Brief regering : Beleidsreactie CTIVD onderzoek inzet van bijzondere bevoegdheden ter ondersteuning van een goede taakuitvoering van de AIVD en de MIVD
29 924 Toezichtsverslagen AIVD en MIVD
Nr. 208
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 april 2021
Hierbij bieden wij u rapport nr. 72 van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen-
en Veiligheidsdiensten (CTIVD) aan over de inzet van bijzondere bevoegdheden ter ondersteuning
van een goede taakuitvoering van de AIVD en MIVD1. Wij zijn de CTIVD erkentelijk voor het gedegen onderzoek, dat betrekking heeft op
de periode 1 mei 2018 tot 1 november 2019. Wij nemen alle aanbevelingen van de CTIVD
over.
Algemeen
De diensten kunnen bijzondere bevoegdheden inzetten. Dit mogen zij niet voor al hun
taken doen.1 Bijvoorbeeld niet voor het verrichten van veiligheidsonderzoeken of voor
het opstellen van dreigingsanalyses. Bovendien mogen alleen bijzondere bevoegdheden
worden ingezet wanneer dit noodzakelijk is voor de goede taakuitvoering. Met de komst
van de Wiv 2017 is het ook mogelijk voor de diensten om bijzondere bevoegdheden in
te zetten ter ondersteuning van een goede taakuitvoering. Dit is neergelegd in artikel
28, lid 2, Wiv 2017. Het onderzoek van de CTIVD is op dit nieuwe onderdeel gericht.
De inzet van een bijzondere bevoegdheid ter ondersteuning van een goede taakuitvoering
is mogelijk in twee situaties. Ten eerste kunnen bijzondere bevoegdheden worden ingezet
om te kijken of bijzondere veiligheidsmaatregelen moeten worden getroffen voor dienstmedewerkers
of personen die ten behoeve van de diensten werken. Zoals de CTIVD aangeeft kan de
inzet van de bevoegdheid ook het karakter hebben van een bijzondere veiligheidsmaatregel.
De werkzaamheden van een medewerker of bron van de diensten worden regelmatig binnen
een risicovolle omgeving uitgevoerd en dit kan gevaarlijk werk zijn. De diensten kunnen
daarom bijvoorbeeld een target volgen, uitsluitend met het doel om te voorkomen dat
dienstmedewerkers worden ontdekt bij het doorzoeken van de woning van het target.
Of het tappen van een bron om te controleren of deze bron geen derden meeneemt naar
een ontmoeting met een medewerker van de diensten. Zoals de CTIVD ook stelt, vindt
de inzet ter ondersteuning door de diensten voor het merendeel om deze veiligheidsredenen
plaats.
In de tweede situatie gaat het om inzet van bijzondere bevoegdheden om te beoordelen
of een persoon waarmee de diensten werken wel betrouwbaar is. Hier gaat het bijvoorbeeld
om een informant waarover twijfels bestaan of diegene de waarheid spreekt of om een
agent2 waarvan gecontroleerd moet worden of diegene niet door een buitenlandse inlichtingendienst
wordt aangestuurd.
In beide situaties gelden de reguliere voorwaarden voor de inzet van een bijzondere
bevoegdheid, waaronder in veel gevallen ook een rechtmatigheidstoets van de Toetsingscommissie
Inzet Bevoegdheden (TIB). Daarnaast zijn er aanvullende eisen in de wet opgenomen,
namelijk een verkorte toestemmingstermijn van vier weken, benodigde toestemming van
de Minister en een meldplicht aan de CTIVD (artikel 30, lid 1, Wiv 2017).
Conclusies en aanbevelingen
De CTIVD concludeert dat beide diensten artikel 28 lid 2, Wiv 2017 rechtmatig hebben
toegepast. De CTIVD is kritisch op het naleven van de aanvullende eisen uit artikel
30, lid 1, Wiv 2017. Dit ziet met name op het melden van de toestemming voor de inzet
van artikel 28, lid 2, Wiv 2017 aan de CTIVD. Aan deze meldplicht is zowel door de
AIVD als door de MIVD niet in alle gevallen voldaan. Dit acht de CTIVD onrechtmatig.
Bij de AIVD betrof dit veelal een administratief probleem. In het geval van de MIVD
komt het niet voldoen aan de meldplicht doordat een andere wettelijke grondslag voor
de inzet was gekozen, waarvoor deze meldplicht niet geldt.
Alle aanbevelingen van de CTIVD worden overgenomen. De AIVD heeft de bestaande systematiek
voor het identificeren en melden van de inzet van bijzondere bevoegdheden op basis
van artikel 28, lid 2, Wiv 2017, reeds aangescherpt. Als gevolg van de tweede aanbeveling
heeft de AIVD nieuw beleid en nieuwe werkinstructies opgesteld. Daarnaast heeft de
AIVD inmiddels haar meldingen aan de CTIVD in lijn gebracht met de derde en vierde
aanbeveling over de vorm en inhoud. Bovendien zal de AIVD doorlopend steekproeven
uitvoeren om de naleving van de meldplicht te controleren en waar nodig bij te sturen.
Ook heeft de AIVD ingezet op het creƫren van meer bewustzijn omtrent de geldende waarborgen
bij de inzet van bijzondere bevoegdheden ter ondersteuning van de taakuitvoering.
De MIVD is reeds ten tijde van het onderzoek begonnen met het aanpassen van beleid-
en werkinstructies, zoals aanbevolen door de CTIVD. Conform de vijfde aanbeveling
van de CTIVD zal in het beleid worden verwerkt dat de inzet van bijzondere bevoegdheden
rondom het heimelijk binnentreden van een gebouw ter bevordering van de veiligheid
van dienstmedewerkers een situatie betreft zoals genoemd in artikel 28, lid, Wiv 2017.
Naar aanleiding van de zesde aanbeveling van de CTIVD, heeft de MIVD al in werkinstructies
aangepast dat bij de melding aan de CTIVD expliciet wordt aangegeven wat de wettelijke
grondslag is voor de inzet van de betreffende bijzondere bevoegdheid.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Indieners
-
Indiener
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Medeindiener
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie