Brief regering : Aanvullende aanpassingen in het steunpakket in het vierde kwartaal
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 458 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN FINANCIËN EN DE STAATSSECRETARISSEN
VAN FINANCIËN EN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 november 2021
Vanwege oplopende coronabesmettingen ziet het kabinet zich wederom genoodzaakt om
aanvullende maatregelen te nemen om het coronavirus onder controle te krijgen. Deze
maatregelen hebben gevolgen voor bedrijven, werkenden en eenieder ander die erdoor
geraakt wordt. Maatregelen vragen veel van ondernemers en burgers, en het kabinet
heeft dan ook grote waardering voor bedrijven die zich noodgedwongen blijven aanpassen
aan de situatie. Om ondernemers en werkenden te ondersteunen, kondigt het kabinet
aanvullingen aan voor het steunpakket in het vierde kwartaal van 2021.
Aan deze ruimhartige steun kleven echter ook nadelen: het is verstorend voor de economie,
komt niet altijd op de juiste plekken terecht en doet een groot beroep op belastingmiddelen.
Het kabinet realiseert zich dat deze combinatie van sluitingen én ruimhartige compensatie
op termijn onhoudbaar is. Dit vraagt zo snel mogelijk om een andere balans. Daarom
heeft het kabinet wetsvoorstellen ingediend gericht op het verantwoord openhouden
van de samenleving en economie, waaronder de brede inzet van een coronatoegangsbewijs
op basis van 3G, alsook een juridische mogelijkheid tot het gericht inzetten van een
2G-ctb in bepaalde sectoren. In een aantal landen om ons heen is al sprake van een
dergelijke inzet. Dit biedt de mogelijkheid om de komende tijd een andere balans te
vinden tussen ondernemersrisico enerzijds en de inzet van publieke middelen anderzijds.
Het kabinet voert hierover de komende tijd breed het gesprek, met onder meer uw Kamer
en sociale partners.
Het kabinet trekt voor de aanvullende aanpassingen aan het steunpakket circa 2,2 miljard euro
uit. Met deze brief lichten wij, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de aanvullende
aanpassingen in het steunpakket toe.
De brief zal eerst ingaan op de aanpassingen in het steunpakket en vervolgens het
doorlopende beleid in het vierde kwartaal van 2021 toelichten.
Aanvullende aanpassingen in het steunpakket in het vierde kwartaal
Het kabinet vergroot het steunpakket in het vierde kwartaal van 2021. Het kabinet
kondigt de vijfde Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud (NOW-5) aan.
Daarnaast wordt de reeds aangekondigde TVL-regeling in het vierde kwartaal verruimd
en belastinguitstel verlengd in het vierde kwartaal van 2021. Voor sport en cultuur
komt het kabinet met aanvullende maatregelen.
Op vrijdag 26 november 2021 is aangekondigd dat de contactbeperkende maatregelen worden
aangescherpt. In de brief van 16 november jl.1 heeft het kabinet laten weten op dat moment nog geen aanleiding te zien om de NOW
in te voeren. Dit was omdat de contactbeperkende maatregelen voor beperkte termijn
waren voorzien, waar een groot instrument als de NOW niet passend bij was. Wel is
aangekondigd dat UWV en SZW eraan werken om de NOW klaar te zetten, zodat deze snel
ingevoerd zou kunnen worden. Veel ondernemers worden door de nieuw aangekondigde maatregelen
weer hard getroffen in de mogelijkheden om te kunnen ondernemen. Het kabinet zal op
zeer korte termijn een nieuwe NOW in werking stellen, zodat ondernemers ondersteuning
ontvangen bij het betalen van de lonen. Dit zal werkgevers in staat stellen om hun
personeel in dienst te houden. Gelijktijdig wordt ook ingezet op het intensiveren
van het sociaal pakket aan maatregelen. Daar wordt geld vrijgemaakt om werknemers
te begeleiden naar nieuw werk. Dit is van groot belang in het kader van de krapte
op de arbeidsmarkt.
Voorwaarden NOW-5
Om werkgevers de gelegenheid te geven om zich voor te bereiden volgen hieronder de
belangrijkste voorwaarden die het kabinet voornemens is te laten gelden voor de NOW-5.
De NOW-5 zal gaan gelden voor de periode van 1 november 2021 tot en met 31 december
2021. Dat zijn immers de maanden waarin er meer contactbeperkende maatregelen gelden.
Door niet uit te gaan van steun voor een kwartaal (dus inclusief oktober), hoeft de
omzet van werkgevers in deze relatief goede maand niet te worden meegerekend.
Om werkgevers ruimhartig te blijven steunen is de NOW-5 bijna identiek aan de NOW-4.
De omzetdrempel blijft op 20% staan, het subsidiepercentage op 85%, de forfaitaire
opslag op 40% en het te vergoeden dagloon blijft gemaximeerd op twee keer het maximale
dagloon. Ook blijft de grens op het maximaal te vergoeden omzetverlies op 80% in de
NOW-5. De referentiemaand voor de loonsom wordt in de NOW-5 september 2021 en de referentieomzet-periode
wordt 2019, gedeeld door 6 – met uitzondering van de starters (zie voor deze uitleg
de uitwerking hieronder). Anders dan bij de voorgaande NOW-regelingen kunnen werkgevers
bij de NOW-5 aanvraag niet langer kiezen over welke maanden zij het omzetverlies willen
laten berekenen. Voor elke werkgever wordt het omzetverlies berekend over de maanden
november en december 2021. Hier is voor gekozen om aan te sluiten bij de jaarrekening.
Als de jaargrens niet overschreden wordt, levert dit zo min mogelijk extra administratieve
lasten op. Aanvullend worden er twee wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de NOW-4
om de steun beter te richten op de huidige situatie.
Ten eerste wordt het loonsomvrijstellingspercentage verhoogd naar 15%. In de NOW is
een verplichting opgenomen om zo veel als mogelijk werknemers in dienst te houden.
In de systematiek van de NOW is daarom ingebouwd dat een gedaalde loonsom betekent
dat de werkgever een lagere NOW subsidie ontvangt. In de NOW-3 en NOW-4 gold er echter
een loonsomvrijstellingspercentage van 10%. Dit betekent dat de loonsom van een werkgever
die NOW-3 of -4 had aangevraagd, met 10% mocht dalen, zonder dat dit effect zou hebben
op de uiteindelijke subsidie. Het loonsomvrijstellingspercentage was ingevoerd zodat
werkgevers meer ruimte kregen om zich aan te passen aan de nieuwe economische situatie.
In de NOW-5 wordt het percentage verhoogd naar 15%. Dit is omdat werkgevers pas vanaf
vandaag weten dat er een NOW-5 komt en zij tussen 13 november en vandaag wellicht
al personeel hebben moeten laten gaan of niet meer hebben opgeroepen. Door hun lagere
loonsom zouden zij dan minder NOW-subsidie ontvangen, terwijl zij hier geen rekening
mee konden houden. Het hogere vrijstellingspercentage beperkt dat probleem. Een nog
hoger vrijstellingspercentage zou het risico op overcompensatie met zich meebrengen,
evenals het risico dat er een verminderde prikkel is om mensen in dienst te houden.
Ten tweede kunnen, mede naar aanleiding van de verzoeken in uw Kamer, meer startende
ondernemers gebruik maken van de NOW-5. Ook ondernemers die tussen 1 februari 2020
en 30 september 2021 zijn gestart, kunnen een aanvraag doen voor de NOW-5. In de eerdere
NOW-tranches bestond voor bedrijven die gestart zijn na 1 februari 2020 geen recht
op NOW. Er was immers geen volledige maand referentieomzet te bepalen in de referentieperiode
1 januari 2019 tot en met 29 februari 2020. Het aanwijzen van een latere referentieomzet-periode
voor deze groep startende ondernemingen was ook niet mogelijk. Sinds maart 2020 zijn
er namelijk altijd contactbeperkende maatregelen geweest en was een zuivere referentieomzet-periode,
dus zonder contactbeperkende maatregelen, niet aan te wijzen.
Voor de NOW-5 ziet het kabinet voor deze groep startende ondernemingen wel een mogelijkheid
om hen toegang tot deze nieuwe tranche te geven. Er is namelijk voor het eerst sinds
maart 2020 een relatief zuivere omzetperiode beschikbaar, namelijk juli 2021 t/m oktober
2021. Ook in deze periode waren contactbeperkende maatregelen van kracht maar deze
waren verregaand verminderd ten opzichte van eerdere periodes. Het vaccinatieprogramma
was in volle gang en er was op veel locaties toegang op basis van een toegangsbewijs
mogelijk. De omzet in deze periode kan dus worden gebruikt als referentieomzet-periode
en biedt de groep ondernemingen die zijn gestart tussen 1 februari 2020 en 30 september
2021 ook toegang tot de NOW.
Ondernemingen die gestart zijn na 1 februari 2020 maar uiterlijk op 1 juli 2021, kunnen
de periode 1 juli 2021 tot en met 31 oktober 2021 als referentieomzet-periode hanteren.
Voor ondernemingen die ná 1 juli 2021 maar uiterlijk op 30 september 2021 zijn gestart,
is het niet mogelijk om van die volledige referentieomzet-periode gebruik te maken.
Zij zijn immers na 1 juli 2021, de eerste dag van deze nieuwe referentieperiode, gestart.
Deze startende ondernemingen kunnen hun referentieomzet berekenen vanaf de eerste
volledige kalendermaand omzet tot en met 31 oktober 2021 en rekenen deze om naar 2
maanden (zodat deze vergelijkbaar is met de NOW-5-periode november/december 2021).
Het kabinet heeft eerder het morele appel gedaan aan bedrijven om steun terug te betalen
indien zij dit achteraf niet nodig blijken te hebben gehad, omdat zij bijvoorbeeld
op jaarbasis geen omzetverlies hebben geleden. Het kabinet vindt het inhoudelijk logisch
en wenselijk om een dergelijk criterium toe te voegen aan de NOW. Het kabinet verkent
daarom of een (jaar)omzetverliesdrempel te operationaliseren is, om in het onverhoopte
geval van een vervolg op de NOW dit als voorwaarde toe te kunnen voegen. Het kabinet
zet echter niet in op verlenging van de generieke steunmaatregelen, zoals de NOW.
Verplichtingen werkgever
Naar aanleiding van motie van het lid Asscher2 is er vanaf NOW-3 een verplichting opgenomen dat als een werkgever bedrijfseconomisch
ontslag aanvraagt tijdens het gebruik van NOW, dat voor die werknemers een inspanningsverplichting
geldt in een van werk naar werk begeleiding. De werkgever moet hiervoor bellen met
UWV om dit proces in gang te zetten. Als dat niet gebeurt volgt er een korting van
5% op de subsidie. Omdat de NOW-5 niet is aangekondigd bij het begin van de subsidieperiode
van 1 november, zal deze verplichting in de NOW-5 gelden vanaf 27 november 2021. Bedrijfseconomische
ontslagen van eerder in november zijn daarmee uitgezonderd van deze verplichting,
maar voor ontslagen vanaf 27 november 2021 tot en met 31 december 2021 moet wel worden
voldaan aan deze verplichting. Dit betekent concreet dat werkgevers vóór het sluiten
van het aanvraagloket met UWV moeten bellen als zij NOW-5 hebben aangevraagd en tussen
27 november en 31 december bedrijfseconomisch ontslag hebben aangevraagd. UWV heeft
hiervoor een speciaal NOW-telefoonnummer beschikbaar gesteld.
Het bonus- en dividendverbod zal ook voor de NOW-5 blijven gelden zoals dit voor de
NOW-3 en -4 gold. Dat wil zeggen dat er een bonus- en dividendverbod is voor heel
2021 voor werkgevers die NOW-5 aanvragen en een voorschot van 125.000 euro of meer
hebben ontvangen of bij een lager voorschot als de definitieve subsidie 125.000 euro
of meer is. De entiteit koopt ook geen eigen aandelen in. Voor werkgevers die een
aanvraag op werkmaatschappijniveau indienen, geldt het dividendverbod voor het gehele
concern. Het bonusverbod geldt bij een aanvraag op werkmaatschappijniveau voor het
bestuur en de directie van het concern en de aanvragende entiteit. Ook hier koopt
de entiteit geen eigen aandelen in.
Nieuw ten opzichte van de voorgaande NOW-regelingen is dat de Werktijdverkortingsregeling
(WTV) tijdens de NOW-5 open blijft. De NOW is in het begin van de coronacrisis in
plaats gekomen van de WTV, omdat het aantal WTV-aanvragen niet meer (handmatig) verwerkt
konden worden. Inmiddels is de WTV op 1 oktober 2021, toen het aanvraagloket van de
NOW-4 per 30 september 2021 gesloten was, weer opengegaan. Daarbij is aangegeven dat
de WTV niet van toepassing is op corona-gerelateerde aanvragen. Hierdoor kunnen de
WTV en de NOW-5 op dit moment wel naast elkaar openblijven. Werkgevers die geraakt
worden door de coronamaatregelen, kunnen een beroep doen op de NOW-5. De WTV blijft
niet van toepassing op corona-gerelateerde gevallen. Een werkgever die te maken heeft
met andere bijzondere omstandigheden kan in aanmerking komen voor beide regelingen.
De WW-uitkering die een werkgever ontvangt voor de werknemer als gevolg van de WTV-aanvraag
zal om ongewenste dubbelfinanciering te voorkomen echter wel worden aangemerkt als
omzet voor de NOW-5. In die gevallen dat er samenloop is tussen de WTV en de NOW zal
de WTV-aanvraag van de werkgever dus van invloed zijn op de hoogte van de NOW-vergoeding.
Openstelling aanvraagloket en vaststellingsloket
Het kabinet streeft ernaar dat werkgevers in december al een subsidieaanvraag kunnen
doen voor de NOW-5, zodat zij hun subsidievoorschot wellicht ook al in december, nog
vóór de salarisbetalingen, kunnen ontvangen. Om dat te bewerkstelligen, is UWV de
systemen van de NOW met de grootst mogelijke spoed aan het inrichten met de voorwaarden
zoals ze in deze brief zijn opgenomen. Langer wachten met het doorgeven van de voorwaarden
aan UWV betekent naar alle waarschijnlijkheid dat de voorschotten niet meer voor de
salarisbetalingen van december kunnen worden verstrekt.
Wanneer het loket open gaat kunnen aanvragen alleen worden ingediend via het daarvoor
ontworpen formulier dat via www.uwv.nl beschikbaar wordt gesteld. Er geldt een beslistermijn van 13 weken na ontvangst van
de volledige aanvraag. In de praktijk wordt ernaar gestreefd om de betaling van het
voorschot binnen 2 à 4 weken na ontvangst van de volledige aanvraag te realiseren.
UWV zal het NOW-5 voorschot in één termijn uitbetalen in plaats van in meerdere termijnen,
zoals bij voorgaande NOW regelingen het geval was. Dit betekent dat werkgevers het
gehele NOW voorschot in één keer ontvangen. Daarmee komt het kabinet tegemoet aan
het feit dat een deel van de periode waarover subsidie wordt verstrekt, al is verstreken.
Werkgevers kunnen de vaststelling van de subsidie aanvragen vanaf 1 juni 2022. Mogelijk
kan dit al op een eerder tijdstip, dat dan bekend gemaakt wordt via www.uwv.nl. Het vaststellingsloket is open tot en met 22 februari 2023.
Budgettaire gevolgen
Met de herintroductie van de NOW zijn, evenals bij eerdere NOW-tranches, forse uitgaven
gemoeid. Voor het openstellen van de NOW met twee maanden wordt een budgettair beslag
van circa 1,5 miljard (inclusief uitvoeringskosten) verwacht. Het bedrag is een grove
inschatting en afhankelijk van de impact op de contactbeperkende maatregelen op bedrijven
en werknemers.
TVL
De aanvullende maatregelen die vandaag zijn aangekondigd maken dat ondernemers zwaarder
getroffen worden. Dit heeft het kabinet doen besluiten om de TVL op een aantal punten
te verruimen. Allereerst wordt, in lijn met de verruimde Tijdelijke Kaderregeling
«COVID-19», de staatssteungrens opgehoogd van 1,8 miljoen euro, naar 2,3 miljoen euro.
Hiervan zal in TVL Q4 2021 al gebruik worden gemaakt. Verder worden de maximale subsidiebedragen
opgehoogd naar 550.000 euro voor mkb-ondernemingen, en 600.000 euro voor niet-mkb-ondernemingen.
Dit is overeenkomstig met eerdere openstellingen van de TVL-regeling. Daarnaast verhoogt
het kabinet – eveneens overeenkomstig eerdere openstellingen van de TVL-regeling –
het subsidiepercentage van 85% naar 100%.
Het kabinet reserveert voor deze verruimingen 520 miljoen euro. Dit bedrag bestaat
uit 130 miljoen euro voor de ophoging van de staatssteungrens, 100 miljoen euro voor
het verhogen van de maximale subsidiebedragen en 290 miljoen euro voor het ophogen
van het subsidiepercentage naar 100%. Dit komt bovenop de eerder aangekondigde 1,38 miljard euro
voor de TVL Q4 20213.
Fiscale maatregelen
Uitstel van betaling van belastingen
Het uitstel van betaling van belastingen heeft ruim 380.000 ondernemers ondersteund
in hun liquiditeit. Op dit moment hebben nog 270.000 ondernemers een totale openstaande
belastingschuld van ruim 19 miljard euro onder uitstel van betaling. In de Kamerbrief
over het steun- en herstelpakket vanaf het vierde kwartaal van 30 augustus jl.4 heeft het kabinet gemeld dat het uitstel van betaling eindigde per 1 oktober 2021.
Dit betekent dat ondernemers per 1 oktober 2021 weer verplicht zijn om hun nieuw opgekomen
betalingsverplichtingen tijdig te voldoen. Het kabinet verwachtte namelijk dat dit
voor het overgrote deel van de betreffende ondernemers haalbaar was. Het kabinet heeft
daarbij wel onderkend dat er mogelijk in de kern gezonde bedrijven zijn die vanaf
1 oktober 2021 niet onmiddellijk aan hun nieuw opgekomen betalingsverplichtingen konden
voldoen. Voor die groep ondernemers heeft het kabinet onder strikte voorwaarden een
tijdelijke versoepeling van het reguliere uitstelbeleid getroffen van 1 oktober 2021
tot en met 31 januari 2022.
Bij de aanpassingen van het steunpakket in het vierde kwartaal die in de Kamerbrief
van 16 november jl. zijn aangekondigd heeft het kabinet besloten om het uitstel van
betaling niet alsnog te verlengen. Het kabinet onderkent echter dat de genoemde versoepeling
van het reguliere uitstelbeleid niet voor alle ondernemers voldoende is in het licht
van de aanvullende beperkende maatregelen. Om de liquiditeitsproblemen van deze ondernemers
te verlichten verlengt het kabinet het uitstel van betaling van belastingen over het
vierde kwartaal van 2021 voor de ondernemers die nog openstaande belastingschulden
hebben onder het bijzonder uitstel van betaling vanwege de coronacrisis. Zij hoeven
hiervoor geen actie te ondernemen. Dit verlengde uitstel van betaling geldt voor alle
belastingen die op grond van het Besluit noodmaatregelen coronacrisis voor uitstel
in aanmerking komen en waarvan de uiterste betaaldatum voor 1 februari verstrijkt,
bijvoorbeeld de kwartaalaangiftes btw over het laatste kwartaal van 2021. Deze belastingschuld
wordt opgeteld bij de belastingschuld die vanaf 1 oktober 2022 in 60 maanden moet
worden afgelost. Ondernemers die niet eerder uitstel van betaling vanwege de coronacrisis
hadden aangevraagd of inmiddels de uitgestelde belastingschuld volledig hebben voldaan,
kunnen door de aanvullende coronamaatregelen (weer) in betalingsproblemen komen. Voor
deze groepen ondernemers wordt daarom de mogelijkheid geopend om uitstel van betaling
aan te vragen voor de betaling van hun belastingen over het vierde kwartaal.
Het uitstel van betaling geldt alleen voor belastingschulden die nog niet zijn voldaan.
Het uitstel van betaling is namelijk bedoeld om nieuwe betalingsproblemen het hoofd
te bieden die kunnen ontstaan vanwege de aanscherpingen van de coronamaatregelen.
Invorderingsrente
Invorderingsrente is verschuldigd op openstaande belastingschulden. Vanwege de coronacrisis
heeft het kabinet de invorderingsrente die de Belastingdienst in rekening brengt tijdelijk
verlaagd naar 0,01%. Onder huidig beleid zou deze invorderingsrente vanaf 1 januari
2022 weer stapsgewijs teruggaan naar het oude niveau van 4% volgens het verloop dat
is aangegeven in Tabel 1. Het kabinet vindt het van belang dat de prikkel tot het
voldoen van belastingschulden weer herleeft, zodat ondernemers die hun belastingschuld
kunnen aflossen, dat ook doen.
Met de aanscherping van de coronamaatregelen is het echter duidelijk dat ondernemers
voorlopig nog beperkt kunnen worden in hun bedrijfsvoering. Ondernemers die vanaf
1 januari 2022 nog niet kunnen aflossen, zouden echter wel geconfronteerd worden met
invorderingsrente. Met de nieuwe afstandsmaatregelen wordt het ook waarschijnlijker
dat meer ondernemers nog niet tot (gedeeltelijke) aflossing in staat zullen zijn.
Het kabinet besluit daarom de invorderingsrente per 1 januari 2022 niet te verhogen,
maar op 0,01% te houden. Dit percentage zal gelden tot en met 30 juni 2022. Daarna
gaat de invorderingsrente per halfjaar stapsgewijs terug naar het oude niveau. Deze
verlenging zorgt ervoor dat ondernemers de komende tijd vrijwel geen extra rentekosten
hebben op de belastingschuld die zij aan het aflossen zijn.
Tabel 1: Invorderingsrente
1 januari 2022
1 juli 2022
1 januari 2023
1 juli 2023
1 januari 2024
Oud
1%
2%
3%
4%
Nieuw
0,01%
1%
2%
3%
4%
Belastingschuldigen die een voorlopige aanslag inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting
in termijnen mogen betalen maar kiezen voor betaling in één keer (vóór de eerste betaaldatum),
hebben recht op een betalingskorting. De hoogte van de betalingskorting is gekoppeld
aan de invorderingsrente die de Belastingdienst in rekening brengt. Een verlaging
van de invorderingsrente heeft daarom een ongunstig effect voor het bedrag dat aan
betalingskorting kan worden ontvangen. Uitvoeringstechnisch is het echter niet mogelijk
het percentage betalingskorting níet te laten meebewegen met het percentage voor de
te rekenen invorderingsrente. Het belang om ondernemers in deze crisis in staat te
stellen zonder hoge rentelasten gebruik te maken van de mogelijkheid van uitstel van
betaling van belastingschulden wordt door het kabinet dermate groot geacht dat het
kabinet er sinds 1 juni 2020 voor heeft gekozen,5 en er nu opnieuw voor kiest, om de invorderingsrente te verlagen ondanks het negatieve
effect op de betalingskorting.
Grenswerkers
Om negatieve gevolgen van thuiswerken door grensarbeiders als gevolg van de coronacrisis
te voorkomen, heeft Nederland aanvullende overeenkomsten gesloten met België en Duitsland
over de behandeling van thuiswerkdagen onder de belastingverdragen. In afwijking van
de geldende verdragsteksten mogen op basis van deze overeenkomsten dagen waarop wordt
thuisgewerkt als gevolg van de coronamaatregelen worden behandeld als dagen gewerkt
in het land waar onder normale omstandigheden zou zijn gewerkt. Hiermee worden een
verschuiving van het heffingsrecht door de thuiswerkmaatregelen en daar mogelijk mee
gepaard gaande (inkomens)gevolgen voorkomen. De overeenkomsten met België en Duitsland
zijn op dit moment verlengd tot en met 31 december van dit jaar. Eerder was de inschatting
dat een verlenging tot het einde van dit jaar afdoende zou zijn. Gelet op recente
ontwikkelingen rondom de coronacrisis zal Nederland België en Duitsland benaderen
voor een verdere verlenging van deze overeenkomsten.
Voor de sociale zekerheid is in Europees verband afgesproken dat thuiswerken niet
leidt tot een wijziging van de lidstaat waar premies betaald moeten worden. Ook deze
maatregel geldt tot 31 december 2021. Door de recente ontwikkelingen van het coronavirus
in de Europese Unie staat het onderwerp van verlenging van de afspraken over de behandeling
van thuiswerken op de agenda van de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid
van migrerende werknemers op 16 en 17 december.
Vanwege het korte tijdsbestek waarin de fiscale maatregelen uitgevoerd moeten worden,
zijn uitvoeringsrisico’s niet uit te sluiten. De Belastingdienst doet er alles aan
om de aanvullende maatregelen zo goed mogelijk uit te voeren en risico’s zoveel mogelijk
te beperken.
Ondersteuning voor de culturele en creatieve sector
Door de nieuwe maatregelen wordt de culturele en creatieve sector wederom hard geraakt:
een theatervoorstelling, concert of musical bezoeken na 17.00 uur kan niet meer. Dat
betekent dat het grootste deel van de culturele sector haar deuren wederom moet sluiten
voor publiek. Instellingen, met name musea en monumenten, die hun deuren tot 17.00
uur open kunnen houden, krijgen te maken met een capaciteitsbeperking per vierkante
meter en zien door het wegblijven van (internationaal) toerisme en het reisadvies
hun bezoekcijfers teruglopen. Zalen die voor 17.00 uur publiek ontvangen, kunnen dat
slechts doen met beperkte capaciteit. Voor veel culturele instellingen betekenen deze
beperkingen een extra uitdaging om niet verlieslatend hun deuren te openen. Juist
nu de agenda’s van deze instellingen gevuld waren met nieuwe voorstellingen en tentoonstellingen
van internationaal allure is dit een extra hard verlies. Culturele zelfstandigen zien
opdrachten opdrogen en culturele instellingen blijven achter met uitverkochte voorstellingen
die niet door kunnen gaan.
Het kabinet maakt 68 miljoen euro vrij voor een specifiek steunpakket om de culturele
sector tot het einde van het jaar te ondersteunen. Deze middelen behelzen een voortzetting
van de eerdere specifieke steun: ondersteuning voor de BIS- en Erfgoedwetinstellingen
en de meerjarig gefinancierde instellingen bij de Rijkscultuurfondsen, en ondersteuning
voor makers via onder andere de rijkscultuurfondsen. De suppletieregeling wordt aangepast
bij het Fonds Podiumkunsten. Hiervoor heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap reeds middelen op haar begroting. Begin 2022 wordt uw Kamer per brief over
de uitwerking van dit steunpakket geïnformeerd.
Tijdens de behandeling van de OCW-begroting, onderdeel cultuur is reeds gesproken
over steun aan de lokale en regionale cultuur. De voor de lokale en regionale cultuur
gereserveerde middelen ad 51,5 miljoen euro zullen beschikbaar worden gesteld aan
gemeenten (41,6 miljoen euro) en provincies (9,9 miljoen euro) voor het in standhouden
van de lokale en regionale cultuursector in 2021.
Aanvullende ondersteuning voor de sport
Ook de sportsector wordt wederom hard getroffen door de coronamaatregelen. Het gaat
hierbij om alle onderdelen van de sport: van de training in de avonduren tot het bezoeken
van een professionele sportwedstrijd. Dat vraagt om steunmaatregelen die rekening
houden met de specifieke kenmerken van de sector. Daarbij houden we rekening met (de
omvang van) de eerdere sectorspecifieke compensatieregelingen die inzicht geven in
wat redelijk en nodig is.
Voor de amateursport zullen de eerdere compensatieregelingen weer geopend worden voor
de periode waarin de maatregelen gelden om hen te compenseren voor de vaste lasten
en de huurkosten. Ook zullen gemeenten de mogelijkheid krijgen om de ijsbanen en zwembaden
te ondersteunen. Hiervoor is 35 miljoen euro beschikbaar voor de periode dat het huidige
maatregelpakket geldt. Bij de uitwerking van de regeling ter compensatie van gederfde
inkomsten als gevolg van het niet langer toestaan van publiek bij professionele sportwedstrijden
wordt gekeken naar de samenloop met de NOW en TVL, teneinde overcompensatie te voorkomen.
De onvoorspelbaarheid van de coronacrisis en de daarbij horende maatregelen sluiten
onvoorziene effecten van de lockdown op de sportsector niet uit. Het kabinet heeft
hier continu aandacht voor en blijft hierover in gesprek met de sector.
De uitvoering van bovenstaand besluit zal gepaard gaan met uitvoeringskosten in 2022.
De omvang van de budgettaire consequenties zal met een nota van wijziging op de begroting
van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor het jaar 2022 aan uw
Kamer worden gemeld. Vanwege de snelle uitvoering van dit beleid zal ik mij beroepen
op artikel 2.27, tweede lid uit de Comptabiliteitswet.
Doorlopend beleid
In de Kamerbrief over het steun- en herstelpakket vanaf het vierde kwartaal van 30 augustus
jl.6 zijn maatregelen aangekondigd die ook in het vierde kwartaal van kracht blijven.
Dit betreffen de regelingen om toegang tot marktfinanciering en liquiditeit te waarborgen,
zoals de KKC, BMKB-C, GO-C en overbruggingskredieten van Qredits. In de Kamerbrief
van 16 november jl. over aanpassingen in het steunpakket in het vierde kwartaal7 zijn reeds aanvullende steunmaatregelen genomen. Zo is naast verbreding van de Vaste
Lasten nachthoreca (VLN)-regeling het subsidiepercentage van de Tijdelijke Regeling
Subsidie Evenementen COVID-19 (TRSEC) verhoogd naar 100% en wordt de Aanvullende Tegemoetkoming
Evenementen (ATE) opengezet tot het einde van het jaar.
Aanvullend sociaal pakket
Het vorig jaar gepresenteerde aanvullend sociaal pakket is erop gericht om mensen
die als gevolg van de coronacrisis in onzekerheid verkeren perspectief te bieden.
Doordat er extra geïnvesteerd is in infrastructuur en middelen om mensen naar (nieuw)
werk te begeleiden, om- en bijscholing te faciliteren, jeugdwerkloosheid aan te pakken
en armoede- en schulden te bestrijden, kunnen mensen die dit nodig hebben, aanspraak
maken op passende ondersteuning bij het zoeken naar nieuw werk of inkomen. Hiermee
biedt het aanvullend sociaal pakket ook de komende periode soelaas waarin nieuwe maatregelen
gelden. Op veel onderdelen loopt deze aanvullende steun bovendien in 2022 door.
De huidige krapte op de arbeidsmarkt benadrukt het belang van het door het kabinet
ingezette beleid gericht op heroriëntatie, en begeleiding naar nieuw of ander werk.
Om ook in 2022 intensieve ondersteuning naar werk te kunnen bieden, heeft het kabinet
reeds middelen beschikbaar gesteld aan gemeenten, zodat zij ook zowel nu als volgend
jaar hun dienstverlening aan bijstandsgerechtigden kunnen intensiveren en een eventuele
hogere instroom in de bijstand kunnen opvangen. Daarnaast zullen de regionale mobiliteitsteams
(RMT’s) tot het einde van 2022 actief zijn, waardoor mensen die nu en de komende tijd
aanvullende ondersteuning nodig hebben ook de komende tijd hulp op maat krijgen bij
het vinden van (nieuw) werk. Deze passende dienstverlening kan onder meer bestaan
uit scholing via praktijkleren in het mbo en de instrumenten in het kader van de tijdelijke
impuls banenafspraak, waaronder de mogelijkheden om mensen uit de doelgroep banenafspraak
werkfit te houden.
Met de crisisregelingen NL leert door heeft het kabinet bijscholing en omscholing
aantrekkelijk gemaakt voor zowel werkenden als werkzoekenden. De uitvoering van de
regelingen voor scholing en sectoraal maatwerk lopen ook in 2022 nog door. Vanaf maart
kunnen werkenden en werkzoekenden via het STAP-budget tevens subsidie aanvragen voor
scholing en ontwikkeling. Voor werkgevers in technische sectoren en ICT is er daarnaast
een omscholingsregeling die financiële ondersteuning biedt om mensen naar de kansrijke
beroepen om te scholen. Op die regeling kan zowel nu als in heel 2022 nog beroep worden
gedaan.
De Aanpak Jeugdwerkloosheid en de aanpak van armoede en schulden lopen eveneens door
tot en met 2022. Met de Aanpak Jeugdwerkloosheid zetten gemeenten, scholen en andere
partners zich in om jongeren te ondersteunen naar vervolgonderwijs of werk. Voor de
aanpak van armoede en schulden hebben gemeenten voor 2022 via het gemeentefonds extra
middelen ontvangen voor het gemeentelijk schuldenbeleid en de bijzondere bijstand.
De projecten die gestart zijn in het kader van de intensiveringsaanpak armoede en
schulden lopen in 2022 daarnaast ook door.
Ondersteuning door gemeenten
Gemeenten spelen een belangrijke rol bij de ondersteuning van mensen die door de coronamaatregelen
getroffen worden. Het kabinet is zeer erkentelijk voor alle inspanningen die zij in
dit kader verrichten en blijft met de VNG en gemeenten in gesprek over hoe zij hun
rol bij de ondersteuning van kwetsbare groepen zo goed mogelijk kunnen vervullen.
Vangnet zelfstandigen
Voor zelfstandigen is er inkomensondersteuning beschikbaar in de vorm van het Besluit
bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). Het Bbz is tijdelijk vereenvoudigd om de overgang
van de Tozo naar het Bbz per 1 oktober 2021 voor gemeenten beter uitvoerbaar te maken.
Met ingang van 1 januari 2022 zal het Bbz weer zonder wijzigingen worden uitgevoerd.
Naast inkomensondersteuning is ook aanvullende ondersteuning in de vorm van heroriëntatie
op ondernemerschap beschikbaar. Het gaat hierbij onder andere om coaching, scholing
en schuldhulpverlening. Ook kan de dienstverlening van de regionale mobiliteitsteams
(RMT’s) ingezet worden voor de doelgroep zelfstandig ondernemers.
Bijzondere bijstand
Gemeenten hebben naast het Bbz en de aanvullende ondersteuning voor zelfstandigen
ook andere instrumenten ter beschikking. Zij kunnen groepen met een inkomen rondom
het sociaal minimum die vanwege de coronamaatregelen met hun vaste lasten in de knel
komen tegemoetkomen via bijzondere bijstand.
Matching werkzoekenden
Gemeenten spelen via de RMT’s en werkgeversservicepunten ook een belangrijke rol bij
het matchen van werkzoekenden en werkgevers. De huidige krapte op de arbeidsmarkt
biedt kansen om mensen die, ondanks de steunmaatregelen van het kabinet, hun baan
kwijtraken of zelfstandigen die stoppen met hun onderneming snel te bemiddelen naar
een nieuwe baan of leer-werkplek. Het kabinet wil deze kansen benutten en wil samen
met werkgevers, uitzendbranche, gemeenten en het UWV een impuls geven aan de matching
van werkzoekenden en werkgevers in de regio’s. Het kabinet gaat met hen in gesprek
om met het oog op de krapte nu meer mensen aan het werk te helpen. Belangrijk daarbij
is dat werkgevers meer kansen geven aan langdurig werklozen en dat gemeenten en het
UWV werkgevers en werkzoekenden gericht ondersteunen bij het geven en benutten van
deze kansen. Hier stelt het kabinet 40 miljoen voor beschikbaar.
Caribisch Nederland
De eerdere Europees Nederlandse steun- en herstelpakketten zijn, rekening houdend
met de lokale situatie, vertaald naar Caribisch Nederland. Voor Caribisch Nederland
wordt waar nodig en mogelijk een vergelijkbare benadering gekozen als in Europees
Nederland. Zoals is aangegeven in de brief van 16 november 2021, geldt dit uitgangspunt
bij dit aanvullende compensatiepakket nog steeds. De situatie in Caribisch Nederland
geeft op dit moment geen aanleiding tot nadere maatregelen. Echter, mochten de lokale
omstandigheden wijzigen, dan zal het kabinet niet aarzelen vergelijkbare maatregelen
te nemen en zult u over de besluitvorming en de precieze uitwerking nader worden geïnformeerd.
Uitgaven
Het verwachte budgettaire beslag van deze maatregelen voor het vierde kwartaal van
2021 en voor 2022 wordt in onderstaande tabel weergegeven. Het uiteindelijke budgettaire
beslag zal afhangen van de mogelijkheden van de ondernemers om additionele omzet te
genereren en de duur van de nog geldende beperkende maatregelen. Hoe korter de maatregelen
duren, des te lager het daadwerkelijk verwachte budgetbeslag.
Voor zover deze steunmaatregelen leiden tot hogere uitgaven in het lopende jaar 2021,
zullen deze uitgaven in de tweede suppletoire begrotingswetten aan uw Kamer worden
voorgelegd. Waar de maatregelen leiden tot hogere uitgaven in 2022 zullen deze via
Nota’s van Wijziging op de ontwerpbegrotingen voor 2022 aan uw Kamer worden voorgelegd.
Normaliter wordt nieuw beleid pas in uitvoering genomen nadat de Staten-Generaal de
begrotingswetten heeft geautoriseerd. Het is niet in het belang van het Rijk om uitvoering
van het beleid dat ten grondslag ligt aan de begrotingswetten uit te stellen. In geval
het kabinet al verplichtingen aangaat en/of uitgaven doet voor het moment van de autorisatie
door de Staten-Generaal, dan beroept het kabinet zich op artikel 2.27, tweede lid,
van de Comptabiliteitswet 2016.
Steunmaatregelen (in mln. euro's, plus is saldo verslechterend)
2021
2022
Uitgaven maatregelen
NOW-5 (incl. uitvoeringskosten)1
1.481
7
Verruimen TVL
520
Ondersteuning culturele en creatieve sector
68
Ondersteuning sport
35
Uitstel van betaling: lagere ontvangsten verzuimboetes en kosten vervolging2
100
Verlaagd percentage invorderingsrente: lagere ontvangsten3
31
Subtotaal uitgavenmaatregelen
1.481
761
Fiscale maatregelen
Verlaagd percentage invorderingsrente: lagere betalingskorting
– 55
Grenswerkers
0
Subtotaal fiscale maatregelen
0
- 55
Totaal
1.481
706
Niet-EMU-relevante gevolgen
Verlenging belastinguitstel: extra belastingschuld in EMU-jaar 2021, extra terugbetalingen
in 2022 en later4
2.500
– 600
Reeds gereserveerde middelen vanaf de Aanvullende Post
Extra inzet krapte arbeidsmarkt
40
Steun aan lokale en regionale cultuur
52
X Noot
1
De NOW-reeks zal later meerjarig worden gespecificeerd. Zowel de uitvoeringskosten,
nabetalingen als terugvorderingen zullen dan in het juiste kasritme worden gezet.
X Noot
2
De verlenging van het uitstel van betaling van belasting heeft daarnaast een positief
effect op de ontvangsten invorderingsrente in latere jaren aangezien de belastingschuld
oploopt door het aanvullende uitstel.
X Noot
3
Dit betreft het effect op de Financiënbegroting en de begrotingen van de toeslagendepartementen.
De verlaging van het percentage invorderingsrente zorgt ook voor derving van ontvangsten
in latere jaren.
X Noot
4
Naar verwachting leidt het additionele uitstel van belasting ook tot meer afstel van
belasting. De schatting van de omvang hiervan bedraagt 150 miljoen euro.
Steunpakket en lange termijn
Het coronavirus heeft Nederland in februari 2020 overvallen. In hoog tempo zijn toen
maatregelen genomen om verspreiding van het virus in te dammen, en maatregelen om
getroffen mensen en bedrijven te ondersteunen. Sindsdien is de ontwikkeling van het
virus grillig gebleken, waardoor het verloop van de epidemie niet exact op voorhand
te voorspellen zal zijn. Het is dan ook van belang dat we meer fundamenteel nadenken
over hoe we op lange termijn duurzaam leven en werken in een samenleving waarin het
coronavirus bestaat.
Vaccinatiebeleid is essentieel voor een duurzaam leven met het coronavirus. Het kabinet
blijft zich inzetten om tot een zo hoog mogelijke en homogeen mogelijke vaccinatiegraad
te komen. Daarnaast wilt het kabinet ook de booster campagne versneld uitvoeren.
Gegeven de maatregelen die het kabinet net heeft moeten nemen echter, kiest het kabinet
ervoor om voor de korte termijn wederom een omvangrijk steunpakket te presenteren,
dat ook in internationaal perspectief ruim is. Zo is de compensatie via de NOW genereus
in Europees perspectief, zowel wat betreft vergoeding richting werknemer als werkgever.8 Er kleven echter ook diverse nadelen aan deze vorm en omvang van steun. Het kabinet
heeft deze nadelen en dilemma’s eerder op een rij gezet. Steun verergert de krapte
op de arbeidsmarkt, omdat het baanbehoud stimuleert bij bedrijven die mogelijk niet
levensvatbaar zijn. Daarnaast is de steun niet enkel gericht op omzetverliezen door
corona. Dit is onvermijdelijk qua uitvoering, maar heeft als keerzijde dat steun maar
deels terechtkomt bij ondernemers die geraakt worden door de maatregelen. Ook bedrijven
die om andere redenen dan corona minder omzet draaien worden gecompenseerd. Dit is
oneerlijk voor hun concurrenten die op eigen verdienste goed draaien en die geen steun
nodig hebben. Langdurige steun vermindert daarom economische dynamiek en innovatie.
Tot slot is steun niet gratis: het zijn publieke middelen, van alle Nederlanders,
vanuit schuld gefinancierd, die ook zullen moeten worden terugbetaald.
Gegeven deze nadelen kan steunbeleid in de ogen van dit kabinet niet oneindig zijn.
Een combinatie van sluitingen én ruimhartige compensatie is op termijn onhoudbaar,
zeker wanneer de corona epidemie lang aanhoudt. De prijs in economische termen is
groot, maar ook de maatschappelijke prijs. Er is dus een nieuw perspectief nodig.
Een perspectief op bewegingsvrijheid voor mensen en bedrijven, op een zorgsector die
niet permanent onder hoge spanning staat en een situatie waarin niet langer grootschalige
financiële ondersteuning vanuit de overheid nodig is en helder is wat tot het normale
ondernemersrisico behoort en wat niet. Dan kan ook een nieuwe balans worden gevonden
in de verdeling van lasten tussen overheid en bedrijfsleven.
Dit kan ook scherpe keuzes vragen voor wat betreft de toegang tot bepaalde sectoren.
Om deze keuzes mogelijk te maken zijn er door het kabinet verschillende wetsvoorstellen
voorbereid die onlangs naar uw Kamer zijn gestuurd. Deze wetsvoorstellen beogen een
bredere inzet van een ctb op basis van 3G, alsook een juridische mogelijkheid tot
het gericht inzetten van een 2G-ctb in bepaalde sectoren. Hiermee wordt er, binnen
de epidemiologische kaders, gestreefd naar de realisatie van een zo normaal als mogelijke
bedrijfsvoering. Dit vergt ook van ondernemers dat ze hun belangrijke rol spelen in
de controle van het ctb. Met een verzwaarde ctb-regime wil het kabinet verantwoorde
opening van sectoren mogelijk maken. Dit biedt de mogelijkheid om de komende tijd
een andere balans te vinden tussen ondernemersrisico en de inzet van publieke middelen.
Zo kunnen ondernemers weer doen waar ze goed in zijn en wat ze het liefste doen: ondernemen.
Het gesprek over dit perspectief wil het kabinet de komende periode breed voeren,
uiteraard ook met uw Kamer. Het kabinet neemt de uitgestoken hand van de sociale partners
om over dit perspectief in gesprek te gaan, dan ook graag aan.
Tot slot
Vanwege oplopende besmettingen en ziekenhuisopnames ziet het kabinet zich genoodzaakt
de coronamaatregelen aan te scherpen en te verlengen. Dit leidt ertoe dat ondernemers
minder ruimte hebben te ondernemen en daardoor een gedeelte van hen de omzet zal zien
dalen.
Het kabinet heeft begrip voor het feit dat de verzwaarde maatregelen leiden tot teleurstelling
en zorgen in de samenleving en is zich ervan bewust dat de huidige situatie enorm
zwaar op de schouders van werkenden en ondernemers weegt. Des te meer willen we onze
waardering uitspreken voor de veerkracht, flexibiliteit en doorzettingsvermogen van
bedrijven, zelfstandige ondernemers en werkenden. Het kabinet begrijpt de frustratie
als gevolg van de tijdelijke vervroegde sluiting van bedrijven. Het kabinet verruimt
in het vierde kwartaal daarom het economisch steunpakket. Hierdoor worden ondernemers
de komende tijd ondersteund en is er zekerheid tot het einde van het jaar. Zoals gebruikelijk
houdt het kabinet een vinger aan de pols waarbij het de ontwikkelingen nauwgezet blijft
volgen.
Ten slotte wil het kabinet de uitvoeringsorganisaties en gemeenten nogmaals bedanken
voor hun inzet en flexibiliteit in deze uitzonderlijke tijd waarin wij het uiterste
van hen vragen.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, S.A. Blok
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.D. Wiersma
Bijlage 1. Overzicht wijzigingen parameters NOW-5.
Voor een helder overzicht van de parameters van de NOW-5 ten opzichte van de NOW-4
is onderstaande tabel opgenomen.
Parameters
NOW 4
NOW 5
Omzetdrempel
20%
20%
Subsidiepercentage
85%
85%
Omzetverliesgrens
80%
80%
Dagloon
2x
2x
Loomsomdalingsvrijstelling
10%
15%
Opslag overige werkgeverslasten
40%
40%
Voorschot
80%
80%
Indieners
-
Indiener
S.A. Blok, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Medeindiener
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën -
Medeindiener
A.D. Wiersma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Medeindiener
W.B. Hoekstra, minister van Financiën