In mijn brief van 17 januari jl.18 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging over de toereikendheid
van de vergoeding van haarwerken. In het kader van deze toezegging is het Zorginstituut
verzocht onderzoek te doen naar de huidige vergoeding van haarwerken met de onderliggende
vraag of het huidige vergoedingssystematiek passend is, en zo niet, hoe het vergoedingssystematiek
dat wél kan zijn.
Inmiddels heeft het Zorginstituut mij medegedeeld dat het onderzoek is gestart. Uiterlijk
begin 2025 verwacht het Zorginstituut de eerste bevindingen te kunnen delen. Het definitieve
rapport wordt naar verwachting uiterlijk voor het zomerreces van 2025 opgeleverd.
Ik neem uw Kamer mee in de tussentijdse bevindingen en het eindrapport.
8. De stand van zaken opvolging van het advies van het Zorginstituut over de uitbreiding
van het basispakket met eiceldonatie
Afgelopen jaar schreef ik uw Kamer over het advies van het Zorginstituut over de vergoeding
van de medische kosten rondom eiceldonatie.19 Het Zorginstituut heeft destijds geadviseerd om eiceldonatie als verzekerde zorg
in het basispakket op te nemen en de kosten van de behandeling bij de eiceldonor ten
laste van de zorgverzekering van de wensmoeder te brengen. De ivf-behandeling van
de wensmoeder, inclusief het deel van de behandeling dat nodig is bij de eiceldonor,
kan dan, bij een medische indicatie, volledig worden vergoed uit de zorgverzekering
van de wensmoeder.
In sommige landen wordt bij een fertiliteitsbehandeling gebruik gemaakt van anonieme
gameetdonoren. Door een fertiliteitsbehandeling te ondergaan in een land waar gebruik
wordt gemaakt van anonieme gameetdonoren wordt het kind, dat als gevolg van zo’n behandeling
wordt geboren, de mogelijkheid ontnomen te weten van wie het afstamt. In de Wet donorgegevens
kunstmatige bevruchting (Wdkb) is het recht op afstammingsgegevens in Nederland juist
geborgd. Anonieme en/of commerciële eiceldonatie is niet toegestaan in Nederland.
Het Zorginstituut geeft in het advies over de vergoeding van de medische kosten over
eiceldonatie ter overweging mee om een beperking in de regelgeving op te nemen die
ertoe leidt dat eiceldonatie, in landen waar anonieme en/of commerciële eiceldonatie
is toegestaan, niet voor vergoeding in aanmerking komt. Een beperking, zoals door
het Zorginstituut geadviseerd, dient juridisch houdbaar te zijn en niet strijdig met
Europees recht. Het is op dit moment de vraag of een dergelijke beperking met het
recht van de Europese Unie te verenigen is, aangezien in dat geval een onderscheid
wordt gemaakt tussen lidstaten voor wat betreft de vergoeding vanuit het basispakket.
Het uitwerken van een eventuele beperking vraagt meer tijd dan verwacht. Daarom kan
nu nog geen uitspraak gedaan worden over de vraag of de vergoeding van eiceldonatie
voor opname in het basispakket in aanmerking kan komen. Mocht de vergoeding per 2025
zonder beperking in het basispakket worden opgenomen, dan zou de onwenselijke situatie
kunnen ontstaan dat, wanneer de eiceldonatie en de fertiliteitsbehandeling in het
buitenland plaatsvinden, het gebruikmaken van anonieme en/of commerciële eiceldonoren
wordt vergoed.
9. Het afwegingskader noodzakelijk te verzekeren zorg
De afgelopen jaren is er, naar aanleiding van adviezen van het Zorginstituut over
de aanspraak op vitaminen, mineralen, paracetamol 1.000 mg en vitamine-D houdende
geneesmiddelen20, discussie gevoerd over de vraag wanneer zorg voldoet aan het criterium «noodzakelijk
te verzekeren zorg». Het ging hierbij specifiek om geneesmiddelen die ook zonder recept
te koop zijn of waarvoor (nagenoeg) gelijkwaardige alternatieven zonder recept bestaan.
Dit zijn zogenoemde zelfzorgmiddelen.
Naar aanleiding van de discussie rondom deze zelfzorgmiddelen en ten behoeve van het
verbeteren en verbreden van de toets op het basispakket (VVTB), heb ik het Zorginstituut
verzocht om voor het criterium «noodzakelijk te verzekeren zorg» een kader te ontwikkelen.
Binnenkort informeer ik uw Kamer over de voortgang van VVTB en het resulterende afwegingskader
dat door het Zorginstituut is vastgesteld. Op mijn verzoek zal het Zorginstituut het
afwegingskader gefaseerd gaan toepassen op de zelfzorgmiddelen die nog zijn opgenomen
in het geneesmiddelenvergoedingssysteem. Het eerste middel dat door het Zorginstituut
beoordeeld wordt, is codeïne.
10. Stand van zaken toezegging financiële consequenties opname van kinderbrillen in
het basispakket
Tijdens het Verzamelwetdebat van 21 maart jl. heb ik uw Kamer toegezegd de financiële
impact van opname van kinderbrillen in het basispakket in beeld te brengen en hier
in deze brief op terug te komen. In overleg met het Zorginstituut is geconstateerd
dat het niet haalbaar is gebleken op dit korte termijn de financiële impact in kaart
te brengen; mede omdat het niet om verzekerde zorg gaat zijn de cijfers hiervoor nog
niet beschikbaar. Ik ben in gesprek met het Zorginstituut om zo snel mogelijk duidelijkheid
te hebben over de cijfers en zal Kamer hierover op een later moment informeren.
De Minister voor Medische Zorg,
P.A. Dijkstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. Dijkstra, minister voor Medische Zorg