Brief regering : Verslag JBZ-Raad van 30 en 31 januari 2025 en het vierde kwartaaloverzicht 2024 van EU-wetsvoorstellen op JBZ-terrein
32 317 JBZ-Raad
Nr. 931 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN DE MINISTER
VAN ASIEL EN MIGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 februari 2025
Hierbij bieden wij uw Kamer het verslag aan van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken
(JBZ-Raad) op 30 en 31 januari 2025 in Warschau en het vierde kwartaaloverzicht 2024
van EU-wetsvoorstellen op JBZ-terrein.
Kopgroep contraterrorisme ontbijt
Voorafgaand aan de JBZ-Raad op 30 januari organiseerde Nederland een ontbijtbijeenkomst
van de kopgroep terrorismebestrijding. Tijdens deze bijeenkomst onder Nederlands Voorzitterschap
spraken België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Nederland, Oostenrijk,
Spanje, Zweden en de EU Contraterrorismecoördinator over de recente ontwikkelingen
in Syrië en de implicaties daarvan op de interne veiligheid van de EU en op contraterrorisme.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken
De Minister van Asiel en Migratie, M.H.M. Faber-van de Klashorst
Verslag van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 30
en 31 januari 2025 te Warschau
I. Binnenlandse Zaken
1. Werksessie I: Nieuwe en innovatieve oplossingen voor migratiemanagement
In de eerste sessie blikte de Europese Commissie (hierna: Commissie) vooruit op het
aanstaande voorstel voor de herziening van de terugkeerwetgeving en de herziening
van het veilig derde land-concept. De Commissie gaf aan in het voorstel voor de terugkeerwetgeving
een duidelijke wettelijke basis voor terugkeerhubs op te nemen, evenals als meer verplichtingen
voor vreemdelingen met een vertrekplicht. Dit is conform de prioriteiten van Nederland.
Daarnaast kondigde de Commissie aan dat het voorstel een model voor wederzijdse erkenning
van terugkeerbesluiten zal bevatten. Voor de herziening van het veilig derde land-concept
benoemde de Commissie als belangrijkste punten het bandencriterium en de opschortende
werking van beroep. Ook deze punten sluiten aan bij de inzet van Nederland voor deze
herziening. Uw Kamer zal zoals gebruikelijk na publicatie over beide voorstellen geïnformeerd
worden over het kabinetsstandpunt via een BNC-fiche.
In de volledige gespreksronde die volgde, riep Nederland op tot een brede aanpak om
irreguliere migratie terug te dringen en terugkeer te verbeteren, inclusief nieuwe
en innovatieve oplossingen. Nederland steunde daarbij, net als een grote groep lidstaten,
de insteek van de Commissie voor de aanstaande herzieningsvoorstellen. Daarnaast heeft
Nederland aandacht gevraagd voor het belang van goede en tijdige EU-coördinatie op
mogelijke terugkeer naar Oekraïne en Syrië zodra de situatie in deze landen dat toelaat.
Het Poolse voorzitterschap zegde daarop toe de situatie in Syrië voor de eerstvolgende
JBZ-Raad in maart te zullen agenderen. Andere lidstaten brachten een breed scala aan
onderwerpen in. Veel lidstaten spraken hun steun uit voor brede partnerschappen met
derde landen en benadrukten het belang van het aanpakken van instrumentalisering.
2. Werklunch: Niinistö rapport «Safer Together – Strengthening Europe’s Civil and
Military Preparedness»
Tijdens de werklunch stond het belang van een sterk en weerbaar Europa centraal, waarbij
veiligheid als fundament voor alle waarden wordt beschouwd. De meeste lidstaten benadrukten
de noodzaak van verhoogde paraatheid en bewustwording, zowel op institutioneel als
maatschappelijk niveau. De Commissie kondigde aan dat eind maart de Preparedness Union Strategy wordt gepresenteerd en pleitte voor betere samenwerking en informatie-uitwisseling,
met name op het gebied van desinformatie en civiele paraatheid. Volgens de Commissie
moet de nadruk liggen op verbeterde coördinatie en solidariteit.
De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) sprak over toenemende dreigingen aan
de EU-grenzen en wees op de noodzaak van een geïntegreerde aanpak, waarin interne
en externe veiligheid beter op elkaar worden afgestemd. Alle lidstaten spraken hun
steun uit voor een gezamenlijke EU-aanpak op het gebied van civiele en militaire weerbaarheid.
Veel lidstaten spraken uit prioriteit te willen geven aan een alomvattende aanpak
van weerbaarheid, de bescherming van kritieke infrastructuur, versterking van civiele
paraatheid en een betere coördinaten van crisisrespons. Ook Nederland benadrukte het
belang van een alomvattende en geïntegreerde aanpak waarbij er aandacht werd gevraagd
voor de bevoegdheidsverdeling tussen de EU en de lidstaten, de inter-institutionele
verantwoordelijkheden en de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven.
Verschillende lidstaten verwezen ook naar recente crises zoals overstromingen en energieproblemen,
waarbij steun van andere EU-lidstaten werd gewaardeerd. Zij pleitten voor verdere
samenwerking en harmonisatie, waarbij rekening wordt gehouden met nationale soevereiniteit.
Het Voorzitterschap concludeerde dat weerbaarheid een van de kernprioriteiten van
de EU moet zijn en benadrukte het belang van concrete stappen in de implementatie
van bestaande strategieën.
3. Werksessie II: Huidige uitdagingen en bedreigingen voor de interne veiligheid van
de EU – toewerken naar een nieuw EU interne veiligheidsstrategie
Tijdens deze werksessie werd van gedachten gewisseld over de interne veiligheid van
de EU en de huidige uitdagingen en dreigingen. De meeste lidstaten onderstreepten
de noodzaak van een geïntegreerde en flexibele interne veiligheidsstrategie. De Commissie
benadrukte dat veiligheid als een integraal onderdeel van alle EU-beleid en wetgeving
moet worden beschouwd. De nieuwe EU-Interne Veiligheidsstrategie zal een brede aanpak
hanteren, waarin bestrijding van georganiseerde criminaliteit, drugshandel en terrorisme
centraal staan. Daarnaast worden specifieke maatregelen voorbereid voor de aanpak
van desinformatie en radicalisering. Ook zal er in de EU- Interne Veiligheidsstrategie
aandacht worden besteed aan de rechtmatige toegang tot data voor rechtshandhavingsautoriteiten
en versterken van agentschappen.
Meerdere lidstaten wezen op het belang van verbeterde informatie-uitwisseling tussen
rechtshandhavingsinstanties, zowel binnen de EU als met derde landen. Zij pleitten
voor een versterkte samenwerking met Europol en Eurojust, evenals voor het uitbreiden
van digitale middelen en het opbouwen van capaciteit binnen nationale instanties.
Enkele lidstaten onderstreepten de noodzaak van een betere bescherming van kritieke
infrastructuur. Hybride dreigingen en desinformatie werden als groeiende risico’s
geïdentificeerd, waarbij werd benadrukt dat de veiligheidsimpact systematisch moet
worden meegewogen in alle beleidsdomeinen.
Nederland pleitte in dit verband voor een integrale veiligheidsaanpak binnen alle
EU-beleidsterreinen en een meer gecoördineerde aanpak van interne veiligheid. Verbeterde
informatie-uitwisseling en data-toegang zijn cruciaal voor de bestrijding van georganiseerde
misdaad en terrorisme. Daarnaast benadrukte Nederland het belang van weerbare havens,
samenwerking met derde landen en versterking van Europa’s economische veiligheid.
Tot slot riep Nederland, in gezelschap met een aantal andere lidstaten, op tot gezamenlijke
actie tegen het misbruik van zwaar vuurwerk als explosief.
Tot slot pleitte EDEO voor nauwere samenwerking met derde landen op het gebied van
interne veiligheid, met een focus op expertise-uitwisseling.
II. Justitie
1. Werksessie I: Uitdagingen voor de rechtsstaat en hun impact op het justitiedomein
Het Poolse voorzitterschap trapte de uitwisseling af door aan te geven dat er veel
is bereikt op strafrecht in de EU. De praktijk blijkt echter weerbarstig en daarom
moet er kritisch gekeken worden waar instrumenten tekortschieten. Specifiek vroeg
het Voorzitterschap aan de Raad of het huidige rechtskader de balans vindt tussen
wederzijdse erkenning en bescherming fundamentele rechten.
De Commissie benadrukte dat de instrumenten van wederzijdse erkenning alleen kunnen
functioneren wanneer er sprake is van wederzijds vertrouwen. Ook gaf de Commissie
aan dat de jurisprudentie nog steeds in ontwikkeling is voor deze instrumenten. Tot
slot kondigde de Commissie aan dat er een breed traject is opgestart om breed te reflecteren
op het huidige rechtskader van EU-strafrecht en de eventuele behoefte aan «lisbonisering».
De uitkomst hiervan wordt later dit jaar verwacht.
Het Europees Parlement noemde rechtsstatelijkheid als fundament van de EU en voorwaarde
voor deelname aan de EU. De afgevaardigde van het JURI-Comité stelde dat een land
snel kan veranderen wanneer de rechtsstaat erodeert en dat dit de EU-samenwerking
beïnvloedt. De rechtsstaat vraagt dus continue inzet en aandacht. Verder gaf de afgevaardigde
van het JURI Comité aan dat zowel strafrechtelijke als civielrechtelijke samenwerking
essentieel is en dat wederzijds vertrouwen en wederzijdse erkenning voor beide aan
de basis ligt. Een onafhankelijke rechtspraak is een essentiële voorwaarde hiervoor.
De afgevaardigde van het LIBE-Comité stelde dat het huidige rechtskader de balans
vindt tussen bescherming fundamentele rechten en strafrechtelijke samenwerking.
In een complete tafelronde onderstreepten alle lidstaten, inclusief Nederland, expliciet
het belang van de rechtsstaat. Hierbij stelden lidstaten dat wederzijds vertrouwen
en respect voor fundamentele rechten essentiële elementen zijn. Tevens benadrukten
vrijwel alle lidstaten het wezenlijke belang van een onafhankelijke rechtspraak. Vrijwel
alle lidstaten beaamden daarnaast dat er in het huidige rechtskader balans is tussen
wederzijdse erkenning en de bescherming van fundamentele rechten. De jurisprudentie
van het Hof van Justitie van de EU en het Europees Hof voor de Rechten van Mens werden
als waardevolle bijdragen gezien in de ontwikkeling van het rechtskader en de interpretatie
ervan. Ook gaven lidstaten aan dat wederzijds vertrouwen nationale inzet vraagt om
robuuste rechtssystemen te bouwen. Dit vertrouwen is essentieel voor grensoverschrijdende
samenwerking en criminaliteitsbestrijding. Verder noemden lidstaten aspecten die aandacht
behoeven, waaronder digitalisering van het rechtssysteem, training van juridische
professionals en het beter benutten van juridische netwerken. Een aantal lidstaten
stelde dat harmonisatie op toelating van bewijs geen toegevoegde waarde heeft en enkele
lidstaten benadrukten nadrukkelijk het belang van interne veiligheid. Ten aanzien
van de toegevoegde waarde van het Commissie traject over de toekomst van het EU-strafrecht
waren de lidstaten verdeeld.
Nederland benadrukte dat wederzijds vertrouwen de basis is van de EU. Volgens Nederland
is er tussen effectiviteit van strafrecht enerzijds en de bescherming van fundamentele
rechten anderzijds een natuurlijke spanning. Er is geen noodzaak om die spanning als
onwenselijk te benoemen. Nederland gaf nadrukkelijk aan dat de rechtsstaat continue
aandacht behoeft van de EU en van alle lidstaten, inclusief onszelf.
Het EU-grondrechtenagentschap stelde dat de principes die ten grondslag liggen aan
wederzijdse erkenning ervoor zorgen dat de EU kan functioneren en dat de rechtspraak
effectief is. Het Grondrechtenagentschap gaf dat er aandacht moet zijn voor onderlinge
begrip en de dialoog tussen juridische professionals.
Het Voorzitterschap concludeerde dat er consensus is dat er sprake is van een goede
balans in het huidige rechtskader. Ook herhaalde het Voorzitterschap de nationale
inzet die nodig is om wederzijds vertrouwen te waarborgen. De EU, inclusief bestaande
netwerken en organisaties, kunnen hierbij ondersteuning bieden.
2. Werklunch: De toekomst van justitie
Het Poolse voorzitterschap wilde in de Raad onderzoeken hoe bestaande instrumenten
het beste kunnen worden benut om ervoor te zorgen dat in de EU waarden, rechten en
vrijheden worden gewaarborgd. De focus werd daarbij gelegd op het perspectief van
de burger in EU-wetgeving en -beleid.
De Commissie stelde dat voor het vertrouwen van burgers waarborgen nodig zijn voor
de rechtsstaat en effectieve toegang tot het recht in nationale systemen. De Commissie
noemde onder andere het Europees Justitieel Scorebord en het EU-rechtsstaatrapportage
als waardevolle instrumenten. Ook noemde de Commissie tijdens de werklunch het traject
ten behoeve van gedeelde visie en actieplan voor de toekomst van het EU-strafrecht.
Dit traject zal zich richten op materieel strafrecht, strafprocesrecht, digitalisering
en de rol van EU-agentschappen en EU-organen.
Het Europees Parlement (JURI) stelde dat vanuit het perspectief van de burger concrete
acties en maatregelen nodig zijn. Ook deed de afgevaardigde van het JURI-Comité de
suggestie om meer te investeren in voorlichting aan de burgers over EU-wetgeving.
De deelnemer van het LIBE-Comité interpreteerde toegang tot het recht breed en deed
de oproep voor adequate personele en financiële middelen hiertoe.
Eurojust vroeg aandacht voor de relatie tussen veiligheid en justitie. Verder waardeerde
Eurojust de betrokkenheid bij het Commissie traject over de toekomst van EU-strafrecht.
In een bijna volledige tafelronde werden door de lidstaten diverse elementen genoemd
die bijdragen aan het vertrouwen van burgers in het rechtssysteem, te weten: begrijpelijkheid,
toegankelijkheid, betaalbaarheid, efficiëntie en effectiviteit. Dit zijn elementen
die volgens de lidstaten moeten worden versterkt en waarbij uitwisseling en onderling
begrip van toegevoegde waarde kan zijn. Communicatie richting en begrip bij burgers
over het rechtssysteem zou ook bijdragen aan vertrouwen. Verder werd door veel lidstaten
aangegeven dat de mogelijkheden van digitalisering moeten worden benut, enkele lidstaten
noemden hierbij specifiek het e-Justiceportaal. Verder benoemden enkele lidstaten
de relatie tussen veiligheid en justitie en de aanpak van huiselijke geweld en seksueel
geweld.
Nederland stelde dat het bevorderen van toegang tot het recht een belangrijke voorwaarde
is voor een sterke rechtsstaat. Hierbij onderstreepte Nederland dat het belangrijk
is burgers en bedrijven centraal te stellen. Dit zal uiteindelijk niet alleen het
rechtssysteem als geheel versterken, maar ook het vertrouwen tussen de burgers en
de overheid. Nederland deed ook in de Raad de oproep om in de JBZ-Raad, in aanvulling
op de rechtsstaatdialoog in de Raad Algemene Zaken, structureel inhoudelijke en thematische
discussies over aan de rechtsstaat gerelateerde onderwerpen te organiseren. Als mogelijke
onderwerpen noemde Nederland digitalisering, het recht om fouten te maken en de onafhankelijkheid
van de rechtspraak.
3. Werksessie II: Gevolgen van de Russische oorlogsmisdaden in Oekraïne
De consequenties van de Russische oorlogsmisdaden in Oekraïne zijn voor het Poolse
voorzitterschap een belangrijk thema. Deze agressie heeft grote gevolgen en vormt
een uitdaging voor de veiligheid en democratie in de EU. De EU heeft diverse maatregelen
genomen, onder andere gericht op aansprakelijkheid en vervolging van oorlogsmisdaden.
Het Voorzitterschap noemde in dat kader eveneens de inzet van Eurojust. Tijdens deze
sessie wilde het Voorzitterschap zich met name richten op het compenseren van slachtoffers
en het versterken van het mandaat van het Europees Openbaar Ministerie (hierna: EOM).
De Commissie herhaalde haar commitment. Verder bood de Commissie ondersteuning aan
bij de implementatie van richtlijn 2024/1226 over strafbaarstelling bij niet-naleving
van sancties. De Commissie onderzoekt de uitbreiding van het EOM-mandaat als onderdeel
van de herziening van het EU-strafrecht. Ook memoreerde de Commissie het recente bezoek
van Eurocommissaris McGrath aan Den Haag waarbij hij Eurojust en het ICC heeft bezocht.
De toegevoegde waarde van deze organisaties werd benadrukt. Tot slot riep de Commissie
de lidstaten op om maatregelen te nemen om adequate ondersteuning te kunnen bieden
aan oorlogsslachtoffers.
Het Europees Parlement (JURI) riep op tot het versterken van samenwerking en vroeg
specifiek om aandacht voor de problematiek van kindontvoering door Rusland. De deelnemer
van het LIBE-Comité was positief over de rol van het EOM en gaf aan in principe positief
te staan tegenover de uitbreiding van diens mandaat. Ook vroeg de LIBE-deelnemer aandacht
voor de procedurele rechten van slachtoffers.
Eurojust stelde dat er, mede door de steun van lidstaten, al veel is bereikt en zette
enkele initiatieven uiteen. Volgens Eurojust zou de EU acties en onderzoeken meer
moeten coördineren, waarbij Eurojust kan helpen. Ook ziet Eurojust meerwaarde in het
oprichten van een speciaal agressie tribunaal.
Het EOM stelde dat het nog te jong is om zich bewezen te kunnen hebben, waarbij ook
de financiering problematisch is. Het EOM heeft duidelijke meerwaarde. Volgens het
EOM moet het mandaat worden uitgebreid als de EU wil dat sancties echt pijn doen.
Veel Midden-Europese lidstaten waren uitgesproken over het belang van ondersteuning
aan Oekraïne. Vrijwel alle lidstaten spraken hun steun uit voor een stevige inzet
op het voorkomen van de schending van sancties. In dat licht was ook een kleine meerderheid
van lidstaten die zich uitspraken als voorstander van het (gericht) uitbreiden van
het mandaat van het EOM. Enkele lidstaten konden hier geen uitspraak over doen of
gaven de voorkeur aan het afwachten van de evaluatie van de EOM-verordening. De lidstaten
spraken over het algemeen steun uit voor de inzet en het werk van Eurojust en het
ICC die van toegevoegde waarde zijn bij het onderzoek en de vervolging van oorlogsmisdaden.
Lidstaten gaven een korte toelichting op de nationale omzetting van richtlijn 2024/1226
over de niet-naleving van sancties. Ook benadrukten de meeste lidstaten het belang
van goede ondersteuning aan slachtoffers, waarbij door een groep lidstaten de slachtofferrichtlijn
als goed uitgangspunt werd benoemd.
Nederland gaf aan dat het tegengaan van straffeloosheid naar aanleiding van de Russische
agressieoorlog tegen Oekraïne een prioriteit is. Nederland neemt dan ook een actieve
rol in de verschillende accountability initiatieven die reeds zijn genomen of nog
zullen worden genomen. In relatie tot bewijsvergaring en jurisdictievraagstukken riep
Nederland alle EU-lidstaten op om partij te worden bij het Verdrag van Ljubljana-Den
Haag. Deze oproep werd door het Voorzitterschap herhaald. Ook onderschreef Nederland
het belang van effectieve hulp aan oorlogsslachtoffers in Oekraïne onder andere door
goede informatievoorziening. Wat betreft het EOM stelde Nederland dat het de evaluatie
van de verordening wil afwachten alvorens wijzigingen te bespreken die het EOM in
staat zouden stellen zijn huidige mandaat effectiever uit te voeren.
Het Voorzitterschap concludeerde dat de Raad schendingen van beperkende maatregelen
stevig wil aanpakken. Deze discussie kan helpen bij het adresseren van uitdagingen
daarbij. De gesprekken over eventuele uitbreiding van het EOM-mandaat zullen worden
voortgezet. De Raad sprak zich uit ten bate van versterking van het Eurojust en het
ICC met betrekking tot Oekraïne. De slachtofferrichtlijn is een belangrijke basis
voor steun en hulp aan de slachtoffers.
Indieners
-
Indiener
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid -
Medeindiener
M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie -
Medeindiener
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid