Brief regering : Fiche: Herschikking verordening Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT) met besluit Strategische Innovatie Agenda EIT 2021-2027
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2821 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 september 2019
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 1 fiche dat werd opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche: Herschikking verordening Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT)
met besluit Strategische Innovatie Agenda EIT 2021–2027
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
Fiche: Herschikking verordening Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT)
met besluit Strategische Innovatie Agenda EIT 2021–2027
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de strategische
innovatieagenda van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) 2021–2027:
Het innovatietalent en de innovatiecapaciteit van Europa stimuleren
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het
Europees Instituut voor innovatie en technologie (herschikking)
b) Datum ontvangst Commissiedocument
12 juli 2019
c) Nr. Commissiedocument
COM (2019) 330 (besluit); COM (2019) 331 (verordening)
d) EUR-Lex
COM(2019) 330; COM(2019) 330 ANNEX; COM(2019) 331; COM(2019) 331 ANNEX
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD(2019) 330; SWD(2019) 331; SEC(2019) 275
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Concurrentievermogen.
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat in nauwe samenwerking met het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
h) Rechtsbasis
Artikel 173, lid 3 VWEU
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT) is een in 2008 opgericht
onafhankelijk EU-orgaan met de taak om belangrijke maatschappelijke uitdagingen aan
te gaan door de innovatiecapaciteit en de innovatieprestaties van de EU te verbeteren.
Deze maatschappelijke uitdagingen zijn gekoppeld aan thema’s zoals klimaat, energie,
zorg en voedsel. Het EIT brengt de kennisdriehoek (onderwijs, onderzoek en innovatief
ondernemerschap) bij elkaar en stimuleert zo de samenwerking en kennisoverdracht.
Het voorliggende voorstel van de Europese Commissie (hierna Commissie) bevat zowel
een herschikking van de bestaande EIT-verordening1 als de nieuwe strategische innovatieagenda (SIA) van het EIT voor de periode 2021–2027.
De inhoud van beide voorstellen kan als één worden bezien en daarom zal vanaf nu worden
gesproken over het «EIT-voorstel». De Commissie houdt in het EIT-voorstel grotendeels
vast aan de huidige vorm van het EIT.
Het EIT zal onderdeel gaan uitmaken van Pijler 3 «Innovatief Europa» van Horizon Europe
om de synergie te versterken met de European Innovation Council (EIC), andere onderdelen
van Horizon Europe2, als ook andere Europese programma’s, zoals Erasmus en Digital Europe.
Binnen het EIT wordt vastgehouden aan de Kennis en Innovatiegemeenschappen (KIG’s)
als belangrijkste instrument, waarmee thematisch de Europese samenwerking wordt bevorderd.
Dit door middel van het opzetten van regionale ecosystemen in de vorm van colocatie
centra (CLC’s), waarmee (wetenschappelijke) kennis en innovatieve toepassingen sneller
aan elkaar kunnen worden gekoppeld.3 Naast de acht bestaande KIG’s wil de Commissie in 2022 een nieuwe KIG starten op
het thema «Cultuur en Creatieve Sector» en in 2025 op een nog nader te bepalen thema.
Om dit te financieren wil de Commissie het financieringsmodel aanpassen, waarbij de
KIG in de levenscyclus van maximaal 15 jaar – stapsgewijs – steeds minder EIT-financiering
ontvangt en waar na de periode van 15 jaar de kaderpartnerschapsovereenkomst en de
EIT-financiering bij een positieve evaluatiebeoordeling wordt vervangen met een «memorandum
van samenwerking».4 Om de impact van de KIG’s te vergroten wil de Commissie de toegankelijkheid van
de KIG’s bevorderen zodat meer partners (bedrijven, kennisinstellingen etc.) deel
kunnen nemen. Er wordt voorgesteld om hiervoor de regionale innovatieregeling (regional innovation scheme, RIS) sterker in de KIG’s te verankeren en hier 10% van het KIG-budget voor te oormerken.
Om de innovatiecapaciteit van het hoger onderwijs te versterken wil de Commissie een
nieuwe actie introduceren om hogeronderwijsinstellingen de kans te bieden om via het
EIT hun ondernemers- en innovatiecapaciteit te vergroten. In deze nieuwe actie zal
25% van het budget gereserveerd worden voor minder innovatieve landen en regio’s.
Bovendien wil de Commissie de communicatie naar partners en lidstaten verbeteren door
minstens twee keer per jaar bijeenkomsten te organiseren voor vertegenwoordigers van
lidstaten; oproepen en projecten van het EIT te vermelden in het European Funding and Tender Opportunities Portal om zoveel mogelijk partijen de kans te geven om deel te nemen; en de regelgeving
te vereenvoudigen door de regels om deel te nemen te harmoniseren met de «regels voor
deelname» van Horizon Europe. Het evaluatiemechanisme wordt uitgebreid door middel
van een KIG-evaluatie voor het einde van het 7e en 14e operationele jaar en de monitoring wordt versterkt door deze meer te harmoniseren
met Horizon Europe. Ten slotte stelt de Commissie voor om de governance te versterken
door de verantwoordingsplicht van de directeur naar de raad van bestuur en de onafhankelijkheid
van de interne audit te onderstrepen.
b) Impact assessment Commissie
Het impact assessment zet een aantal aandachtpunten uiteen die geadresseerd moeten
worden in het EIT in de komende periode:
• het effect van de KIG’s en de integratie binnen de kennisdriehoek vergroten door een
doeltreffend en efficiënt EIT-financieringsmodel;
• de innovatie- en ondernemingscapaciteit van het hoger onderwijs vergroten door institutionele
veranderingen in instellingen voor hoger onderwijs in Europa te bevorderen;
• het regionale bereik van het EIT vergroten om regionale verschillen op het gebied
van innovatiecapaciteit in de EU aan te pakken.
Om de aandachtspunten op de juiste manier te adresseren worden de volgende beleidsopties
overwogen:
1. Basisoptie: voortzetting van de bestaande activiteiten van het EIT met alleen de nodige
aanpassingen om het voorstel in overeenstemming te brengen met het voorstel voor Horizon
Europa.
2. Voortbouwend op de basisoptie, inclusief de goedkeuring van een aantal technische
maatregelen om de werking van het EIT te verbeteren en een actie om het onderwijs
in ondernemerschap in heel Europa te bevorderen.
3. Optie 3 verschilt van optie 2 doordat bij deze optie wordt voorzien in de oprichting
van een EIT-hub in elke lidstaat om het effect van de EIT-activiteiten in heel Europa
te vergroten.
In het EIT-voorstel heeft de Commissie voor optie 2 gekozen. Volgens het impact assessment
zal dit leiden tot aanzienlijke verbeteringen van het EIT in de volgende programmeringsperiode.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het Kabinet hecht belang aan Europese investeringen in onderzoek en innovatie vanwege
de toegevoegde waarde voor zowel het Europese wetenschapsniveau als de innovatie-
en concurrentiekracht, als ook het oplossen van maatschappelijke uitdagingen die worden
gelinkt aan de thema’s van de KIG’s. De essentie van het Nederlandse beleid voor Horizon
Europe is dat het gericht moet zijn op excellentie en impact.5 Dit was dan ook de Nederlandse inzet bij de onderhandelingen die hebben geleid tot
het akkoord op hoofdlijnen van Horizon Europe. Hierin is de Nederlandse inzet grotendeels
behaald.6
In lijn met de EIT-doelstellingen zet het Kabinet in op het bijeenbrengen van de kennisdriehoek
en het vinden van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, wat tot uiting komt
in het beleid van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA)7 en het missie gedreven topsectoren- en innovatiebeleid8, als ook de Centres of Expertise (CoE) en de Smart Industry Fieldlabs. De relevantie
van het EIT voor het Nederlandse beleid vertaalt zich ook in de succesvolle deelname
van Nederlandse partijen in het EIT. Het hoofdkantoor van de KIG omtrent klimaat (EIT
Climate-KIC) is gevestigd in Amsterdam en er zijn CLC’s gevestigd in Eindhoven (EIT
Digital en EIT InnoEnergy), Utrecht (EIT Climate-KIC) en Helmond (EIT Urban Mobility).
Er wordt veel aandacht besteed aan het versterken van de innovatiecapaciteit van bedrijven
en kennisinstellingen, onder andere door het stimuleren van innovatieve startups en
opschaling om sneller nieuwe producten, processen en diensten op de markt te brengen.9
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het Kabinet is van mening dat de grondgedachte achter de oprichting van het EIT nog
van toepassing is en dat het EIT-model van een door innovatie gedreven integratie
van de kennisdriehoek nog steeds relevant is voor het Europese innovatielandschap.10 Het is een aanvulling op nationale initiatieven op het gebied van de kennisdriehoek,
het draagt bij aan ontwikkelingen op het terrein van onderwijs, onderzoek, innovatief
ondernemerschap en het versterkt de Nederlandse en Europese concurrentiekracht.11 Het Kabinet kan zich daarom goed vinden in verdergaande borging van het EIT in Horizon
Europe.
Kennis en Innovatiegemeenschappen
De voortzetting van de KIG’s als belangrijkste instrument binnen het EIT wordt positief
ontvangen. De KIG’s hebben een belangrijke toegevoegde waarde voor nationale initiatieven
doordat ze partijen toegang tot een internationaal kennis- en innovatienetwerk verschaffen.
Ook wordt positief gekeken naar de keuze om in 2022 een nieuwe KIG te lanceren op
het gebied van de culturele en creatieve sector. De sector is van belang voor het
kennis- en innovatievermogen van Nederland. Volgens de meest recente cijfers van het
CBS droeg de culturele en creatieve sector voor 3,7 procent (bbp) bij aan de Nederlandse
economie. Dit gaat gepaard met een aandeel van 4,5 procent in de totale werkgelegenheid.12 De sector heeft flexibele denkkracht, is gewend om over domeinen heen samen te werken
en denkt buiten gebaande paden. Deze kenmerken zijn belangrijk om tot antwoorden te
komen op de grote maatschappelijke vraagstukken en kunnen een zinvolle betekenis geven
aan nieuwe technologische mogelijkheden. Voor de deelgebieden binnen de voorgestelde
nieuwe KIG ziet het Kabinet mogelijkheden voor zowel de creatieve industrie als de
cultuur- en erfgoeddomeinen. Binnen de deelgebieden ontbreekt echter in voldoende
mate het thema duurzaamheid, net zoals innovaties in het beheer en behoud van cultureel
erfgoed en de bijdrage van erfgoed aan oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken
inclusief de kwaliteit van de leefomgeving. Bij de inrichting van de KIG’s is het
van belang dat dezelfde definitie van de culturele en creatieve sector wordt gebruikt
als in de verordening van Creative Europe.13 Het voornemen om het thema van de tweede nieuwe KIG in nauwe relatie tot het partnerschappenlandschap
in het Strategisch Plan van Horizon Europe vast te stellen wordt gesteund.
Het Kabinet staat achter de economische verduurzaming van de KIG’s en onderschrijft
dan ook het streven van de Commissie om de EIT-financiering per KIG geleidelijk te
verminderen. De aanname dat een KIG na 15 jaar zonder EIT-financiering in gelijke
vorm kan functioneren wordt door het Kabinet in twijfel getrokken, omdat een KIG ook
niet marktconforme acties omvat. Het is van belang dat de belangrijke functie van
het EIT voor Europese samenwerking en de toegevoegde waarde van de KIG’s op het gebied
van kennisoverdracht, innovatie en onderwijs niet verloren gaan. Daarom ziet het Kabinet
in de evaluatie voor het 14eoperationele jaar van de KIG graag terug in hoeverre een KIG zelfstandig kan blijven
functioneren zonder EIT-financiering, en of de Europese toegevoegde waarde op de maatschappelijke
uitdagingen hiermee niet verloren gaat. Dit oordeel moet leidend zijn in het besluit
om het wel of niet (in mindere mate) te blijven financieren. In de keuze om wel of
niet een nieuwe KIG op te zetten in 2025 dient de Commissie dan ook rekening te houden
met de uitkomsten van de evaluatie omtrent de drie oudste KIG’s.14 Indien uit de evaluatie blijkt dat een KIG na 15 jaar niet volledig onafhankelijk
van EIT-financiering kan functioneren, maar er wel nog sprake is van eerdergenoemde
meerwaarde, dan kan worden overwogen om de financiering bedoeld voor de nieuw op te
zetten KIG in 2025 te gebruiken voor verdere financiering van één of meerdere bestaande
KIG’s. Losstaand van bovenstaande zijn er zorgen over de overgang van Horizon 202015 naar Horizon Europe vanwege de voorgestelde jaarlijkse verdeling van middelen gegeven
de levenscyclus van de KIG. De Commissie dient hier aandacht aan te besteden zodat
de consistentie van de werkzaamheden van de KIG’s niet in het geding is.
De manier waarop de Commissie de toegankelijkheid voor nieuwe partners wil verbeteren
blijft onduidelijk. Zo ontbreken concrete plannen voor het sterker betrekken van de
industrie. Zeker met het oog op de vermindering van EIT-financiering voor KIG’s wordt
de betrokkenheid van en cofinanciering door partners belangrijker en zullen hier concrete
stappen genomen moeten worden. Daarnaast zal het sterker verankeren van de RIS de
keuzevrijheid van de KIG’s voor nieuwe partners beperken. Hiermee wordt de aantrekkelijkheid
voor deelname van partners die niet onder de RIS vallen verminderd. Het Kabinet zal
daarom de Commissie vragen hoe zij de betrokkenheid van partners en dan in het bijzonder
het bedrijfsleven denkt te versterken. De inzet op maatschappelijke uitdagingen vraagt
daarnaast om betrokkenheid van andere stakeholders zoals NGO’s en burgers.
Versterken innovatiecapaciteit hogeronderwijsinstellingen
De nieuwe actie voor het stimuleren van innovatie en ondernemerschap bij hogeronderwijsinstellingen
wordt positief ontvangen. Het Kabinet zet erop in dat dit op een open en transparante
manier gebeurt zodat zoveel mogelijk hogeronderwijsinstellingen, ook niet-KIG partners,
bereikt worden. Met name hogescholen kunnen profiteren van deze actie, omdat zij door
hun praktijkgerichte onderzoek van nature sterk zijn in samenwerkingen tussen onderwijs,
onderzoek en ondernemerschap. De definitie voor hogeronderwijsinstellingen kan gebruikt
worden zoals geformuleerd in het Erasmusprogramma.16 Ook de sterkere positie van onderwijs in de KIG’s om hiermee ondernemerschaps- en
innovatievaardigheden te stimuleren en dat dit in het perspectief van een leven lang leren wordt geplaatst wordt gesteund. Hier zou echter meer aandacht besteed moeten worden
aan innovaties in onderwijs zoals blended learning, online learning en virtual en augmented reality.
Versterken regionale en internationale impact
Het Kabinet herkent het belang om de innovatiecapaciteit en impact in alle regio’s
van Europa te versterken en is van mening dat andere instrumenten, zoals het «widening
participation»-instrument17 in Horizon Europe en het Cohesiebeleid hier toe dienen en dat het oormerken van budget
voor regionale spreiding niet past binnen het EIT.18 Indien na besluitvorming blijkt dat toch een dergelijke strategie gericht op geografische
spreiding wordt geïmplementeerd, is het Kabinet van mening dat àlle minder innovatieve
regio’s in Europa hiervoor in aanmerking moeten komen, en niet enkel regio’s in minder
innovatieve landen.
Het ontplooien van internationale activiteiten met het oog op de mondiale maatschappelijke
uitdagingen wordt gesteund. Dit zal in nauwe samenwerking met de Commissie en de raad
van bestuur van het EIT moeten gebeuren en conform de kaders van zowel Horizon Europe
als andere relevante EU-beleidsmaatregelen.
Synergie/regelgeving/communicatie/evaluatie/monitoring/governance
Het Kabinet steunt de ambitie van de Commissie om sterke synergiën te leggen met een
groot aantal onderdelen van Horizon Europe en overige Europese programma’s19 en moedigt verdere concretisering van deze plannen aan. Zo zou de synergie tussen
de verschillende thematische KIG’s sterker terug kunnen komen in het voorstel. Ook
de intentie om de regelgeving te vereenvoudigen wordt goed ontvangen. Door het verlagen
van administratieve lasten wordt de toegankelijkheid van alle partijen vergroot. In
lijn met het voorstel beoogt het Kabinet dat de regels voor deelname binnen het EIT
zo ver als mogelijk de regels voor deelname van Horizon Europe volgen. Ook worden
de voornemens ter verbetering van de communicatie naar de partners en lidstaten aangemoedigd.
Het Kabinet staat positief ten aanzien van de mogelijkheid tot het verstrekken van
meerjarige subsidies, het versterken van het evaluatiemechanisme, de aanpassingen
op het gebied van de governance en het stroomlijnen van de rapportage- en toezichtsysteem
voor KIG’s met het toezichtsysteem van Horizon Europe.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Het belang van het EIT en de waarde die het instrument heeft voor het Europese innovatieve
landschap wordt erkend in Europa. Lidstaten die momenteel minder betrokken zijn bij
het EIT-instrument willen dit graag anders zien en zullen naar verwachting meer inzetten
op de regionale reikwijdte van het instrument. Ook het Europees Parlement blijft naar
verwachting positief staan ten opzichte van het EIT-instrument. Zo heeft de ITRE (Industry, Research and Energy) in een eerdere fase een budgetverhoging voorgesteld en is er gepleit voor een sterkere
verankering van de creatieve sector in het deelakkoord van Horizon Europe.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
De beoordeling ten aanzien van de bevoegdheid voor de verordening en het besluit is
positief. De voorgestelde rechtsgrondslag is artikel 173, lid 3 VWEU voor zowel het
besluit als de verordening. Overeenkomstig artikel 173, lid 1, dragen de Unie en de
lidstaten er zorg voor dat de omstandigheden nodig voor het concurrentievermogen van
de industrie van de Unie, aanwezig zijn. Op basis van artikel 173, lid 3 VWEU kan
de EU-maatregelen nemen om een betere benutting van het industriële potentieel van
het beleid inzake innovatie, onderzoek en technologische ontwikkeling te stimuleren.
Het kabinet kan zich vinden in de gekozen rechtsgrondslag, omdat de juiste rechtsgrondslag
is gekozen. Ook de vorige instrumenten die met deze voorstellen worden herschikt,
waren gebaseerd op de voorloper van deze rechtsgrondslag. Het betreft hier een parallelle
bevoegdheid van de EU (artikel 4, derde lid, VWEU). Dit betekent dat de uitoefening
van de bevoegdheid op dit terrein door de Unie, de lidstaten niet verhindert hun bevoegdheid
uit te blijven oefenen.
b) Subsidiariteit
De beoordeling ten aanzien van de subsidiariteit voor de verordening en het besluit
is positief. Naast nationale inspanningen is het volgens het Kabinet van belang dat
deze ook op Europees niveau worden voortgezet. Het bevorderen van onderzoek en innovatie
op EU-niveau leidt tot schaalvoordelen en een optimale benutting van «kennisspillovers».20 Europese middelen voor onderzoek en innovatie kunnen nationale inspanningen versterken
en bieden meerwaarde omdat ze voor bundeling op Europees niveau zorgen en grensoverschrijdende
samenwerking stimuleren.
c) Proportionaliteit
De beoordeling ten aanzien van de proportionaliteit voor de verordening en het besluit
is positief. De voorgestelde vorm en inhoud van het voorstel staan in een evenredige
verhouding tot het doel: belangrijke maatschappelijke uitdagingen aan gaan door de
innovatiecapaciteit en de innovatieprestaties van de EU te verbeteren. Het optreden
van de Europese Unie vereist geen harmonisatie van de wet- en regelgeving van de lidstaten.
5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten
a) Consequenties EU-begroting
Het Kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen
de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze
moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. De kabinetsinzet
voor het volgende MFK is leidend voor een integrale afweging van middelen voor de
periode na 2020; Nederland wil niet vooruitlopen op de besluitvorming over het volgende
MFK. De financiële gevolgen die de Commissie voorstelt in de verordening moeten in
het licht worden gezien van de bredere budgetonderhandelingen voor Horizon Europe
en het Meerjarig Financieel Kader. Mogelijke gevolgen voor de nationale begroting
worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform
de regels van de budgetdiscipline.
De Commissie stelt als totaalbudget voor het EIT voor de periode 2021–2027 een bedrag
voor van € 3 miljard. Dit is gebaseerd op drie hoofdonderdelen, zoals weergeven in
Tabel 1.
Tabel 1: Overzicht voorstel budget EIT 2021–2017
EIT
3,00
(100%)
– KIG’s
2,50
(83,3%)
– Nieuwe actie HEIs
0,40
(13,3%)
– Administratieve lasten1
0,10
(0,3%)
X Noot
1
Maximale kosten van 3%, streven is een lager bedrag van 73 miljoen EUR.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale
overheden
Het EIT heeft geen directe financiële consequenties voor de rijksoverheid en/of decentrale
overheden.
c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger
Zowel kennisinstellingen (o.a. universiteiten, hogescholen en UMC’s), bedrijfsleven
(mkb, grootbedrijf), onderzoeksinstellingen (o.a. TO2, KNAW en NWO) als overheden
kunnen in aanmerking komen voor de middelen die ter beschikking worden gesteld via
het EIT-instrument ten behoeve van het bereiken van de doelstellingen.
d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden,
bedrijfsleven en burger
Deelnemers die gebruik maken van financiering uit het EIT-instrument moeten voldoen
aan de regelgeving die de Commissie oplegt bij het verstrekken van middelen. Administratieve
lasten zijn daarbij een aandachtspunt. Het Kabinet hecht hier belang aan, zoals hierboven
ook is beschreven, en zal de Commissie vragen om te concretiseren hoe de intentie
om de regeldruk en administratieve lasten voor partijen te verminderen, wordt vormgegeven.
e) Gevolgen voor concurrentiekracht
De verwachting is dat het EIT zal blijven bijdragen aan het versterken van de Europese
concurrentiekracht. De samenwerking in de driehoek onderzoek-onderwijs-(innovatief)
ondernemerschap wordt middels het EIT gestimuleerd. Dit leidt aannemelijk tot kennisspillovers
die de Europese concurrentiekracht op het gebied van onderzoek en innovatie ten goede
komt, omdat er onder andere sneller en meer innovatieve producten en diensten voor
de samenleving beschikbaar komen. Bovendien wordt hiermee de kwaliteit van vaardigheden
onder de beroepsbevolking versterkt. Dit leidt aannemelijk tot een hogere productiviteit
en impact (zowel wetenschappelijk, als maatschappelijk en economisch), en daarmee
een sterkere positie van bedrijven en kennisinstellingen in de wereld.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Beide voorstellen hebben geen gevolgen voor nationale en/of decentrale regelgeving.
Beide voorstellen behoeven geen verdere tenuitvoerlegging of uitvoering door middel
van Nederlandse wet- en regelgeving. Voor zover in Nederlandse wet- en regelgeving
wordt verwezen naar het EIT, behoeft dit geen aanpassing, omdat het EIT wordt voortgezet
en geen naamswijziging ondergaat. Er is geen toepassing van de lex silencio positivo
voorzien in beide voorstellen.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Noch de voorgestelde verordening noch het voorgestelde besluit bevat een grondslag
voor het vaststellen van gedelegeerde of uitvoeringshandelingen. Door de voorgestelde
wijzigingselementen in de herschikkingsvoorstellen is er ook geen aanleiding om alsnog
te pleiten voor dergelijke grondslag. Beide voorstellen bieden voldoende flexibiliteit
door de voorgestelde aanpassingen.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Het streven is om het EIT, als onderdeel van Horizon Europe, in 2021 in werking te
laten treden. Dit is haalbaar als de bredere onderhandelingen over het MFK tijdig
afgerond worden.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het monitor- en evaluatiesysteem van het EIT zal bestaan uit verschillende elementen:
• Het continue verzamelen van monitoringsgegevensgegevens. Ook zal worden gestreefd
naar een nauwe afstemming van de monitoring van het EIT met die van Horizon Europe.
• De periodieke evaluaties van de EIT-activiteiten, met daarbij de activiteiten die
door de KIG’s, zullen in 2023 en 2026 door de Commissie worden uitgevoerd overeenkomstig
de EIT-verordening en de Horizon Europe-verordening. De evaluatie van de prestaties
van het EIT zal door de Commissie bij de algemene halftijdse en ex-postevaluatie van
het Horizon Europe-programma worden gebruikt.
• Ook zal het EIT een evaluatie van elke KIG uitvoeren vóór het einde van het 7e en
het 14e operationele jaar.
e) Constitutionele toets
N.v.t.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
a) Uitvoerbaarheid
N.v.t.
b) Handhaafbaarheid
N.v.t.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Het EIT zal onderdeel zijn van het nieuwe Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie,
Horizon Europe. Horizon Europe zal samenwerking met derde landen stimuleren op basis
van gemeenschappelijk belang en wederzijds voordeel. Horizon Europe zal zich richten
op duurzame ontwikkeling door onder andere bij te dragen aan de doelstellingen van
de Sustainable Development Goals (SDGs) van de Verenigde Naties.
Indieners
-
Indiener
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken