Brief regering : Indiening wetsvoorstel toekomst pensioenen
36 067 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen)
Nr. 5 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 maart 2022
Pensioen is voor veel Nederlandse burgers een belangrijke voorwaarde voor een prettige
oude dag. Om dat voor huidige en komende generaties te garanderen, hebben kabinet
en sociale partners op 5 juni 2019 een breed pakket aan maatregelen met elkaar afgesproken.
In 2020 is overeenstemming bereikt over de nadere uitwerking daarvan in de Hoofdlijnennotitie.
Deze uitwerking is op 22 juni 2020 met uw Kamer gedeeld in de vorm van de Hoofdlijnennotitie uitwerking Pensioenakkoord1 en 10 mei 2021 bent u geïnformeerd over de voortgang.2 Vandaag is een nieuwe mijlpaal bereikt: het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen
(Wtp) is bij uw Kamer ingediend (Kamerstuk 36 067).
De grote aanpassing die we hebben afgesproken in het Pensioenakkoord ondernemen we
niet voor de pensioensector of voor de politiek. Dat doen we voor al die miljoenen
Nederlanders die tijdens hun werkzame leven moeten kunnen bouwen aan een adequaat
inkomen voor de oude dag. Nederlanders moeten kunnen blijven genieten van een goed
pensioen en daar ook vertrouwen in hebben. Dit wetsvoorstel draagt daaraan bij en
daarom ben ik trots dat we nu deze nieuwe mijlpaal hebben kunnen bereiken. Met de
aanbieding van dit wetsvoorstel aan uw Kamer begint een belangrijk onderdeel van het
wetgevingsproces: de parlementaire behandeling. Graag maak ik van de gelegenheid gebruik
om nogmaals kort de aanleiding en doelen van het wetsvoorstel toe te lichten, en u
vervolgens te informeren over een aantal onderwerpen die ofwel samenhangen met het
wetsvoorstel ofwel van belang zijn voor de behandeling van het wetsvoorstel.
1. Waarom de Wtp?
Kwetsbaarheden aanpakken
Het huidige pensioenstelsel kent een aantal kwetsbaarheden. Vaak wordt nu nog een
belofte gedaan over de hoogte van het pensioen met een hoge mate van zekerheid (nominale
stabiliteit). De huidige pensioenregels zijn hierop gebaseerd en hierdoor moeten verplicht
hoge buffers worden aangehouden. In combinatie met een trendmatige daling van de marktrente
zorgt dit er onder andere voor dat veel aanvullende pensioenen al jaren niet worden
verhoogd (indexatie). Eerder gewekte verwachtingen konden lang niet altijd worden
waargemaakt. Door de nadruk op nominale stabiliteit bewegen de pensioenuitkeringen
bovendien maar langzaam mee met de ontwikkeling van de economie en de inflatie. Dit
is voor deelnemers lastig te volgen. Wanneer het goed gaat met de economie, betekent
het niet automatisch dat de pensioenen meestijgen. Dit leidt ook tot discussies tussen
generaties van deelnemers over de vraag wie recht heeft op welk deel van het gezamenlijk
opgebouwde pensioenvermogen.
Het huidige pensioenstelsel sluit daarnaast niet goed aan op de veranderde arbeidsmarkt.
Werknemers blijven bijvoorbeeld minder vaak dan vroeger hun hele leven lang bij dezelfde
werkgever of gaan voor een kortere of langere periode aan het werk als zelfstandige
of ondernemer. Het pensioenstelsel gaat nog wel uit van een vaste baan voor het leven
binnen dezelfde bedrijfstak, door gebruik te maken van de doorsneesystematiek. Dat
betekent dat alle deelnemers in een pensioenfonds dezelfde premie betalen en daar
eenzelfde pensioenopbouw voor terugkrijgen. Deelnemers van verschillende generaties
verschillen echter in beleggingshorizon. De euro van een jongere kan veel langer worden
belegd en is daarom in de toekomst meer waard dan een op hetzelfde moment ingelegde
euro van een oudere werkende. Op jonge leeftijd betalen deelnemers dus relatief «te
veel» en op oudere leeftijd «te weinig». Ons pensioenstelsel moet «mee» met de tijd
om dit soort kwetsbaarheden op te lossen.
Behouden wat goed is
Het Nederlandse pensioenstelsel wordt internationaal al decennia lang als één van
de sterkste van de wereld gezien. In het wetsvoorstel zijn de sterke elementen ervan
dan ook behouden. Zo behouden we de mogelijkheid van verplichtstelling, zodat onder
meer de uitvoeringskosten laag blijven. Ook blijven we collectief risico’s delen.
Denk daarbij aan het langlevenrisico en nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen.
De fiscale facilitering blijft ruim genoeg om na de loopbaan met pensioen te gaan
met een koopkrachtig pensioen. Er is dus geen sprake van een versobering van het fiscale
kader. Ook blijft de bestaande rolverdeling tussen de betrokken partijen behouden.
De overheid stelt het wettelijk kader vast en zorgt voor de fiscale facilitering van
het pensioen als arbeidsvoorwaarde. Werkgevers en werknemers sluiten pensioenovereenkomsten
en laten deze uitvoeren door een pensioenuitvoerder. DNB en AFM houden gezamenlijk
toezicht op de pensioensector.
Randvoorwaarden
Tijdens het uitwerken van het pensioenakkoord is rekening gehouden met een aantal
belangrijke randvoorwaarden. Zo schreef ik hiervoor al dat de ouderdomspensioenen
levenslang blijven en dat het fiscaal kader voor aanvullende pensioenen niet wordt
versoberd. Een aantal randvoorwaarden ziet op de transitie. Zo is een belangrijke
voorwaarde dat de overstap voor alle belanghebbenden en generaties evenwichtig moet
uitpakken. Eventuele nadelen van de transitie moeten dan ook door afspraken tussen
de betrokken sociale partners adequaat gecompenseerd worden. Bij de transitie worden
bestaande pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen zo veel mogelijk meegenomen naar
het nieuw gekozen pensioencontract. Dat zorgt voor lagere uitvoeringskosten en bovendien
kunnen dan zoveel mogelijk mensen profiteren van de voordelen van de nieuwe contracten.
Een andere logische randvoorwaarde is dat de overgang uitvoerbaar en financieel haalbaar
moet zijn. Aan bovenstaande randvoorwaarden wordt met het wetsvoorstel voldaan.
Doelen van de Wtp
De Wtp schept in de eerste plaats ruimte voor nieuwe pensioencontracten die eerder
perspectief bieden op een koopkrachtig pensioen. Het pensioen sluit beter aan bij
de economische ontwikkelingen. Als het goed gaat met de economie, dan gaat het verwachte
pensioen of de uitkering omhoog. Gaat het economisch slechter? Dan gaan die omlaag.
Per saldo is er een beter perspectief op een koopkrachtig pensioen. Wel zijn er verschillende
elementen die zorgen dat ouderen de effecten van economische schokken minder voelen
dan jongeren, waardoor de (verwachte) uitkeringen voor hen stabieler zijn. Zo wordt
in de pensioencontracten ook beter aangesloten bij de risicohouding van deelnemers.
Naarmate je ouder wordt, is er minder ruimte om tegenvallers op te vangen. Daarom
wordt de beweeglijkheid van de (verwachte) uitkering minder groot als deelnemers (bijna)
met pensioen zijn.
Het tweede doel van dit wetsvoorstel is om pensioen voor de deelnemers transparanter
en persoonlijker te maken. Iedere deelnemer gaat pensioen opbouwen via een premieregeling
en bouwt daarmee een persoonlijk pensioenvermogen op. De pensioenpremie staat centraal
en wordt voor alle leeftijden gelijk. Er wordt niet langer een belofte over de hoogte
van de uitkering gedaan. Wel worden er door de werkgever en werknemers afspraken gemaakt
over de hoogte van de premie. Zij zijn samen verantwoordelijk voor een adequate pensioenregeling.
De pensioenuitvoerder belegt de pensioenpremie, houdt rekening met de verschillende
risico’s en houdt voor deelnemers het persoonlijke voor de uitkering gereserveerde
pensioenvermogen bij. Iedereen bouwt dus vermogen op en kan zien hoeveel pensioen
kan worden verwacht bij pensionering. Hierdoor wordt het voor werknemers beter inzichtelijk
en vergelijkbaar wat de waarde van de arbeidsvoorwaarde pensioen is.
Ten derde wordt met het pensioenakkoord en de nieuwe contracten beter aangesloten
bij de arbeidsmarkt van nu. Door het verdwijnen van de doorsneesystematiek wordt beter
aangesloten bij de toegenomen dynamiek op de arbeidsmarkt.
2. Indexatie mogelijk maken in 2022
Op 12 november jongstleden heeft uw Kamer de motie Gijs van Dijk, Palland en Ceder
aangenomen waarin wordt opgeroepen om in 2022 de indexatiemogelijkheden bij pensioenfondsen
te verruimen met nadrukkelijke waarborgen voor evenwichtig invaren en de belangen
van toekomstige generaties.3 Op 26 november 2021 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat de regering voornemens is om
dit via een algemene maatregel van bestuur (AMvB) te regelen.
De AMvB zal het mogelijk maken voor pensioenfondsen om te indexeren bij een beleidsdekkingsgraad
van 105%. Dat is een verlaging van de nu geldende norm van 110% in het financieel
toetsingskader (ftk). Overeenkomstig de motie en in lijn met de voorgenomen regels
tijdens de transitie heb ik waarborgen aan het gebruik van deze mogelijkheid verbonden.
Zo moeten pensioenfondsen en sociale partners het voornemen hebben om in te varen
en moeten zij deelnemers tijdig informeren over de te verwachten effecten, waarbij
wordt aangegeven waarom de indexatie in het belang van de deelnemers is. Een uitgebreidere
verduidelijking vindt u in de toelichting van het ontwerpbesluit, dat ik u als bijlage
van deze brief stuur4.
Met deze AMvB wordt het indexatieperspectief nog dit jaar vergroot en kunnen pensioenfondsen
met terugwerkende kracht – als de financiële situatie het toelaat en het fondsbestuur
daartoe besluit – de pensioenen sneller indexeren vooruitlopend en indachtig de overstap
naar het nieuwe stelsel. Mijn ambtsvoorganger heeft toegezegd om het ontwerpbesluit
– voorafgaand aan de adviesaanvraag aan de Afdeling advisering van de Raad van State
– aan Uw Kamer voor te leggen. Het betreffende ontwerpbesluit is bij deze brief gevoegd,
daarmee voldoe ik aan deze toezegging. Om de gewenste inwerkingsdatum van 1 juli te
halen, ben ik voornemens het ontwerpbesluit op 15 april voor advies aan de Afdeling
advisering van de Raad van State te zenden.
3. Wet Pensioenverdeling bij scheiding
Vanwege de inhoudelijke samenhang ben ik voornemens om de inwerkingtredingsdatum van
het wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding op te schuiven naar 1 januari 2027.
Ik licht dit uitgebreider toe in het nader rapport bij de Wtp (Kamerstuk 36 067, nr. 4). In het kort zijn hier twee redenen voor. Ten eerste kunnen pensioenuitvoerders
hierdoor in de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel alvast rekening houden met
de aanpassingen die volgen uit het wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding. Ten
tweede voorkomt uitstel dat pensioenuitvoerders kort na elkaar twee ingrijpende (ICT-)wijzigingen
moeten doorvoeren. Omdat daardoor goede elementen van deze wet pas in 2027 in werking
zullen treden, ben ik voornemens om enkele overbruggingsmaatregelen te introduceren
bij nota van wijziging bij de Wps. Over deze voornemens ben ik thans met de sector
in overleg en zal ik uw Kamer later informeren.
4. Betrekken burgers en maatschappelijke organisaties bij Wtp
De motie Den Haan5 verzoekt de regering ten eerste burgers laagdrempelige informatie te verstrekken
over de nieuwe Pensioenwet en ten tweede aan de Kamer te expliciteren hoe burgers
zijn meegenomen in het beleidsvormingsproces van de totstandkoming van de nieuwe Pensioenwet.
Ik voldoe hier graag aan. De informatieverstrekking waar de motie om vraagt, is reeds
ter hand genomen. Zie hiervoor paragraaf 7 van deze brief, Stand van zaken implementatietraject.
De afgelopen jaren hebben mijn ambtsvoorgangers deelnemers en burgers zo goed mogelijk
meegenomen. Dit begon met de Nationale Pensioendialoog, met als doel om een breed
maatschappelijk gesprek te voeren over de houdbaarheid van het pensioenstelsel. In
de Pensioendialoog zijn niet alleen gesprekken gevoerd met honderden individuele burgers,
wetenschappers en experts, maar zijn ook tientallen maatschappelijke organisaties
geraadpleegd. Uw Kamer is over deze gesprekken geïnformeerd in januari 2015.6 Tijdens de Pensioendialoog bleek er een breed draagvlak te zijn voor vernieuwing
van het pensioenstelsel. Er zijn in de pensioendialoog vijf rode draden opgehaald,
namelijk:
• Maak de pensioenen transparanter en minder complex;
• Veranderende arbeidsmarkt belangrijke reden voor verandering aanvullend pensioenstelsel;
• Roep om meer aansluiting bij individuele behoeftes;
• Solidair, maar hoe en met wie...;
• Verantwoordelijk, maar wie...
Deze rode draden hebben een plek gekregen in het Pensioenakkoord en het nu voorliggende
wetsvoorstel.
Na de Pensioendialoog zijn de gesprekken met maatschappelijke organisaties voortgezet,
om de rode draden nader uit te werken. Primair zijn deze gevoerd met de sociale partners
om te komen tot het Pensioenakkoord. In die fase, voorafgaand aan het sluiten van
het akkoord, zijn ook periodiek gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van jongeren
en ouderen. Daarin is onder anderen gesproken met KNVG, NVOG, KBO-PCOB, ANBO, CNV
Jongeren, VCP Young, Jong management, Jong AWVN en FNV Jong.
Nadat het Pensioenakkoord gesloten was, hebben de betrokken partijen hun achterbannen
betrokken en geraadpleegd. Zo zijn er verschillende informatieavonden georganiseerd
en konden leden (zowel vakbondsleden als leden van de werkgeversverenigingen) vragen
stellen en in gesprek over het Pensioenakkoord.
Tijdens de uitwerking van het Pensioenakkoord in een wetsvoorstel zijn de gesprekken
met sociale partners en jongeren- en ouderenvertegenwoordigers voortgezet. Ook is
het wetsvoorstel in openbare internetconsultatie gegaan. In totaal is er meer dan
800 keer gereageerd op het wetsvoorstel. Een kleine 500 van deze reacties zijn openbaar.
In de memorie van toelichting bij het nu bij uw Kamer ingediende wetsvoorstel wordt
op de consultatiereacties7 ingegaan (Kamerstuk 36 067, nr. 3). In een eerdere motie Den Haan vroeg uw Kamer mij om seniorenorganisaties nauw te
betrekken bij de uitwerking van het Pensioenakkoord.8 Mijn ambtsvoorgangers en ik hebben deze motie uitgevoerd door periodieke overleggen
te voeren met vertegenwoordigers van jongeren- en ouderenorganisaties.
5. Toelichting consultatie lagere regelgeving
Op dit moment wordt gewerkt aan de afronding van de lagere regelgeving om het wetsvoorstel
nader uit te werken. De lagere regelgeving wordt na de indiening van het wetsvoorstel
bij de Tweede Kamer zo spoedig mogelijk opengesteld voor internetconsultatie. Uitzondering
daarop is het onderdeel dat ziet op de parameters en scenariosets, omdat voor het
opstellen hiervan het advies van de Commissie Parameters afgerond moet zijn. De afronding
hiervan is rond de zomer voorzien.9
Voor een aantal onderdelen van de lagere regelgeving geldt een parlementaire voorhang.
Het gaat daarbij om de AMvB’s over parameters en scenario’s, de uitvoering van nettopensioen
door pensioenfondsen en de experimenten met vrijwillige deelname van zelfstandigen.
Ik streef er naar deze kort na het zomerreces, voor zover de parlementaire behandeling
van de Wtp dat toelaat, voor te hangen bij de Tweede en Eerste Kamer. Voor de laatste
twee ontwerpbesluiten geldt daarbij dat ik voornemens ben deze ook in internetconsultatie
te brengen. Naast de drie «voorhang-AMvB’s is er één grote AMvB behorende bij dit
wetsvoorstel, waarin alle overige onderdelen van de wet waar nodig nader uitgewerkt
worden.
6. Nadere doorrekeningen door DNB
De afgelopen jaren heeft het Centraal Planbureau de nodige technische doorrekeningen
uitgevoerd ten behoeve van het Pensioenakkoord op verzoek van SZW en de Tweede Kamer.
Hierbij ging het veelal om berekeningen waarbij projecties werden gemaakt van pensioenverwachtingen
bij verschillende soorten pensioencontracten. De meest recente berekeningen zijn uitgevoerd
in het kader van de Hoofdlijnennotitie Uitwerking Pensioenakkoord en zijn destijds
ook met uw Kamer gedeeld. Het Centraal Planbureau heeft in het voorjaar van 2021 echter
aangegeven te stoppen met het uitvoeren van zogenoemde ALM-analyses10 waarop deze berekeningen zijn gebaseerd.11 Dit betekent dat de inzet van het Centraal Planbureau op het gebied van pensioenvraagstukken
de komende jaren beperkt zal zijn.
DNB heeft dit de afgelopen maanden ondervangen door op verzoek van mijn ministerie
en de betrokken partijen verschillende analyses op te leveren in het kader van het
wetgevingstraject toekomst pensioenen. Deze analyses zijn ook meegestuurd met het
wetsvoorstel. Ik vind het van belang dat ook mogelijke aanvullende rekenverzoeken
tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel met voorrang opgepakt kunnen
worden. Door het rekenwerk dat DNB in de afgelopen periode heeft verricht, ligt er
reeds een goede basis voor aanvullende verzoeken. Om die reden heb ik aan DNB gevraagd
om ook voor de komende periode beschikbaar te zijn om mogelijke aanvullende rekenverzoeken
op te pakken. Hierover hebben DNB en ik nadere afspraken gemaakt. Om te zorgen dat
rekenverzoeken straks met voorrang kunnen worden opgepakt zal de komende periode het
rekenmodel van DNB intern worden gevalideerd. Ook hebben DNB en ik gezamenlijk afgesproken
dat de eindverantwoordelijkheid voor de doorrekeningen buiten de toezichthoudende
taken van DNB is geplaatst, zodat de rollen van toezichthouder en rekenmeester goed
zijn gescheiden. Tenslotte geldt dat DNB bij grotere doorrekeningen gebruik zal maken
van een externe klankbordgroep bij het opleveren van eventuele producten. Ik hecht
eraan om hierbij te vermelden dat de (wetenschappelijke) onafhankelijkheid van DNB
voor mij buiten kijf staat.
7. Stand van zaken implementatietraject
Op het moment dat het wetsvoorstel in werking treedt, is een goede implementatie van
het grootste belang. De stelselwijziging is een grote en complexe operatie met een
doorlooptijd van enkele jaren. Betrokken partijen dienen zich tijdig voor te bereiden
om de komende stelselherziening zo goed mogelijk uit te kunnen voeren. Om dit te bewerkstellingen
hebben verschillende betrokken partijen, waaronder het Ministerie van SZW, de Stichting
van de Arbeid, de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars de handen ineen
geslagen en is er sinds begin van dit jaar het gezamenlijke informatieplatform voor
professionals, werkenaanonspensioen.nl, beschikbaar.
De stappenplannen die vanuit de Stichting van de Arbeid worden opgesteld, zijn een
belangrijk onderdeel van dit gezamenlijke platform. Het informatieplatform stelt hiermee
alle partijen die direct betrokken zijn bij de besluitvorming naar het vernieuwde
pensioenstelsel in staat om op tijd te beginnen met de nodige voorbereidingen op de
taken die zij met het oog op een zorgvuldige transitie moeten vervullen. Het informatieplatform
wordt de komende jaren verder doorontwikkeld. Hierbij zijn het wetgevingstraject en
de verschillende fasen van de transitie leidend.
Het is van groot belang dat we alle Nederlanders meenemen in deze verandering. Voor
de communicatie gericht op het grote publiek werkt mijn ministerie samen in één coalitie
met sociale partners, Pensioenfederatie, pensioenfondsen- en uitvoerders, Verbond
van Verzekeraars, verzekeraars, Wijzer in Geldzaken, Stichting Lezen en Schrijven
en wetenschappers.
De communicatie naar het grote publiek gaat in de drie stappen. Ten eerste ontwikkelen
we een toolkit basiskennis pensioenen met communicatiemiddelen voor de hele sector.
Deze is in mei gereed. Ten tweede gaan we in een gezamenlijk publieksplatform voorzien.
Daar bieden we informatie voor alle Nederlanders over hoe pensioen in Nederland nu
is geregeld en wat er gaat veranderen. We geven daar antwoorden op vragen die leven
over de nieuwe pensioenregels. Ook mijn ministerie zal voor het beantwoorden van publieksvragen
extra capaciteit inrichten. Ten derde zal nadat de parlementaire behandeling is afgerond
een publiekscampagne starten om Nederlanders te informeren over de vernieuwing van
het pensioenstelsel.
Bij alle communicatie richting het grote publiek is het uitgangspunt om eenvoudig
en begrijpelijk te communiceren. We weten uit onderzoek dat pensioenen voor veel Nederlanders
complexe materie is. Technische informatie over pensioenen is al snel te ingewikkeld
en levert vragen en een gevoel van onzekerheid op. Sterk vereenvoudigde informatie
kan leiden tot meer begrip.
Tenslotte gaan we werken met een Publieksmonitor pensioenen: een doorlopend, representatief
onderzoek onder de Nederlandse bevolking. Deze monitor zorgt voor structureel inzicht
in vertrouwen en beleving rondom het nieuwe pensioenstelsel. Ook ben ik voornemens
om uw Kamer de komende jaren periodiek te informeren over de voortgang van de implementatie
van de stelselherziening. Bovengenoemde ontwikkelingen zal ik daarin ook meenemen.
8. Handreiking evenwichtige transitie
In het Pensioenakkoord is afgesproken dat mijn ministerie – in overleg met betrokken
partijen – een handreiking opstelt voor pensioenfondsbesturen. Deze Handreiking evenwichtige
transitie dient als begeleiding bij het maken van keuzes voor de transitie, zodat
de transitie als geheel evenwichtig kan zijn. Sociale partners en pensioenfondsen
zullen voor de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel afwegingen moeten maken die
naast evenwichtig ook verantwoord en uitlegbaar zijn. In dit transitieproces moeten
onder meer keuzes gemaakt worden over de nieuwe pensioenregeling en over invaren.
Of sprake is van een evenwichtige transitie, is in eerste instantie ter beoordeling
aan, en de verantwoordelijkheid van, de sociale partners. Sociale partners doen immers
voorstellen over de manier waarop het collectief vermogen wordt ingevaren in het nieuwe
stelsel en hebben daarbij diverse instrumentele keuzes te maken. In de tweede plaats
geldt dat beleidsbepalers van pensioenfondsen een eigen verantwoordelijkheid hebben
in het kader van evenwichtige belangenafweging. Het bestuur van een pensioenfonds
dient bij het besluit tot aanvaarding van de opdracht van sociale partners rekening
te houden met de verschillende belanghebbenden.
Het doel van de handreiking is sociale partners en pensioenfondsen te ondersteunen
bij de keuzes die zij kunnen maken om de evenwichtigheid van het invaren te borgen
en te beoordelen. Het is geen verplicht toe te passen instrument. De handreiking is
een hulpmiddel voor sociale partners om de evenwichtigheid van de uitkomsten te realiseren
én te onderbouwen, als onderdeel van hun transitieplan. Het is daarnaast ook een hulpmiddel
voor pensioenfondsen bij het beoordelen van de evenwichtigheid van het voorstel van
sociale partners. De diverse aspecten die een rol spelen bij de transitie zullen op
een kwalitatieve en feitelijke manier in beeld worden gebracht. Hiermee wordt inzichtelijk
op welke algemene doelen sociale partners en pensioenfondsen zich kunnen richten en
welke (herverdelings)effecten deze kunnen hebben. Deze inzichten helpen bij de besluitvorming
of bepaalde transitie-effecten te verantwoorden zijn of dat er aanvullende maatregelen
genomen dienen te worden. Op deze manier biedt mijn ministerie een handreiking, zodat
sociale partners en pensioenfondsbesturen op basis van positieve argumenten de overstap
naar het nieuwe stelsel kunnen nemen.
Op dit moment wordt samen met vertegenwoordigers van de Pensioenfederatie, sociale
partners en ouderen- en jongerenorganisaties gewerkt aan de verdere uitwerking van
de handreiking. Daarbij worden ook experts uit de sector betrokken. De handreiking
zal gereed zijn voor de inwerkingtreding van de Wtp.
9. Pensioenadministratie
Deelnemers moeten kunnen vertrouwen op de pensioenadministratie van hun pensioenuitvoerder.
Het is daarbij van belang dat de data juist, volledig en reproduceerbaar zijn. Dat
geldt zowel in het algemeen als in het bijzonder bij de transitie naar het nieuwe
pensioenstelsel. Een correcte pensioenadministratie draagt bij aan het vertrouwen
van de deelnemer in het (nieuwe) pensioenstelsel en de transitie daarnaartoe.
Pensioenuitvoerders zijn verantwoordelijk én de centrale speler daar waar het gaat
om een beheerste en integere bedrijfsvoering. Daartoe behoren ook de pensioenadministraties,
ook indien zij deze hebben uitbesteed aan een pensioenuitvoeringsorganisatie (PUO).
Er bestaan hierbij verschillende controlemechanismen, zowel intern door de sleutelfunctiehouders
en Raad van Toezicht als extern door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit
Financiële Markten (AFM).
Begin 2020 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd over de kwaliteit van
de pensioenadministraties in het algemeen.12 Met deze brief wordt inzichtelijk gemaakt hoe pensioenuitvoerders er in aanloop naar
de transitie naar een nieuw pensioenstelsel voor staan. Ook biedt de brief inzicht
in de maatregelen die worden genomen om te zorgen dat de kwaliteit van de pensioenadministraties
voor, tijdens en na de transitie zo hoog mogelijk zijn.
Sectorbeeld
De aandacht die uitvoerders hebben voor de kwaliteit van de pensioenadministratie
neemt toe. Uit recent onderzoek van de AFM blijkt dat het belang van de kwaliteit
van pensioenadministratie steeds meer wordt onderkend.13 De verschillen tussen pensioenuitvoerders zijn echter groot. Tevens blijkt uit dit
onderzoek dat de toenemende aandacht voor de datakwaliteit en beheersing van pensioenadministraties
nog onvoldoende is terug te zien in de vertaalslag naar de communicatie-uitingen.
Onjuiste communicatie naar de deelnemer wordt enerzijds veroorzaakt door het niet
op orde zijn van de pensioenadministratie (een kleine helft van het aantal meldingen)
en anderzijds door een onjuiste vertaalslag van een juiste pensioenadministratie naar
communicatie naar de deelnemer (ruim de helft van het aantal meldingen).
Daarnaast blijkt op basis van een uitvraag van DNB onder pensioenfondsbestuurders
ten aanzien van de voorbereidingen die de sector treft in aanloop naar het nieuwe
pensioenstelsel dat circa 60% van de pensioenfondsen nog geen beleid op datakwaliteit
heeft geformuleerd.14
Tot slot bestaat de kans dat er de komende tijd, wanneer de sector zich verder voorbereidt
op de transitie, meer fouten aan het licht komen in verband met de toenemende aandacht
voor de pensioenadministratie.
Initiatieven in de pensioensector
De afgelopen jaren zijn verschillende initiatieven genomen om de kwaliteit van pensioenadministraties
te verbeteren. Zo onderzoeken pensioenuitvoerders bijvoorbeeld welke risico’s er bestaan
in de eigen pensioenadministraties en welke maatregelen nodig zijn om deze risico’s
te beheersen via de verplichte Eigen Risicobeoordelingen (ERB’s).
Een nieuwe ontwikkeling, ingegeven door Wtp, ziet op de situatie dat opgebouwde rechten
ingevaren worden in de nieuwe regeling. Daarbij is het van belang vertrouwen te hebben
dat dat op een goede manier gaat. Hiertoe ontwikkelt de Pensioenfederatie, in overleg
met betrokken partijen waaronder de toezichthouders, een «framework datakwaliteit
en invaren» om pensioenfondsen handvatten te bieden voor het op orde brengen en houden
van de kwaliteit van de data. Dit proces is recent gestart.
Verzekeraars en premiepensioeninstellingen geven aan dat het onderwerp datakwaliteit
ook bij hen, hoewel bij hen invaren niet aan de orde is, op de agenda staat. Elke
verzekeraar volgt daarbij zijn eigen proces. Veel verzekeraars hebben de afgelopen
jaren hun IT-systemen verbeterd of vernieuwd. Premiepensioeninstellingen zijn op zichzelf
vrij nieuwe organisaties met nieuwe IT-systemen. Met de nieuwe systemen is de foutenkans
sterk gereduceerd. Zij geven daarbij aan dat in nieuwe regelingen eenvoud en begrijpelijkheid
vaker centraal staat, zodat deze makkelijker vast te leggen zijn en de kans op fouten
kleiner is.
Naar een nieuw pensioenstelsel
Met de aanstaande transitie naar het nieuwe pensioenstelsel is het zoals gezegd van
belang dat de pensioenadministratie en in het bijzonder de kwaliteit van de data op
orde zijn. In de Wtp wordt daarom voorgeschreven dat de pensioenuitvoerder in het
implementatieplan uiteenzet op welke wijze en volgens welk tijdpad de voorbereidingen
voor de uitvoering van de nieuwe pensioenregeling worden getroffen, op welke wijze
er invulling zal worden gegeven aan de uitvoering van de nieuwe pensioenregeling en
op welke wijze zal worden omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten.
In het kader van de inventarisatie en beheersing van risico’s dient de pensioenuitvoerder
in het implementatieplan bijvoorbeeld aandacht te besteden aan de datakwaliteit voor,
na en tijdens de overstap op een nieuw pensioenstelsel, de wijze waarop de hiermee
gepaard gaande risico’s worden beheerst en aan de geschiktheid van het pensioenadministratiesysteem.
Ik ben daarbij voornemens om hier in de lagere regelgeving nadere voorschriften voor
op te nemen.
Rol van de toezichthouder
De toezichthouders zetten hun doorlopende toezichtstaken voort. DNB doet hierbij nadrukkelijk
onderzoek naar datakwaliteit en de wendbaarheid van IT-systemen. DNB gebruikt de lopende
onderzoeken tevens om in kaart te brengen welke aspecten van belang zijn in het kader
van de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel en gaat daarover met de sector in
gesprek. Ook vormt datakwaliteit een onderdeel van de uitvraag die zij periodiek doen
bij de sector om te bezien of en op welke wijze de sector zich voorbereidt op de stelselwijziging.
Tevens analyseert DNB dit jaar de Eigenrisicobeoordelingen die pensioenuitvoerders
hebben uitgevoerd. Aan de hand hiervan zal DNB bezien of de toegenomen aandacht voor
datakwaliteit zich vertaalt in (de beheersing van) operationele risico’s op dit vlak.
De AFM zal aandacht blijven houden voor correcte communicatie met deelnemers. Specifiek
zal zij aandacht hebben voor de wijze waarop wordt gecommuniceerd over correcties
die volgen uit de controles van de datakwaliteit in aanloop naar de transitie. Uit
het onderzoek van de AFM blijkt dat tweederde van de uitvoerders geen correctiebeleid
heeft. Mijn voorganger heeft hier in de vorige kamerbrief aandacht voor gevraagd.
Het hebben van een correctiebeleid is van belang voor de rechtspositie van deelnemers.
Toekomst
De realisatie en het behoud van een op orde zijnde pensioenadministratie vergt blijvende
inspanning van alle betrokken partijen, zowel van de pensioenuitvoerders en de pensioenuitvoeringsorganisaties,
als van de toezichthouders en de overheid. Gezien de toenemende aandacht voor het
onderwerp en de activiteiten die vanuit verschillende kanten, zowel vanuit de sector
als vanuit de toezichthouders, worden geïnitieerd, verwacht ik dat de pensioenadministraties
verder zullen verbeteren. Ik zal de ontwikkelingen en voortgang rondom de pensioenadministratie
nauwlettend blijven volgen, het belang hiervan blijven benadrukken, aanvullende (wettelijke)
maatregelen nemen indien daar aanleiding voor is en handvatten bieden waar ik dat
kan, onder andere via het informatieplatform werkenaanonspensioen.nl.
10. Rapport AFM rechtsbescherming pensioendeelnemer
Op 21 maart 2022 heeft de AFM haar rapport Naar een betere rechtsbescherming van de pensioendeelnemer gepubliceerd.15 In haar rapport doet de AFM een zestal aanbevelingen om de positie van de pensioendeelnemer
bij klachtenprocedures van pensioenfondsen te versterken.
Ook doet de AFM drie aanbevelingen aan de wetgever. De eerste is om een uniforme definitie
van klachten bij pensioenfondsen wettelijk te verankeren, op een wijze die al geldt
voor verzekeraars. De tweede aanbeveling van de AFM is om een extern geschilleninstituut
in te stellen, als noodzakelijk sluitstuk van de klachtenprocedure van deelnemers.
Ten derde beveelt de AFM aan om pensioenuitvoerders te verplichten over hun interne
klachtenregeling te rapporteren aan de AFM.
Met de AFM deel ik dat pensioendeelnemers een goede bescherming bij klachtenprocedures
van pensioenfondsen verdienen. In de Wtp wordt reeds volledige opvolging gegeven aan
de eerste aanbeveling. Voor wat betreft de externe geschillenbeslechting, de tweede
aanbeveling, is het voorstel van het kabinet om een externe geschillencommissie voor
te schrijven voor de duur van de transitie. Op 1 januari 2028 vervalt de grondslag
hiervoor in beginsel van rechtswege. Tijdig voorafgaand aan dit moment zal de geschillencommissie
worden geëvalueerd. De derde aanbeveling die ziet op de rapportageverplichting bekijk
ik positief. Ik zal de komende periode afwegen of zo’n verplichting wordt opgenomen
in de AMvB.
11. Gevolgen voor toezichthouders
De transitie naar het nieuwe pensioenstelsel is een grote opgave voor alle betrokkenen,
dus ook voor de verantwoordelijk toezichthouders, de AFM en DNB. Gedurende de transitie
zullen pensioenuitvoerders implementatie- en communicatieplannen moeten indienen bij
de toezichthouders. De toezichthouders beoordelen deze plannen en daarnaast onder
andere ook overbruggingsplannen en invaarbesluiten. Het is van groot belang dat de
toezichthouders het toezicht op de transitie op een zorgvuldige en tijdige maar efficiënte
manier kunnen uitvoeren zodat zij geen knelpunt in de transitie vormen. De huidige
inrichting van het toezicht is niet gericht op een dermate hoge piekbelasting. Ik
verwacht daarom dat zowel AFM als DNB aanvullende capaciteit nodig hebben om de taken
waarvoor zij verantwoordelijk zijn goed en tijdig te kunnen uitvoeren. Momenteel voeren
de Ministeries van SZW en Financiën samen met de toezichthouders het gesprek over
de exacte gevolgen. Ik verwacht hier voor de zomer meer duidelijkheid over te hebben.
Tot slot
Ik kijk er naar uit om de komende periode samen met u het wetsvoorstel Wet toekomst
pensioenen te behandelen. Mocht u daar prijs op stellen, dan ben ik graag bereid een
technische briefing te laten verzorgen over het wetsvoorstel.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Afgedane moties en toezeggingen Wet Toekomst Pensioenen
Moties
Motie-nummer
Motie
Beschrijving
Kamerstuk 32 043, nr. 533
Motie-Smeulders/Gijs van Dijk over de aanbeveling over een pensioenkompas onderdeel
maken van het periodiek bestuurlijk overleg
De streefdoelen en richtsnoeren uit het pensioenkompas zijn in de breedte van de Wtp
meegenomen.
Kamerstuk 34 996, nr. 7
Motie Slootweg over een advies over een adequate dekking in het nieuwe stelsel
Met het wetsvoorstel toekomst pensioenen wordt het nabestaandenpensioen herzien. Met
deze herziening is noch een versobering noch een extra premiedruk beoogd. De wijzigingen
worden in hoofdstuk 11 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel toekomst
pensioenen toegelicht.
Kamerstuk 32 043, nr. 537
Motie Van Weyenberg over de uitgebreide wettelijke partnerdefinitie zo snel mogelijk
wettelijk verankeren
In het wetsvoorstel toekomst pensioenen wordt de partnerdefinitie geüniformeerd. In
paragraaf 11.2 van de memorie van toelichting is een uitgebreide toelichting hierop
te vinden.
Kamerstuk 35 555, nr. 12
Motie Smeulders/Gijs van Dijk over faciliteren van experimenten met pensioenopbouw
door zelfstandigen
Het wetsvoorstel toekomst pensioenen bevat een experimenteerbepaling (zie hoofdstuk
12 van de memorie van toelichting). Deze bepaling, die met ingang van 1 januari 2023
in werking treedt, maakt het mogelijk dat bij wijze van experiment tijdelijk wordt
afgeweken van een aantal artikelen in de Pensioenwet. Zo kunnen ten behoeve van het
verbeteren van de pensioenpositie van zelfstandigen, pensioenregelingen in de tweede
pijler opengesteld worden voor vrijwillige aansluiting door zelfstandigen. Pensioenuitvoerders
krijgen de mogelijkheid zelfstandigen aan te sluiten op initiatief van de zelfstandige
én op initiatief van de pensioenuitvoerder.
Toezeggingen
Omschrijving
Stand van zaken/knelpunten
Ik neem de aanbeveling van de Stichting van de Arbeid over om de uitzonderingsbepaling
voor het uitzendwezen in de Pensioenwet op te heffen en in lijn te brengen met hetgeen
wettelijk is bepaald voor de andere sectoren, en zal de Pensioenwet in die richting
aanpassen
Met het wetsvoorstel toekomst pensioenen wordt de maximale toegestane wachttijd voor
de uitzendsector teruggebracht van 26 naar 8 weken. Een wachttijd van maximaal 8 weken
is in lijn met de wettelijke bepalingen voor andere sectoren. Vooruitlopend op het
wetsvoorstel hebben de sociale partners in de uitzendsector de wachttijd, vanaf 1 januari
2022, gereduceerd tot 8 gewerkte weken. De verkorte wachttijd draagt direct bij aan
het verkleinen van de witte vlek.
Bij indiening van het wetsvoorstel vernieuwing pensioenstelsel zal in gesprek met
relevante partijen een ingroeipad naar het nieuwe stelsel worden vastgelegd
Zie hiervoor het onderdeel «stand van zaken implementatietraject» van de brief.
Minister bevestigt dat voor pensioenfondsen in het nieuwe stelsel het ook mogelijk
blijft om in WVP-regelingen een vaste uitkering aan te bieden
Pensioenfondsen die een flexibele premieregeling uitvoeren bieden vaak ofwel alleen
een variabele uitkering of een vaste uitkering. Zij kunnen dit blijven doen, zoals
bij het debat van 14 juli 2020 ook is toegezegd. Voor de vastgestelde uitkering die
wordt uitgevoerd door pensioenfondsen, gelden de regels op grond van het financieel
toetsingskader voor vaste uitkeringen. Dit wordt toegelicht in paragraaf 3.4.2 in
de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Toekomst Pensioenen.
De Minister zegt toe om ten behoeve van het wetgevingstraject extra onderzoek te doen
naar de arbeidsmarkteffecten en eventuele schrijnende gevallen van het plan om huidige
werknemers in bestaande DC-staffels te laten vallen
Zoals gevraagd is tijdens het wetgevingstraject nader onderzoek gedaan naar het arbeidsmarkteffect
van de eerbiedigende werking. Dit wordt toegelicht in paragraaf 15.4 van de memorie
van toelichting bij het wetsvoorstel Toekomst Pensioenen.
De Minister zegt toe om twee elementen mee te nemen in de uitwerking van het nabestaandenpensioen
(mensen die ZZP’er worden en zieke uittreders)
De wijzigingen die voorgesteld worden voor het nabestaandenpensioen beperken zich
niet tot alleen actieve deelnemers. Ook werknemers die ZZP’er worden en werknemers
die ziek uittreden kunnen gebruik maken van de nieuwe mogelijkheden die het wetsvoorstel
biedt. Zie hoofdstuk 11 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel toekomst
pensioenen.
Minister zegt toe om de partnerdefinitie te bespreken met de pensioensector om ongewenste
effecten van de partnerdefinitie (waarbij samenwonenden onterecht als partner worden
gezien) te voorkomen
De partnerdefinitie zoals deze in het wetsvoorstel toekomst pensioenen is opgenomen
is tot stand gekomen na overleg met de pensioensector.
Ik kan mij vinden in het advies van de Stichting over het nabestaandenpensioen en
ben dan ook voornemens om het advies over te nemen. De wijzigingen van wet- en regelgeving
die hierna worden benoemd, worden meegenomen in het wetstraject ter verbetering van
het twee pijlerpensioenstelsel.
Zoals toegelicht in hoofdstuk 11 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel
toekomst pensioenen komt de herziening van het nabestaandenpensioen voort uit het
advies dat de Stichting van de Arbeid heeft gegeven over het nabestaandenpensioen.
Bij de uitwerking van het nieuwe contract komt bijzondere aandacht voor de wijze waarop
het reeds opgebouwde nabestaandenpensioen kan worden overgedragen.
Ter bescherming van het reeds opgebouwde nabestaandenpensioen is overgangsrecht gecreëerd.
Dit wordt toegelicht in paragraaf 11.4 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel
toekomst pensioenen.
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen