Brief regering : Ecologische effecten van vlaktekap
33 576 Natuurbeleid
Nr. 221
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 februari 2021
Hierbij stuur ik uw Kamer, zoals aangekondigd bij de aanbieding van de uitgewerkte
Bossenstrategie van Rijk en provincies (Kamerstuk 33 576, nr. 202), het rapport «De ecologische aspecten van vlaktekap in het Nederlandse bos» toe1. Het rapport is in mijn opdracht opgesteld door Wageningen Universiteit en Research
(WUR). Hiermee heb ik uitvoering gegeven aan de motie van de leden Beckerman en Smeulders
(Kamerstuk 35 309, nr. 15), waarin werd verzocht de ecologische effecten van vlaktekap op de kwaliteit van
bosecosystemen te laten onderzoeken.
In deze brief geef ik ook een reactie op het rapport «Ecologische effecten van vlaktekap
op de kwaliteit van bosecosystemen» van Stichting NatuurAlert Nederland, zoals mij
is verzocht door uw vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 16 december
2020.
Context van beide rapporten
Naast het in mijn opdracht opgestelde WUR-rapport heeft de Stichting NatuurAlert Nederland
op eigen initiatief een rapport laten opstellen over vlaktekap. De rapporten van de
WUR en van Stichting NatuurAlert gaan beide in op de ecologische gevolgen van vlaktekap.
Op verzoek van mijn ministerie hebben verschillende gesprekken plaatsgevonden tussen
de opstellers van beide rapporten. Daarbij zijn de concept-rapporten uitgewisseld
en becommentarieerd.
Rapport «De ecologische aspecten van vlaktekap in het Nederlandse bos» (WUR)
Een belangrijke notie vooraf is dat het rapport zich richt op vlaktekap als onderdeel
van het gangbare bosbeheer (bijvoorbeeld om het bos te verjongen en om hout te oogsten),
en niet op het permanent verwijderen van bos, bijvoorbeeld bij omvorming naar andere
vormen van natuur. Het rapport geeft een overzicht van de verschillende type vlaktekap
als onderdeel van het bosbeheer in Nederland. Hierbij zijn de schaal, de oppervlakte
van de kapvlakte en de mate van beschutting langs de randen of door schermbomen de
belangrijkste variabelen. Er is volgens de onderzoekers sprake van grootschalige vlaktekap
(kaalkap) wanneer de kapvlakte een grotere overspanning heeft dan 2–3 maal de hoogte
van de omringende bomen, waarbij 0,5 hectare als globale ondergrens voor kaalkap kan
worden aangehouden.
De onderzoekers schatten in dat grootschalige vlaktekap jaarlijks wordt toegepast
op een oppervlakte van 300 tot 500 hectare, ofwel bij 0,1% tot 0,2% van het totale
Nederlandse bosareaal. Uit het rapport blijkt dat het Nederlandse bos hoofdzakelijk
kleinschalig (met ingrepen kleiner dan 0,5 ha) wordt beheerd.
Het rapport geeft een analyse van de effecten van vlaktekap op de koolstofopslag,
voedingsstoffenhuishouding en biodiversiteit. Uit het rapport blijkt dat kap van bomen
leidt tot verlies aan koolstof in de bodem. Grootschalige vlaktekap leidt tot de grootste
verliezen, maar deze nemen af naarmate de beschutting van het kronendak toeneemt.
Door hergroei van het bos herstelt de voorraad koolstof in de bodemen en gemiddeld
over het gehele areaal neemt de koolstofvoorraad in bosbodems in Nederland nog steeds
toe. Voor lichtsoorten (grove den, eik of berk) is vlaktegewijze kap vaak noodzakelijk
om tot voldoende verjonging te komen. Echter, naarmate het kapoppervlak groter is,
is de verstoring groter, wordt het bosbeeld sterker verstoord, vindt er extra afbraak
van organische stof en uitspoeling van voedingsstoffen plaats, en wordt de bosontwikkeling
teruggezet in de tijd.
Voor wat betreft de effecten op biodiversiteit laat het rapport zien dat grootschalige
vlaktekap ongunstig is voor typische bossoorten die op een kapvlakte niet kunnen overleven
en slechts zeer langzaam herstellen vanuit resterende bronpopulaties. In oude bossen
met hoge natuurkwaliteit kan kaalkap een bedreiging zijn voor veel typische bossoorten,
en is daar om die reden ongewenst. In jonge bosecosystemen of in bossen met een lange
gebruiksgeschiedenis kan vlaktekap, in de context van een gevarieerd boslandschap,
samen met uitkap en niets doen, bijdragen aan het handhaven van de soortenrijkdom.
De effecten van vlaktekap op het voorkomen van beschermde plant- en diersoorten zijn
volgens het rapport niet eenduidig. Voor typische bossoorten is vlaktekap, met name
kaalkap, ongunstig, maar voor andere beschermde soorten, zoals nachtzwaluw en draaihals,
creëert kaalkap een gunstig habitat. Het rapport beschrijft dat het Nederlandse bosbeheer
kleinschaliger is geworden, met nadruk op meervoudige functievervulling, menging van
soorten, behoud van een gevarieerde bosstructuur, en gebruik van natuurlijke verjonging.
Kleinschalige vlaktekap past daar volgens de onderzoekers goed in.
Ik zie het rapport als ondersteuning van de beleidslijn die ik, samen met de provincies,
in de Bossenstrategie heb gekozen. Het rapport bevestigt het belang van kleinschalig
bosbeheer, dat meer gebruik maakt van natuurlijke processen. Het ondersteunt tevens
ons uitgangspunt, verwoord in de in februari 2020 verschenen ambities en uitgangspunten
van de Bossenstrategie (Kamerstuk 33 576, nr. 186) om in het regulier beheer 0,5 ha als maximum te hanteren voor de omvang van kapvlakten.
Incidenteel, bijvoorbeeld bij calamiteiten en ziektes, kan het noodzakelijk blijven
over te gaan tot een grotere kapvlakte. In de gedragscode soortenbescherming bosbeheer,
die op 27 november 2020 formeel is ingediend door de Vereniging van Bos-en Natuureigenaren
(VBNE), is het maximum van 0,5 ha opgenomen. Alleen voor vlaktekap tot 0,5 ha kan
gebruik worden gemaakt van de vrijstelling van een gedragscode; voor een kapvlakte
groter dan 0,5 ha is een ontheffing nodig op grond van de Wet natuurbescherming. Voor
het overige zal het uitgangspunt van 0,5 ha als maximum worden meegenomen bij de uitvoering
van de Bossenstrategie.
Rapport «Ecologische gevolgen van vlaktekap op de kwaliteit van bosecosystemen» (Stichting
NatuurAlert Nederland)
Het rapport dat in opdracht van de Stichting NatuurAlert is opgesteld, komt in zijn
analyse gedeeltelijk overeen met het rapport dat de WUR ter uitvoering van de motie
Beckerman en Smeulders heeft geschreven, met name in de beschrijving van risico’s
van bomenkap voor biodiversiteit, koolstofvastlegging en bosontwikkeling. Echter:
de conclusie die in dit rapport wordt getrokken, namelijk dat alle vormen van vlaktekap
negatieve ecologische effecten hebben, verschillen sterk met die in het WUR-rapport.
Dit verschil wordt veroorzaakt door enerzijds het hanteren van verschillende uitgangspunten
en anderzijds verschillende opvattingen over de ecologische effecten van vlaktekap.
Zo houdt het WUR-rapport rekening met verschillen in aard en omvang van kapvlakten,
die voor de ecologische effecten van groot belang kunnen zijn. Het rapport van Stichting
NatuurAlert stelt alle vormen van vlaktekap gelijk aan kaalkap (zie de definitielijst
in bijlage 2 van het rapport). Op grond daarvan concludeert het rapport dat alle vormen
van vlaktekap negatieve effecten zullen hebben op de biodiversiteit.
Het rapport gaat daarbij vooral in op de effecten die optreden op de locatie waar
de kap plaatsvindt. Zo wordt geconcludeerd dat vlaktekap geen ruimte biedt voor oude
bomen. Op de locatie waar de ingreep plaatsvindt is dat evident, maar vanzelfsprekend
sluit lokale kap niet uit dat bomen elders in het bos oud kunnen worden. Ook refereert
het rapport aan onderzoeken die betrekking hebben op internationaal gangbare kapvlakten,
van soms tientallen hectare groot, en projecteert het rapport die onderzoeken vervolgens
op de Nederlandse situatie, waar we het uitgangspunt hanteren van kapvlakten met een
maximum van 0,5 hectare.
Ten slotte
Ik ben mij bewust van de maatschappelijke discussie over het kappen van bomen. Dat
was een van de aanleidingen voor het gaan maken van de Bossenstrategie en ook in het
participatietraject bij het opstellen van de Bossenstrategie is blijk gegeven van
de grote maatschappelijke betrokkenheid bij het onderwerp bomen en bos. Tevens is
duidelijk geworden dat de meningen, ook binnen de wetenschap, over het onderwerp nogal
uiteenlopen. De twee onderzoeksrapporten over de ecologische effecten van (vormen
van vlaktekap) zijn hiervan een kenmerkend voorbeeld.
Ik ben van mening dat ik, samen met de provincies, met de Bossenstrategie een ambitieus
kader heb neergezet voor het bosbeleid in de komende tien jaar. Hierin stellen we
ook nieuwe normen; het uitgangspunt van kapvlakten van maximaal 0,5 ha. is er hier
een belangrijk voorbeeld van. Anderzijds willen we met de Bossenstrategie voldoende
ruimte bieden aan bosbeheerders om de ambities en uitgangspunten, met behulp van eigen
vakmanschap, in de praktijk te brengen. De bossenstrategie stelt kaders en uitganspunten,
waarbinnen ruimte is voor maatwerk. We staan samen voor de uitdaging om het bos veerkrachtiger
en vitaler te maken.
In de bossenstrategie is opgenomen dat provincies samen met terreinbeheerders mogelijkheden
verkennen voor invulling van de kwaliteitsimpuls voor het bos en deze opnemen in een
uitvoeringsplan. We zullen, bij de uitvoering van de Bossenstrategie, in gesprek gaan
met bosbeheerders over het bosbeheer, mede op basis van de rapporten over de ecologische
gevolgen van kapvlakten. Ook zullen we kennishiaten, zoals vermeld in het WUR-rapport,
meenemen in de kennisagenda van de Bossenstrategie.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit