Brief regering : Verslag Raad Algemene Zaken (RAZ) voor de ministers verantwoordelijk voor Cohesiebeleid van 18 november 2021
21 501-08 Milieuraad
Nr. 842 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 december 2021
Met deze brief doe ik u het verslag toekomen van de Raad Algemene Zaken (RAZ) voor
de EU-ministers verantwoordelijk voor het Cohesiebeleid, die plaatsvond op 18 november
2021.
Tijdens de Raad is gesproken over de bijdrage van cohesiebeleidsprogramma’s aan de
uitdagingen en kansen in de komende jaren gericht op herstel, duurzaamheid, groene
en digitale transitie, veerkracht en economisch, sociale en territoriale cohesie.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
S.A. Blok
Verslag Raad Algemene Zaken (RAZ) voor de Ministers verantwoordelijk voor Cohesiebeleid
Tijdens de RAZ stonden twee punten op de agenda:
1. Het toevoegen van San Marino aan de EU-strategie voor de Adriatische en Ionische regio
(EUSAIR)
2. Een beleidsdebat over de bijdrage van cohesiebeleidsprogramma’s aan de uitdagingen
en kansen in de komende jaren gericht op herstel, duurzaamheid, groene en digitale
transitie, veerkracht en economisch, sociale en territoriale cohesie.
U bent hierover geïnformeerd in de geannoteerde agenda die op 1 november 2021 aan
uw Kamer is verzonden.1
De Raad heeft de Raadsconclusies over de toelating van de Republiek San Marino aan
de macro regionale strategie voor de Adriatische-Ionische regio (EUSAIR) aangenomen.
Commissaris Ferreira gaf daarbij aan dat het toelaten van San Marino een buitengewone
kans is om de samenwerking te versterken en een belangrijke stap in het toelatingsproces.
Met dit besluit heeft San Marino een volwaardige rol in de governance structuur van
de strategie. De vertegenwoordigers van Cyprus, Italië, Griekenland en Kroatië lieten
weten blij te zijn met de toetreding van San Marino. Cyprus gaf aan ook een verzoek
te doen om deel te mogen nemen.
Het beleidsdebat concentreerde zich rond de volgende discussievragen van het Sloveense
voorzitterschap (hierna: voorzitterschap):
1. Hoe kan het cohesiebeleid, gecombineerd met andere EU-instrumenten, ontwikkelingsverschillen
verder verkleinen en de veerkracht op middellange en lange termijn te vergroten?
2. Hoe kan goed worden ingespeeld op de verschillende behoeften van afzonderlijke regio's
en gebieden en kan de uitvoering van EU-middelen dichter bij de begunstigden en burgers
worden gebracht?
Het voorzitterschap gaf aan dat de afgelopen decennia grote verschillen in de groei
van het BBP tussen de lidstaten is afgenomen en dat het cohesiebeleid daarin een cruciale
rol heeft gespeeld. Echter, sinds de economische crisis van 2008 is er ongelijkheid
ontstaan in de ontwikkeling van de lidstaten. Nog voor de pandemie heeft de EU te
maken gekregen met systeemveranderingen op gebied van o.a. werkgelegenheid, trage
transitie naar de digitale economie, en leegloop van bepaalde regio’s. Daarnaast zal
de klimaattransitie sommige regio’s harder treffen vanwege bijvoorbeeld afhankelijkheid
van steenkool, vergrijzing, en slechte transportverbindingen. Het voorzitterschap
benadrukte dat voor de periode 2021–2027 nu een hulppakket klaarstaat en dat solidariteit
nodig is om de EU te versterken.
Commissaris Ferreira gaf aan dat de EU de afgelopen twee jaar een noodsituatie heeft
gekend. Daarvoor waren instrumenten nodig die snel konden worden aangepast. De Commissaris
bedankte de lidstaten voor hun steun om de instrumenten voor cohesiebeleid snel aan
te passen. De Commissie heeft daarmee laten zien wel flexibel te kunnen zijn. Het
Corona Investment Initiative heeft 22 miljard euro vrijgemaakt om op sleutelterreinen
te investeren. Voor het herstel is ook het cohesiebeleid als eerste instrument gebruikt,
zoals bij REACT-EU. Aanname van het Next Generation EU-pakket, waar REACT-EU onderdeel
van is, was het eerste moment dat de EU is gaan lenen op de kapitaalmarkt. De Commissaris
riep de lidstaten op om te blijven communiceren over het EU-beleid; het is belangrijk
dat de gewone EU-burger het effect van het beleid ziet. Uit enquêtes blijkt dat de
EU-burger het belang steeds meer onderkent dat de Commissie samen met de lidstaten
problemen kunnen oplossen.
Wel benadrukte de Commissaris dat er werk aan de winkel is aangezien de verschillen
tussen regio’s weer groter worden. In de EU is sprake van een gemiddelde groei van
5%, maar onderling zijn er verschillen. Niet alle regio’s zijn klaar voor de transitie
naar groen en digitaal. De Commissaris waarschuwde voor de prijs die moet worden betaald
als regio’s achterblijven en het effect hiervan op kwetsbare groepen. De Commissaris
beschouwt het als een gezamenlijke verantwoordelijkheid om op een rechtvaardige manier
groei te bieden. Hierover zal de Commissie in januari 2022, naast het achtste rapport
over het cohesiebeleid, een mededeling publiceren. De mededeling zal in gaan op lokaal
beleid en diversificatie van de economie op basis van regionale investeringsstrategieën,
met toegang tot diensten, infrastructuur, gezondheidsvoorzieningen en onderwijs. De
insteek zal zijn op maat gemaakt beleid dat aansluit bij de behoeften van de regio’s.
De Commissaris wees op het feit dat op dit moment slechts drie Partnerschapsovereenkomsten
zijn afgerond. Binnen het partnerschap is ruimte nodig voor eigenaarschap en administratieve
capaciteit op lokaal en regionaal niveau. De beschikbaarheid van middelen is een voorwaarde,
maar, benadrukte de Commissaris, goed bestuur en menselijk kapitaal zijn de sleutelingrediënten
voor succes. Daarnaast benoemde de Commissaris dat een strategische benadering nodig
is voor het behalen van synergie tussen de EU-fondsen. Cohesie kan niet alleen worden
bereikt met cohesiemiddelen. De Commissaris vatte samen dat het cohesiebeleid een
goede indruk heeft gemaakt op de burgers, maar dat mobilisatie nodig is om te komen
tot een groter succes. Dit betekent: het maken van goede programma’s gebaseerd op
de behoeften van lokale partners; de noodzaak voor partnerschap en goed bestuur; de
ondersteuning van andere beleidsterreinen aan cohesie; en het niet schaden van cohesie
door andere EU-programma’s («do-not-harm»-principe, zoals besproken op de vorige RAZ
Cohesie van 18 mei 2021).2
Vrijwel alle lidstaten gaven aan blij te zijn met de gezamenlijke EU-reactie op de
crisis. België benoemde daarbij dat er nu veel instrumenten zijn die allemaal geadministreerd
en uitgevoerd moeten worden. België deed daarbij een oproep instrumenten te combineren
in beheer en doelstellingen. Lidstaten waren eensgezind over het belang van synergie
tussen en complementariteit van de verschillende EU-instrumenten. Sommigen waarschuwden
voor oneerlijke concurrentie tussen lidstaten terwijl de instrumenten aanvullend zouden
moeten zijn.
De discussie verliep vervolgens langs twee sporen. Enerzijds deden lidstaten de oproep
om cohesiebeleid te gebruiken voor het bereiken van cohesie, structurele hervormingen,
verbeteren van het concurrentievermogen, sociale inclusie en de groene en digitale
transitie. Hierbij werd de nadruk gelegd op een prudent gebruik van belastinggeld
met beleid dat toegevoegde waarde heeft en onderschreven lidstaten het belang van
een link met het Europees semester.
Anderzijds deden sommige lidstaten de oproep voor flexibiliteit. Lidstaten benadrukten
dat een strikte toepassing van regels het doel voorbijschiet en een uniforme aanpak
niet altijd passend is voor de regionale behoeften die ook kunnen veranderen na verloop
van tijd. Ook werd de Commissie gevraagd flexibel te zijn in het toestaan van transfers
tussen regio’s en tussen fondsen. De Commissie en de lidstaten bepalen samen wat de
doelstellingen zijn, maar de lidstaten zouden zelf moeten kunnen bepalen hoe dit uit
te voeren.
De lidstaten noemden het belang van het betrekken van regionale partners in het opstellen
van de programma’s en het gebruik van regionale innovatiestrategieën om zo de behoeften
van de regio’s te adressen en het EU-beleid dichter bij de burger te brengen. Daarbij
noemden sommige lidstaten bestaande communicatiemiddelen als «Europe in my region»
als een goed voorbeeld.
Denemarken vond dat er een verband moet zijn tussen het rechtstaatprincipe en de cohesiefondsen.
Het ging hierbij om principes en de geloofwaardigheid van cohesiebeleid. Denemarken
riep de Commissie op om inbreuken op deze principes aan te pakken. Finland en Nederland
steunden deze interventie.
Nederland heeft in haar interventie het belang van cohesiebeleid benadrukt voor structurele
hervormingen. Het Europees semester dient daarbij als belangrijk instrument om het
cohesiebeleid te richten op de belangrijke hervormingen van een lidstaat. Daarnaast
heeft Nederland benoemt dat het cohesiebeleid geen crisisinstrument is en flexibiliteit
niet de manier om de uitdagingen die de uitvoering van verschillende EU-instrumenten
met zich meebrengt te adresseren. Het bestaan van de vele EU-instrumenten en de hoeveelheid
beschikbare middelen vragen om zorgvuldige afstemming en complementariteit.
Commissaris Ferreira reageerde op deze interventies door aan te geven dat cohesiebeleid
een goed voorbeeld van solidariteit is. Ze waarschuwde voor het gebruik van transfers
tussen regio’s. Flexibiliteit werd geïntroduceerd als een antwoord op de crisis, maar
ze benadrukte dat nu de focus op de structurele aanpak moet komen te liggen. Het gebruik
van de fondsen is gebaseerd op onderliggende allocatiecriteria die de verschillen
tussen de regio’s weerspiegelen; een transfer tussen fondsen zou daar afbreuk aandoen,
aldus de Commissaris. Op het verzoek om meer flexibiliteit gaf de Commissaris aan
dat er al veel geld beschikbaar is, en dat het van belang is om de programma’s nu
te implementeren. Cohesiebeleid is geen noodinstrument, maar is gericht op de langetermijntransformatie.
De Commissaris gaf aan dat voor het combineren van de instrumenten een visie nodig
is, een structuur en een plaatsgebonden aanpak om deze coherent te gebruiken. De Commissie
wil bevorderen dat goede voorbeelden hiervan worden uitgewisseld. Over het gebruik
van het Europees semester gaf de Commissaris aan dat de tijdshorizon van het semester
niet overeenkomt met de lange termijn van cohesiebeleid.
Het voorzitterschap sloot de vergadering door te constateren dat er veel verschillende
standpunten zijn over de toekomst van cohesiebeleid. Dit is te verklaren door de verschillende
achtergronden van de lidstaten. De discussie schetst een verschil van mening over
cohesiebeleid gericht op convergentie of gericht op alleen de armste gebieden. Volgens
het voorzitterschap zouden crisisinstrumenten ook gericht kunnen zijn op convergentie.
Het voorzitterschap onderstreepte het belang van slimme planning van de instrumenten,
en dat spaarzaam om moet worden gesprongen met belastinggeld. Cohesiebeleid kent een
lange geschiedenis, en heeft in het moment van crisis laten zien solidair te kunnen
zijn.
Indieners
-
Indiener
S.A. Blok, minister van Economische Zaken en Klimaat