Brief regering : Emancipatie: een opdracht voor ons allen (Emancipatienota 2022-2025)
30 420 Emancipatiebeleid
Nr. 374
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 november 2022
Hierbij stuur ik u de Emancipatienota van het kabinet voor de periode 2022–2025: «Emancipatie:
een opdracht voor ons allen». Deze brief begint met onze visie op het emancipatiebeleid
(hoofdstuk 1), gevolgd door een hoofdstuk over intersectionaliteit en samenhang van
kabinetsbeleid (hoofdstuk 2), de inzet op de hoofdthema’s (hoofdstuk 3) en een slotwoord.
In bijlage I zijn de concrete maatregelen per hoofdthema te vinden. De maatregelen
zoals opgenomen in bijlage I zijn gedekt binnen de begroting van het desbetreffende
departement, tenzij anders toegelicht. Als bijlage II treft u het rapport «opvattingen
over seksuele en genderdiversiteit in Nederland en Europa 2022» en als bijlage III
de «LHBT-monitor 2022: De leefsituatie van lesbische, homoseksuele, biseksuele en
transgender personen in Nederland».
I. Inleiding
In Nederland is iedereen gelijk. Wettelijk is dat goed geregeld, maar in de praktijk
kost het de ene persoon meer moeite op de gewenste bestemming te komen dan de andere.
Niet iedereen krijgt dezelfde kansen op de arbeidsmarkt of is in staat deze kansen
te pakken. En lang niet iedereen voelt zich vrij en veilig genoeg om zichzelf te kunnen
zijn.
In Nederland zien wij onszelf als tolerant, nuchter en inclusief. Maar zijn wij dat
wel? Er zijn zeker veel landen in de wereld waar vrouwen en lhbtiq+1 personen grotere problemen ervaren dan in Nederland, maar ook hier hebben wij nog
een forse opdracht. Slechts 2% van de Nederlandse bevolking geeft aan het oneens te
zijn met de stelling dat homoseksuele mannen en lesbische vrouwen hun leven moeten
kunnen leiden zoals zij willen. Dat klinkt tolerant, maar van echte acceptatie is
nog lang niet bij iedereen sprake. Zo vindt één op de vier ondervraagden (25%) het
aanstootgevend als twee mannen elkaar zoenen op straat.2
In de in 2022 gepubliceerde Gender Equality Index van het European Institute for Gender
Equality staat Nederland op de derde plaats, onder Zweden en Denemarken.3 Dat is mooi, maar er is geen reden tot zelfgenoegzaamheid. Nederland is Europees
kampioen in het aandeel vrouwen dat in deeltijd werkt: 73%.4 Op nummer twee staat Oostenrijk waar 48% van de vrouwen in deeltijd werkt. Daarmee
zijn in ons land veel vrouwen economische kwetsbaar en mist ons land ook veel economisch
potentieel.
De diversiteit van mensen die wij in Nederland breed in de samenleving hebben, zien
wij nog onvoldoende terug overal op de werkvloer. De kansengelijkheid in het onderwijs,
de sociale acceptatie en de veiligheid is soms nog ver te zoeken. Daardoor is de arbeidsparticipatie
en maatschappelijke participatie lager dan zou kunnen en voelt de arbeidsmarkt voor
lang niet iedereen als een gezonde en veilige omgeving. Een samenleving die niet inclusief
heeft twee grote nadelen. Het welbevinden en geluk dat een fijne werkomgeving kan
bieden, komt bij veel mensen onnodig onder druk te staan. Daarnaast worden kansen
gemist om de rijkdom van de verschillende perspectieven te benutten. Er valt in de
Nederlandse samenleving kortom nog een wereld te winnen.
Nederland moet een land worden waarin iedereen zichzelf kan zijn, iedereen kan worden
wat die wil worden en iedereen de mogelijkheden heeft om zich te ontwikkelen en bij
te dragen aan de samenleving. Dat vraagt aandacht voor groepen voor wie dat niet vanzelfsprekend
is. In deze emancipatienota richt het kabinet zich op vrouwen en lhbtiq+ personen
en op wat zij nodig hebben om gelijke kansen te krijgen en om die kansen ook te verzilveren.
Het kabinet staat voor gelijke rechten, kansen en vrijheden voor iedereen, los van
geslacht, genderidentiteit, geslachtskenmerken, genderexpressie, seksuele oriëntatie,
leeftijd, beperking, huidskleur, sociaaleconomische status, religie, culturele identiteit,
migratiegeschiedenis, etc. Deelname aan de samenleving wordt op dit moment echter
belemmerd door ongelijke behandeling, door structuren in organisaties die deze ongelijkheden
bestendigen, en door (culturele) normen en vooringenomen ideeën die helaas nog bij
velen leven.
Opdracht voor ons allen
Het is een taak voor de overheid om maatschappelijke ongelijkheid tegen te gaan en
ervoor te zorgen dat mensen die een langere of lastiger weg moeten afleggen toch op
hun bestemming kunnen komen. Door concrete ondersteuning en het wegnemen van barrières,
maar ook door de cultuuromslag die hiervoor nodig is in onze samenleving aan te jagen
met een breder maatschappelijk debat. De tijd waarin de bal voor emancipatie bijna
helemaal werd gelegd bij degenen die geëmancipeerd moeten worden, ligt achter ons.
Je kunt zelf niet in isolement emanciperen. Gelijke waardering in de ogen van de ander
is een belangrijke voorwaarde. Het kabinet voelt en neemt haar verantwoordelijkheid
voor deze emancipatieopdracht.
Emancipatiebeleid kan zich niet alleen richten op het wegnemen van drempels aan de
voorkant, als achtergestelde groepen na de drempel alsnog bergen werk moeten verzetten
om zich staande te houden. Naast het ondersteunen van deze groepen in hun weg, hebben
wij als overheid een verantwoordelijkheid om een maatschappelijke cultuurverandering
mede aan te jagen en bespreekbaar te maken.
De praktische uitwerking van gelijke rechten voor iedereen vraagt om een collectieve
gedragsverandering en cultuuromslag in de samenleving. Op de werkvloer, maar ook onder
kinderen (en volwassenen) op het schoolplein. Dit proces begint op individueel niveau
en daar horen specifieke interventies bij. Om de diversiteit in een organisatie te
vergroten is het bijvoorbeeld belangrijk dat je de eigenheid van nieuwkomers in het
bijzonder aandacht geeft en waardeert. Dat geeft een gevoel van thuishoren en waardering,
wat een belangrijk onderdeel is van inclusie. De werkgevers moeten opletten dat zij
niet steeds dezelfde soort mensen aannemen en moeten de verschillende perspectieven
in hun organisatie bevorderen en waarderen. Niet alleen in woord, maar ook in daad.
Niet alleen op momenten waarop het past, maar ook op momenten waarop het eigenlijk
niet zo goed uitkomt. Emancipatie is een opdracht voor ons allen en een verrijking
voor iedereen.
Internationale vergelijkingen laten zien dat Nederland niet meer tot de Europese top
behoort van landen die vooruitstrevend beleid voeren op het gebied van lhbtiq+ emancipatie.5 Andere landen hebben ons de afgelopen jaren ingehaald. Hier ligt dus een duidelijke
opgave tot verbetering.
Een ander punt waarop Nederland internationaal gezien slecht scoort en dat al eerder
in deze brief werd benoemd, is het grote aandeel vrouwen dat in deeltijd werkt. Dit
leidt tot ongelijkheid op de arbeidsmarkt, een werkomgeving die niet voor iedereen
als mentaal gezond voelt, en een gebrek aan economische zelfstandigheid. Deeltijdwerk
is ook de grootste remmende factor in de doorstroom van vrouwen naar topposities.
Er kunnen altijd redenen zijn waarom mensen, niet alleen vrouwen, in deeltijd werken.
Het heeft echter economisch grote voordelen als deeltijders, indien mogelijk, hun
uren uitbreiden, zeker in tijden van arbeidsmarktkrapte in sectoren zoals de techniek,
zorg en onderwijs. Dat is niet alleen goed voor vrouwen, maar ook voor de samenleving
als geheel.
In de lockdowns bleken het thuisonderwijs en de zorgtaken sneller op het bord te belanden
van werkende moeders dan van werkende vaders. In deze gezinsfase is zeker ruimte nodig
voor flexibele werkvormen, zoals thuiswerken. Maar het verleggen van een (groter)
deel van de zorgtaken van vrouwen naar mannen veronderstelt een grotere cultuurverandering.
Die komt er niet zomaar en helaas ook zeker niet van de ene op de andere dag. Als
Minister van Emancipatie wil ik het gesprek hierover blijven aanjagen. Als meer vrouwen
blijvend meer werken, is dat een duidelijk voorbeeld van de winst die door emancipatie
is te behalen op het niveau van zowel het individu als de samenleving.
Wij moeten hierbij wel rekenschap geven van het feit dat vrouwen en lhbtiq+ personen
op zichtbare posities in de maatschappij vaak extra veel tegenwind ondervinden en
dat dit velen afschrikt dergelijke posities te ambiëren. Het emotioneel welzijn van
vrouwen en lhbtiq+ personen zie ik als intrinsiek belangrijk, maar ook vanuit een
economisch perspectief. De wijdverspreide vanzelfsprekendheid waarmee vrouwen en lhbtiq+
personen in de volle breedte van de maatschappij nog steeds negatief bejegend worden
in het dagelijks leven of getroffen worden door geweld en seksueel grensoverschrijdend
gedrag, zegt iets over die vermeende tolerantie van onze samenleving.
Een deel van de samenleving neemt gelukkig al steeds sneller en duidelijker stelling
tegen zulke verwerpelijke uitingen en gedrag. Een aantal vrouwen (en ook mannen) sprak
zich publiekelijk uit over seksueel grensoverschrijdend gedrag in de creatieve sector,
het onderwijs en de sportwereld. Dit is belangrijk en moedig. Het is nodig dat er
een blijvende, maatschappelijke beweging ontstaat waardoor vrouwen die dit meemaken
zich luider en vaker uitspreken. Ook de lhbtiq+-gemeenschap laat luid en duidelijk
van zich horen als er sprake is van geweld of intimidatie. Zij verdienen allen steun
en gerechtigheid. Slachtoffers moeten worden gesteund, daders moeten worden aangesproken
en aangepakt. En minstens zo belangrijk: er moet worden ingezet op preventie. Veel
dingen kunnen gebeuren, omdat omstanders de andere kant op kijken. Dit kan en moet
stoppen. Ook daar geldt dat emancipatie een zaak van ons allen is.
Samen creëren wij veilige scholen, veilige sportomgevingen en veilige werkplekken.
Gelukkig is al te zien dat omstanders vaker ingrijpen. Toch is de stap naar handelen
nog niet altijd makkelijk. Want lang niet iedereen durft, of weet hoe te handelen.
Te vaak blijven wij hierdoor hangen in het beeld van incidenten, die vervelend zijn
voor het slachtoffer. Terwijl het niet optreden een onveilige en soms zelfs onderdrukkende
sfeer in stand houdt binnen een organisatie, en uiteindelijk dus ook binnen onze hele
samenleving.
Ouders hebben een verantwoordelijkheid om hun kinderen te leren dat een grens die
iemand aangeeft er een is om te respecteren. Iedereen in de samenleving moet snappen
dat in elke situatie, ook zíj een rol kunnen spelen. Dat in elke discussie die gevoerd
wordt, ook zíj een stem hebben. Niet alleen de mensen die slachtoffer zijn kunnen
zich uitspreken, dat moet juist ook de door omstanders gevormde maatschappij doen.
Wij weten dat de weg naar vooruitgang niet altijd in een rechte lijn naar boven loopt.
Emancipatie vereist ook – en helaas meer en meer – omgaan met tegenkrachten. Er is
een wereldwijd terrein winnende beweging van conservatieve krachten die de verworven
rechten van vrouwen en lhbtiq+ personen tracht te beperken.6 Daarbij zijn transgender en non-binaire personen met name het mikpunt. Deze beweging
krijgt ook in Europa steeds meer voet aan de grond.7 Dat is zorgelijk. In de Nederlandse samenleving is nog altijd een breed draagvlak
voor emancipatie en gelijke behandeling van vrouwen en lhbtiq+ personen. Helaas toont
een groot aantal incidenten en maatschappelijke ontwikkelingen aan dat gelijke en
gelijkwaardige behandeling lang niet voor iedereen vanzelfsprekend is en dat wij deze
tegenkrachten geen ruimte moeten bieden.
Voor de emancipatie van vrouwen en lhbtiq+ personen zet het kabinet de thematische
aanpak voort op de thema’s arbeid, veiligheid, onderwijs, zorg, en gelijke behandeling
en wetgeving. In het derde hoofdstuk van deze Emancipatienota en de daarbij behorende
bijlage beschrijft het kabinet per thema welke maatregelen het kabinet in deze kabinetsperiode
neemt, alsook de internationale inzet. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de
punten uit het Regenboogakkoord, die het kabinet als onderdeel van het Coalitieakkoord8 zorgvuldig wil uitvoeren, en waarvan de coördinatie mij als Minister van Emancipatie
is toebedeeld.
Het kabinet beschouwt emancipatie als een voortdurend proces waarin achtergestelde
en ondervertegenwoordigde groepen hun weg vinden naar een volwaardige en gelijkwaardige
positie in de maatschappij. Hierbij gaat het niet om dat deze groepen zich dienen
te schikken in het huidige bestel, maar dat juist de samenleving uitdijt en daarmee
de ruimte biedt om deze grotere diversiteit en rijkdom te omarmen. Geen inclusie,
maar expansie.
Emancipatie leidt zo tot een Nederland waarin ieder mens in iedere regio en ieder
deel van het Koninkrijk dezelfde rechten heeft én van deze rechten kan genieten. Niet
ten koste van de rechten van een ander, maar gelijke rechten naast die ander.
Binnen achtergestelde groepen is niet iedereen even ongelijk en krijgt niet iedereen
dezelfde kansen. Die ongelijkheid gaat niet alleen over gender, geslachtskenmerken,
seksuele oriëntatie, genderidentiteit en genderexpressie. Die gaat bijvoorbeeld ook
over afkomst, sociaaleconomische status, of beperking.
Daarom kijk ik als coördinerend Minister van Emancipatie graag, met mijn collega’s
in het kabinet, verder dan de gender- en lhbtiq+-ongelijkheid. In het volgende hoofdstuk
schets ik hoe het kabinet wil bijdragen aan een samenhangend kabinetsbeleid om alle
vormen van discriminatie en kansenongelijkheid tegen te gaan.
II. Emancipatie staat niet op zichzelf
Het Coalitieakkoord is duidelijk: Nog te vaak krijgen Nederlanders minder kansen of worden zij uitgesloten op grond
van afkomst, geslacht, kleur, ras, leeftijd, geloof, seksuele geaardheid of beperking.
Dat is onacceptabel. Daarom voeren we een actief emancipatie- en antidiscriminatiebeleid.9
Als Minister van Emancipatie ben ik binnen het emancipatie- en antidiscriminatiebeleid
van het kabinet primair verantwoordelijk voor de bevordering van gendergelijkheid
en gelijkheid naar seksuele oriëntatie, genderidentiteit, geslachtskenmerken en genderexpressie.
Deze onderwerpen hangen nauw samen en zij staan in deze Emancipatienota centraal.
Maar deze onderwerpen staan niet op zichzelf, ook niet in het kabinetsbeleid. Immers
verschillende vormen van (kansen)ongelijkheid, discriminatie, racisme en uitsluiting
hangen met elkaar samen en mensen kunnen op basis van meerdere kenmerken tegelijk
verschillen van de dominante norm. Daarnaast moet het bevorderen van gelijke kansen
niet alleen gebeuren binnen het emancipatie- en antidiscriminatiebeleid, maar binnen
en in verband met een breed scala aan ander beleid, denk aan arbeidsmarktbeleid, rechtsgelijkheid
en gezondheid.
1. Intersectionaliteit
Voor het emancipatieproces geldt dat niet alle vrouwen en lhbtiq+ personen te maken
hebben met dezelfde uitsluitingsgronden of vooroordelen, en dat zij niet allemaal
in dezelfde maatschappelijke positie verkeren. Verschillende vormen van ongelijkheid
kunnen elkaar treffen binnen eenzelfde individu. Ieders maatschappelijke situatie
wordt gevormd door een kruising van verschillende kenmerken en posities; zoals genderidentiteit,
geslachtskenmerken, genderexpressie, seksuele oriëntatie, leeftijd, beperking, huidskleur,
sociaaleconomische status, religie, culturele identiteit, migratiegeschiedenis, etc.
Deze kenmerken beïnvloeden elkaar op individueel en institutioneel niveau met als
resultaat dat mensen op verschillende manieren met discriminatie, privileges of machtsposities
te maken kunnen krijgen.
Er kan sprake zijn van een optelsom van ongelijke kansen. Vaak is het echter geen
simpele optelling, maar leidt de combinatie van factoren tot specifieke situaties
van (kansen)ongelijkheid en discriminatie. Zo zijn de vooroordelen over moslimvrouwen
geen optelsom van de vooroordelen over moslims plus de vooroordelen over vrouwen,
maar unieke vooroordelen die specifiek bestaan over moslimvrouwen. Zo geldt dat voor
alle intersecties van kenmerken, bijvoorbeeld voor zwarte lhbtiq+ personen, of voor
vrouwen met een beperking.
Het kabinet streeft daarom naar een intersectionele aanpak waarin rekening wordt gehouden
met het feit dat mensen op basis van meerdere kenmerken en posities kunnen verschillen
van de dominante groep, waardoor zij gelijktijdig verschillende vormen van ongelijkheid
kunnen ervaren. Het kabinet kijkt per onderwerp hoe een intersectionele benadering
ingezet kan worden voor effectievere beleidsinterventies. Dat geldt zowel voor onderwerpen
binnen het emancipatiebeleid zelf, als voor interventies op elk ander regulier beleidsterrein
van de overheid. Het kan relevant zijn om bij een bepaald beleidsterrein te kijken
naar bijvoorbeeld verschillen tussen oudere en jongere lhbtiq+ personen. Naar verschillen
tussen vrouwen met of zonder migratieachtergrond, vrouwen van kleur en witte vrouwen.
Naar het effect van de sociaaleconomische status, of van een beperking. Door met deze
verschillen rekening te houden, zijn beleidsinterventies effectiever.
2. Samenhang kabinetsbeleid
Het is belangrijk dat er meer samenhang komt in het kabinetsbeleid tegen alle vormen
van discriminatie, racisme, en kansenongelijkheid. Dit beleid is immers bij meerdere
departementen belegd.10 Dat is soms een uitdaging, maar het is deels onvermijdelijk. Het gaat immers niet
alleen om verschillende gronden waarop discriminatie of kansenongelijkheid zich voordoet
(geslacht, etniciteit, etc.), maar ook om verschillende maatschappelijke domeinen
(onderwijs, arbeidsmarkt, woningmarkt etc.). Het is daarom goed dat diverse departementen
hierin verantwoordelijkheid hebben en de samenwerking zoeken.
De aanstelling van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR)
levert al een bijdrage aan meer overzicht en samenhang. De NCDR verbindt, jaagt aan
en treedt op als waakhond als het gaat om de bestrijding van discriminatie en racisme.
Als verbinder gaat de NCDR het gesprek aan met de samenleving, organisaties en betrokken
ministeries. Vanuit de rol van aanjager agendeert de NCDR het thema discriminatie
en racisme bij het kabinet en houdt de samenleving een spiegel voor. De NCDR ziet
toe op het behalen van de doelen uit het Nationaal Programma dat op 19 september jl.
naar de Tweede Kamer werd gestuurd (Kamerstuk 30 950, nr. 316). Aan de ene kant geeft het Nationaal Programma een totaaloverzicht van lopend beleid
dat door de betrokken Ministeries van BZK, SZW, OCW, VWS en JenV wordt ingezet tegen
discriminatie en racisme en aan de andere kant stelt het versterkingen van beleid
voor. Dit zijn nieuwe initiatieven die nieuw elan moeten geven aan het bestrijden
van dit onrecht in de Nederlandse samenleving. De aanstelling van de Nationaal Coördinator
Antisemitismebestrijding (NCAB) levert een bijdrage aan meer overzicht en samenhang
in de aanpak van antisemitisme. Ook de motie van het lid Van Baarle roept de regering
op om interdepartementaal de samenhang te bewaken in de aanpak om tot kansengelijkheid
te komen.11
Binnen het kabinet zullen wij het gesprek aangaan over optimalisering van de samenwerking:
hoe kunnen wij ervoor zorgen dat wij voldoende weten over de inhoudelijke samenhang
van discriminatie, racisme, kansenongelijkheid, gender- en lhbtiq+-gelijkheid en uitsluiting
en deze samenhang bewaken; dat er geen dingen dubbel worden gedaan; en – belangrijker
nog – dat er geen groepen buiten de boot vallen omdat de departementen van elkaar
denken dat de ander zich hierop richt. Hokjesdenken in beleid kan stigma’s en discriminatie
vergroten.
Een tweede punt waarop samenhangend kabinetsbeleid kan worden verbeterd is de mainstreaming
van het beleid rond emancipatie en gelijke kansen. Gelijke kansen kunnen immers niet
alleen worden bereikt door specifiek emancipatiebeleid, zoals projecten en subsidies
die gericht zijn op groepen met ongelijke kansen, maar misschien nog wel meer door
het wegnemen van systemische ongelijkheid. Veel ongelijkheid ligt – meestal onbedoeld
– besloten in wetten en structuren die zijn afgestemd op de situatie van de dominante
groep, bijvoorbeeld: werknemers die weinig tijd hoeven te besteden aan zorgtaken,
mensen die in Nederland zijn opgeleid, of ouders in een «traditioneel» gezin. Beleid
is dan minder passend en effectief voor mensen in andere situaties. Het is daarom
zaak om bij nieuw beleid en wetgeving goed na te gaan wat de effecten zullen zijn
op bestaande kansenongelijkheid.
Wat gendergelijkheid betreft is mainstreaming al lange tijd officieel beleid. Per
24 januari 2019 is daarin een nieuwe stap gezet door het opnemen van de Kwaliteitseis
«Effecten op gendergelijkheid» aan het Integraal Afwegingskader voor Beleid en Regelgeving
(en het Beleidskompas dat in de loop van 2023 zal worden geïntroduceerd). De kwaliteitseis
is toegevoegd in het kader van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals, hierna: SDG’s) van de VN. SDG 5 gaat specifiek over gendergelijkheid. Bij het toepassen
van deze gendertoets wordt nagegaan hoe het beleid of de wet- en regelgeving bijdraagt
aan de verkleining van de bestaande ongelijkheid tussen vrouwen en mannen in al hun
diversiteit of hoe wordt gewaarborgd dat de huidige mate van gelijkheid tussen vrouwen
en mannen niet afneemt. In praktijk wordt deze toets nog niet altijd toegepast, althans
er wordt in de Kamerstukken niet over gerapporteerd.12 Dat laatste is overigens ook niet verplicht, maar acht ik in het kader van transparantie
wel wenselijk. Ik onderzoek deze kabinetsperiode hoe mainstreaming Rijksbreed bevorderd
kan worden.
Vanuit mijn mandaat als coördinerend Minister van Emancipatie let ik er deze kabinetsperiode
scherper op dat de gendertoets daadwerkelijk wordt toegepast, en ga ik met mijn collega-bewindspersonen
in gesprek over hoe zij bij nieuw beleid kijken naar de effecten op andere vormen
van systemische ongelijkheid. Dit sluit ook aan bij de toezegging die door de toenmalige
Ministers van Economische Zaken en Klimaat en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
is gedaan om bij toekomstig relevant beleid expliciet inzichtelijk te maken aan welke
SDG’s het bijdraagt.13 Consequent toepassen van de Kwaliteitseis Effecten op Gendergelijkheid, en van de
toezegging om bij relevant beleid ook de andere SDG’s te benoemen, is een ambitieuze
en complexe opgave. Het is echter een belangrijke voorwaarde voor het behalen van
de emancipatiedoelstellingen en de SDG’s.
Input van emancipatieorganisaties
Bij het voorbereiden van deze Emancipatienota is het veld van emancipatieorganisaties
betrokken. Er zijn drie bijeenkomsten georganiseerd (waarvan twee online), waarbij
werd gevraagd: wat vinden jullie dat niet mag ontbreken in de Emancipatienota?
Ruim 30 organisaties hebben hieraan met veel gedrevenheid deelgenomen. Deze organisaties
varieerden van grote kennisinstituten tot een lokale vrouwenorganisatie. Dat leverde
zowel punten op die aansluiten bij het beleid, als punten van kritiek. En veelal de
wens dat het sneller zou mogen gaan.
De deelnemers noemden talloze grote en kleine knelpunten die zij in praktijk tegenkomen.
Daarbij lag het accent vaak op gemarginaliseerde groepen, die extra kwetsbaar zijn.
Enkele thema’s kwamen veel terug: de rol van onderwijs, het belang van een goede positie
op de arbeidsmarkt, en veiligheid.
In de input waren twee rode lijnen te ontdekken:
1. Breed gedeeld was, dat emancipatiebeleid intersectioneler zou moeten zijn. Bijvoorbeeld
door meer te kijken naar de specifieke positie van mensen met weinig opleiding, of
mensen met een migratieachtergrond.
2. Ook werd veel genoemd dat op vrijwel alle reguliere beleidsterreinen de effecten op
emancipatie zouden moeten worden meegenomen.
Dit zijn belangrijke punten waarop inderdaad verbetering mogelijk is. Die verbeterslag
wordt in deze kabinetsperiode krachtig opgepakt; zie paragraaf II van deze Emancipatienota.
In de bijeenkomst gericht op de internationale aspecten van het emancipatiebeleid
en de combinatie tussen klimaat en gender kwamen een aantal aspecten naar voren. Er
zijn op dit moment verschillende beleidsonderwerpen op het gebied van emancipatie
die een internationale component hebben of die ook in internationaal verband moeten
worden aangepakt zoals de Europese en mondiale pushback op vrouwenrechten, Seksuele
en Reproductieve Rechten en Gezondheid (SRGR) en gelijke rechten voor lhbtiq+ personen.
Specifieke onderwerpen die in dat verband genoemd werden waren de anti-gender beweging,
problematische masculiniteit, geweld tegen vrouwen of huwelijkse gevangenschap. Er
werd aangegeven dat Nederland kijkt naar de «root causes» van de problematiek en deze
stevig aanpakt. De internationale verdragen moeten goed en volledig geïmplementeerd
en nageleefd worden. OCW kan als coördinerend ministerie op emancipatie andere ministeries
wijzen op hun verplichtingen uit internationale verdragen. Daarnaast roepen de deelnemers
op om het feministische buitenlandbeleid ook op Nederland toe te passen en meer «practice
what you preach» op het gebied van gender- en lhbtiq+ emancipatie. Voor het thema
klimaat geldt dat belangrijk werd gevonden dat kennisuitwisseling plaatsvindt tussen
ministeries en maatschappelijke organisaties, waarbij ministeries samen met elkaar
om tafel komen. Tot slot was een specifiek punt het kennishiaat en het gebrek aan
data. Hiervoor is het betrekken van CBS noodzakelijk voor Nederland zelf maar is het
ook noodzakelijk dat Nederland zich inzet voor meer dataverzameling in andere landen
en door relevante internationale gremia.
III. Thema’s
In dit hoofdstuk gaan wij achtereenvolgens in op de thema’s arbeid, veiligheid, onderwijs,
zorg, en gelijke behandeling en wetgeving.
1. Arbeid
Het kabinet bestrijdt ongelijkheid en discriminatie op de op de arbeidsmarkt. Wij
werken toe naar een «gelijk speelveld» voor mannen en vrouwen. In Nederland bestaan
grote ongelijkheden tussen vrouwen en mannen op het gebied van arbeid en inkomen –
of het nu gaat om participatie op de arbeidsmarkt, het aantal uren werk, de beloning
of de posities waarin men terecht komt. 68,1% van de vrouwen heeft betaald werk, tegenover
76,4% van de mannen.14 Vrouwen werken gemiddeld ruim 8 uur per week minder dan mannen, en verdienen gemiddeld
bruto per uur 13% minder dan mannen.15 43% van de vrouwen die zwanger zijn geweest heeft situaties meegemaakt die wijzen
op zwangerschapsdiscriminatie.16 Hoewel er de afgelopen jaren op alle terreinen vooruitgang is geboekt, is er nog
lang geen gelijk speelveld. Daardoor is bijna de helft van alle vrouwen niet financieel
onafhankelijk.17 En van de groep vrouwen met weinig opleiding is slechts 22,6% financieel onafhankelijk.18 Vrouwen werken direct na het voltooien van hun opleiding minder vaak voltijds dan
mannen.19 Dit terwijl de meeste in deeltijd werkende vrouwen meer uren zouden willen werken
als aan bepaalde voorwaarden zou worden voldaan.20
Het kabinet vindt gendergelijkheid op de arbeidsmarkt van groot belang, zowel op individueel
als op collectief niveau. Op individueel niveau betekent dit een gelijkwaardigere
werk-zorgbalans, ruimte om meer uren te werken, gelijke beloning, meer financiële
onafhankelijkheid en daarmee meer zelfredzaamheid en keuzevrijheid voor vrouwen. Op
collectief niveau leidt meer gendergelijkheid tot meer (uren) werk, en daarmee een
positieve impact op macro-economie, onder andere door economische groei en het terugdringen
van personeelstekorten in vitale sectoren. De rol die mannen spelen bij de verdeling
arbeid-zorg is hierbij uiteraard van belang. In de tweede helft van 2023 staat bijvoorbeeld
de invoeringstoets van het betaald ouderschapsverlof gepland. Hierin zullen het gebruik
en de eerste effecten van het ouderschapsverlof aan de orde komen, met ook aandacht
voor genderaspecten en verdeling van zorgtaken tussen partners.
Om gendergelijkheid op de arbeidsmarkt te realiseren, is volgens het kabinet de inzet
op een gelijke verdeling van arbeid en zorg cruciaal. Dit is een belangrijke manier
om het voor Nederland kenmerkende systeem waarbij de meeste mannen in voltijd werken
en de meeste vrouwen in deeltijd werken te doorbreken. Door dit systeem is op dit
moment deeltijdwerk voor veel vrouwen een voor de hand liggende keuze. Een keuze die
bovendien in veel gevallen niet wordt gewijzigd wanneer de zorgtaken naderhand minder
worden.21 Dit alles hangt samen met cultureel bepaalde opvattingen, aspecten van het stelsel
en sociale normen. Vooral bij kleine deeltijdbanen zijn de nadelen hiervan voor vrouwen
groot, zoals een gebrek aan economische zelfstandigheid, minder pensioenopbouw en
minder kans op bepaalde banen of promoties. Dit kan zorgen voor een (financieel) kwetsbare
positie, die nog sterker geldt voor specifieke groepen vrouwen, zoals voor vrouwen
met weinig opleiding, vrouwen met een migratieachtergrond, alleenstaande moeders en
transgender vrouwen.
De positie van vrouwen met een afstand tot de arbeidsmarkt verdient vanuit het emancipatiebeleid
ook aandacht. Relatief veel vrouwen zitten (langdurig) in de bijstand, en daarnaast
zijn er ook veel niet-werkende vrouwen zonder uitkering. Deze vrouwen zijn daarmee
niet economisch zelfstandig. De huidige arbeidsmarktkrapte biedt deze groepen betere
kansen op de arbeidsmarkt; zij zijn in veel sectoren hard nodig. In het beleid rond
arbeidstoeleiding neemt het kabinet, in samenwerking met gemeenten, deze groepen mee.
Speciale aandacht is er voor vrouwen met een migratieachtergrond en vrouwen met een
beperking.
Ook als wij kijken naar de top van het bedrijfsleven en de publieke sector, wordt
duidelijk dat er nog stappen te zetten zijn op het gebied van genderdiversiteit. Zo
is slechts 13,4% van de bestuurders van Nederlandse grote vennootschappen vrouw. Daarnaast
heeft 43% van de Nederlandse grote vennootschappen nog geen enkele vrouwelijke commissaris.22 Het kabinet legt zichzelf een streefcijfer op van 45–55% vrouwen in de top voor benoemingen
van zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) en adviescolleges. Het kabinet zal met de
Hoge Colleges van Staat op bestuurlijk niveau in gesprek gaan met het verzoek dit
streven over te nemen. Dit streefcijfer is een goede stap. Het kabinet vindt het belangrijk
om dit streven te verbreden zodat de gehele samenleving zich kan herkennen in de mensen
in topfuncties.
Kortom, op alle fronten is nog sprake van ongelijkheid. Daarom neemt het kabinet stevige
maatregelen die bijdragen aan de benodigde systeemverandering om te komen tot een
gelijk speelveld, waaronder:23
• In augustus 2022 is betaald ouderschapsverlof ingevoerd, met een uitkering van 70%
van het dagloon.
• Daarnaast investeert het kabinet fors in de kinderopvang. Het kabinet maakt het aantrekkelijker
voor ouders om werk en zorg te combineren doordat het toewerkt naar een inkomensonafhankelijke
kinderopvangvergoeding van 96% van de maximum uurprijs, direct gefinancierd aan kinderopvangorganisaties.
In 2023 wordt als eerste tussenstap de koppeling met het aantal gewerkte uren losgelaten.
• Op Prinsjesdag 2022 heeft het kabinet een omvangrijk pakket aan maatregelen bekend
gemaakt om de gevolgen van de hoge (energie)prijzen voor lage en middeninkomens te verzachten en werk te laten lonen. De aangekondigde
verhoging van de arbeidskorting kan bijdragen aan de economische zelfstandigheid van
vrouwen. Omdat veel vrouwen in (kleine) deeltijdbanen werken, en daarmee in de laagste
inkomensgroepen vallen, hebben zij baat bij deze maatregel.
• Het kabinet bevordert gelijke beloning tussen mannen en vrouwen. Zo staat het kabinet
positief tegenover het EU-Richtlijnvoorstel over loontransparantie (dat zich nu nog
in de onderhandelingsfase bevindt).24 Deze richtlijn moet wanneer deze wordt aangenomen door de lidstaten worden geïmplementeerd
in nationale wetgeving. Zoals ook aangegeven in het Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie
2022–2025 wordt vooruitlopend hierop de Nederlandse uitwerking van dit voorstel voorbereid
en uitgewerkt, zodat op korte termijn loontransparantiewetgeving kan worden ingevoerd
en verdere, stevigere stappen kunnen worden gezet in de aanpak van beloningsverschillen.
Daarnaast heeft dit kabinet oog voor de achtergestelde positie van lhbtiq+ personen
op de arbeidsmarkt, waarbij in het bijzonder voor de positie van transgender en bi+
personen.
• Het kabinet verkent een mogelijke verlofregeling voor de transitieperiode van transgender
personen.
• In 2023 start het kabinet, samen met Bi+ Nederland, een verkenning naar de achterliggende
redenen voor de achtergestelde positie op de arbeidsmarkt van mensen met een bi+ gerichtheid
en naar aanknopingspunten voor het verbeteren van die positie.25
Tot slot heb ik als coördinerend Minister van Emancipatie oog voor de zware positie
die vrouwelijke politici en gezagsdragers hebben, wat meermaals bevestigd wordt in
onderzoek.26 Het mag niet zo zijn dat vrouwen deze posities gaan vermijden omdat de druk op hen
te groot wordt. Ook hier moeten vrouwen in veiligheid hun werk kunnen doen.
2. Veiligheid
Het kabinet blijft streven naar veiligheid van iedereen in Nederland, dus ook van
lhbtiq+ personen en vrouwen. Iedereen moet de ruimte en vrijheid krijgen om zichtbaar
en openlijk zichzelf te kunnen zijn, zonder negatieve invloed van seksuele en gendernormen,
en zonder geconfronteerd te worden met verbaal of fysiek geweld. Omdat deze vrijheid
nog niet voor iedereen vanzelfsprekend is, zet het kabinet onder andere in op het
vergroten van de veiligheid van vrouwen en lhbtiq+ personen in de fysieke openbare
ruimte, thuis, op het werk, online, binnen het asielbeleid, de sport, het onderwijs,
de wetenschap en de zorg.
De cijfers zijn namelijk reden tot zorg. Vrouwen zijn vaak slachtoffer van ernstig
en structureel geweld. Uit de Prevalentiemonitor huiselijk geweld en seksueel geweld27 blijkt bijvoorbeeld dat in Nederland 9% van de bevraagde vrouwen (versus 7% van de
mannen) van 16 jaar en ouder aangeven in het voorgaande jaar slachtoffer te zijn geworden
van huiselijk geweld. Voor seksueel geweld is het verschil groter: 15% van de vrouwen
geeft aan slachtoffer te zijn geworden van seksueel geweld (versus 7% van de mannen).28 Bovendien heeft 53% van de Nederlandse vrouwen in haar leven ervaring gehad met seksueel
grensoverschrijdend gedrag.29 Vrouwen lopen een ernstig hoger risico vermoord te worden door hun (ex-)partner.
In 6 op de 10 (56%) gevallen van moord op een vrouw is de dader de (ex)partner, versus
4% bij mannen.30
Naast deze vormen van geweld is er in Nederland ook sprake van schadelijke praktijken
zoals vrouwelijke genitale verminking, eergerelateerd geweld, huwelijksdwang en achterlating.
Schadelijke praktijken komen voornamelijk voor in gesloten gemeenschappen waar traditionele
denkbeelden heersen over rol, positie, opvoeding en seksualiteit van vrouwen en mannen.31 Op 1 januari 2018 woonden in Nederland bijna 41.000 vrouwen die te maken hebben gehad
met genitale verminking. Naar schatting lopen 4.200 meisjes de komende 20 jaar risico
op genitale verminking.32 Het aantal slachtoffers van huwelijksdwang wordt geschat tussen 338 en 957 per jaar.
Jonge vrouwen zijn hierbij vaker slachtoffer dan mannen.33
Dit najaar werkt het kabinet aan een brede aanpak van gendergerelateerd geweld. De
focus in de aanpak ligt op vormen van geweld waarbij een bepaalde sekse onevenredig
vaak wordt getroffen en/of waar gender invloed heeft op de geweldsdynamiek. Om schadelijke
praktijken aan te pakken, heeft het kabinet via de Actieagenda Schadelijke Praktijken
een extra impuls gegeven. Over de afgeronde en lopende acties van de Actieagenda en
de vervolgaanpak hiervan wordt u in het najaar van 2022 geïnformeerd. Het meerjarenplan
zelfbeschikking waarover mijn collega van SZW en ik uw Kamer binnenkort over zullen
informeren, kan worden gezien als één van de vervolgacties. Daarnaast zet het kabinet
de implementatie van het Verdrag van Istanbul voort.
Ten opzichte van 2012 is de veiligheid van lesbische vrouwen en homoseksuele mannen
gestaag verbeterd.34 De laatste jaren is er sprake van een stagnatie van de afname van zowel de gevoelde
onveiligheid als het daadwerkelijke slachtofferschap van geweld bij homoseksuele en
lesbische personen.35 Jongeren en lesbische, homoseksuele en bi+ (lhb) personen36 met een migratieachtergrond voelen zich vaker onveilig.37 Van de lhb personen met een migratieachtergrond voelt bijna een kwart zich onveilig
in de buurt en bijna één op de acht (12%) is slachtoffer geweest van een geweldsmisdrijf.
Ook biseksuele38 personen nemen een extra kwetsbare positie in waar het gaat om veiligheid. Met name
biseksuele vrouwen hebben vaker te maken met seksueel geweld. Bijna de helft (44%)
van hen is het afgelopen jaar slachtoffer geweest van (online) seksuele intimidatie
of geweld.39 De problematiek van bi+ personen is vaak onzichtbaar. Bi+ personen hebben te maken
met de monoseksuele norm en kampen met een slechtere gezondheid, veiligheid en arbeidspositie
dan heteroseksuele, lesbische en homoseksuele personen.40 Ook transgender personen hebben een kwetsbare positie zij maken vier tot zeven keer
zoveel seksueel geweld mee als cisgender personen.41
De veiligheid van lhbtiq+ personen blijft daarom een aandachtspunt. Daarom blijft
de bevordering van de veiligheid van lhbtiq+ personen ook inzet vragen. Op dit moment
wordt een onderzoek uitgevoerd dat inzicht zal geven in daders van geweld tegen lhbti
personen. Dit onderzoek wordt in het voorjaar van 2023 afgerond. Daarnaast wordt het
huidige Actieplan Veiligheid LHBTI geëvalueerd. De uitkomsten van bovengenoemde trajecten
zullen een belangrijke basis vormen voor het bepalen van de nieuwe inzet. Hiertoe
zullen de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap volgend jaar ook in gesprek gaan met verschillende organisaties die
zich inzetten voor de veiligheid van lhbtiq+ personen.
In het bevorderen van de veiligheid van lhbtiq+ personen en vrouwen is ook de samenwerking
met gemeenten van belang. Gemeenten zetten zich dagelijks in voor een veilige leefomgeving
en zij hebben goed zicht op wat er moet gebeuren in de openbare ruimte om ervoor te
zorgen dat lhbtiq+ personen en vrouwen zich veilig voelen. Middels de recent geëvalueerde
programma’s Regenboogsteden en Veilige Steden heb ik een (financiële) bijdrage geleverd
aan deze inspanning. De uitkomsten van deze evaluatie laten zien dat deze programma’s
effectief zijn gebleken. De samenwerking met gemeenten zet ik in de toekomst dan ook
graag voort.
Daarnaast blijft het kabinet zich inzetten voor het bevorderen van de acceptatie en
het vergroten van de veiligheid van lhbtiq+ personen, ook in die besloten gemeenschappen
waar het gesprek soms lastig te voeren is.
Het onderzoek «Voor de verandering»42 laat zien dat het voor lhbtiq+ personen in religieuze kring niet vanzelfsprekend
is om zichtbaar te zijn wie zij willen zijn en dat zij soms zelfs te maken kunnen
krijgen met conversiepraktijken (ook bekend als zogenoemde homogenezing of (homo)conversiepraktijken).
Conversiepraktijken zijn praktijken die gericht zijn op het veranderen van de seksuele
identiteit, genderidentiteit en/of genderexpressie. Het kabinet heeft meerdere malen
benadrukt dat conversiepraktijken niet thuishoren in Nederland. Zowel in onze brief
van 28 mei 202143 als onze brief van 5 juli 202244 zet het kabinet uiteen welke maatregelen wij nemen om conversiepraktijken in Nederland
te voorkomen en tegen te gaan.
Voor de emancipatie van onder andere vrouwen en lhbtiq+ personen is het essentieel
dat zij veilig zijn en zich veilig voelen in hun persoonlijke leefomgeving. Vanaf
2018 hebben het kabinet en gemeenten de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling
versterkt in het programma «Geweld hoort nergens thuis» (GHNT). Hierbij is onder meer
ingezet op het eerder en beter in beeld krijgen van huiselijk geweld en op het verbeteren
van de multidisciplinaire samenwerking tussen zorg- en strafrechtketen om dit geweld
te kunnen stoppen en duurzaam op te lossen. Het programma GHNT loopt dit jaar door
in het programma «Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming», waarin verder gewerkt
zal worden aan versterking van de vroegtijdige aanpak van onveiligheid in huiselijke
kring en ontwikkelingsbedreiging bij kinderen.
Op 27 juni 2022 is de brief over het nationaal actieplan seksueel grensoverschrijdend
gedrag en seksueel geweld naar de Kamer gestuurd.45 Hierin worden de inhoudelijke contouren van de inzet van het kabinet uiteengezet.
In samenwerking met diverse partners zet het kabinet onder andere in op het komen
tot gedeelde maatschappelijke normen, het stimuleren en aangaan van het maatschappelijk
gesprek, versteviging van wet- en regelgeving en het verbeteren van de inzet van en
doorgeleiding naar adequate en effectieve hulp. Deze aanpak krijgt vorm in een nationaal
actieplan. De concrete invulling van het nationaal actieplan tegen seksueel grensoverschrijdend
gedrag en seksueel geweld volgt begin 2023, recente inzichten vanuit de wetenschap
worden hierin meegenomen. Binnen dit plan wordt expliciet gekeken naar de rol van
mannen en jongens bij het aanpakken van deze problematiek. Daarnaast is Mariëtte Hamer
voor een periode van drie jaar aangesteld als onafhankelijke regeringscommissaris
seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld om de aanpak van het kabinet
te versterken, aan te jagen en de noodzakelijke cultuurverandering te bewerkstelligen.
Vanuit haar signaleringsfunctie adviseert zij het kabinet gevraagd en ongevraagd bij
de totstandkoming en uitvoering van het nationaal actieplan. Daarnaast is zij aanjager
en ondersteuner van het maatschappelijke gesprek dat moet bijdragen aan de cultuurverandering
die wij nastreven.
Ook in de culturele en creatieve sector en de media komt grensoverschrijdend gedrag
voor. Sinds de bekendmaking van dit probleem bij The Voice of Holland voert de Staatssecretaris
van OCW gesprekken hierover met de mediasector. Ook heeft de Raad voor Cultuur over
grensoverschrijdend gedrag in deze sectoren op 21 juni 2022 een advies uitgebracht,
getiteld «Over de grens». Het advies gaat in op de kwetsbaarheden in de genoemde sectoren,
zoals machtsongelijkheid, het werken met «poortwachters» en onzekere werkomstandigheden
in de genoemde sectoren. Binnenkort zal de Staatssecretaris van OCW hierop reageren
in een brief aan uw Kamer. Zij gaat daarbij in op de aanbevelingen van de Raad van
Cultuur, waaronder die op het terrein van diversiteit en inclusie en het kunstvakonderwijs.
Ook in deze brief wordt een relatie gelegd met het nationaal actieplan seksueel grensoverschrijdend
gedrag en seksueel geweld.
Wat media betreft is het merkbaar dat journalisten helaas steeds vaker te maken krijgen
met agressie en bedreiging. Uit de interviews die zijn afgenomen voor de rapporten
van de Media Freedom Rapid Response46 en het College voor de Rechten van de Mens47 komt het beeld naar voren dat vrouwelijke journalisten met name online meer bedreiging
ervaren. Dit is een zorgelijke ontwikkeling, maar wel een waar meer informatie over
nodig is voordat er harde uitspraken over gedaan kunnen worden. In overleg met relevante
partijen (waaronder PersVeilig) gaat de Staatssecretaris van OCW voor deze onderwerpen
onderzoek en/of monitoring instellen, zodat de problematiek beter in beeld komt, er
gerichte interventies ingesteld kunnen worden en de kennis over deze onderwerpen beter
geborgd wordt in het beleid op de langere termijn.
3. Onderwijs
Goed onderwijs is een voorwaarde voor een samenleving waarin iedereen gelijkwaardig
wordt behandeld, veilig is en gelijke kansen krijgt. Gender(identiteit), geslachtskenmerken, genderexpressie of seksuele oriëntatie mag daarin
geen rol spelen.
Het kabinet zet zich in om de afspraak uit het coalitieakkoord en het regenboogstembusakkoord
te verwezenlijken om ervoor te zorgen dat scholen de acceptatie van lhbtiq+ leerlingen
en studenten optimaal bevorderen, om zo een veilig klimaat voor alle leerlingen en
studenten te creëren. Leerlingen en studenten kunnen zich immers alleen optimaal ontwikkelen
als scholen en onderwijsinstellingen veilig, toegankelijk en inclusief zijn voor álle
studenten en álle medewerkers. Samen met de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
zet ik in op het bevorderen van de sociale veiligheid en gelijke behandeling op iedere
school en onderwijsinstelling voor leerling, student, leraar en docent, zodat eenieder
veilig, gelijkwaardig en vrij onderwijs geniet. Scholen en instellingen zetten zich
daarom actief in om discriminatie, racisme, seksuele intimidatie en seksueel geweld,
uitsluiting, stereotypering en vooroordelen met betrekking tot studenten en medewerkers
aan te pakken. Met problemen en onzekerheden moeten studenten bij docenten, medestudenten
en begeleiders terecht kunnen. Zoals weergeven in de kaders van de Werkagenda mbo48 en in het Bestuursakkoord 2022 hoger onderwijs en wetenschap (ho&w)49, zet ik mij hier de komende jaren voor in. Zo zet de Werkagenda mbo o.a. in op dat
de mbo-instelling voor studenten en docenten sociaal veilig moet zijn. Het Bestuursakkoord
ho&w zet zich in voor een veilige en inclusieve leer- en werkomgeving waar iedereen
zichzelf vrij kan uiten en ontplooien. Iedereen binnen het hoger onderwijs en wetenschap
moet zich optimaal kunnen ontwikkelen en dat kan alleen wanneer instellingen een veilige,
toegankelijke en inclusieve omgeving bieden voor studenten en medewerkers. Er zijn
teveel incidenten en mechanismen die ervoor zorgen dat niet iedereen zichzelf kan
zijn en zich veilig kan voelen. Daarnaast heeft de pandemie de al lange tijd groeiende
werk- en prestatiedruk onder studenten, docenten en onderzoekers nog zichtbaarder
gemaakt. Instellingen zetten zich actief in om discriminatie, racisme, seksuele intimidatie
en seksueel geweld, uitsluiting, stereotypering en vooroordelen met betrekking tot
studenten en medewerkers aan te pakken.
Het is van belang dat leerlingen al in het funderend onderwijs de waarde van gelijkwaardigheid
en gelijke behandeling wordt bijgebracht, zodat leerlingen elkaar leren kennen en
respecteren ongeacht hun verschillen. Helaas is dit nog niet voor elke leerling het
geval. Uit de veiligheidsmonitor die in het funderend onderwijs wordt uitgevoerd,
blijkt dat lhbt leerlingen een groter risico lopen om gepest te worden, en ook om
slachtoffer te worden van een geweldsincident.50 Ondanks dat het gevoel van veiligheid onder leerlingen in het voortgezet onderwijs
over het algemeen niet veranderd is tussen 2018 en 2021, is deze wel verslechterd
onder leerlingen die homoseksueel, lesbisch, biseksueel of transgender zijn. Lhbt
leerlingen zijn in 2021 vaker opzettelijk lastiggevallen door anderen dan in 2018
en worden twee keer zo vaak gepest. Ook is bekend dat leerlingen van kleur of met
een beperking te maken krijgen met vergelijkbare problemen als kansenongelijkheid
en sociale onveiligheid. Zo zal een vrouwelijke leerling van kleur, met een beperking
en ouders met weinig opleiding een veel grotere kans hebben een te laag schooladvies
te krijgen, dan een leerling met slechts een van deze kenmerken.
Een ander belangrijk onderdeel van emancipatie binnen het onderwijs is de invloed
van gender op de school- en beroepsloopbaan. Gender, seksuele diversiteit, afkomst
of ondersteuningsbehoefte horen niet van invloed te zijn op de school-, studie- en
loopbaankeuzes die door een leerling worden gemaakt, of hoe een leerling behandeld
wordt door diens leraar. Jongeren moeten een kansrijke keuze kunnen maken passend
bij hun interesses, talenten en capaciteiten zonder dat deze beïnvloed worden door
bijvoorbeeld sociale verwachtingen, gendernormen en rolpatronen. Daarom wordt ingezet
op o.a. voorlichting, het doorbreken van genderstereotypering binnen loopbaanoriëntatie-
en begeleiding en het stimuleren van meer vrouwen in bèta, techniek en ICT.
Om voor elke leerling en leraar een (sociaal) veilig schoolklimaat te garanderen is
het van belang om leraren goed op te leiden en te ondersteunen en om hoogwaardig burgerschapsonderwijs
te verzorgen met scherpe en uitgebreide kerndoelen ten aanzien van emancipatieonderwerpen.
Het kabinet stimuleert en faciliteert scholen om de acceptatie verder te brengen,
bijvoorbeeld met initiatieven als de gender and sexuality alliances (GSA’s), Paarse
vrijdag en Gay&School. Dit doet het kabinet onder meer middels verschillende projectsubsidies
en instellingssubsidies aan organisaties als COC Nederland.
Daarnaast is het ook noodzakelijk om adequaat in te grijpen als scholen de vrijheid
en gelijkwaardigheid van leerlingen onvoldoende respecteren. Als de Onderwijsinspectie
misstanden constateert moet de situatie zo snel mogelijk worden hersteld en verdienen
de slachtoffers onze onvoorwaardelijke steun. Alleen zo kunnen wij elke leerling het
veilige schoolklimaat bieden dat de wet van scholen verlangt en dat een voorwaarde
is om het beste uit zichzelf te kunnen halen. Seksueel grensoverschrijdend gedrag
komt niet uit het niets. Het is het eindpunt van een glijdende schaal die begint met
(gender)stereotypering en via pestgedrag tot geweld kan leiden. Daarom is het van
belang om al op jonge leeftijd met kinderen in gesprek te gaan over relaties en seksualiteit,
ook op school. Voor een gezonde seksuele ontwikkeling en het aangaan van gelijkwaardige
relaties is het belangrijk dat jongeren kennis opdoen over het aangeven van wensen
en grenzen en het vragen van consent. Dit draagt bij aan respectvol omgaan met genderdiversiteit
en gender en komt de veiligheid van een ieder ten goede.
4. Zorg
In de huidige gezondheidszorg is nog onvoldoende kennis op het gebied van gender,
seksuele gerichtheid, genderidentiteit en -expressie, geslachtskenmerken, en leeftijd
en hoe een eventuele combinatie van deze achtergronden tot eigensoortige problematiek
kan leiden. Dit zorgt voor een ongelijke behandeling en ongelijke kansen op gezondheid.
Daarom zet het kabinet zich in om het publiek, de zorgsector en de overheid hiervan
bewust te maken en te ondersteunen.
Hoewel uit nieuwe inzichten in de leefstijl (overgewicht, bewegen en middelengebruik)
en de (psychische) gezondheid van lesbische en homoseksuele personen blijkt dat deze
de laatste jaren meer overeen komt met die van heteroseksuele personen, blijven er
specifieke aandachtspunten en zorgbehoeften.51 Dat geldt in het bijzonder voor bi+ personen.52 Bi+ personen hebben een kwetsbare positie als het gaat om hun welzijn: ze zijn drie
keer vaker psychisch ongezond en hebben ruim twee keer zo vaak last van depressies
als heteroseksuele personen. Ook blijft het psychisch welzijn onder lhb jongeren lager
dan onder heteroseksuele jongeren.53
Voor de transgenderzorg zet het kabinet zich aankomende kabinetsperiode op verschillende
manieren in. Er is veel inzet om de lange wachtlijsten voor transgenderzorg te bekorten.
Zo werkt het kabinet langs meerdere sporen om de capaciteit van de transgenderzorg
uit te breiden en deze zorg meer toekomstbestendig te maken. Mede op basis van de
uitkomsten van een onderzoek over de omvang van de vraag naar transgenderzorg nu en
in de komende jaren en de rapportage van de kwartiermaker transgenderzorg die in het
najaar van 2022 wordt verwacht, wordt gekeken of aanvullende vervolgacties nodig zijn.
Uiteraard is het uitgangspunt daarbij dat er ook na 2022, met of zonder kwartiermaker,
voldoende aandacht blijft voor de toegankelijkheid en toekomstbestendigheid van de
transgenderzorg.
Het is van groot belang om meer inzicht te krijgen in de relevantie van gender en
sekse verschillen in de zorg. Deze informatie stelt zorgprofessionals in staat om
verschillen beter te begrijpen en een meer gerichte behandeling te bieden. Daarom
heeft ZonMW – de organisatie voor gezondheidsonderzoek en gezondheidsinnovatie – hier
in opdracht van VWS onderzoek naar gedaan. Het is vervolgens van belang dat opgedane
kennis over sekse- en genderdiversiteit wordt opgenomen in de richtlijnen.
Uitgangspunt voor het kabinet is dat er maximale borging is van zorgvuldigheid in
de zorg voor intersekse kinderen en de afwegingen die daarbij aan de orde komen tussen
artsen, ouders, en kind. Teneinde te voorkomen dat er niet-medisch noodzakelijke en
non-consensuele behandelingen plaatsvinden bij intersekse kinderen. Het huidige en
toekomstige belang van het kind moet altijd voorop staan. Het kabinet onderzoekt wat
ervoor nodig is om dit verder te bevorderen. Conform de motie Bergkamp en Van den
Hul wordt onderzocht in welke mate in Nederland niet-medisch noodzakelijke ingrepen
plaatsvinden bij jonge intersekse kinderen. Hierin wordt ook het perspectief van het
kind zelf meegenomen. Het onderzoeksrapport zal zo snel mogelijk met uw Kamer gedeeld
worden. De Minister van VWS en ik zullen mede op basis van deze onderzoeksresultaten
bezien welke maatregelen nodig zijn om onze ambities te realiseren. Wij zullen uw
Kamer hierover voor de zomer van 2023 informeren.
5. Gelijke behandeling en wetgeving
Gelijke behandeling begint met het garanderen van juridische gelijkheid. Ieder individu,
moet ongeacht geslacht, leeftijd, seksuele oriëntatie, genderidentiteit en -expressie,
geslachtskenmerken, etniciteit en andere kenmerken kunnen rekenen op een volledig
gelijke behandeling. Artikel 1 van onze Grondwet is een kernonderdeel van onze democratische
rechtsstaat. Ik ben daarom verheugd dat er dit jaar het wetsvoorstel over de toevoeging
van handicap en seksuele gerichtheid als non-discriminatiegrond54 wordt behandeld in tweede lezing in de Eerste Kamer. Het kabinet is momenteel in
afwachting van het door Kamerlid Van Ginneken aangekondigde initiatiefwetsvoorstel
tot regelen van een neutrale geslachtsvermelding in de overheidsadministratie, te
weten «X».
Ook op diverse andere terreinen is werk aan de winkel. Het is belangrijk dat wij stappen
blijven zetten richting volledige juridische en institutionele gelijkheid en om dergelijke
belemmeringen weg te nemen. Zo lopen mensen tegen problemen aan als zij een gezin
stichten met meer dan twee ouders, wordt de sekse van mensen vaak onnodig geregistreerd,
is het nog altijd mogelijk dat er niet-medisch noodzakelijke ingrepen bij intersekse-kinderen
worden verricht en zijn er bureaucratische drempels voor mensen die hun sekseregistratie
willen wijzigen. Indien er meerdere potentiële discriminatiegronden aan de orde zijn,
zoals bijv. religie en gender, moeten wij extra alert zijn op ongelijke behandeling
aangezien de combinatie van meerdere discriminatiegronden de kans op ongelijke behandeling
verder vergroot. Zie hiervoor ook de eerdere paragraaf over het belang van een intersectionele
aanpak, waarin rekening wordt gehouden met het feit dat mensen op basis van meerdere
kenmerken en posities kunnen verschillen, waardoor zij gelijktijdig verschillende
vormen van ongelijkheid kunnen ervaren. Vandaar dat het kabinet een Nationaal Coördinator
Discriminatie- en Racismebestrijding heeft aangesteld om naar problemen en oplossingen
te kijken en zaken als seksisme, racisme, moslimhaat en antisemitisme in samenhang
te benaderen.
Wettelijke gelijkheid is een voorwaarde, maar geen waarborg voor gelijke behandeling.
Daarvoor is ook bewustwording en handhaving nodig. Denk bijvoorbeeld aan zwangerschapsdiscriminatie;
al heel lang verboden, maar nog altijd krijgen veel zwangere werknemers ermee te maken.
De wereld digitaliseert steeds verder en wij zien dat voor allerlei onderwerpen steeds
vaker gebruik wordt gemaakt van algoritmes. Vanuit een emancipatieoogpunt zitten hieraan
risico’s en kansen. Qua risico’s kan gedacht worden aan een toename van (ongeziene)
discriminatie door bijvoorbeeld niet-representatieve trainingsdata (wat met elke intersectie
met het gegeven «vrouw» en groter risico wordt), black box effecten, stereotypische
denkbeelden in de regels van het algoritme of een geloof in de objectiviteit van algoritmes
dat niet strookt met de werkelijkheid. Het is belangrijk dat bestaande ongelijkheden
niet in stand gehouden worden of vergroot worden door de inzet van algoritmes. Daaraan
kan een evenwichtige samenstelling van de beroepsbevolking werkzaam in de ICT-sector
bijdragen evenals bewustzijn bij makers en gebruikers van algoritmes.
De kansen bij algoritmes zijn tweeledig: aan de ene kant kan door een grote data set
door het algoritme te halen aangetoond worden dat er wel degelijk sprake is van systematische
discriminatie die vervolgens ook kan worden tegengegaan, en wanneer algoritmes op
de juiste manier gebouwd en gebruikt worden, kan het de (onbewuste) vooroordelen van
mensen tegengaan.
6. Internationaal en de Caribische delen van het Koninkrijk
Ontwikkelingen op het internationale toneel hebben – direct of indirect – ook impact
op de situatie in Nederland en het Koninkrijk. In deze paragraaf en in het overzicht
met maatregelen (bijlage I) beschrijft het kabinet de Nederlandse internationale inzet
op gendergelijkheid en gelijke rechten voor lhbtiq+ personen in bilateraal en multilateraal
verband die impact heeft op de situatie in Nederland en op Nederlanders. De internationale
inzet die ik als Minister van Emancipatie coördineer gaat hand in hand met de internationale
inzet, hoofdzakelijk gecoördineerd door de Minister van Buitenlandse Zaken (BZ) en
de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS), op de situatie
omtrent gendergelijkheid en gelijke rechten voor lhbtiq+ personen binnen andere landen
en met name buiten de Europese Unie.
Nederland maakt onderdeel uit van een vrije Europese Unie met open grenzen. Daardoor
moeten nationale ambities op gendergelijkheid en gelijke rechten voor lhbtiq+ personen
ook terugkomen in de – naleving van – harde, duidelijke én ambitieuze Europese en
internationale afspraken op deze mensenrechten. Mede daarom zet het kabinet in op
een feministisch buitenlandbeleid (hierna: FBB). Op korte termijn betekent dit dat
het Ministerie van Buitenlandse Zaken nog meer aandacht besteedt aan gelijkheid in
algemene zin, gendergelijkheid in het bijzonder, inclusief lhbtiq+, binnen alle beleidsterreinen
van het buitenlandbeleid inclusief een implementatieplan voor gendermainstreaming.55 Concreet betekent dit onder andere de uitvoering van gender analyses, voortdurende
en uitgebreidere inzet op gendergelijkheid in interventies tijdens bilaterale contacten
en in alle internationale fora, etc. Om het Nederlands FBB betekenisvol in te vullen,
zullen brede consultaties worden opgezet. Over de verdere vormgeving van het FBB en
wat dit voor alle beleidsterreinen van het buitenlandbeleid wordt het parlement geïnformeerd.
Het FBB betekent een grote stap vooruit voor gendergelijkheid en gelijke rechten voor
lhbtiq+ in Europa en daarbuiten. Óók draagt het bij aan de eerder ingezette strijd
tegen de Europese en mondiale pushback op deze mensenrechten. Gendergelijkheid, gelijke rechten van lhbtiq+ personen en
SRGR56 staan binnen en buiten Europa onder groeiende druk. Het kabinet staat pal voor de
bescherming en de bevordering van de Europese waarden die in artikel 2 van het Verdrag
betreffende de Europese Unie (EU) en andere relevante EU-documenten zijn opgenomen,
waaronder de rechtsstaat en de eerbiediging van mensenrechten, en waar alle lidstaten
zich vrijelijk aan hebben gecommitteerd. Het kabinet heeft daarom de afgelopen twee
jaar een strategie uitgerold om op meer consistente en consequente wijze proactief
deze rechten te beschermen en om tegelijkertijd weerstand te bieden aan ondermijnende
krachten, de zogenaamde pushback.57
Met het oog op de groeiende zorgwekkende ontwikkelingen in steeds meer landen buiten
maar met name ook binnen de Europese Unie gaat het huidige kabinet – onder aanvoering
van BZ en OCW – deze strategie intensiveren en verbreden naar meer relevante internationale
gremia. Daarnaast maakt het kabinet capaciteit vrij voor een meer gecoördineerde implementatie
en uitvoering van deze strategie.
De Nederlandse internationale inzet op gendergelijkheid en gelijke rechten voor lhbtiq+
personen komt ook buiten de EU in multilateraal verband terug. Zo blijft Nederland
groot pleitbezorger voor deze thema’s in Raad van Europa verband en blijft het zich
in Koninkrijksverband hard maken voor ambitieuzere afspraken op gendergelijkheid binnen
Verenigde Naties (VN) gremia als de Commission on the Status of Women, en zet het kabinet zich in voor uitvoering van de aanbevelingen vanuit de Commission on the Elimination of Discrimination against Women (CEDAW). Het kabinet blijft zich tevens inzetten op de implementatie van VN Resolutie
1325 over Vrouwen, Vrede en Veiligheid, waarmee er aandacht blijft voor deelname van
vrouwen en meisjes aan de besluitvorming over de vrede en veiligheid in conflictgebieden,
en voor het bestrijden van conflictgerelateerd geweld tegen vrouwen en meisjes. Voorts
blijft Nederland zich in VN verband ook inzetten voor gelijke rechten van lhbtiq+
personen door actieve deelname aan de UN LGBTI Core Group en de Equal Rights Coalition.
Daarnaast steunt Nederland het mandaat van de UN Independent Expert on Sexual Orientation
en Gender Identity.
Het emancipatie beleid draagt ook bij aan het realiseren van de duurzame ontwikkelingsdoelen
(SDG’s) van de VN. Het nastreven van gendergelijkheid is als SDG 5 bijvoorbeeld een
onlosmakelijk onderdeel van de realisatie van de SDG’s.
Maar het emancipatiebeleid van dit kabinet draagt ook bij aan de realisatie van andere
SDG’s, denk aan SDG 3 (gezondheid en welzijn), SDG 4 (toegankelijk en goed onderwijs),
SDG 10 (minder ongelijkheid), SDG 11 (duurzame steden), SDG 16 (vrede, recht en sterke
instituties) en SDG 17 (internationale samenwerking). In de bijlage met maatregelen
bij deze brief wordt per maatregel of set maatregelen met hetzelfde doel weergegeven
aan welke SDG(»s) ze bijdraagt of bijdragen. De coördinatie van de implementatie van
de SDG’s ligt bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, en uw Kamer ontvangt hierover
jaarlijks een nationale rapportage.
In de Caribische delen van het Koninkrijk zet het kabinet zijn inzet op gelijke rechten
voor en acceptatie van lhbtiq+ personen voort en werkt het kabinet aan een betere
economische positie van vrouwen.
7. Slotwoord
1. Monitoring en strategische partnerschappen
Alliantiesubsidies
Emancipatie is niet denkbaar zonder inzet van maatschappelijke organisaties, die de
ervaring van de achtergestelde groepen zelf combineren met expertise over diverse
beleidsterreinen en veranderingsstrategieën.
Een belangrijk instrument in mijn emancipatiebeleid is daarom de Subsidieregeling
gender- en lhbti+-gelijkheid. Per 1 januari 2023 gaat een nieuwe subsidieperiode in.
Inmiddels zijn gesprekken gaande met acht geselecteerde allianties van maatschappelijke
organisaties. Het is de bedoeling met deze allianties een strategisch partnerschap
aan te gaan voor de duur van vijf jaar. In dat partnerschap wordt door de maatschappelijke
organisaties en de overheid samengewerkt aan het gezamenlijke emancipatiedoel. Hiernaast
is het de bedoeling om ook voor vijf jaar instellingssubsidie te verlenen aan twee
archiefinstellingen op het gebied respectievelijk gendergelijkheid en lhbtiq+-gelijkheid.
Eind december 2022 beslis ik definitief over de partnerschappen. Hier informeer ik
uw Kamer over.
Naast deze instellingssubsidies blijft ook de mogelijkheid van projectsubsidies bestaan,
waarmee kan worden ingespeeld op actualiteit en vernieuwing.
Deze Emancipatienota en de bijlage met maatregelen bevatten ambitieuze plannen. Jaarlijks
stuurt het kabinet u een voortgangsrapportage, zodat u het verloop van de implementatie
kunt volgen. Daarnaast zijn er de Emancipatiemonitor en de LHBT-monitor die een inzicht
bieden in de stand van zaken met betrekking tot gender- en lhbt-gelijkheid. Deze beide
monitors blijven ook in deze kabinetsperiode elke twee jaar verschijnen. Op 29 november
2022 verschijnt de nieuwe Emancipatiemonitor, en de LHBT-monitor 2022 treft u als
bijlage bij deze nota aan.
Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) heeft laten weten dat zij het uitvoeren
van de monitors niet kunnen voortzetten. Het CBS blijft wel een grote rol spelen bij
de Emancipatiemonitor. Ik ben bezig te verkennen welke nieuwe onderzoeksbureaus de
taak van het SCP het beste kunnen overnemen. Over de uitkomst hiervan informeer ik
uw Kamer nader in de eerstvolgende voortgangsrapportage. Met betrekking tot de LHBT-monitor
is het streven dat de positie van intersekse en non-binaire personen, waar mogelijk,
structureel wordt meegenomen.
2. Tot slot
Zoals ik deze Kamerbrief begon eindig ik ook: emancipatie is een opdracht voor ons
allen. Als coördinerend Minister van Emancipatie verstuur ik deze Kamerbrief namens
het gehele kabinet. Iedereen is onderdeel van de opdracht. Het kabinet streeft naar
een samenleving waarin mensen van elkaar mogen verschillen en waarin mensen gelijk
worden behandeld. Verschil mag er zijn, maar niet als gevolg van beperking in keuzevrijheid
of ongelijke kansen. Gender, genderidentiteit, geslachtskenmerken, genderexpressie,
seksuele oriëntatie, leeftijd, beperking, huidskleur, sociaaleconomische status, religie,
culturele identiteit, migratiegeschiedenis, et cetera horen niet van invloed te zijn
op de vrijheid en de levenskwaliteit van mensen. Het kabinet wil een samenleving waar
iedereen gelijk wordt behandeld, gelijke kansen heeft, zichzelf mag zijn en een ander
met hetzelfde respect behandelt als die zelf behandeld wil worden. Op die manier verrijken
wij de huidige samenleving, zonder inperking van de rechten van een andere groep.
Tot onze samenleving er zo uitziet, moeten wij ons allemaal, overal en altijd inzetten
om dat doel te realiseren.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap