Brief regering : Besluit eindexamen voortgezet onderwijs 2021
31 289 Voortgezet Onderwijs
Nr. 437 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 december 2020
Ik heb uw Kamer tijdens het AO Onderwijs & Corona VII aangegeven dat ik graag scholen,
docenten en leerlingen voor de kerst duidelijkheid wil geven over het eindexamen in
het voortgezet onderwijs in 2021. Ik realiseer me dat het onderwijs op dit moment
in een bijzondere situatie verkeert, gelet op de nu geldende corona-maatregelen. Toch
vind ik het van belang om duidelijkheid te geven over de uitkomsten van de gesprekken
over het eindexamen met alle onderwijspartijen en het besluit dat ik op basis daarvan
heb genomen. In het bijzonder de leerlingen, bij monde van het LAKS, hebben mij verzocht
dat moment niet te verlaten, zodat er voor de kerst duidelijkheid is en dat begrijp
ik goed.
Besluit eindexamen voortgezet onderwijs 2021
Het voortgezet (speciaal) onderwijs beleeft een zeer intensief jaar, met voortdurend
wijzigende omstandigheden. Vanwege de aangekondigde lockdown gaat de situatie op scholen
er ook de komende periode anders uit zien. Vanwege het grote belang van de eindexamens
heeft het kabinet besloten dat in deze lockdown examenkandidaten les blijven volgen
op school. Daarmee kan de voorbereiding op de eindexamens doorgang blijven vinden.
Tegelijkertijd vraagt de huidige situatie veel van leerlingen en docenten, maar ook
van velen daaromheen, zowel thuis, op school als in het vervolgonderwijs. Dit vertaalt
zich ook al enige tijd in zorgen over de haalbaarheid van het eindexamen in 2021.
Deze zorgen begrijp ik heel goed. Ik heb ontzettend veel bewondering en waardering
voor de veerkracht en flexibiliteit van iedereen die werkzaam is in het onderwijs.
De continuïteit van onderwijs is anders dan normaal en dat heeft effect op de voorbereiding
van leerlingen op het eindexamen. Tegelijkertijd is het diploma voor leerlingen straks
het toegangsbewijs voor een succesvolle verdere (leer)loopbaan in het onderwijs en
de maatschappij. Het eindexamen vervult voor leerlingen een belangrijke rol als ijkpunt
van de opgedane kennis in het voortgezet onderwijs. De kans voor leerlingen op een
volwaardig eindexamen, en bijpassend diploma, is continu een van de redenen voor het
kabinet – en de sector – geweest om zich maximaal in te spannen voor het op een verantwoorde
manier open houden van de scholen, zeker voor deze leerlingen.
Ik heb daarom zorgvuldig afgewogen of er op dit moment verdere maatregelen nodig zijn
ten aanzien van het eindexamen, en in het bijzonder het centraal examen. Het belang
van leerlingen, in termen van voldoende voorbereidingstijd en flexibiliteit ten aanzien
van deelname aan de examens en vervolgens een goede en soepele doorstroom naar het
vervolgonderwijs, staat daarbij voor mij voorop. Dit geldt overigens voor álle examenleerlingen
en -kandidaten; zij die in regulier onderwijs examen doen, via het vavo én via het
staatsexamen (onder wie veel leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs). Ik
wil daarbij rekening houden met de omstandigheden van dit moment en tegemoet komen
aan de zorgen die er leven. In het belang van leerlingen heb ik besloten het centraal
examen door te laten gaan, maar neem ik maatregelen die leerlingen de best mogelijke
uitgangspositie geven in termen van tijd, flexibiliteit, compensatie en kansengelijkheid
en er vervolgens sprake zal zijn van een volwaardig diploma voor doorstroom naar het
vervolgonderwijs.
Daarom heb ik – na intensief overleg met alle betrokken onderwijspartijen – besloten
tot de volgende aanvullende maatregelen. Leerlingen kunnen in 2021 hun examens spreiden
over twee tijdvakken. Het reguliere tweede tijdvak van vier dagen wordt hiervoor uitgebreid
naar tien dagen. Om ervoor te zorgen dat leerlingen na het tweede tijdvak ook hun
herkansingen kunnen afronden vindt bovendien een derde tijdvak plaats op de scholen
na afloop van het tweede tijdvak. Ook krijgen alle leerlingen in het regulier onderwijs,
vavo en diplomakandidaten van het staatsexamen een extra herkansing voor een centraal
examen. Voor de staatsexamenkandidaten, onder wie vso-leerlingen, wordt bovendien
een aantal aanvullende maatregelen genomen. Uit intensief overleg met de vertegenwoordigers
uit de sectoren vo, vso en het vervolgonderwijs kwam naar voren dat nagenoeg alle
partijen er aan hechten om de centrale examens door te laten gaan in het belang van
de voorbereiding en de kansen voor leerlingen bij hun vervolgstappen in het vervolgonderwijs
en de maatschappij. Uit deze gesprekken kwam tegelijkertijd duidelijk naar voren dat
er sprake is van uiteenlopende belangen en wensen ten aanzien van de precieze vormgeving
en omvang van de maatregelen. Ik heb deze zo goed mogelijk gewogen om tot dit besluit
te komen.
Na de voorjaarsvakantie kom ik nogmaals met bestuurders uit de onderwijssectoren bijeen
om met elkaar in gesprek te gaan over de stand van zaken op scholen op dat moment,
in aanloop naar het eindexamen. Als er op dat moment sprake is van sterk verslechterde
omstandigheden dan zal ik met hen bezien of een herijking van de gemaakte afspraken
noodzakelijk is.
In deze brief informeer ik u ook over noodzakelijke aanpassingen aan de wijze van
normering dit schooljaar. Over de stand van zaken eindtoets primair onderwijs bent
u op 10 december jl. geïnformeerd.1
Voortgang voorbereiding eindexamen
Met behulp van de covid-19 monitor van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie),
de peiling onderwijscontinuïteit, de informatie uit het meldpunt schoolsluiting en
signalen en onderzoeken uit de sector kan een algemeen beeld worden opgebouwd van
hoe de voorbereiding op het eindexamen op dit moment verloopt. Hieruit komt naar voren
dat de meeste scholen zorgen voor een vorm van inhaal- en ondersteuningsprogramma’s
en daarbij meestal ook gebruik maken van de hiervoor beschikbaar gestelde subsidie.
De meeste scholen geven daarbij prioriteit aan (groepen) leerlingen waarvoor de urgentie
van het inhalen van achterstanden het grootste is, zoals examenleerlingen. Desalniettemin
geven scholen aan dat er sprake is van achterstanden. In de monitor van de inspectie
geeft een derde van de vmbo vestigingen en 40 procent van de havo/vwo vestigingen
aan dat die achterstand sinds de start van het nieuwe schooljaar is afgenomen. Er
zijn echter ook scholen waar de achterstanden sinds de start van het schooljaar gelijk
zijn gebleven of zijn toegenomen.
De fysieke lesuitval speelt hierbij ook een rol. Een meerderheid van de scholen heeft
daar op dit moment mee te maken. Gelukkig treft dit bij de meeste scholen maar een
beperkt deel van de leerlingen en voor een beperkt deel van de lestijd. Voor examenleerlingen
is de afronding van het schoolexamen van groot belang. Uit de peiling onderwijscontinuïteit
komt naar voren dat sinds het begin van dit schooljaar op ruim 90 procent van de scholen
de schoolexamens zijn afgenomen zoals gepland. Overigens heb ik nu geen gegevens beschikbaar
over hoe de schoolexamens worden gemaakt. De eindcijfers van de schoolexamens worden
door de scholen pas vlak voor de start van de centraal examens aangeleverd waardoor
er gedurende het schooljaar geen centraal beeld te vormen is van de resultaten die
worden behaald.
Op basis van bovenstaand informatiebeeld constateer ik dat er sprake is van een gedifferentieerd
beeld als het gaat om achterstanden. Scholen, klassen en leerlingen worden in zeer
uiteenlopende mate geraakt door de corona-crisis. Dit zien we terug in de mate waarin
scholen aangeven dat leerlingen op dit moment goed worden voorbereid op het eindexamen.
Overwegingen bij totstandkoming van het besluit
Het voortgezet onderwijs richt zich in het bijzonder op de voorbereiding van leerlingen
op de doorstroom naar het vervolgonderwijs. Mijn uitgangspunt is steeds geweest dat
leerlingen zo goed mogelijk worden voorbereid op deze volgende stap. Het centraal
examen is daarin geen doel op zich, maar een middel dat deze voorbereiding ondersteunt
en zorgt voor motivatie. Daar komt bij dat een volledig eindexamen ook een bepaalde
mate van kansengelijkheid borgt. Examenkandidaten hebben meer gelijke kansen als zij
hun capaciteiten over de volle breedte van het curriculum kunnen laten zien (alle
eindtermen) in plaats van op een deel ervan, en als hun prestaties niet alleen door
de school worden beoordeeld maar ook schoolonafhankelijk (met een centraal examen).
Om die reden wil ik vasthouden aan alle eindtermen die in het eindexamen worden afgerond.
Ik wil daarbij recht doen aan de belangen van alle eindexamenkandidaten (vo, vso,
vavo en staatsexamen), waarbij ik een balans zoek tussen de belangen van examenkandidaten
(en scholen) in dit examenjaar en hun belangen in de volgende stappen van hun leerloopbaan.
Er zijn verschillende «knoppen» waar aan gedraaid kan worden ten aanzien van het eindexamen.
Kortweg zijn dit maatregelen ten aanzien van geld, tijd, en exameneisen. Het in verschillende
combinaties en verschillende mate draaien aan deze knoppen leidt tot vele potentiële
opties en scenario’s. Sommige opties vallen af omdat er grenzen zijn aan de uitvoerbaarheid,
gelet op de logistiek en procedures rondom het examenproces. Daarnaast is een vereiste
dat een maatregel zoveel mogelijk evenredig uitpakt voor alle eindexamenkandidaten:
vo-leerlingen, vso-leerlingen, vavo-leerlingen en staatsexamenkandidaten. In de gesprekken
met het College voor Toetsen en Examens (CvTE) in de afgelopen maanden heb ik het
uiterste gevraagd in het uitzoeken wat er mogelijk is vanuit het perspectief van de
uitvoerbaarheid. Daar is het CvTE in overleg met de andere partners in de examenketen
(DUO en stichting Cito) ver in gegaan in het belang van alle eindexamenkandidaten.
Bij de uitwerking van de scenario’s heb ik, gelet op de eerder genoemde uitgangspunten
van diplomawaarde en kansengelijkheid, primair ingezet op de knoppen geld en tijd.
Zo heb ik met behulp van de subsidieregeling inhaal- en ondersteuningsprogramma's
2020–2021 en de subsidieregeling voor extra capaciteit in de klas scholen financieel
ondersteund in het bieden van maatwerk en hulp aan leerlingen die achterstanden hebben
opgelopen, waaronder aan eindexamenkandidaten. Onder de knop tijd heb ik een fors
aantal scenario’s afgewogen, zoals het naar voren of naar achteren schuiven van (onderdelen
van) het centraal examen en het spreiden van het centraal examen over een langere
periode. Zo heb ik de mogelijkheid onderzocht om de start van de afname van het centraal
examen naar een later moment in het jaar te verschuiven. Hierbij ontstaat echter een
dilemma, want deze optie is voor kandidaten van het staatsexamen geen goede optie.
Waar leerlingen in het regulier onderwijs en vavo hun schoolexamen afronden voor de
aanvang van het centraal examen, maken staatsexamenkandidaten hun college-examen pas
na het centraal examen. Het verschuiven van het centraal examen zou daardoor leiden
tot een overlap in afnameroosters voor staatsexamenkandidaten. Dit is voor zowel kandidaten
als examinatoren van het staatsexamen niet werkbaar. Daarnaast zou het derde tijdvak
op de scholen in deze variant doorlopen tot ver in de zomervakantie.
Voortkomend uit de zorgen van leerlingen en docenten is ook de optie van een generieke
verlichting van exameneisen geuit, zoals het schrappen van centraal examens of het
wijzigen van de slaag-/zakregeling. Besluiten hierover kunnen alleen op landelijk
niveau worden ingezet, vanwege de uniformiteit en transparantie van het diploma. Het
gedifferentieerde beeld van de achterstanden in de voorbereiding op het eindexamen
legitimeren een dergelijk besluit niet. Dergelijke ingrijpende aanpassingen tasten
tegelijkertijd wel de waarde van het diploma aan en daarmee de voorbereiding van leerlingen
op de doorstroom naar het vervolgonderwijs, dat daar begrijpelijkerwijs nadrukkelijk
zijn zorgen naar mij over heeft geuit. Daar komt bij dat we in het afgelopen schooljaar
hebben gezien dat het schrappen van de centrale examens een grote impact heeft op
alle leerlingen, en in het bijzonder op kandidaten van het staatsexamen. Dit komt
doordat er in dat geval veel meer afhangt van de college-examens waarin een heel schoolexamen
is vervat. Dit maakt dat ik zeer terughoudend ben in het nemen van een soortgelijk
besluit, tenzij het echt niet anders kan, zoals vorig jaar het geval was. Om diezelfde
reden ben ik ook terughoudend met het nemen van maatregelen die de weging van het
centraal examen en het school- of college-examen in het eindcijfer veranderen. Dit
werkt anders uit voor staatsexamenkandidaten, onder wie vso-leerlingen, dan voor leerlingen
in het reguliere vo en vavo.
Meer tijd en flexibiliteit voor eindexamens 2021
Omdat er sprake is van een gedifferentieerd beeld van de achterstanden in de voorbereiding
op het eindexamen, is het van belang dat leerlingen zo veel mogelijk ruimte wordt
geboden om zich goed voor te bereiden op het eindexamen. Daarom heb ik aan het begin
van het schooljaar al het besluit genomen om de aanlevertermijn van de schoolexamenresultaten
en de afnametermijn van de digitale, flexibele, examens in het vmbo te verlengen.
Ook heb ik de afnamevorm van het examen voor de beroepsgerichte profielvakken omgezet
van een centraal examen naar een schoolexamen. Door deze maatregelen ontstaat er meer
tijd en flexibiliteit voor scholen en leerlingen om op eigen wijze toe te werken naar
de afronding van alle eindtermen.
Flexibeler examenrooster maakt maatwerk mogelijk
Voor de examinering van de algemeen vormende vakken neem ik nu ook een maatregel die
de tijd en flexibiliteit binnen het schooljaar verruimt en daarmee meer ruimte biedt
voor de voorbereiding op het examen. Het wordt mogelijk om de afname van het centraal
examen te spreiden over twee tijdvakken. Daardoor kan een leerling die ziek is of
in quarantaine zit tijdens het eerste tijdvak, toch het volledige examen afleggen.
Daarnaast ontstaat er door de mogelijkheid van het spreiden van examens over twee
tijdvakken voor een leerling meer voorbereidingstijd bij vakken waar dat nodig is
en kunnen er waar nodig achterstanden worden weggewerkt. Het mogelijk spreiden van
de examens over twee tijdvakken door de leerling gebeurt in overleg met de school.
Het bevoegd gezag stelt de examenkandidaat in staat om ofwel in het eerste, ofwel
in het tweede tijdvak op te gaan voor de eerste afname van een vak. De wens van de
examenkandidaat is hierbij richtinggevend. Om ervoor te zorgen dat alle vakken kunnen
worden afgelegd in het tweede tijdvak wordt dit tijdvak uitgebreid van vier naar tien
afnamedagen. Leerlingen die één of meerdere vakken voor het eerst in het tweede tijdvak
afleggen kennen hun uitgangspositie pas na afloop van het tweede tijdvak en kunnen
in dat tijdvak nog niet hun herkansing afleggen. Daarom wordt er een derde tijdvak
voor herkansingen op de scholen toegevoegd na afloop van het tweede tijdvak, dat het
bevoegd gezag dient te organiseren. In dit tijdvak kunnen leerlingen hun herkansingen
afleggen. Dit heeft als consequentie dat de uiterste uitslagdatum van leerlingen die
deelnemen aan het derde tijdvak verschuift van 2 naar 15 juli. Dit hoeft de doorstroom
van leerlingen naar het vervolgonderwijs niet te hinderen.2
Hiermee ontstaat een overlap met de start van de vakantie in regio noord (zomervakantie
start 12 juli). Dit kan met name zitten in de correctie van gemaakt examenwerk. Er
is verkend of het mogelijk is om deze correctielast voor docenten uit de regio noord
volledig extern te beleggen, georganiseerd door de overheid, maar hiertoe ontbreken
de mogelijkheden. Daarnaast is overwogen om de eerste of tweede correctie van het
centraal examen te schrappen. Deze eerste en tweede correctie hebben echter een complementaire
rol in het correctieproces en het schrappen van een van beide zou afbreuk doen aan
de kwaliteit van de beoordeling van het gemaakte examenwerk. Dit werkt vraagt een
inzet van onderwijspersoneel in de reeds vastgelegde en aangekondigde vakantieperiode
in regio noord. Dit zal zo veel mogelijk op basis van vrijwilligheid uitgevoerd worden,
wat betekent dat het bevoegd gezag afhankelijk is van de bereidwilligheid van het
personeel om deze taken uit te voeren. Daarom zal ik in overleg met de onderwijspartijen
bezien op welke wijze we deze docenten, onderwijsondersteunend personeel, directeuren
en andere betrokkenen binnen de school in regio noord die in hun eerste vakantieweek
doorwerken zo goed mogelijk kunnen compenseren.
Examenrooster
Het examenrooster voor het regulier onderwijs en vavo ziet er als volgt uit:
Tijdvak
Afnamedagen
Bekendmaking N-termen (uitslag)
Tijdvak 1:
Eerste afnames
17 mei t/m 1 juni
10 juni
Tijdvak 2:
Eerste afnames en herkansingen
14 juni t/m 25 juni
2 juli
Tijdvak 3:
Herkansingen
6 t/m 9 juli 1
15 juli
X Noot
1
Aangewezen vakken, die niet op de scholen zelf worden afgenomen, worden mogelijk op
12 juli ingeroosterd.
Staatsexamenkandidaten herkansen hun centrale examens tijdens het derde tijdvak van
het staatsexamen in augustus, na afloop van de college-examens. Dit is conform hoe
dit in andere jaren verloopt omdat kandidaten na afloop van de college-examens hun
uitgangspositie kennen en weten welk vak ze willen herkansen. Het rooster voor de
college-examens is op DUO.nl te vinden.3 Het examenrooster voor de centrale examens binnen het staatsexamen ziet er als volgt
uit:
Tijdvak
Afnamedagen
Bekendmaking N-termen (uitslag)
Tijdvak 1:
Eerste afnames
17 mei t/m 1 juni
10 juni
Tijdvak 2:
Eerste afnames
14 juni t/m 25 juni
2 juli
Tijdvak 3:
Herkansingen
10 t/m 19 augustus
27 aug
Scholen worden door het CvTE rechtstreeks geïnformeerd over de precieze planning van
vakken in het rooster. De afnameperiode voor de digitale, flexibele, examens in het
vmbo-bb en -kb is reeds verruimd tot 23 juli. Binnen deze afnameperiode plannen scholen
zelf de eerste afname en de herkansingen in, evenals eventuele inhaalmomenten voor
leerlingen die vanwege ziekte of andere redenen afwezig zijn.
Het CvTE heeft mij laten weten dat met het bovenstaande rooster de uiterste limiet
van de uitvoerbaarheid wordt bereikt. Gelet op onder meer de complexe logistiek en
de benodigde extra examenproductie is dit het maximale dat de examenketen kan leveren.
Ik ben alle ketenpartners dankbaar voor de grote inspanning die men bereid is te leveren
om leerlingen de bovengenoemde flexibiliteit te bieden.
Extra herkansing
Ik wil dat leerlingen de ruimte krijgen om hun vaardigheid over de volle breedte te
laten zien. Daarom krijgen alle leerlingen in het regulier onderwijs, vavo en diplomakandidaten
van het staatsexamen een extra herkansing voor een centraal examen. Dat betekent dat
het centraal examen van twee vakken kan worden herkanst. Een aantal partijen heeft
mij gevraagd een nog ruimere herkansingsregeling in te richten. Dit stuit echter op
twee belangrijke bezwaren: het derde tijdvak op de scholen loopt dan voor leerlingen
de vakantie in – en voor meer docenten verder dan nu het geval is – en staatsexamenkandidaten
kan een derde herkansing niet geboden worden, vanwege grenzen in de uitvoering die
het CvTE heeft aangegeven. Er is door het CvTE ook een variant uitgewerkt waarbij
alle tijdvakken naar voren schuiven om het derde tijdvak op de scholen in te passen
voor de start van de zomervakantie. Dit leidt echter tot problemen in zowel de algemene
uitvoerbaarheid als specifiek voor het staatsexamen, waarbij in deze variant een overlap
met de afname van de schriftelijke college-examens ontstaat. De combinatie van deze
aspecten maakt dat deze wens niet realiseerbaar is.
Staatsexamen vo
Aanvullend neem ik ook maatregelen voor het staatsexamen. Naast de groep van circa
4500 leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs maakt ook een andere groep van
circa 4000 kandidaten gebruik van deze voorziening, onder wie leerlingen in het particulier
onderwijs, leerlingen die vanwege ziekte of andere omstandigheden thuis onderwijs
volgen, leerlingen in Caribisch Nederland en individuele burgers. De eerder genoemde
extra herkansing van een centraal examen geldt ook voor de diplomakandidaten van het
staatsexamen.
In aanvulling hierop wordt de herkansingsregeling van het staatsexamen nog verder
uitgebreid. Kandidaten die in 2021 opgaan voor een diploma kunnen alle onderdelen
(centraal examen en alle onderdelen van het college-examen) van twee vakken herkansen
indien zij daardoor hun diploma kunnen behalen. Daarmee kunnen diplomakandidaten een
extra centraal examen en een extra college-examen herkansen ten opzichte van een regulier
jaar. Daarnaast worden de volgende maatregelen ten aanzien van het staatsexamen getroffen.
• In de voorbereiding en instructie van de examinatoren wordt specifiek aandacht besteed
aan de bijzondere situatie van dit jaar.
• Als een kandidaat hier baat bij heeft, mag een eigen docent of vertrouwenspersoon
aanwezig zijn bij de afname van het college-examen. De aanwezige kan de kandidaat
geruststellen zodat de afname zo goed mogelijk verloopt voor de kandidaat. De aanwezige
persoon heeft geen inhoudelijke rol bij het examen omdat een dergelijke rol van invloed
is op de inhoud van het examen en daarmee de waarde van het diploma.
• Als laatste kunnen kandidaten en scholen eerder behaalde resultaten als achtergrondinformatie
meegeven aan de examinator in de vorm van een leerlingendossier schoolresultaten.
Deze informatie is geen onderdeel van het examen en het cijfer dat wordt vastgesteld,
maar is bedoeld ter informatie voor de examinator. De examinator kan deze informatie
gebruiken om inzicht te krijgen in de schoolvorderingen en het niveau van de kandidaat.
Dit helpt de examinator om het instapniveau van het examen te bepalen en daarmee zo
goed mogelijk aan te sluiten bij het niveau van de kandidaat.
Ten aanzien van de groep staatsexamenkandidaten die niet opgaat voor een diploma,
maar opgaat voor een of meerdere deelcertificaten, bestaat eveneens de wens om herkansingen
te realiseren. Eerder heb ik hierover in gesprek met uw Kamer gedeeld dat het CvTE
dit niet voor de groep in het afgelopen jaar kon bewerkstelligen. Dit komt omdat het
een mogelijkheid is die normaliter niet bestaat voor deze groep en behoorlijke extra
capaciteit vraagt, bovenop dat wat er voor diplomakandidaten gerealiseerd moet worden.
Het staatsexamen staat als examenvoorziening in een regulier jaar al sterk onder druk
vanwege het snel gegroeide aantal kandidaten in de afgelopen jaren. Het CvTE heeft
aangegeven dit ook in 2021 niet voor deze totale groep kandidaten te kunnen realiseren,
gegeven de impact die het geschetste besluit op de staatsexamenorganisatie heeft.
Wel verkent het CvTE hoe het deel van deze groep dat na 2021 zal opgaan voor een diploma
later alsnog tegemoetgekomen kan worden in de examenjaren 2022 en verder.
Deze verkenning maakt onderdeel uit van een breder ingezette verkenning naar de toekomstbestendigheid
van de organisatie van het staatsexamen. Hierover kan ik uw Kamer begin 2021 nader
informeren. In diezelfde Kamerbrief informeer ik u ook over de staatsexamenresultaten
2020 en over de stand van zaken van de motie van het lid Westerveld c.s. inzake het
onderzoek naar de aansluiting van het staatsexamen bij de belevingswereld van vso-leerlingen.4 Ik verwacht daarbij de concept-onderzoeksopzet mee te kunnen sturen, conform de wens
van uw Kamer.
Op basis van deze brief wil ik het verdere gesprek met uw Kamer over het staatsexamen
en de examinering van leerlingen in het vso verder vormgeven, en een proces hiervoor
schetsen.
Onderwijswerkgroep examens 2021
Bovenstaande maatregelen vragen veel scholen en van de examenketen. Om de uitvoering
hiervan in goede banen te leiden en de ontwikkelingen in gezamenlijkheid te volgen,
richt ik de onderwijswerkgroep eindexamen 2021 in met daarin vertegenwoordigers uit
het vo, vso en vervolgonderwijs. Zoals eerder in deze brief vermeld, kom ik na de
voorjaarsvakantie met bestuurders uit deze sectoren bijeen om te bezien waar we staan.
Financieel
Zoals eerder in deze brief benoemd, heb ik met de subsidieregeling inhaal- en ondersteuningsprogramma's
2020–2021 en de subsidieregeling voor extra capaciteit in de klas scholen ondersteuning
geboden bij het organiseren van het wegwerken van achterstanden, onder meer bij examenleerlingen.
Dit vraagt van scholen dat zij goed zicht hebben op wat examenleerlingen nodig hebben,
in het bijzonder voor de groep examenleerlingen die extra ondersteuning in de voorbereiding
nodig heeft en dat van huis uit niet kan krijgen.
Daarnaast hebben de maatregelen die ik in deze brief aankondig financiële consequenties.
Allereerst zijn er additionele uitvoeringskosten voor de examenketen, die onder meer
een extra tijdvak en daarmee ook extra examens moeten construeren, produceren en distribueren.
Daarnaast moeten scholen en personeel gecompenseerd worden, vanwege de extra werkzaamheden
die ontstaan door de uitbreiding van het examenrooster en de extra herkansing voor
leerlingen. Deze financiële consequenties worden nog nader uitgewerkt. Op basis van
monitoring en overleg met het vervolgonderwijs, dat ook is uitgenodigd om aan te sluiten
in de nieuw ingerichte onderwijswerkgroep eindexamen 2021, worden eventuele kosten
voor het vervolgonderwijs, voortkomend uit de besluiten rond examens, op een later
moment bezien. Naast deze effecten zullen de totale effecten van corona op het vervolg
onderwijs integraal in kaart worden gebracht en nader worden gewogen.
Borging vaardigheidsniveau via normering
Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 13 oktober jl. heeft het CvTE zich de afgelopen
maanden beraden op een normeringsystematiek voor de centrale examens van 2021. Op
basis van zijn analyse heeft het CvTE mij in een brief aangegeven dat het, vanwege
de omstandigheden in 2021, technisch niet mogelijk is om op de reguliere wijze te
normeren5. Het CvTE zal daarom een aanpak hanteren die zo dicht mogelijk in de buurt komt van
de gebruikelijke werkwijze, waardoor leerlingen terecht een (on)voldoende blijven
behalen en de exameneisen zo goed mogelijk worden gewaarborgd. Zo kunnen wij erop
vertrouwen dat leerlingen net als in voorgaande jaren goed voorbereid naar het vervolgonderwijs
kunnen doorstromen. Bijgevoegd bij deze Kamerbrief vindt u de brief van het CvTE over
de normering6.
Normaal gesproken hanteert het CvTE een wijze van normering waarin het de examenscores
van leerlingen afzet tegen de eisen van desbetreffende vakken. Dit staat ook wel bekend
als absoluut normeren. Omdat deze wijze van normeren dit jaar technisch niet mogelijk
is zal het CvTE een meer hybride vorm van normeren hanteren. Hierin worden de scores
gerelateerd aan de scores van medeleerlingen maar wordt er ook gebruik gemaakt van
de examengegevens uit de jaren 2015–2019 en het oordeel van vakdocenten over de moeilijkheid
van het afgenomen examen.
Met deze normeringsmethodiek borgen we dat de vo leerlingen uit cohort 2020–2021 die
in september 2021 starten met een mbo-, hbo- of wo vervolgopleiding over een vergelijkbaar
kennis- en vaardighedenniveau beschikken als leerlingen in eerdere cohorten en dat
zij soepel en zonder aanvullende eisen (selectie aan de poort) kunnen doorstromen.
Indien leerlingen even vaardig zijn als reguliere jaren, wordt een regulier slagingspercentage
verwacht. Indien leerlingen door opgelopen achterstanden minder vaardig blijken te
zijn dan in eerdere cohorten betekent dit ook dat er meer leerlingen kunnen zakken.
De inspectie deelt de analyse van het CvTE dat dit, gezien de bijzondere omstandigheden
van het vorige en huidige schooljaar, de meest haalbare en geschikte normeringssystematiek
is. Het CvTE heeft bij mij aangegeven na afloop van de centrale examens 2020–2021
te gaan onderzoeken in welke mate de examenresultaten kunnen worden gerelateerd aan
die uit de jaren 2015–2019. Dit is mede van belang voor de inspectie, om zo goed mogelijk
zicht te kunnen houden op de kwaliteit van het onderwijs.
Tot slot
Ik heb veel waardering voor de inspanning die scholen (in het voortgezet onderwijs
en in het vervolgonderwijs), docenten, leerlingen, ouders en anderen op dit moment
leveren om er voor te zorgen dat leerlingen zo goed mogelijk worden voorbereid op
hun eindexamen dit schooljaar. We leven in onzekere tijden, wat een zware wissel trekt
op alle betrokkenen en we kunnen moeilijk voorspellen hoe de rest van het schooljaar
er uit zal zien. Gegeven de huidige situatie neem ik nu een aantal maatregelen die
meer ruimte bieden en waarmee ik hoop dat er op een zo goed mogelijke manier toegewerkt
kan worden naar het eindexamen.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Indieners
-
Indiener
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media