Brief regering : Evaluatierapport Tijdelijke Impulsregeling Klimaatadaptatie en wijziging artikel Waterwet
31 710 Deltaprogramma
27 625
Waterbeleid
Nr. 87
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 mei 2025
Hierbij ontvangt u het evaluatierapport aan van de Tijdelijke Impulsregeling Klimaatadaptatie
2021–2027 en van de wijziging van artikel 7.22d van de Waterwet, een wijziging die
in 2020 is doorgevoerd.
Met de wijziging van de Waterwet is de bekostiging van de Impulsregeling uit het Deltafonds
mogelijk gemaakt. Met de nu gedane evaluatie wordt voldaan aan de wettelijke verplichting
om binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze regeling en wijziging van de Waterwet,
dat wil zeggen voor 1 juli 2025, deze in samenhang te evalueren en een verslag daarvan
te zenden aan de Staten-Generaal.
De Impulsregeling Klimaatadaptatie van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA)
ging in 2021 van start met drie aanvraagronden. Projecten moesten gericht zijn op
voorkomen en beperken van wateroverlast, droogte en overstromingen. Maatregelen gericht
op hittestress vielen buiten de regeling. Tot eind 2023 kon een aanvraag worden ingediend.
Projecten moeten vóór 1 januari 2028 zijn gerealiseerd. De regeling is destijds door
het kabinet besloten als eenmalig subsidietraject.
Resultaten
Wetswijziging
De wijziging van de wet had als doel om subsidieverstrekking uit het Deltafonds mogelijk
te maken voor regionale maatregelen ter bestrijding van wateroverlast.
Er was in 2020 een groot draagvlak voor deze wijziging van de Waterwet in de Tweede
Kamer. Het wetsvoorstel is destijds unaniem aangenomen.
Destijds is toegelicht aan de Kamer dat deze subsidie werd bekostigd uit de investeringsruimte
van het Deltafonds en daarmee niet ten koste ging van waterveiligheidsmaatregelen.
Gezien het betrekkelijk geringe percentage van het budget voor de Impulsregeling Klimaatadaptatie
ten opzichte van de middelen van het Deltafonds, kan worden geconstateerd dat de Impulsregeling
inderdaad geen bedreiging heeft gevormd voor investeringen in waterveiligheid.
Geconcludeerd kan worden dat de wetswijziging tot het gewenste resultaat heeft geleid.
De wijziging van de Waterwet heeft de juridische en financiële randvoorwaarden gecreëerd
om de afspraken uit het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie te realiseren (met uitzondering
van hittestress). Hiermee werd het mogelijk om via het Deltafonds subsidies te verstrekken
aan decentrale overheden voor maatregelen tegen wateroverlast, droogte en overstromingen.
Impulsregeling Klimaatadaptatie
Inhoud: Met de beschikbaar gestelde middelen uit de Impulsregeling Klimaatadaptatie zijn
en worden de komende jaren veel projecten versneld gerealiseerd om Nederland klimaatrobuuster
te maken. Dit betreft hoofdzakelijk projecten op kleine (gemeentelijke) schaal, voornamelijk
op straat- of wijkniveau. Maatregelen richten zich vooral op het tegengaan van wateroverlast,
vaak in combinatie met aanpak van droogteproblemen. Daarbij wordt aangehaakt bij projecten
die al in voorbereiding waren. Het gaat veelal om het «ontstenen» en vergroenen van
de openbare ruimte en maatregelen om bovengrondse en ondergrondse infiltratie te bevorderen.
Ook zijn er ingrepen waarbij door aanpassing van rioleringen de overloop van afvalwater
bij hevige regenval wordt beperkt. Verder worden vijverpartijen, wadi’s (groene greppels
in stedelijk gebied), beken en greppels uitgegraven of aangelegd. Deze maatregelen
bevorderen de wateropvangcapaciteit en de sponswerking van de bodem. Er worden relatief
weinig regionale of gebiedsoverstijgende projecten gerealiseerd aangezien deze vaak
een langere voorbereidings- en uitvoeringstijd hebben dan via de Impulsregeling mogelijk
was.
Proces: Het aanvraagproces van de Tijdelijke Impulsregeling Klimaatadaptatie kende drie
rondes verspreid over drie jaren: 2021, 2022 en 2023. De investeringsvoorstellen moesten
aan een aantal algemene voorwaarden voldoen. Het aanvraagproces en de vereiste cofinanciering
heeft geleid tot intensivering van de samenwerking binnen de 45 DPRA-werkregio’s.
In sommige gevallen was de impulsregeling het startschot voor regionale samenwerking
en moest een DPRA-regio speciaal worden opgericht om aanvragen te kunnen doen. In
andere regio’s werd al samengewerkt aan klimaatadaptatie. In die regio’s heeft de
regeling gezorgd voor intensiveringen op dit thema. Door de Impulsregeling Klimaatadaptatie
is er meer bestuurlijke steun ontstaan om klimaatadaptatie als structurele opgave
te zien.
Conclusies:
○ Over het algemeen is de Impulsregeling Klimaatadaptatie ervaren als een groot succes,
zowel inhoudelijk als procesmatig. Het tweeledige hoofddoel van de regeling is bereikt:
het versnellen van maatregelen ten aanzien van opgaven voor klimaatadaptatie én het
versterken van regionale samenwerking en bewustwording.
○ Naast de beschikbaar gestelde € 200 miljoen van het Rijk is meer dan € 400 miljoen
vrijgemaakt aan cofinanciering op decentraal niveau. Met de uitvoering van de maatregelen
wordt bijgedragen aan de realisatie van een klimaatbestendige leefomgeving in 2050.
○ Alle 45 DPRA-werkregio’s hebben aanvragen ingediend. Uit de praktijk blijkt daarbij
dat de balans tussen een gelijkmatige verdeling van het beschikbare budget binnen
een werkregio én prioritering van maatregelen soms doorsloeg naar het eerste. Veel
werkregio’s hebben voor een diplomatieke aanpak gekozen: middelen verdelen op basis
van factoren als demografie en oppervlakte en niet op urgentie van klimaatproblematiek.
Daarbij speelden praktische aspecten mee (wat ligt er al op de plank, wat kan snel).
Daardoor was de koppeling met stresstesten en risicodialogen niet altijd optimaal.
○ Procesondersteuning voor aanvragen via een daarvoor ingericht loket bij Rijkswaterstaat
heeft de werkregio’s effectief geholpen. Aan de eis om de uitvoeringslasten minimaal
te houden is niet volledig voldaan. Dit kwam door de gedetailleerde verantwoordingsvereisten
die verbonden zijn aan de financieringsvorm van specifieke uitkeringen.
○ Er is brede behoefte aan meer (structurele) financiering van klimaatadaptatie maatregelen
en betere monitoring van klimaatadaptatiemaatregelen.
Aanbevelingen
Uit de evaluatie komt een vijftal aanbevelingen naar voren:
1. Er worden diverse aanbevelingen gedaan over een eventuele nieuwe regeling.
2. Aanbevolen wordt een landelijk meetinstrument te ontwikkelen, inclusief nulmetingen,
om de impact van klimaatadaptatiemaatregelen beter te kunnen monitoren.
3. Geadviseerd wordt het Kennisportaal Klimaatadaptatie gerichter in te zetten: verbeter de toegankelijkheid van kennis en best practices
door selectie en bundeling van informatie, bijvoorbeeld in de vorm van overzichtsartikelen
per type maatregel.
4. Ook wordt aanbevolen te onderzoeken hoe samenwerking met private en semipublieke partijen
kan worden versterkt om klimaatadaptatie breder te verankeren.
5. Als laatste advies wordt gesuggereerd het het hiaat m.b.t. hittestress op te lossen
door financiering te koppelen aan de Actieagenda Hitte en de herijking van de Nationale
Klimaatadaptatiestrategie (NAS’26) in de opgave «Hittebestendige Stad» via bestaande
of nieuw vorm te geven financiële regelingen. Een route hiervoor zou mogelijk ook
via het Deltafonds kunnen lopen middels voeding vanuit andere departementen.
Reactie op de Aanbevelingen
Hieronder wordt puntsgewijs op de gegeven aanbevelingen ingegaan.
1. In het geval dat er een nieuwe regeling komt zullen we de aanbevelingen uit deze evaluatie
meenemen. De Impulsregeling was echter bedoeld als éénmalige bijdrage vanuit het Rijk,
er is op dit moment geen vervolg voorzien.
2. Er wordt al gewerkt aan een landelijk meetinstrument op nationale en regionale schaal.
Het PBL werkt samen met verschillende kennisinstellingen en ministeries aan een nationale
monitoringsystematiek die het nationale klimaatadaptatiebeleid moet ondersteunen.
Met deze nationale systematiek wordt beoogd om gedurende de periode 2027–2050 en daarna
consistente informatie beschikbaar te hebben om te beoordelen of de klimaatrisico’s
in Nederland afnemen, gelijk blijven of toenemen. De systematiek zal het ook mogelijk
maken om te bepalen wat de bijdrage daaraan is van klimaatverandering, sociaal-economische
veranderingen en het gevoerde klimaatadaptatiebeleid.
Op regionale schaal wordt er binnen het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie gewerkt
aan de Regionale Monitor Klimaatadaptatie. Aanvullend op de landelijke indicatoren
bestaat de regionale monitoringssystematiek uit indicatoren die decentrale overheden
zelf kunnen kiezen en door henzelf moeten worden gemeten. De resultaten van de monitoring
komen beschikbaar via de Klimaateffect Atlas.
3. De aanbeveling over het Kennisportaal Klimaatadaptatie wordt meegenomen bij de doorontwikkeling
van het portaal.
4. In het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie wordt samengewerkt met private en semipublieke
partijen. De 45 werkregio’s (bestaande uit decentrale overheden) werken samen met
deze partijen aan het klimaatbestendig maken van de ruimtelijke inrichting en de vitale
functies en netwerken.
5. De Ministeries VWS, VRO en IenW werken aan de Aanpak Hitte. Dit is een kortetermijnaanpak
en voorzien is dat deze budgetneutraal wordt ingericht. De verwachting is dat de Kamer
hier voor de zomer nader over geïnformeerd wordt. In 2026 verschijnt ook de, in het
Regeerprogramma (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96) aangekondigde nieuwe Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS), die aandacht zal
besteden aan de aanpak van hittestress op de korte, middellange en lange termijn.
Zoals uit de evaluatie blijkt is financiering van hittemaatregelen vanuit het Deltafonds
momenteel niet mogelijk. Het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie verkent momenteel
de mogelijke opties om te komen tot structurele financiering van klimaatadaptatiemaatregelen,
waaronder ook de aanpak van hittestress.
De evaluatie van de Impulsregeling Klimaatadaptatie concludeert dat er vooral lokale
maatregelen zijn getroffen. Dit heeft te maken met de opzet van de impulsregeling,
waarin geen ruimte was voor projecten die een langere voorbereidings- en uitvoeringstijd
vragen. Daarnaast speelt dat er voor regionale of gebiedsoverstijgende projecten niet
altijd voldoende informatie beschikbaar is welke maatregel het beste is en voor welke
locatie. Daarom werken we voor wateroverlast aan een landelijk beeld waarop de belangrijkste
knelpunten door grootschalige regen worden getoond. De verwachting is dat de Kamer
dit landelijk beeld in het najaar van 2025 zal ontvangen.
Afsluitend
Het is goed om te zien dat de evaluatie van de Tijdelijke Impulsregeling Klimaatadaptatie
vooral positieve punten oplevert. Tot 2028 zullen nog veel projecten worden opgeleverd
die mede mogelijk zijn gemaakt door de Impulsregeling Klimaatadaptatie.
Zoals aangegeven in het Regeerprogramma wordt op dit moment onder andere gewerkt aan
de Nationale Adaptatiestrategie. Het ontwerp hiervan wordt volgens planning aan het
eind van dit jaar naar de Tweede Kamer verstuurd.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
B. Madlener
Indieners
-
Indiener
B. Madlener, minister van Infrastructuur en Waterstaat