Brief regering : Stand van zaken hoogrisicohonden
28 286 Dierenwelzijn
Nr. 1003 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 november 2018
De vaste commissie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft gevraagd een brief
met de stand van zaken over hoogrisicohonden aan uw Kamer te sturen. De commissie
vraagt hierbij in te gaan op de signalen geuit door een lid van de Raad voor Dierenaangelegenheden
(RDA) dat het beleid, zoals opgenomen in de brief van 17 mei 2017 (Kamerstuk 28 286, nr. 909), niet in uitvoering zou zijn. Daarnaast is mij gevraagd uw Kamer te informeren over
de uitvoering van de motie van het lid De Groot die de regering verzoekt advies in
te winnen over de (juridische) mogelijkheid van een fok- en importverbod als sluitstuk
van het beleid ten aanzien van hoogrisicohonden (Kamerstuk 28 286, nr. 957).
Om effectiever te kunnen optreden nadat een bijtincident heeft plaatsgevonden en om
recidive tegen te gaan, hebben de Minister van J&V en ik een wetsvoorstel in consultatie
gebracht, waarin onder meer een zelfstandig houdverbod en het aanmerken van het ophitsen
van een dier richting mens of dier als misdrijf zijn uitgewerkt. Het wetsvoorstel
voorziet daarnaast in een bevoegdheid om een educatieve maatregel op te leggen aan
houders die vanuit onkunde en onwetendheid het welzijn van een dier schaden (bijvoorbeeld
gebrekkige socialisatie). Hiermee kan naast het bestuursrechtelijk ook het strafrechtelijk
instrumentarium worden ingezet om zo effectief te kunnen optreden, nadat een gevaarlijke
situatie is ontstaan en kan voorkomen worden dat diezelfde hond nieuwe gevaarlijke
situaties veroorzaakt.
Ik wil echter niet alleen kunnen optreden nadat, maar juist ook voordat een bijtincident
optreedt. Dergelijke incidenten moet zoveel als mogelijk voorkomen worden. Aan het
agressief worden liggen tal van factoren en risicomomenten in het leven van een hond
ten grondslag. De eigenaar en de omgeving van het dier zijn hier onlosmakelijk mee
verbonden. Mijn beleid om bijtincidenten te voorkomen is daarom specifiek gericht
op al deze factoren en risicomomenten.
Zoals aangegeven in mijn brief van 5 februari 2018 heb ik het Centrum voor Criminaliteitspreventie
en Veiligheid (CCV) gevraagd een barrièremodel en interventiekompas op te stellen.
Dit zijn instrumenten om de problematiek en het effect van de maatregelen om bijtincidenten
te voorkomen, te analyseren. Hiertoe heeft het CCV de levensloop van een hond in kaart
gebracht met alle factoren en risicomomenten die van belang zijn voor de gedragsontwikkeling
en het welzijn van het dier. Het CCV heeft daarbij nadrukkelijk de ervaringen en inzichten
van politie, experts uit het veld en gemeenten betrokken. De rapportage van het CCV
is inmiddels opgeleverd en treft u bijgevoegd aan1.
Naast het vergroten van het inzicht in de factoren en risicomomenten benoemt het CCV
ook het belang van de registratie van bijtincidenten en het opzetten van een DNA-databank.
Zoals ik tijdens het AO dierenwelzijn van 7 februari jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 968) heb aangegeven, ontbreken betrouwbare data voor het vaststellen van een importverbod
op bepaalde rassen.
In het verleden is met de Regeling agressieve dieren een houdverbod ingesteld op het
niveau van bepaalde rassen (in zijn uitwerking ook een importverbod). In 2009 is die
regeling ingetrokken omdat een onafhankelijke commissie geconcludeerd had dat dit
houdverbod niet effectief was. Het verbieden van bepaalde rassen stuitte voorts op
grote maatschappelijke weerstand. Daarom heb ik in nauwe samenwerking met gemeenten
en politie het volgende in gang gezet, om de factoren en momenten die bepalend zijn
voor het ontstaan van risicovol gedrag bij honden aan te pakken en daarmee bijtincidenten
te voorkomen:
1. Het ontwikkelen van een risicobeoordelingstest
Allereerst laat ik een gevalideerde risicobeoordelingstest ontwikkelen. Het is op
grond van artikel 3.4 van het Besluit houders van dieren verboden om te fokken op
bepaalde eigenschappen, waaronder agressiviteit.
Met een gevalideerde risicobeoordelingstest kunnen ouderdieren met gedragingen, waarvan
het ongewenst is dat deze worden doorgegeven op objectieve gronden worden onderscheiden
en uitgesloten van de fokkerij. Ik geef hiermee uitvoering aan de motie over het fokverbod
(Kamerstuk 28 286, nr. 957). Ik wil daarbij kijken in welke situaties een castratie- of sterilisatieplicht opgelegd
kan worden in aanvulling op dit fokverbod.
Een dergelijke test biedt de eigenaar tevens inzicht in het risico dat de hond kan
vormen. Op grond van dit inzicht kan de eigenaar vervolgens zelf actie ondernemen
om te zorgen dat het risico wordt geminimaliseerd. Daarnaast is de test een extra
hulpmiddel voor gemeenten om eerder bij een hond objectief te kunnen vaststellen of
er een verhoogd risico aanwezig is. Samen met de gemeenten onderzoek ik of en in welke
gevallen het effectief en proportioneel kan zijn om een houder te verplichten een
dergelijke test te laten verrichten. Dit zou bijvoorbeeld kunnen binnen een bepaalde
termijn, nadat een hond is aangeschaft door een inwoner van een gemeente. Op deze
manier kunnen ook geïmporteerde honden getest worden.
Om foute fokkers en illegale puppyhandel aan te kunnen pakken heb ik in mijn brief
Dierenwelzijn (Kamerstuk 28 286, nr. 991) aangegeven te werken aan een verplicht paspoort voor honden en de verbetering van
het systeem van identificatie en registratie van honden. Het fokken van en de handel
in agressieve honden komt hierdoor ook beter in beeld, wat de handhaving versterkt
van het verbod om te fokken op gedragsafwijkingen zoals (agressiviteit). Ik bekijk
voorts in hoeverre het opzetten van een DNA-databank een effectieve en proportionele
maatregel is.
2. Opstellen lijst hoogrisicohonden
Voor de juridische houdbaarheid van de preventieve maatregelen is het van belang dat
er een wetenschappelijk onderbouwde lijst van karakteristieken wordt vastgesteld op
grond waarvan kan worden bepaald of sprake is van een hond met een potentieel risico.
De lijst zal gebaseerd zijn op genetische (fysieke en mentale) karakteristieken die
maken dat het ene soort of het type hond sneller risicovol gedrag vertoont dan het
andere soort of type. Deze lijst zal eind 2018 gereed zijn en kan door toezichthouders
worden gebruikt voor het inzetten van de hiervoor beschreven test en de hierna beschreven
maatregelen.
3. Registratie bijtincidenten
Om goed inzicht te verkrijgen in welke hondenrassen/-typen bijtincidenten veroorzaken
is het van belang om te beschikken over betrouwbare data. Voor het verkrijgen van
deze betrouwbare data is het van belang dat zowel gemeenten als politie op een uniforme
en consistente wijze data over bijtincidenten bijhouden. Om deze goede registratie
mogelijk te maken heb ik opdracht gegeven tot het ontwikkelen van een model gebaseerd
op wetenschappelijke kennis en gericht op het accuraat identificeren, beoordelen en
registreren van bijtincidenten. De politie en een aantal gemeenten starten in 2019
een pilot met het al bestaande landelijk systeem TRIAS.
4. Bijbrengen kennis en kunde fokker, eigenaar en toezichthouder
Het is belangrijk dat houders van honden beschikken over voldoende kennis en vaardigheden
voor het verzorgen van hun honden. Bij een gebrek aan kennis en kunde van de houder
zijn andere partijen, zoals de toezichthouder, minder goed in staat om bij een type
hond met een verhoogd risico de mogelijke gevaren goed te kunnen inschatten en daardoor
te verkleinen. Om de kennis en vaardigheden bij alle betrokken partijen te vergroten
worden de volgende stappen gezet:
a) Wetenschappelijke onderbouwing van de juiste wijze van socialiseren van de hond
Ik heb opdracht gegeven voor een onderzoek naar de juiste socialisatie van de hond
tijdens de verschillende levensfasen. Met dit onderzoek wordt een wetenschappelijke
beschrijving opgesteld van wat onder socialisatie moet worden verstaan. Het op de
juiste wijze socialiseren is van essentieel belang om het risico op het ontstaan van
agressief gedrag zo laag mogelijk te houden. Het onderzoek zal in de loop van 2020
zijn afgerond. Deze termijn is nodig, omdat een noodzakelijk onderdeel van het onderzoek
bestaat uit het volgen van de pups totdat ze volwassen zijn.
b) Kennis en kunde houder
Het is belangrijk dat een hond, nadat deze goed is gesocialiseerd, vervolgens op de
juiste wijze wordt opgevoed. Een houder moet inzicht hebben in het gedrag van zijn
dier en moet kunnen beoordelen wat de gemoedstoestand is. Met die kennis en kunde
is een houder beter in staat om in een vroeg stadium een eventueel risico te identificeren
en actie te ondernemen.
Ik vind het mijn verantwoordelijkheid om duidelijk te maken waar deze kennis en kunde
uit moet bestaan. Daarom heb ik opdracht gegeven tot het opstellen van leerdoelen
voor een cursus voor houder van honden. Deze leerdoelen zijn eind 2018 gereed en zullen
daarna in beleidsregels van het Besluit houders van dieren worden opgenomen.
c) Onvoldoende kennis bij toezichthouders
Gemeenten hebben aangegeven dat toezichthouders over onvoldoende kennis beschikken
om gedrag van honden goed te kunnen beoordelen. Toezichthouders zijn daardoor onvoldoende
in staat om adequaat te reageren op beginnende probleemsituaties en laten in preventief
opzicht kansen liggen om risico’s in een vroeg stadium te verkleinen. Ik wil de gemeenten
hierin ondersteunen en heb opdracht gegeven om een cursus te ontwikkelen voor toezichthouders,
gebaseerd op de laatste wetenschappelijke inzichten. Deze cursus is gericht op het
bijbrengen van basale kennis over gedrag van honden in het algemeen en risicovolle
honden in het bijzonder, waarbij ook kennis wordt bijgebracht over het kunnen uitvoeren
van een risico-evaluatie. Deze cursus zal eind 2018 zijn afgerond. Toezichthouders
kunnen de cursus vervolgens met ingang van 2019 implementeren in hun opleiding.
5. Formeren leerteam
Gemeenten en politie hebben het idee geopperd om een leerteam met experts te formeren
dat desgevraagd hun expertise ter beschikking stelt aan een gemeente om te helpen
bij de aanpak van problemen met de hoogrisicohonden. In het volgende overleg zal mijn
ministerie met gemeenten en politie dit idee verder uitwerken.
Het bovenstaand pakket aan maatregelen vormt een goed op elkaar afgestemd en samenhangend
geheel waarmee bijtincidenten zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen. Ik ondersteun
hiermee gemeenten en politie in de volle breedte om alle risicovolle factoren en momenten
effectief aan te kunnen pakken en in een vroeg stadium gevaarlijke situaties met honden
en hun eigenaar te herkennen en actie te ondernemen. Alleen door samenwerking kan
dit probleem een halt worden toegeroepen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit