Brief regering : Verslag van de bijeenkomst van het Financieel Stabiliteitscomité van 15 mei 2019
32 545 Wet- en regelgeving financiële markten
Nr. 104 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 mei 2019
Hierbij zend ik u het verslag van de bijeenkomst van het Financieel Stabiliteitscomité
van 15 mei. Dit verslag wordt ook gepubliceerd op de eigen website van het Financieel
Stabiliteitscomité.
In het Financieel Stabiliteitscomité spreken vertegenwoordigers van DNB, de AFM en
het Ministerie van Financiën ten minste twee keer per jaar onder leiding van de president
van DNB over ontwikkelingen op het gebied van de stabiliteit van het Nederlandse financiële
stelsel. Het CPB neemt als externe deskundige deel aan de vergadering. De deelnemers
namens het Ministerie van Financiën en CPB nemen geen deel aan de besluitvorming over
het signaleren van risico’s en het doen van aanbevelingen.
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra
Verslag Financieel Stabiliteitscomité 15 mei 2019
In het Financieel Stabiliteitscomité (FSC) spreken vertegenwoordigers van de Autoriteit
Financiële Markten, De Nederlandsche Bank en het Ministerie van Financiën over ontwikkelingen
op het gebied van de financiële stabiliteit in Nederland. Het Centraal Planbureau
neemt als externe deskundige deel aan de vergaderingen.
In zijn vergadering van 15 mei 2019 heeft het FSC gesproken over actuele risico’s
voor de financiële stabiliteit, klimaatrisico’s en de herziening van rentebenchmarks.
Actuele risico’s
In de internationale omgeving blijven financiële kwetsbaarheden toenemen, mede door
het continueren van het accommoderende monetaire beleid door de Fed en de ECB. Deze
kwetsbaarheden worden op verschillende manieren zichtbaar. Zo kennen sommige Europese
landen nog steeds hoge overheidsschulden en een sterke verwevenheid tussen banken
en de overheid. Het comité benadrukt dan ook het belang van verdere afbouw van deze
kwetsbaarheden in Europa, onder meer door regulering van de uitzettingen van banken
op overheden.
Tegen deze achtergrond heeft het comité ook stilgestaan bij de groei van markten voor
risicovolle bedrijfsschuld. Vooral de markt voor hefboomleningen blijft sterk groeien,
waarbij de leningvoorwaarden worden versoepeld en de hefboom op de leningen steeds
verder toeneemt. Mede doordat deze leningen in toenemende mate worden gesecuritiseerd,
is weinig bekend over welke partijen de risico’s van deze leningen dragen. Hoewel
de rol van Nederlandse banken bij dit type leningen beperkt lijkt, vindt het comité
een nadere analyse van de mogelijke stabiliteitsrisico’s wenselijk. Het comité zal
hier in een volgende vergadering op terugkomen.
Het Brexit-proces is in een nieuwe fase beland, nu de uittredingsdatum is uitgesteld
tot uiterlijk 31 oktober 2019. Als gevolg daarvan is de aandacht van financiële markten
en media voor de Brexit wat geluwd in vergelijking met de eerste maanden van 2019.
Dit kan ertoe leiden dat het gevoel van urgentie afneemt. De onzekerheden rond de
Brexit blijven echter onveranderd groot. Het uitstel geeft de Britse politiek weliswaar
extra tijd om overeenstemming te bereiken over een uittredingsakkoord, maar het is
niet zeker of dat lukt. Het risico van een no-deal Brexit is dus nog steeds aanwezig.
Ook geldt dat de transitieperiode tot eind 2020 niet is aangepast. Financiële instellingen
moeten daarom doorgaan met het treffen van voorbereidingsmaatregelen waar dat nog
nodig is.
Klimaatrisico’s
Sinds het comité in 2016 voor het eerst over dit onderwerp sprak, is de aandacht voor
klimaatrisico’s in de financiële sector sterk toegenomen. De afgelopen jaren is meer
onderzoek gedaan naar de impact van klimaatrisico’s op de financiële sector. Zo blijkt
uit een stresstest die DNB in 2018 heeft uitgevoerd dat een abrupte energietransitie
kan leiden tot stevige verliezen voor de Nederlandse financiële sector. Uit een verkenning
van vier stress-scenario’s blijkt dat het verlies op activaposities in sommige scenario’s
op kan lopen tot 3% van de activa van banken en ruim 10% van de activa van institutionele
beleggers.1 Deze analyse laat zien dat verliezen in de CO2-intensieve bedrijfstakken via de productieketens invloed hebben op andere sectoren
en daarmee op de economie als geheel. Daarnaast kunnen de gevolgen van klimaatverandering
tot verliezen leiden. Zo krijgen schadeverzekeraars mogelijk te maken met hoger dan
verwachte klimaatgerelateerde schadelasten.
Onder centrale banken en toezichthouders bestaat mede door dit soort analyses steeds
meer overeenstemming over de relevantie van klimaatrisico’s voor de financiële stabiliteit.
Zo heeft het Network for Greening the Financial System (NGFS) onlangs benadrukt dat
klimaatrisico’s een belangrijke oorzaak van financiële risico’s vormen. Centrale banken
en toezichthouders hebben volgens het NGFS dan ook tot taak om de weerbaarheid van
de financiële sector tegen deze risico’s te versterken. Het NGFS doet hiertoe een
aantal concrete aanbevelingen. Zo moeten toezichthouders klimaatrisico’s integreren
in het toezicht en kunnen centrale banken duurzaamheidscriteria hanteren in hun eigen
beleggingsportefeuilles. Daarnaast roept het NGFS op de verslaggeving van klimaatrelevante
factoren door bedrijven te verbeteren en meer inzicht te geven in de duurzaamheidsaspecten
en -risico’s van verschillende economische activiteiten.
Het FSC onderschrijft de relevantie van klimaatrisico’s voor de financiële sector
en verwelkomt de aanbevelingen van het NGFS. De leden van het comité geven hier vanuit
hun eigen mandaat op uiteenlopende manieren opvolging aan, en zullen dat de komende
jaren blijven doen. DNB integreert klimaat- en energietransitierisico’s in het toezicht
op financiële instellingen en heeft onlangs, als onderdeel van haar maatschappelijk
verantwoord beleggingsbeleid, de Principles for Responsible Investment (PRI) van de
Verenigde Naties ondertekend. De AFM bevordert het functioneren van markten voor «groene»
financiële producten, bijvoorbeeld door het tegengaan van greenwashing – het aanbieden van producten die ten onrechte het label «groen» hebben. Ook beoordeelt
de AFM de rapportage van niet-financiële informatie in de verslaggeving van bedrijven.
En het ministerie start in mei 2019 met de uitgifte van groene obligaties. Ook in
de Nederlandse financiële sector is de aandacht voor klimaatvraagstukken toegenomen.
Zo heeft de sector zich in het kader van het Klimaatakkoord gecommitteerd aan het
meten en reduceren van de CO2-impact van zijn financieringen en beleggingen. Het comité verwelkomt dit.
Tegelijk benadrukt het comité dat de kennis over klimaatgerelateerde financiële risico’s
en de aanpak daarvan nog beperkt is. De aanbevelingen van het NGFS om de beschikbaarheid
van data te verbeteren en te investeren in kennis en onderzoek op dit terrein onderschrijft
het comité dan ook. Dit gebeurt onder andere in het Platform voor Duurzame Financiering,
waarin vertegenwoordigers uit de financiële sector, de overheid, de toezichthouders
en de wetenschap kennis en ervaringen delen.
Het comité benadrukt daarnaast het belang van voorspelbaar klimaatbeleid en geloofwaardige
transitiepaden. Deze verkleinen het risico op abrupte maatregelen in de toekomst,
en kunnen daardoor een belangrijke bijdrage leveren aan het terugdringen van de financiële
stabiliteitsrisico’s van de energietransitie. Ook stelt dit de financiële sector in
staat om op tijd passende maatregelen te nemen door dit beleid mee te nemen in krediet-
en investeringsbeslissingen.
Herziening van rentebenchmarks
In reactie op de LIBOR-fraude heeft de Financial Stability Board (FSB) aanbevelingen
gedaan om rentebenchmarks robuuster te maken. Deze aanbevelingen zijn in de EU neergeslagen
in de Benchmark Regulation (BMR), die per 2022 bindend is voor kritische benchmarks.
De meest gebruikte rentebenchmarks in de eurozone, EONIA en EURIBOR, voldoen in hun
huidige vorm niet aan de BMR en mogen daarom zonder aanpassing van de berekeningsmethodiek
na 2022 niet meer gebruikt worden. Dit heeft gevolgen voor een groot aantal financiële
contracten, zoals rentederivaten, leningen en securitisaties, die momenteel verwijzen
naar EONIA of EURIBOR. Ook worden deze benchmarks gebruikt in waarderings- en risicomodellen
van financiële instellingen. De herziening van de rentebenchmarks vormt daarom een
grote uitdaging voor de financiële sector.
Het FSC heeft gesproken over de uitdagingen van deze transitie en de risico’s die
hiermee gepaard kunnen gaan. Het comité heeft vastgesteld dat voor EONIA een alternatief
is gevonden. Vanaf oktober 2019 zal door de ECB de rentebenchmark €STR worden gepubliceerd.
Dit laat onverlet dat de transitie naar nieuwe of aangepaste benchmarks gepaard kan
gaan met financiële, operationele en juridische risico’s.
Het comité benadrukt daarom dat financiële instellingen, maar ook niet-financiële
bedrijven die aan rentebenchmarks gerelateerde producten in portefeuille hebben, zich
goed moeten voorbereiden op de transitie naar de nieuwe benchmarks. Recent hebben
de AFM en DNB de grootste Nederlandse financiële instellingen hiertoe opgeroepen.2 De komende maanden voert de AFM een nadere analyse uit naar de impact op Nederlandse
partijen. Ook zal worden beoordeeld of de gekozen oplossingen voldoen aan de toezichtnormen.
Volgende vergadering
De eerstvolgende vergadering van het FSC vindt in november 2019 plaats. De onderwerpen
voor deze vergadering worden enkele weken voorafgaand aan de vergadering vastgesteld.
Indieners
-
Indiener
W.B. Hoekstra, minister van Financiën