Brief regering : Aanwijzing massaalbezwaarprocedure belastingrente
31 066 Belastingdienst
Nr. 1460
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 februari 2025
Met deze brief stuur ik u een afschrift van de aanwijzing massaal bezwaar tegen het
in rekening gebrachte percentage belastingrente vennootschapsbelasting en enige overige
middelen vanaf 1 oktober 2020. Hierna licht ik deze toe.
Aanleiding
Op 7 november 2024 heeft de rechtbank Noord-Nederland het rentepercentage voor de
vennootschapsbelasting in het Besluit belasting- en invorderingsrente (Besluit BIR)
onverbindend verklaard. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft de Belastingdienst
een groot aantal bezwaarschriften ontvangen. Voor de beslissing op deze bezwaarschriften
is de beantwoording van eenzelfde rechtsvraag van belang. Voor zulke gevallen maakt
de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) het mogelijk om een aanwijzing massaal
bezwaar te geven. Dit komt een eenduidige en efficiënte afdoening van de bezwaarschriften
ten goede en zorgt ervoor dat de uitvoeringslasten bij grote aantallen bezwaren worden
verlicht. In de aanwijzing massaal bezwaar staan de te beantwoorden rechtsvragen.
De aanwijzing geldt voor alle bezwaren die dezelfde rechtsvraag betreffen. De aanwijzing
zal in de Staatscourant worden geplaatst.
Belastingrente en uitspraak rechtbank
Vanaf 1 oktober 2020 volgt uit het Besluit BIR wat het toepasselijke belastingrentepercentage
is. Voor belastingrente die in rekening wordt gebracht voor te betalen vennootschapsbelasting
was het percentage tot 1 januari 2024 gekoppeld aan de wettelijke rente voor handelstransacties.
Na 1 januari 2024 is dit percentage gekoppeld aan de ECB-rente op basisherfinancieringstransacties.
Zowel voor als na 1 januari 2024 geldt daarbij een ondergrens. Daardoor heeft het
percentage van de in rekening te brengen belastingrente voor de vennootschapsbelasting
gevarieerd tussen 4% in periode van 1 oktober 2020 tot en met eind 2021, 8% in 2022
en 2023, 10% in 2024 en 9% nu. Bij andere belastingmiddelen, waaronder bijvoorbeeld
de inkomstenbelasting, loonbelasting en omzetbelasting, was het percentage van de
in rekening te brengen belastingrente tot 1 januari 2024 gekoppeld aan de wettelijke
rente voor niet-handelstransacties en gold en geldt daarnaast een andere, lagere ondergrens.
Daardoor is het belastingrentepercentage voor de vennootschapsbelasting sinds de inwerkingtreding
van het Besluit BIR hoger geweest dan voor de andere middelen.
Dit verschil en in het bijzonder de onderbouwing voor dit verschil is aan de rechter
voorgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de desbetreffende bepaling van het Besluit
BIR in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Volgens de rechter had de regelgever
bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet tot de bepaling kunnen
komen zoals die is opgenomen in het Besluit BIR. Daarom heeft de rechter die bepaling
onverbindend verklaard. Tegen deze uitspraak van de rechtbank heb ik op 18 december
2024 sprongcassatie ingesteld. Ik kan op dit moment niet voorspellen wanneer de Hoge
Raad arrest zal wijzen.
Aanwijzing massaal bezwaar
Naar aanleiding van de rechtbankuitspraak heeft een groot aantal belanghebbenden bezwaar
gemaakt tegen de belastingrente die aan hen in rekening is gebracht voor met name
de vennootschapsbelasting. De Belastingdienst heeft niet de capaciteit om deze bezwaarschriften
op de gebruikelijke wijze tijdig te behandelen. Omdat in de bezwaarschriften min of
meer dezelfde rechtsvragen terugkomen, heb ik besloten een aanwijzing massaal bezwaar
te geven. Het is namelijk in het maatschappelijk belang dat de opgeworpen (rechts)vragen
zo snel mogelijk worden beantwoord. Bovendien is de samenleving ermee gediend dat
die beantwoording voor alle betrokken partijen zo efficiënt en effectief mogelijk
geschiedt. Mijn voornemen tot het geven van een aanwijzing massaal bezwaar is besproken
met een representatieve vertegenwoordiging van belastingadviseurs.
Massaalbezwaarprocedure
Door een aanwijzing massaal bezwaar te geven wordt de wettelijke termijn om te beslissen
op de bezwaarschriften die dezelfde rechtsvragen betreffen als in de aanwijzing staan
opgeschort. Om een antwoord te krijgen op die rechtsvragen zal de Belastingdienst
één of meer(proef)procedures selecteren. De uitkomst van die procedure(s) geldt voor
alle bezwaren die onder het massaal bezwaar vallen. De reeds lopende cassatieprocedure
zal in elk geval als proefprocedure gelden. Door deze procedure te selecteren hoop
ik dat zo snel mogelijk duidelijkheid verkregen kan worden over de opgeworpen rechtsvragen.
Nadat de rechtsvragen definitief zijn beantwoord, zal de Belastingdienst die bezwaarschriften
afdoen met een collectieve uitspraak. Daarmee worden de uitvoeringslasten voor de
Belastingdienst beperkt, hetgeen het voornaamste doel is van een massaalbezwaarprocedure.
Ook voor belanghebbenden levert een massaalbezwaarprocedure voordelen op. Uit de motivering
van het bezwaarschrift hoeft namelijk alleen te blijken dat het bezwaar dezelfde rechtsvragen
als in de aanwijzing betreft. Bovendien kunnen zij op betrekkelijk eenvoudige wijze
«meeliften» op een voor hen gunstige uitkomst van de ingestelde gerechtelijke procedure.
Hierbij geldt wel als voorwaarde dat zij tijdig bezwaar maken.
Als de Hoge Raad de Belastingdienst (gedeeltelijk) in het ongelijk stelt, zal de Belastingdienst
de beschikkingen belastingrente die onder het massaal bezwaar vallen uit eigen beweging
verminderen. Na de uitspraak van de Hoge Raad worden de eventuele financiële consequenties
nader in beeld gebracht. In de komende tijd zal in overleg met de vertegenwoordigers
van de belastingadviseurs nader bezien worden hoe het aanhaken bij de massaalbezwaarprocedure
zo eenvoudig mogelijk gemaakt kan worden, bijvoorbeeld door het ter beschikking stellen
van een standaard bezwaarschrift.
Onder de aanwijzing vallen alleen bezwaren die de daarin geformuleerde rechtsvragen
betreffen. Bezwaren die zien op zowel de belastingrente als op de onderliggende belastingaanslag
zullen gesplitst worden. Op het gedeelte dat niet de rechtsvragen in de aanwijzing
betreft, zal dan individueel uitspraak gedaan worden.
Vervolgproces
Voor de beantwoording van de rechtsvragen is van belang wat de Hoge Raad zal beslissen
in de lopende cassatieprocedure. Deze procedure ziet strikt genomen op belastingrente
die in rekening is gebracht over de periode 1 juli 2022 tot en met 26 augustus 2023.
Zoals ik al aangaf, is met ingang van 1 januari 2024 de systematiek voor het bepalen
van het belastingrentepercentage gewijzigd. Hoewel de wijziging van de systematiek
mijns inziens niet leidt tot andere rechtsvragen, kan het zijn dat het arrest in de
reeds lopende cassatieprocedure toch niet toepasbaar is op de situatie vanaf 1 januari
2024. In dat geval is het denkbaar dat een tweede proefprocedure wordt geselecteerd
en dat twee collectieve uitspraken worden gedaan; één voor de periode tot 1 januari
2024 en (op een later moment) één voor de periode daarna.
Tot slot
Welke rechtsvragen er aan de Hoge Raad worden voorgelegd staat in het afschrift van
de aanwijzing. Ik wijs erop dat de aanwijzing ook geldt voor bezwaren tegen in rekening
gebrachte belastingrente, waarvoor op basis van dezelfde bepaling van het Besluit
BIR hetzelfde percentage geldt als voor de vennootschapsbelasting. Met deze uitbreiding
beoog ik te voorkomen dat belanghebbenden tegen belastingrente die op grond van dezelfde
bepaling in rekening gebracht wordt, maar voor een ander middel, wel individueel zouden
moeten procederen. Op bezwaren tegen belastingrente voor belastingmiddelen waarvoor
op grond van een andere bepaling van het Besluit BIR een ander belastingrentepercentage
geldt, zoals de inkomstenbelasting, loonbelasting en omzetbelasting, is de aanwijzing
tot massaal bezwaar niet van toepassing.
De Staatssecretaris van Financiën,
T. van Oostenbruggen
Indieners
-
Indiener
T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën