Brief regering : Beleidsreactie eerste deel monitor Toelatingsrecht en numerus fixus in het mbo
31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
Nr. 455
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 december 2019
Met de invoering van de nieuwe wet «Vroegtijdige aanmelddatum voor en toelatingsrecht
tot het mbo» is, mede op verzoek van uw Kamer, een onderzoek gestart om de implementatie
en gevolgen van de wet te monitoren en om de wet als geheel en op onderdelen te evalueren.
Het meerjarige monitoring- en evaluatieonderzoek vindt plaats onder verantwoordelijkheid
van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) en wordt uitgevoerd door een
consortium bestaande uit onderzoekers van KBA Nijmegen, ECBO en de Vrije Universiteit
Amsterdam.
Het eerste deel van de tussenrapportage is op 9 juli jl. aangeboden aan uw Kamer.
In de aanbiedingsbrief heb ik aangegeven u na de zomer een beleidsreactie op de bevindingen
te sturen, alsmede een overzicht van numerus fixus-opleidingen (hierna NF-opleidingen)
en een stand van zaken over de gesprekken die ik voer met de MBO Raad en Jongeren
Organisatie Beroepsonderwijs (JOB) over één landelijke datum voor het openzetten van
de aanmelding in het mbo.1 Daarnaast heb ik in het debat op 31 oktober over voortijdig schoolverlaten en jongeren
met een afstand tot de arbeidsmarkt2, toegezegd aan de heren Smals (VVD) en Van Meenen (D66) ook in te gaan op de relatie
met de intake.
Met deze brief kom ik die toezeggingen na. Het overzicht van NF-opleidingen bevat
actuele informatie over het aantal inschrijvingen in schooljaar 2019–2020. De rapportage
heeft betrekking op studiejaar 2018–2019.
Doel van de wet
Met de aanmelddatum van 1 april en het recht op een studiekeuzeadvies wordt beoogd dat aankomende studenten zich
tijdig oriënteren op een vervolgopleiding en dat zij beter voorbereid en begeleid
de overstap naar het mbo maken. Met het toelatingsrecht wordt de positie van de student in de overstap naar de door hem of haar gekozen opleiding
versterkt. Uiteindelijk is het doel dat studenten kunnen starten bij de opleiding
van hun, weloverwogen, keuze.
De wet richt zich op de overgang van voortgezet onderwijs naar middelbaar beroepsonderwijs,
maar raakt ook de overige instroom in het mbo, waaronder switchers in mbo-school en
mbo-opleiding en instromers vanuit werk of werkloosheid.
Beperking van het onderzoek
De rapportage heeft betrekking op studiejaar 2018–2019, het eerste studiejaar waarvoor
de wet van kracht is. Dat betekent dat het nog te vroeg is om al uitspraken te doen
over de realisatie van de doelen die met de wet worden beoogd. Hoewel deze rapportage
zeker een aantal verbeterpunten blootlegt, is het voor mij essentieel te weten hoe
studenten het nieuwe beleid ervaren. Die informatie volgt in het tweede deel van de
monitorrapportage, eind dit jaar, waarin ook bevindingen over het bindend studieadvies
(hierna BSA) zullen zijn opgenomen.
Bevindingen
De onderzoekers constateren dat de meeste mbo-scholen tijdig informatie beschikbaar
stellen aan aspirant-studenten over hun intakeprocedures en het recht op toelating.
De aard van de intake is door de wet veranderd. Het gaat minder om het bespreken van
motivatie en geschiktheid. Het is nu meer gericht op kennismaking en het bepalen van
eventuele ondersteuningsbehoefte. Fijn is te zien dat, wanneer studenten zich na 1 april
nog aanmelden, ze vaak toch toegelaten worden tot de opleiding van hun keuze (als
er plek is). Het onderzoek laat zien dat er ook een aantal aandachtspunten is: het
recht op een studiekeuzeadvies lijkt onvoldoende duidelijk, en het negatief toelatingsadvies
dat soms wordt gegeven, staat op gespannen voet met het toelatingsrecht van de student.
Ik vind het van belang dat een student goed op de hoogte is van zijn/haar rechten.
Of dat zo is zal uit de studentenenquête blijken waarvan de resultaten eind dit jaar
beschikbaar komen.
In mijn reactie ga ik achtereenvolgens in op:
– De informatievoorzieningen voor jongeren die doorstromen naar het mbo;
– De aanmelddatum van 1 april en het studiekeuzeadvies;
– Toelatingsrecht
Informatievoorziening voor doorstroom naar het mbo
Voor jongeren die doorstromen naar het mbo is het van belang dat zij beschikken over
de goede informatie om een opleidingskeuze te kunnen maken. Daarnaast is het van belang
dat ze weten waar en hoe zij zich kunnen aanmelden, hoe de eventuele intake is vormgegeven
en welke voorwaarden er voor toelating gelden.
Uit de monitor (meting voorjaar 2018) komt naar voren dat de algemene informatie op
de websites van mbo-scholen doorgaans op orde is, maar dat meer specifieke informatie
over opleidingen met numerus fixus en over aanvullende toelatingseisen nog te vaak
ontbreekt. Zo is er bij 27 instellingen geen informatie over numerus fixus op de website
van de instelling te vinden en heeft een kwart van de instellingen geen informatie
over de intakeprocedure op hun website. Soms ontvangen studenten die informatie bij
aanmelding, maar deze informatie is juist ook nuttig voor studenten bij het maken
van hun keuze voor een opleiding. Deze informatievoorziening moet beter. Hoewel er
signalen zijn dat, inmiddels een jaar verder, er verbeteringen zijn, moeten aankomende
studenten eenvoudig kunnen vinden of een opleiding aanvullende eisen heeft, of er
een numerus fixus geldt en hoe de toewijzing van het aantal beschikbare plekken gebeurt.
Mbo-scholen die onvoldoende transparant zijn over hun toelatingsbeleid ga ik aanspreken
opdat zij voor komend studiejaar de informatievoorziening verbeteren.
Aanvullend op de informatievoorziening door mbo- en vmbo-scholen, stuurt mijn collega
Slob, Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, sinds de invoering van
de wet jaarlijks een brief naar alle relevante eindexamenleerlingen om ze te informeren
over de aanmelddatum en de overstap naar het mbo. Aan die brief is dit jaar een informatieve
flyer toegevoegd waarin alle relevante informatie op toegankelijke wijze uiteen is
gezet. Deze algemene informatie kan echter niet de specifieke informatie van scholen
en instellingen vervangen.
Aanmelddatum 1 april en studiekeuzeadvies
De aanmelddatum van 1 april is ingevoerd om jongeren te motiveren zich op tijd te
oriënteren en mbo-scholen de gelegenheid te geven een goede intake vorm te geven.
Daarnaast helpt de datum om jongeren die overstappen in beeld te houden. In het kader
hiervan worden vo- en mbo-scholen verplicht een beperkt aantal gegevens te delen met
gemeenten. De ICT-voorziening die door veldpartijen (onderwijs en gemeenten) wordt
ontwikkeld om die gegevensuitwisseling mogelijk te maken loopt bij de bouw van het
koppelvlak aan gemeentelijke kant vertraging op. De huidige verwachting is dat het
systeem voor uitwisseling vanaf september 2020 operationeel kan zijn.
Veel regio’s kenden al afspraken over een vroege aanmelding om de doorstroom te verbeteren
en voortijdig schoolverlaten te voorkomen. In die regio’s heeft de wet tot weinig
verandering geleid. In regio’s waar die afspraken er nog niet waren, zijn er voorzichtige
aanwijzingen dat het aantal vroege aanmeldingen is gestegen.
Er zijn echter nog steeds studenten die zich laat, na 1 april aanmelden. Het aantal
laatmelders verschilt per sector en zij worden, zo laat de monitor zien, vaak gewoon
toegelaten. Dat is positief, al is het voor de studenten zelf beter wanneer zij zich
tijdig melden en daarmee ruimte hebben om deel te nemen aan kennismakings- en intakeactiviteiten.
Techniek kent de minste laatmelders uit het voortgezet onderwijs maar heeft relatief
veel laatmelders bij de BBL-instroom (oudere studenten en werkenden). Dat laatste
geldt in iets mindere mate ook voor opleidingen binnen Zorg & Welzijn. In de sector
Economie hebben opleidingen vaker dan in de andere sectoren te maken met laatmelding
onder de directe vmbo-doorstromers en interne switchers. Mijn collega Slob gaat in
gesprek met de vereniging van decanen in het voortgezet onderwijs om te bespreken
wat nog gedaan kan worden om het aantal laatmelders terug te dringen.
Ik vind het positief om te lezen dat vmbo-scholen goed betrokken worden bij de invoering
van de vroegtijdige aanmelddatum in het mbo en goed op de hoogte zijn van het toelatingsrecht
en de mogelijkheid van verplichte intakeactiviteiten. Voorlichting over het toelatingsrecht
is bij 70% van de bevraagde vmbo-scholen opgenomen in het LOB-programma, zo blijkt
uit de monitor. De meeste vmbo-decanen (79%) geven aan op de hoogte te zijn van de
toelatingsprocedures van de voor hen belangrijkste mbo-school. De tevredenheid over
de wijze waarop mbo-scholen de toelatingsprocedures bekendmaken wordt door 40% van
de bevraagde vmbo-respondenten als wisselend ervaren. In mijn gesprekken met mbo-scholen
zal ik vragen ook de ervaring van het toeleverend onderwijs mee te nemen bij het vormgeven
van de communicatie over het toelatingsbeleid.
Het Expertisepunt LOB (Loopbaanoriëntatie- en Begeleiding), dat vo- en mbo-scholen
ondersteunt bij de kwaliteitsverbetering van LOB zal tot en met juni 2022 worden verlengd
en uitgebreid met activiteiten gericht op verbetering van de doorstroom van vo en
mbo naar hbo. Aandacht voor de aspecten rond het toelatingsrecht en de kennis daarover
bij decanen is in de activiteiten van het Expertisepunt LOB opgenomen maar zal worden
geïntensiveerd. Een deel vmbo-decanen is namelijk onvoldoende op de hoogte van de
toelatingsprocedures voor het mbo, zoals over het bestaan van het BSA, de procedures
rondom numerus fixus en het recht op studiekeuzeadvies bij tijdige aanmelding. Met
de verlenging zal ook de meting van de voortgang op de lob- verbeteragenda’s in vo
en mbo gewijzigd worden. De tweede meting van de LOB-monitor zal in 2020 worden gehouden.
Wat betreft dat laatste laat de monitor zien dat het studiekeuzeadvies op verschillende
manieren wordt vormgegeven. Een deel van de mbo-scholen geeft een studiekeuzeadvies
voor alle studenten tijdens of na de intake/kennismaking. Het betreft ongeveer 25%
van de mbo-scholen. Een ander deel biedt studenten die twijfelen over hun keuze de
mogelijkheid om een (beroeps-) keuzetest te doen of in gesprek te gaan met een (loopbaan)adviseur
van de school (35% van de mbo-scholen). De onderzoekers constateren dat de informatievoorziening
vaak niet helder is over wat de intakeactiviteiten concreet inhouden, hoe er een beroep
op kan worden gedaan en hoe het studiekeuzeadvies tot stand komt. Weinig studenten
lijken zelf expliciet een beroep te doen op hun recht op een studiekeuzeadvies. Het
studiekeuzeadvies in de wet is bedoeld als een recht van de student, die zich tijdig
meldt en heeft deelgenomen aan intakeactiviteiten, op een persoonlijk studieadvies.
Het recht op een studiekeuzeadvies lijkt nog onvoldoende bekend te zijn bij studenten.
Ik toets dit beeld in de resultaten van de studentenenquête die eind dit jaar verschijnt
en kom daar dan bij uw Kamer op terug. In de brieven die dit najaar naar leerlingen
in het voortgezet onderwijs gaan die in hun examenjaar zitten zal ik het recht op
een studiekeuzeadvies in elk geval duidelijk maken.
Toelatingsrecht
Het toelatingsrecht dat met de wet is geïntroduceerd heeft als doel om de positie van de student in de
overstap naar het mbo te versterken. Mbo-scholen bepalen niet langer waar de student
wordt geplaatst. Studenten hebben recht op toelating tot de opleiding van hun keuze,
mits ze aan de voorwaarden voor toelating voldoen. Ruim een derde van de mbo-opleidingen
geeft aan vanwege het toelatingsrecht studenten in studiejaar 2018/19 te hebben toegelaten
die zij in voorgaande jaren niet toegelaten zouden hebben.
De monitor laat zien dat de vormgeving van de intake door de wet is veranderd. De
intake is nu vooral gericht op kennismaking en bepaling van eventuele ondersteuningsbehoefte.
De intake lijkt minder gericht op het bespreken van motivatie en geschiktheid voor
de opleiding en het beroep dan in het verleden, al spelen toetsing van motivatie en
geschiktheid van de student nog steeds een rol. Veruit de meeste mbo-scholen hanteren
een verplichte intake voor nieuwe studenten.
Een intake gericht op voorlichting, kennismaking en het bespreken van ondersteuningsbehoefte
juich ik toe. Het verplicht stellen van deelname aan de intake kan jongeren helpen
om hun studiekeuze en hun oriëntatie op de combinatie opleiding en school, serieus
te nemen. Het mag echter geen drempel zijn. Ik volg daarom met belangstelling verschillende
aanpakken, zoals «Altijd Welkom» bij ROC Midden Nederland, groepsgewijze intake en
hoe de intake vorm krijgt bij opleidingen met beperkt aantal plekken en/of aanvullende
eisen.
Negatief studiekeuzeadvies
Meer dan de helft van de respondenten van mbo-opleidingen geven aan dat zij negatieve
adviezen hebben gegeven aan studenten die voldoen aan de toelatingseisen. De reden
is dat men twijfelt of de student succesvol zijn of haar opleiding zal kunnen afronden.
Per opleiding gaat het meestal om een beperkt aantal keer (1–5 keer) dat een negatief
advies wordt gegeven. Ruim een kwart van de teams (27%) kende meer dan vijf negatieve
adviezen, in uitzonderlijke gevallen oplopend tot enkele tientallen. In de sector
Economie komen negatieve adviezen het vaakst voor, in de sector Techniek het minst.
De wijze waarop het advies wordt gegeven varieert per instelling. Soms is het een
formeel advies, zoals een formulier, een mail of een brief. In andere gevallen wordt
het mondeling het advies gegeven.
De belangrijkste vraag is of het voor studenten voldoende helder is dat zij, ook bij
een negatief advies, recht hebben op toelating. Het advies om niet de opleiding van
keuze te gaan volgen wordt vaak opgevolgd door de student. Ik vind het van belang
dat alle studenten, die voldoen aan de voorwaarden, goed weten dat ze het recht hebben
om toch te beginnen. Tegelijkertijd moet de student zijn keuze weloverwogen maken
en daarbij helpt het professionele advies van de opleiding. De resultaten uit de enquête
onder eerstejaarsstudenten, onderdeel van de rapportage eind dit jaar, zal hopelijk
duidelijk maken hoe studenten de intake en adviezen van de opleiding ervaren en in
hoeverre bekend is dat zij recht hebben op toelating. In onze voorlichting aan aspirant-studenten
zal ik in elk geval beide aspecten onder de aandacht brengen.
Numerus fixus-opleidingen
Niet alle studenten die voldoen aan de vooropleidingseisen kunnen worden toegelaten
tot de opleiding van hun (eerste) keuze. Het kan zijn dat een opleiding maar een beperkt
aantal plekken heeft. Dat is het geval wanneer het arbeidsmarktperspectief voor dat
beroep minder gunstig is of wanneer een opleiding een beperkte capaciteit heeft, bijvoorbeeld
een beperkt aantal praktijklokalen. Wat betreft het aantal NF-opleidingen per instelling
laat het onderzoek een wisselend beeld zien. Bij een deel van de instellingen is het
aantal gestegen, bij een deel gedaald. In de bijlage3 bij deze brief zit een factsheet met een overzicht van het aantal numerus fixus opleidingen
in het mbo, zoals verzocht door uw Kamer. Het gaat om opleiding/school combinaties.
Het beeld dat uit de factsheet naar voren komt bevat voor mij geen verrassingen. Het
enige wat opvalt is dat een behoorlijk deel van NF-opleidingen minder inschrijvingen
dan plekken heeft. Dat is enerzijds goed nieuws want het betekent dat studenten die
die opleiding willen doen ook aan de opleiding kunnen beginnen maar het kan zijn dat
een NF ook een afschrikeffect heeft en studenten toch kiezen voor opleidingen waarvan
eerder duidelijk is dat ze worden aangenomen. Ik ga met mbo-scholen in gesprek over
het instellen van een NF naar aanleiding van de informatie in het factsheet. Daarnaast
heb ik afgesproken de ontwikkeling van de numerus fixus in het mbo de komende jaren
te volgen: het wordt als apart onderdeel meegenomen in het monitorprogramma.
Bijna 80% van de opleidingen met een numerus fixus hanteert «volgorde van aanmelding»
bij de toewijzing van het aantal beschikbare plekken. Er zijn door uw Kamer eerder
vragen gesteld over de volgorde van aanmelding bij numerus fixus-opleidingen en de
mogelijk ongelijke kansen die ontstaan doordat sommige aspirant-studenten niet op
de hoogte zijn van de openstellingsdatum. 4 Ik heb in het debat van 9 april j.l. over de JOB-monitor en het toelatingsbeleid
in het mbo, toegezegd daarover in gesprek te gaan met de MBO Raad en JOB. Inmiddels
zijn er meerdere gesprekken gevoerd. Uitkomst tot nu toe is dat we met elkaar delen
dat transparantie voor de student leidend moet zijn. Daar draagt één datum aan bij
maar er zijn tussen partijen verschillen van inzicht over welke datum dan verstandig
is en of de aandacht primair op de datum gericht zou moeten zijn of meer op zaken
als heldere communicatie. In die discussie is het zaak een balans te vinden tussen
het voordeel van een datum dicht bij de huidige praktijk, waardoor aspirant-studenten
zich al vroeg op open dagen kunnen melden voor een mbo-opleiding waar ze interesse
voor hebben (ze mogen zich bij meerdere opleidingen aanmelden), het voordeel van een
latere datum, waardoor er op het voortgezet onderwijs voldoende tijd is voor een degelijke
studiekeuzebegeleiding, en het gegeven dat 1 februari de uiterste datum is waarop
mbo-scholen hun toelatingsbeleid kenbaar moeten maken. Ik praat binnenkort met de
partijen verder en informeer uw Kamer zo spoedig mogelijk.
Nadere vooropleidingseisen
Sommige mbo-opleidingen mogen nadere vooropleidingseisen stellen voor niet-verwante
doorstroom. Daartoe dient de doorstroomregeling. Tot voor kort waren mbo-opleidingen
verplicht de nadere vooropleidingseisen te hanteren bij niet-verwante doorstroom vanuit
het vmbo. Bij invoering van de wet «Versterken positie mbo-studenten» wordt dat een
«kan-bepaling». De regeling is met de vernieuwing van het vmbo en de herziening van
de kwalificatiestructuur in het mbo zodanig verouderd dat de regeling binnenkort zal
worden herzien. Uit de monitor blijkt dat een deel van de opleidingen die wel toelatingseisen
mogen stellen dat niet te doen. Ruim een kwart van de mbo-scholen geven aan dat de
doorstroomregeling nog wel wordt toegepast om instromers met wiskunde en/of Nask1
toe te laten tot een technische opleiding. Ook een kwart van de mbo-instellingen maakt
gebruik van de doorstroomregeling om instromers met wiskunde of economie dan wel een
tweede vreemde taal toe te laten tot een economische opleiding. Ik ben voornemens
de doorstroomregeling zo aan te passen dat alleen technische opleidingen op de hogere
mbo-niveaus (mbo-3 en mbo-4 opleidingen) van leerlingen mogen eisen dat ze examen
hebben gedaan in wiskunde en/of Nask1. Diverse partijen geven aan dat die kennis van
wiskunde of Nask1 echt nodig is voor studenten om de lessen vanaf het begin van de
opleiding te kunnen volgen.
Ook aanvullende eisen kunnen een reden zijn om een student niet toe te laten tot een
opleiding van zijn/haar keuze. Deze eisen houden verband met de organisatie en de
inrichting van het onderwijs of de uitoefening van een beroep of de beroepen waarop
de betreffende beroepsopleiding voorbereidt. Het gaat bijvoorbeeld om benodigde fysieke
of creatieve vaardigheden bij sport- en kunstopleidingen. Het betreft eisen die geen
onderdeel zijn van de vooropleiding. Er zijn in het mbo 48 opleidingen waarvoor scholen
aanvullende eisen aan de student mogen stellen op basis de aangegeven gronden. Het
merendeel (71%) van de mbo-instellingen biedt één of meerdere opleidingen aan waarvoor
aanvullende eisen gesteld mogen worden. Daarbij moeten scholen duidelijk maken welke
criteria en normen ze hanteren en hoe ze bepalen of een student aan de criteria voldoet.
Uit de studentenenquête zal blijken of dit voldoende duidelijk is voor de student.
Specifieke doelgroepen
Uit de casestudies en de enquêtes komt naar voren dat er zorgen zijn bij mbo-scholen
over het toelatingsrecht van een aantal specifieke doelgroepen. Het gaat om groepen
studenten, die formeel recht op toelating hebben, maar waarvan men zich afvraagt of
toelating wel in het belang van de student is. Genoemd worden: leerlingen uit het
praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs met een uitstroomprofiel «arbeid»
die willen doorstromen naar de entree-opleiding, gediplomeerde vmbo-leerlingen uit
de kaderberoepsgerichte leerweg die doorstromen naar mbo-niveau 4, gediplomeerde studenten
van mbo-niveau 2 die doorstromen naar niveau 4, NT2-doorstromers van Entree die doorstromen
naar niveau 2, instromers met een grote (en soms vooraf niet bekende) ondersteuningsbehoefte.
Ik vind dat we deze groepen ook kansen moeten bieden. Het middelbaar beroepsonderwijs
is mooi onderwijs met goede baankansen. Het is daarom van belang dat scholen in gesprek
blijven met aspirant-studenten, hen professioneel blijven adviseren, en dat samen
wordt gekeken hoe het wel kan. De monitor zal op termijn ook de effecten van de wet
voor de doorstroom van verschillende groepen inzichtelijk maken. Als daaruit blijkt
dat er iets extra’s nodig is om aansluiting te verbeteren, dan pak ik dat op. Er is
al veel ondersteuning op en maatwerk mogelijk in het mbo maar ik blijf met mbo-scholen
en studenten in gesprek om te kijken hoe toegankelijkheid en studentsucces verder
kunnen vergroten.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
Indieners
-
Indiener
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap