Brief regering : Karakter van de Voorjaarsnota 2022
36 120 Voorjaarsnota 2022
Nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 mei 2022
Hierbij stuur ik uw Kamer de Voorjaarsnota 2022 (Kamerstuk 36 120, nr. 1).
De eerste Voorjaarsnota van dit kabinet heeft een ander karakter dan voorgaande jaren
en bevat een integraal meerjarig beeld van wat in de ontwerpbegroting verwacht kan
worden. Deze Voorjaarsnota bevat naast de begrotingsmutaties uit het lopende jaar
ook de wijzigingen in de begroting die starten in 2023 en latere jaren. In het verleden
werden de voorgenomen wijzigingen voor latere jaren pas in september bij Miljoenennota
en in de ontwerpbegrotingen met uw Kamer gedeeld. Met deze Voorjaarsnota krijgt u
al in het voorjaar op hoofdlijnen de informatie over de voorgenomen besluitvorming,
zodat er meer tijd komt voor het toetsen en beoordelen van de voorgenomen beleidsmaatregelen.
Het eerder delen van informatie versterkt hierdoor het budgetrecht van de Kamer om
invloed uit te kunnen oefenen op de begroting. Tegelijkertijd is de Voorjaarsnota
niet de ontwerpbegroting 2023; deze volgt op Prinsjesdag en wordt in het najaar behandeld.
Met de eerste suppletoire begrotingen behorende bij deze Voorjaarsnota wordt uw Kamer
gevraagd de bijstellingen voor het lopende jaar goed te keuren zoals dat ieder jaar
gebeurt. De autorisatie van uitgaven voor 2023 vindt net als in voorgaande jaren plaats
bij de ontwerpbegrotingen en het belastingplan die op Prinsjesdag worden gepresenteerd.
Over deze keuzes zal in het najaar, zoals gebruikelijk, ook het debat met uw Kamer
plaatsvinden.
Deze nieuwe vormgeving van het begrotingsproces is een manier om de samenwerking met
en de invloed van het parlement te vergroten. In de zoektocht naar een nieuwe manier
van werken heeft het kabinet de afgelopen weken gesprekken gevoerd met Kamerfracties.
Deze informele gesprekken waren erop gericht om meer achtergrond en informatie te
krijgen over elkaars wensen en posities. Uiteraard speelt ook het creëren van breed
draagvlak en meerderheden in de Tweede en Eerste Kamer daarbij een rol. De inventarisatie
nemen we mee in het verdere proces richting de totstandkoming van de begroting. Vanzelfsprekend
zal de wisseling van ideeën en wensen ook plaatsvinden in het publieke debat met uw
Kamer.
Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om een aantal hoofdpunten van de gesprekken
te delen. Het kabinet heeft een aantal thema’s opgebracht die onderwerp zijn van besluitvorming
in het kabinet. Deze onderwerpen zijn eerder in debatten met de Tweede of Eerste Kamer
gewisseld en ook zijn er op een aantal terreinen moties ingediend die zijn meegewogen
in de besluitvorming. Het gaat onder meer om extra uitgaven aan defensie, de koppeling
van de AOW aan de stijging van het minimumloon en de gerechtelijke uitspaak van box
3.
Vanuit de fracties is een aantal thema’s veelvuldig opgebracht. In de Kamer leeft
breed de zorg over koopkracht en de inkomenspositie van lage en middeninkomens. Zij
worden fors geraakt door de sterk stijgende prijzen. Ook defensie is een veel genoemd
thema. Er leeft brede steun voor extra investeringen in de krijgsmacht. Daarnaast
werd vermogensongelijkheid door veel partijen genoemd als een onderwerp waar serieuze
stappen nodig zijn om de ongelijkheid te verkleinen. Ook klimaat- en stikstofbeleid,
de arbeidsmarkt, migratie en de gaswinning in Groningen werden door diverse partijen
opgebracht. Op deze onderwerpen loopt de insteek van partijen echter uiteen. Over
klimaat- en stikstof beleid wordt bijvoorbeeld zeer verschillend gedacht. Partijen
verschillen van mening over de ambities, de noodzaak van extra investeringen of de
manier waarop doelen het beste kunnen worden bereikt. Tot slot is er door enkele partijen
een aantal specifieke onderwerpen opgebracht met een zeer beperkt budgettair beslag.
Deze wensen kunnen van grote betekenis zijn voor een klein groep mensen en het kabinet
zal deze daarom constructief bekijken.
De economische vooruitzichten waaronder deze Voorjaarsnota tot stand is gekomen, zijn
een unieke combinatie van uitersten. Het kabinet is sinds zijn aantreden begin dit
jaar geconfronteerd met onvoorziene gebeurtenissen. De verschrikkelijke oorlog in
Oekraïne heeft in de eerste plaats een ongekende impact op het land en zijn inwoners.
De oorlog heeft ook zijn weerslag op de Nederlandse economie en begroting. Enerzijds
herstelt de economie zich boven verwachting van de pandemie en is de werkloosheid
zeer laag. Anderzijds is de onzekerheid groot en is het consumentenvertrouwen historisch
laag. Hoge energie- en voedselprijzen en verstoorde productieketens maken onze importen
duurder en zorgen zo voor een collectief welvaartsverlies. Omdat we als collectief
minder welvarend zijn, is koopkrachtverlies ook onvermijdelijk. Voor een deel zullen
stijgende CAO-lonen het koopkrachtverlies kunnen mitigeren. De hoge inflatie leidt
daarnaast tot een snel stijgende rente met gevolgen voor onder meer de woningmarkt
en de rijksbegroting.
In Nederland brengt de hoge inflatie als gevolg van fors gestegen energie- en voedselprijzen
grote zorgen met zich mee voor lage en middeninkomens. Het kabinet heeft hier oog
voor en heeft daarom eerder meerdere maatregelen genomen om de gevolgen van de snelle
stijging van energieprijzen te verzachten. In het najaar van 2021 is een koopkrachtpakket
aangekondigd van in totaal ongeveer 3,6 miljard euro, waaronder een verlaging van
de energiebelasting en een energietoeslag specifiek gericht op lage inkomens. Vanwege
de uitzonderlijk situatie heeft het kabinet vooruitlopende op de voorjaarsnota hier
bovenop dit voorjaar een tweede koopkrachtpakket met maatregelen genomen van in totaal
2,8 miljard euro. Deze bestond onder meer uit een verhoging van de energietoeslag,
een verlaging van de btw op energie en een verlaging van de accijns. Dit leidt tot
een directe verlaging van de energierekening en brandstofprijzen. Met de energietoeslag
van 800 euro worden huishoudens die kwetsbaar zijn om in financiële problemen te komen
door de stijgende energieprijzen, verder ondersteund. In totaal geeft het kabinet
voor deze eerder genomen maatregelen 6,4 miljard euro uit om de stijging van de energierekening
te verzachten.
De besluitvorming over de koopkracht voor 2023 zal, zoals eerder ook gebruikelijk
was, plaatsvinden in augustus. Door grote onzekerheid over de ontwikkeling van de
economie wil het kabinet zich baseren op zo actueel mogelijke cijfers om zo goed mogelijk
recht te doen aan de inkomenssituatie van aankomend jaar. Het pakket lastenverlichting
van 3 miljard euro voor middeninkomens uit het coalitieakkoord zal dan ook definitief
worden ingevuld. In de voorliggende Voorjaarsnota wordt al wel een eerste stap gezet
om tegemoet te komen aan de grote zorgen die er leven in beide Kamers over de inkomenspositie
van lage inkomens en ouderen. Dit doen we onder meer al in 2023 te beginnen met het
verhogen van het minimumloon (WML). Ook stijgt de AOW mee met de WML-verhoging uit
het Coalitieakkoord, zoals ook verschillende moties van de Eerste Kamer het kabinet
hebben verzocht. Zorgen over de vermogensongelijkheid in Nederland worden breed gedeeld.
Dit onderwerp zal daarom onderdeel uitmaken van de brede koopkrachtbesluitvorming
in de zomer. Het kabinet zal in aanloop naar Prinsjesdag kijken naar de wijze waarop
de verhouding tussen lasten op vermogen en arbeid meer in balans kan worden gebracht.
Hierbij wordt voor maatregelen in ieder geval gekeken naar de uitkomsten van het Interdepartementaal
Beleidsonderzoek (IBO) Vermogensverdeling en de evaluatie van de bedrijfsopvolgingsregeling
(BOR).
In de Tweede Kamer leeft brede steun voor meer investeringen in Defensie. De motie
van het lid Sjoerdsma c.s. heeft het kabinet verzocht om al deze kabinetsperiode structureel
te investeren in Defensie (Kamerstuk 36 045, nr. 4). Het kabinet geeft hier gehoor aan. De defensie-uitgaven gaan in 2024 en 2025 naar
de 2 procent bbp en de benodigde 2,2 miljard euro in 2025 wordt structureel doorgetrokken.
Hiermee investeren we in de operationele gereedheid, gevechtskracht en de wendbaarheid
van de krijgsmacht, innovatie en nieuwe domeinen en samenwerking met onze partners,
EU en NAVO.
In reactie op het Hoge raad arrest inzake box 3 van 24 december 2021 biedt het kabinet
rechtsherstel. Het rechtsherstel geldt voor de massaal bezwaarmakers over de jaren
2017–2020 en voor alle belastingplichtigen wiens aanslag nog niet onherroepelijk vaststond
(dat zijn onder meer alle belastingplichtigen over de jaren 2021–2022). Voor deze
belastingplichtigen wordt het inkomen uit sparen en beleggen voor de belastingen verminderd
als het nieuw berekende forfaitaire rendement lager is dan het oorspronkelijk berekende
forfaitaire rendement. Dit rechtsherstel heeft een derving aan de inkomstenkant tot
gevolg. Dit wordt gedekt door de lasten binnen het domein (met name in box 2 en box
3) te verhogen. De dekking is zo gevonden dat de lasten op arbeid en consumptie niet
verhoogd hoefden te worden om de tegenvallers in de lastensfeer op te vangen, conform
de motie van het lid Alkaya.1
Op vrijdag 20 mei heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan in een lopende procedure
van een niet-bezwaarmaker in box 3. Deze uitspraak is van belang voor de reikwijdte
van zijn eerdere uitspraak op 24 december 2021 De VJN heeft vanwege het moment van
de uitspraak nog geen rekening kunnen houden met deze recente uitspraak van de Hoge
Raad. Het kabinet zal de uitspraak nauwkeurig gaan bestuderen en bezien wat de implicaties
hiervan zijn voor het rechtsherstel. Uiterlijk met Prinsjesdag komt het kabinet bij
uw Kamer hierop terug.
Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet Open Overheid (WOO) per 1 mei 2022 en
de ambitie van het kabinet om de informatievoorziening aan het parlement te verbeteren
zijn er maatregelen genomen om te komen tot een meer open bestuursstijl. Een van de
maatregelen is dat conform de beleidslijn actieve openbaarmaking bij toezending van
stukken aan de Kamers ook de onderliggende departementale nota’s openbaar worden die
gebruikt zijn bij de besluitvorming (Kamerstuk 28 362, nr., 56). Deze werkwijze geldt
op dit moment alleen voor de categorieën beleidsvorming en wetgeving. De Minister
van BZK informeert uw Kamer voor het zomerreces nader over de verdere ontwikkeling
van de werkwijze.
Vanuit mijn coördinerende rol bij de totstandkoming van de Rijksbegroting en budgettaire
nota’s bied ik u namens het kabinet de onderliggende nota’s bij de Voorjaarsnota aan.
Op deze wijze heeft uw Kamer inzicht in de afwegingen van het kabinet bij de totstandkoming
van de Voorjaarsnota.
In de bijlage is de set aan onderliggende nota’s toegevoegd, voorzien van een leeswijzer
(Bijlage bij Kamerstuk 36 120, nr. 1).
Ik kijk uit naar het debat met uw Kamer.
De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën