Brief regering : Europese papers over detachering van derdelanders en herziening van EU-Verordening 883/2004 inzake de coördinatie van sociale zekerheidsstelsels
29 861 Arbeidsmigratie en sociale zekerheid
Nr. 158
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 februari 2025
Met deze brief informeer ik u over twee position papers met de ideeën van Nederland
over de Europese aanpak van oneigenlijke detachering van derdelanders en de herziening
van Verordening 883/2004 inzake de coördinatie van sociale zekerheid. Dergelijke position
papers worden vaker verspreid in EU-verband, en dienen om EU-besluitvormingsprocessen
te voeden. De betreffende papers zijn als bijlagen bij deze brief gevoegd.
1. Position paper detachering van derdelanders
Toelichting position paper
In mijn brief van 4 februari jl.1 informeerde ik Uw Kamer dat het kabinet, mede naar aanleiding van de motie-Paternotte
c.s.2 werkt aan een verkenning met stappen die op nationaal niveau en in Europees verband
gezet kunnen worden om de oneigenlijke detachering van derdelanders tegen te gaan.
Hierbij informeer ik u over de stappen die ik in Europees verband zet.
Op initiatief van Nederland is het «Position paper on the posting of third country
nationals» tot stand gekomen. Dit paper is medeondertekend door België, Duitsland,
Denemarken, Italië, Letland en Luxemburg. Ik zal dit paper en marge van mijn deelname
aan de OESO Ministeriële Bijeenkomst op 13/14 februari a.s. overhandigen aan Roxana
Mînzatu, de Uitvoerend Vice-President en Eurocommissaris voor sociale rechten en vaardigheden,
kwaliteitsbanen en paraatheid.
Het position paper roept de Europese Commissie op om het juridisch kader voor de detachering
van derdelanders te verduidelijken, bijvoorbeeld via een richtlijn. Hierdoor moet
duidelijk worden wat de voorwaarden zijn om een derdelander-werknemer rechtmatig te
detacheren van de ene naar de andere EU-lidstaat.
Daarbij stelt het position paper dat de verduidelijking van het juridisch kader hand
in hand moet gaan met een intensivering van grensoverschrijdende handhaving, ondersteund
door de Europese Arbeidsautoriteit.
Het huidige juridisch kader rond detachering van derdelanders, dat deels is gebaseerd
op concepten uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie,
is thans onduidelijk en onvoldoende concreet. Bovendien wordt dit juridisch kader
verschillend toegepast door de lidstaten. Dat maakt gedetacheerde derdelanders extra
kwetsbaar voor misbruik, mede omdat zij vaak afhankelijk zijn van hun werkgever voor
hun verblijfs- en werkvergunning. Bovendien gaat de verschillende toepassing van het
juridisch kader ten koste van het gelijke speelveld binnen de EU.
Duidelijkheid over het juridisch kader kan bijdragen aan betere bescherming van gedetacheerde
derdelanders, meer effectieve handhaving en meer grip op arbeidsmigratie. Ook kan
dit oneerlijke concurrentie tussen bedrijven, arbeidsuitbuiting en fraude tegengaan.
Vervolgstappen
De afgelopen periode heb ik de problematiek rondom dit thema op verschillende momenten
bespreekbaar gemaakt, onder meer in mijn gesprekken met Uitvoerend Vice-President
Mînzatu, Ministers uit andere lidstaten en met Europarlementariërs.
De aanbieding van dit position paper, namens een brede groep van zeven lidstaten,
is een belangrijke vervolgstap om de uitdagingen rond de detachering van derdelanders
te agenderen in Europees verband. De komende periode zal ik met de Europese Commissie
en andere stakeholders in gesprek blijven over dit thema en daarbij samen optrekken
met andere lidstaten.
Zoals ik aangaf in mijn brief van 4 februari jl. werkt het kabinet, mede op verzoek
van Uw Kamer, aan een verkenning met stappen die op nationaal niveau en in de Europese
context kunnen worden gezet om de oneigenlijke detachering van derdelanders via EU-lidstaten
tegen te gaan. Ik verwacht de Kamer hier rond de zomer van 2025 over te kunnen informeren.
2. Non-paper herziening Verordening 883/2004 coördinatie van sociale zekerheid
Toelichting non-paper
Met deze brief bied ik u tevens het non-paper aan dat Nederland heeft ingebracht met
de ideeën over de herziening van Verordening 883/2004 betreffende de coördinatie van
socialezekerheidsstelsels. Zoals eerder met Uw Kamer gedeeld zet Nederland in op modernisering
van Verordening 883/2004. Nederland vindt dat dit doel met het voorliggende herzieningsvoorstel
niet wordt behaald. In het non-paper roept Nederland de Europese Commissie op om een
nieuw herzieningsvoorstel in te dienen dat wél leidt tot de gewenste modernisering.
Om deze oproep kracht bij te zetten, presenteert Nederland in het non-paper een eerste
inventarisatie van verbeterpunten en voorstellen voor vervolgstappen.
Het non-paper stelt dat er, sinds de introductie van het herzieningsvoorstel in 2016,
fundamentele veranderingen hebben plaatsgevonden op de arbeidsmarkt. Voorbeelden hiervan
zijn de toegenomen flexibilisering, verdere digitalisering zoals telewerken en platformwerk,
en de toenemende krapte op de arbeidsmark.
De bepalingen in Verordening 883/2004 zijn hier echter niet op toegerust. Hierdoor
wordt de uitvoering van Verordening 883/2004 steeds complexer en zorgt deze voor een
grotere belasting van de uitvoeringsorganisaties. Ook burgers en bedrijven worden
geconfronteerd met uitdagingen, zoals hogere administratieve lasten en juridische
onzekerheid.
Nederland roept de Europese Commissie daarom op om met een nieuw herzieningsvoorstel
te komen, vergezeld van een nieuwe impactanalyse. Om tot een toekomstbestendig voorstel
te komen, presenteert het non-paper een vijftal uitgangspunten:
1) Vereenvoudig de regels voor uitvoeringsorganisaties, bedrijven en burgers;
2) Geef prioriteit aan rechtszekerheid voor burgers door de regels begrijpelijker te
maken;
3) Sluit aan bij de veranderende grensoverschrijdende arbeidsmarkt;
4) Faciliteer re-integratie voor uitkeringsgerechtigden; en
5) Bied uitvoeringsorganisaties adequate instrumenten om fraude en misbruik effectief
te bestrijden.
In de bijlage bij het non-paper wordt vervolgens een eerste inventarisatie van uitdagingen
gepresenteerd, evenals voorstellen voor vervolgstappen. De twintig voorstellen zien
op verschillende onderdelen van de Verordening. Denk aan voorstellen voor het moderniseren
van de aanwijsregels, bevorderen van arbeidsparticipatie bij geëxporteerde uitkeringen,
tegengaan van premieshoppen en fraude met A1-verklaringen, onderzoek naar een wijziging
van de regels voor de uitbetaling van kinderbijslagen, evenals voorstellen voor het
inzetten van digitalisering en het verbeteren van doorlooptijden.
Wat betreft het werkloosheidshoofdstuk pleit Nederland voor behoud van het huidige
systeem. Ook vindt Nederland dat er effectieve afspraken moeten komen over de begeleiding
naar werk en controle op de rechtmatigheid van de geëxporteerde uitkering. Voor het
geval de huidige voorstellen uit het werkloosheidshoofdstuk op tafel blijven, doet
Nederland subsidiair enkele voorstellen. Nederland vindt bijvoorbeeld dat er een «affiliatietermijn»
van minimaal zes maanden moet komen voordat het werkland de werkloosheidsuitkering
voor een grenswerker dient te betalen.
Vervolgstappen
In de kwartaalrapportage van november jl. zoals gedeeld met uw Kamer3, heb ik u geïnformeerd over het aantreden van de nieuwe Eurocommissaris, tevens Vice-President
Roxana Mînzatu. Zij heeft de ambitie geuit om spoedig tot een overeenkomst te komen
inzake de herziening van Verordening 883/2004.
Sinds januari dit jaar is het Poolse voorzitterschap aangetreden. Op donderdag 30 januari
jl. heeft een eerste Raadswerkgroep plaatsgevonden. Deze Raadswerkgroep was oriënterend
van aard. Het Poolse voorzitterschap verkende waar ruimte zit bij lidstaten t.a.v.
de punten van de hoofdstukken waarover nog wordt onderhandeld (openstaande punten
uit het werkloosheidshoofdstuk en het hoofdstuk toepasselijke wetgeving).
In deze Raadswerkgroep heeft Nederland haar bestaande zorgen bij het huidige herzieningsvoorstel
toegelicht. Daarnaast heeft Nederland de voorstellen uit het non-paper gepresenteerd.
Hoewel het non-paper bijval kreeg van enkele (met Nederland gelijkgestemde) lidstaten,
was ook een groot aantal lidstaten bereid te bezien of toch een akkoord bereikt kan
worden op basis van het huidige herzieningsvoorstel. Het krachtenveld blijft vanuit
Nederlands perspectief dus zeer uitdagend. Op 19 februari a.s. bespreekt Coreper de
huidige stand van zaken alsmede de richting voor vervolgstappen.
In lijn met geldende informatieafspraken, informeer ik uw Kamer bij relevante ontwikkelingen
op dit dossier.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
Indieners
-
Indiener
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid