Brief regering : Geannoteerde agenda Milieuraad d.d. 17 december 2024 te Brussel
21 501-08 Milieuraad
Nr. 969 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN DE MINISTER VAN
KLIMAAT EN GROENE GROEI
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 december 2024
Hierbij doen wij u, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
en de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, de geannoteerde
agenda van de Milieuraad van 17 december 2024 toekomen. Het kabinet is voornemens
deel te nemen aan deze Milieuraad. De inhoud van deze geannoteerde agenda geeft de
meest recente stand van zaken weer.
Daarnaast wordt u geïnformeerd over de uitvoering van de motie-Erkens over het aangeven
dat voor Nederland bij een potentieel EU-klimaatdoel voor 2040, een stevig uitvoeringspakket
randvoorwaardelijk is. U wordt ook geïnformeerd over de kabinetsreactie op de publieke
consultatie van de Europese Commissie over de herziene richtlijn betreffende de reductie
van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen (NEC-richtlijn).
De inbreng op deze consultatie is als bijlage toegevoegd.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, C.A. Jansen
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans
I. GEANNOTEERDE AGENDA MILIEURAAD
Tijdens de Milieuraad in Brussel op 17 december 2024 wordt een algemene oriëntatie
verwacht op de verordening ter voorkoming van pelletverlies om microplastic te verminderen.
Daarnaast is een voortgangsrapportage voorzien over de verordening Circulaire Voertuigen
alsook een gedachtewisseling over het Klimaatdoel 2040. Tot slot staan er enkele diversenpunten
geagendeerd.
Circulaire Voertuigen (End-of-Life vehicles)
Op 13 juli 2023 heeft de Europese Commissie (hierna «Commissie») een voorstel gepresenteerd
voor een verordening over circulariteitseisen voor voertuigontwerp en het beheer van
afgedankte voertuigen.1 Op 15 september 2022 is de Kamer over dit voorstel geïnformeerd via het BNC-fiche.2 Met deze verordening zal de Richtlijn betreffende autowrakken3 en de Richtlijn betreffende typegoedkeuring van motorvoertuigen inzake herbruikbaarheid,
recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing4 (de «3R Richtlijn») worden ingetrokken. Delen van de inhoud worden overgenomen in
de nieuwe verordening, met toevoeging van nieuwe elementen. Hierbij valt te denken
aan een verplichte toepassing van plasticrecyclaat en een circulair voertuigenpaspoort.
Tijdens de Milieuraad is een beleidsdiscussie voorzien over de voortgang van de onderhandelingen.
Inzet Nederland
Het kabinet verwelkomt het voorstel van de Commissie omdat het een belangrijke stap
voorwaarts is voor de verduurzaming van voertuigen. Het voorstel omvat de gehele levenscyclus
van een voertuig, van ontwerp tot afvalfase, en jaagt de transitie naar een circulaire
economie verder aan.
Het kabinet steunt de sterke ambitie ten aanzien van circulariteit in deze verordening.
Een hoge verplichte doelstelling voor recyclaattoepassing van plastic en een additioneel
doel voor het toepassen van biogebaseerd plastic, ziet het kabinet als belangrijke
elementen. Daarnaast zijn ontwerpeisen ten behoeve van onder andere reparatie en hergebruik,
een circulair voertuigenpaspoort en een circulariteitsstrategie per voertuigtype van
belang. Voor onder andere de afvalfase van voertuigen is het kabinet voorstander van
de voorgestelde verbreding van het UPV-systeem (uitgebreide producentenverantwoordelijkheid)
voor auto’s naar andere voertuigcategorieën zoals aanhangwagens en motorfietsen. Voor
deze nieuwe categorieën zal een systeem voor afvalinzameling en -verwerking worden
ingericht. Een mechanisme waarbij kosten voor het afvalbeheer van voertuigen tussen
lidstaten wordt verrekend, is een uitdaging in de uitvoering, maar wel een belangrijk
punt.
Tot slot hecht het kabinet veel waarde aan maatregelen om te voorkomen dat voertuigen
(illegaal) geëxporteerd worden die niet rijwaardig zijn en als afval (voertuigwrak)
zijn bestempeld, waarbij negatieve milieueffecten worden afgewenteld op derde landen.
Regelgeving die duidelijk onderscheid maakt tussen voertuigen en voertuigwrakken en
een geldige APK-keuring als voorwaarde voor het toestaan van het exporteren van een
gebruikt voertuig, worden daarom verwelkomd door het kabinet. Het kabinet houdt daarbij
oog voor de handelspolitieke aspecten van het voorstel en de impact hiervan op derde
landen.
Krachtenveld
Het voorstel van de Commissie wordt over het algemeen positief ontvangen door de lidstaten,
al zijn er wel vragen over de uitwerking van de typegoedkeuring van voertuigen en
over aanvullende circulariteitseisen. Nederland is sterk voorstander van dit laatste
punt, samen met een kleine groep gelijkgestemde landen, die mogelijkheden ziet voor
verdere aanscherping. Deze groep lidstaten ziet in deze voorstellen kansen voor het
versterken van het concurrentievermogen van de industrie, evenals voor het verlagen
van de milieudruk die wordt geëxporteerd naar derde landen. Daar tegenover staat een
terughoudende groep lidstaten die regeldruk voor autofabrikanten vreest en pleit voor
het afzwakken van een aantal bepalingen, voornamelijk met betrekking tot de circulariteitseisen.
Microplastics
Op 16 oktober 2023 heeft de Commissie het voorstel gepubliceerd voor de verordening
ter voorkoming van pelletverlies om microplasticvervuiling te verminderen. De Kamer
is op 15 november 2023 over dit voorstel geïnformeerd via het BNC-fiche5 en op 14 maart jl. via de Geannoteerde Agenda van de Milieuraad van 25 maart jl.6
Het kabinet acht een verordening ter voorkoming van pelletverlies tijdens productie,
transport en omvorming nodig om microplasticvervuiling te verminderen. In tegenstelling
tot andere vormen van microplastics die intrinsiek gepaard gaan met productgebruik
(zoals bandenslijtage, slijtage van verf, textiel, etc.) dient de lekstroom van pellets
bij productie, vervoer of omvorming namelijk in principe geen enkel doel. Daarom moet
deze vorm van vervuiling tot een minimum beperkt worden. Het voorzitterschap streeft
ernaar tijdens deze Milieuraad een algemene oriëntatie te bereiken.
Inzet Nederland
Het kabinet kon het initiële voorstel van de Commissie op hoofdlijnen steunen en heeft
in voorgenoemd BNC-fiche aangegeven op onderdelen wel te zullen pleiten voor een hoger
ambitieniveau. Het huidige compromisvoorstel van het voorzitterschap is met name op
het onderdeel van de drempelwaarde (1.000 ton) minder dan het gewenste Nederlandse
ambitieniveau. Toch is de totale compromistekst aanvaardbaar. Zo is, conform de wens
van het kabinet, de definitie van «plastic korrel» verruimd, zodat ook andere vormen
van polymeren voor de productie van eind- of deelproducten onder de verordening vallen.
Ook zijn kleine bedrijven niet meer uitgezonderd van bepaalde verplichtingen. Dit
is ook gewenst, aangezien de bedrijfsomvang niet direct samenhangt met de hoeveelheid
verhandelde microplasticpellets. Ook is op initiatief van onder andere Nederland een
herzieningsclausule opgenomen om in 2030 de drempelwaarde te heroverwegen.
Het huidige compromisvoorstel adresseert de in de onderhandelingen gevoelige onderwerpen
als volgt:
• Maritieme scheepvaart: De maritieme scheepvaart wordt onder de verordening gebracht
en de bijbehorende verplichtingen worden in lijn gebracht met de huidige IMO-richtlijnen
hieromtrent. Dit creëert een gelijker speelveld tussen de maritieme scheepvaart en
andere vervoerders over land en via binnenvaart.
• Niet-EU vervoerders: Vervoerders die niet in de EU gevestigd zijn, moeten een gemachtigd
vertegenwoordiger in de EU aanwijzen. Deze moet ervoor zorgen dat niet-EU vervoerders
aan dezelfde verplichtingen moeten voldoen als hun in Europa gevestigde collega’s.
Dat komt de concurrentiepositie van bedrijven in de EU ten goede. Daarbij is het wel
van belang dat deze maatregel geen disproportionele impact heeft op niet-EU vervoerders
en in lijn is met internationale afspraken.
• Vergunningsstelsel: Naast een certificeringsschema hebben lidstaten straks ook de
mogelijkheid om naleving af te dwingen via een vergunningsstelsel, zolang dit een
vergelijkbaar beschermingsniveau voor milieu oplevert als certificering.
• Grootte van ondernemingen: Micro-ondernemingen zullen wel worden uitgezonderd van bepaalde verplichtingen, zoals certificering, maar kleine-ondernemingen
niet.
• Drempelwaarde: De drempelwaarde, die onder andere bepaalt wanneer een bedrijf zich
moet laten certificeren, blijft 1.000 ton, zoals initieel door de Commissie voorgesteld.
Wel wordt een clausule opgenomen dat deze waarde binnen vijf jaar geëvalueerd zal
worden en waar mogelijk naar beneden bijgesteld zal worden.
Indicatie krachtenveld
Het compromisvoorstel van de voorzitter lijkt goed te worden ontvangen door de meeste
lidstaten en daarmee lijkt een gekwalificeerde meerderheid in aanloop naar de Milieuraad
van 17 december in het vizier, al is het nog geen gelopen race.
Ten aanzien van het verplichtingen voor niet-EU vervoerders heeft de Commissie twijfels
bij de uitvoerbaarheid en proportionaliteit van deze maatregel. Het kan dus zijn dat
het compromisvoorstel hierop nog wordt aangepast in aanloop naar de Raad. Mocht dit
tijdig bekend zijn, wordt u hierover uiteraard geïnformeerd via het aanstaande Schriftelijk
Overleg.
Klimaatdoel 2040
De Europese Klimaatwet verplicht de EU tot het stellen van een tussendoel voor 2040
op weg naar klimaatneutraliteit in 2050. Op 6 februari jl. publiceerde de Commissie
een mededeling7 met daarin de aanbeveling dat het EU-klimaatdoel voor 2040 moet uitkomen op 90% netto
broeikasgasemissiereductie ten opzichte van 1990. Tijdens de Milieuraad zal hierover
een gedachtewisseling plaatsvinden. Dit is de derde politieke bespreking van het tussendoel.
Er is geen besluitvorming voorzien. De Commissie heeft aangekondigd met een wetgevend
voorstel te komen om het tussendoel vast te leggen in de Europese Klimaatwet. Dit
wetsvoorstel volgt naar verwachting begin 2025.
Inzet Nederland
Een duidelijke tussenstap tussen 2030 en 2050 biedt stabiliteit en investeringszekerheid
voor burgers en bedrijven in de transitie. Voortzetting en volledige implementatie
van het huidige EU-klimaatbeleid leidt in 2040 volgens de Commissie reeds tot 88%
nettoreductie. Het kabinet zet zich in voor een tussendoel dat haalbaar is, in lijn
met de wetenschap en de afspraken in het Parijsakkoord. Daarmee onderschrijft het
kabinet het door de Commissie aanbevolen Europese tussendoel van netto 90%. Daarbij
pleit het kabinet in Brussel, conform motie Erkens8, voor een stevig uitvoeringspakket voor het wegnemen van knelpunten in de transitie,
waaronder netcongestie, langdurige en complexe vergunningsverleningsprocedures en
beschikbaarheid van voldoende financiering, betaalbare duurzame energie en grondstoffen.
De Kamer is voor de zomer door het vorige kabinet geïnformeerd over de voor Nederland
gewenste onderdelen van dit pakket met betrekking tot het faciliteren van de energietransitie
en het bevorderen van het duurzame concurrentievermogen van en investeringszekerheid
voor bedrijven.9 Te denken valt onder andere aan ondersteuning van lidstaten bij een betere benutting
en verdere ontwikkeling van grensoverschrijdende energie-infrastructuur, harmonisatie
van methodologieën voor nettarieven tussen lidstaten, een integrale weging van milieu-
en klimaatdoelen in vergunningverleningsprocessen voor Europese projecten die bijdragen
aan de transitie, en het creëren van nieuwe Europese groene markten.
Indicatie krachtenveld
Een grote groep lidstaten heeft steun uitgesproken voor een ambitieus doel, waarbij
een aantal lidstaten expliciet een reductiedoelstelling van netto 90% heeft omarmd.
De meeste lidstaten moeten echter nog een positie bepalen. Enkele lidstaten hebben
aangegeven dat ze de aanbeveling van de Commissie nog niet kunnen steunen.
Conform het Parijsakkoord moet de EU ruim voor COP30 (die plaatsvindt eind 2025),
een Nationally Determined Contribution (NDC) inleveren met een ambitie voor 2035. Dit zal worden afgeleid van het overeengekomen
2040-doel. Daarmee is tijdige besluitvorming over het 2040-tussendoel van belang.
Diversen
– Terugkoppeling recente internationale bijeenkomsten
Het voorzitterschap zal een terugkoppeling geven van een aantal recente internationale
bijeenkomsten die op het gebied van milieu hebben plaatsgevonden. Het betreft de volgende
bijeenkomsten:
• De 29ste Conferentie van Partijen (COP29) bij het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties van
11-22 november 2024 in Bakoe, Azerbeidzjan.
• De 16de Conferentie van Partijen van het VN-biodiversiteitsverdrag (CBD COP16), de 11de Bijeenkomst van de Partijen van het Cartagena Protocol (COP MOP11) en de 5de Bijeenkomst van de Partijen van het Nagoya Protocol (COP MOP5) dat plaatsvond van
21 oktober tot 1 november jl. in Calí, Colombia.
• De Vijfde bijeenkomst van het Intergouvernementele Onderhandelingscomité (INC-5) voor
een Internationaal Plasticverdrag van 25 november tot 1 december in Busan, Korea.
• De 16de Conferentie van Partijen van het verdrag van bestrijding van woestijnvorming (UN
CCD COP16) van 2-13 december 2024 in Riyad, Saudi-Arabië.
• De 36ste Bijeenkomst van Partijen van het Montreal Protocol (MOP36) en de 13de Conferentie van Partijen van het Verdrag van Wenen (COP13) van 28 oktober tot 1 november
2024 in Bangkok, Thailand.
• De 11de Zitting van de plenaire vergadering van Intergouvernementeel Platform voor Wetenschap
en Beleid inzake Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten (IPBES11) van 10-16 december
2024 in Windhoek, Namibië.
• De 10de Zitting van de Bijeenkomst van de Partijen van het Waterverdrag (MOP10) van 23-25 oktober
in Ljubljana, Slovenië.
– Werkprogramma inkomend Voorzitterschap
Het inkomend Pools Voorzitterschap zal de inhoudelijke prioriteiten voor de eerste
zes maanden van 2025 presenteren.
II. UPDATE MOTIE ERKENS INZAKE EEN STEVIG UITVOERINGSPAKKET VOOR KLIMAATDOEL 2040
Hieronder geeft het kabinet een update over de ontwikkelingen in Brussel die van belang
zijn voor het uitvoeren van motie Erkens.10 Hierbij wordt eerst ingegaan op de koppeling tussen verduurzaming en concurrentievermogen
die hoog op de Europese agenda staat (volgens de plannen van de nieuwe Commissie en
het Draghi-rapport), en daarna de ontwikkelingen op het gebied van energie, CCS-infrastructuur
(Carbon Capture and Storage), verduurzaming mobiliteit, en het realiseren van een rechtvaardige transitie.
Europese inzet op een sterke koppeling tussen verduurzaming en concurrentievermogen
Uitvoerbaarheid van de klimaat- en energietransitie en de implementatie van het bestaande
2030 kader staat hoog op de Europese agenda. Dit blijkt uit de politieke richtlijnen
van Commissievoorzitter Von der Leyen en haar mission letters aan de verschillende kandidaat-commissarissen. Von der Leyen heeft in haar politieke
richtlijnen aangekondigd dat de Commissie zich zal inzetten voor het creëren van de
juiste voorwaarden voor bedrijven om de gemeenschappelijke Europese doelen te bereiken.
Hiervoor komt de Commissie o.a. met een Clean Industrial Deal (CID) in haar eerste 100 dagen. Volgens Von der Leyen moet de CID duurzame, concurrerende
industrieën en hoogwaardige banen stimuleren, onder andere door procedures te vereenvoudigen
en de toegang tot betaalbare, duurzame energie en -grondstoffen te waarborgen. Het
kabinet vindt het positief dat de Commissie een brug wil slaan tussen klimaat en groene
groei in aanloop naar de onderhandelingen over het 2040-doel.
Daarnaast gaat het Draghi-rapport uit van versterking van het concurrentievermogen
van de EU in samenhang met decarbonisatie. Aanbevelingen voor het vergroten van toegang
tot duurzame en betaalbare energie staan daarbij centraal. Bijvoorbeeld door het versnellen
van vergunningverleningsprocedures, het vergroten van de interconnectiecapaciteit
en een eerlijke verdeling van kosten en baten tussen lidstaten voor grensoverschrijdende
infrastructuurprojecten, en harmonisatie van netwerktariefmethodieken binnen de EU.
Ook doet Draghi aanbevelingen gericht op de toekomst van onder andere de Europese
industrie, zoals het bevorderen van duurzame infrastructuur en het stimuleren van
groene marktcreatie. De Kamer is op 4 oktober jl. geïnformeerd over de kabinetsreactie
op het Draghi-rapport.11
Faciliteren energietransitie
Nederland zet zich in EU- en regionaal verband in voor het faciliteren van de energietransitie.
In gezamenlijke verklaringen van de Friends of Renewables en de Nucleaire Alliantie van 15 oktober12 wordt de Commissie opgeroepen om de opschaling van hernieuwbare energie en kernenergie
in Europa te bevorderen. Zo wordt de Commissie in de verklaring van de Friends of Renewables gevraagd om met een uitvoeringsagenda te komen voor het wegnemen van belemmeringen
voor de energietransitie, te analyseren hoe vergunningverlening voor energietransitieprojecten
versneld kan worden, het kader voor netwerktarieven te evalueren en verder te werken
aan de opschaling van de waterstofmarkt. In de gezamenlijke verklaring van de Nucleaire
Alliantie wordt de Commissie opgeroepen om het belang van kernenergie, naast hernieuwbare
energie, voor het energiesysteem te erkennen, kernenergie op gepaste manier en onder
toepassing van het principe van techniek-neutraliteit te integreren in toekomstige
Commissie voorstellen, en een faciliterend kader voor kernenergie op Europees niveau
te creëren. Daarnaast ondertekende Nederland tijdens de ministeriële bijeenkomst van
de regionale «North Sea Energy Cooperation» (NSEC) op 24 oktober jl. een gezamenlijke
verklaring met aanbevelingen aan de nieuwe Commissie over voorwaarden en noodzakelijke
stappen om onze wind op zee ambities op regionaal niveau te realiseren, waaronder
kostendeling voor infrastructuur op zee.13
Europese coördinatie ten behoeve van een geïntegreerde Europese CO2-markt (CCS)
Als onderdeel van de EU-strategie voor industrieel koolstofbeheer werkt de Commissie
een regelgevend pakket uit voor CO2-transport infrastructuur. Nederland heeft onlangs een gezamenlijke verklaring over
Europese kaders voor CO2 transport ondertekend.14 Nederland pleit hierin met andere lidstaten voor een regelgevend kader om grensoverschrijdende
CO2-transport te ondersteunen, zodat duurzame CCS- en CCU-technieken kunnen worden opgeschaald.
De verklaring sluit goed aan bij de Nederlandse inzet.15
Ingroei emissievrije zakelijke voertuigen
Mobiliteit loopt achter op het huidige Europese klimaatdoel richting 2030.16 Het kabinet zal daarom in Brussel blijven aangeven dat in het klimaatpakket voor
2040 voldoende aandacht moet zijn voor mobiliteit. Zowel beleid om emissiereductie
te realiseren als beleid om knelpunten in de transitie weg te nemen. Het kabinet steunt
Europese initiatieven die de aanschaf van emissievrije voertuigen stimuleren. Het
kabinet heeft daarom op 7 oktober jl. in een gezamenlijk brief met Ierland, België
en Oostenrijk bij de Commissie aangegeven dat Nederland voorstander is van dergelijke
Europese maatregelen.
Europese standaardisering van protocollen voor bi-directioneel en slimladen tussen
lidstaten
Op 23 oktober heeft de Staatssecretaris voor Openbaar Vervoer en Milieu namens Nederland
deelgenomen aan een conferentie over bi-directioneel en slim laden in Berlijn samen
met andere lidstaten en marktpartijen. Aan deze conferentie namen o.a. Duitsland,
Frankrijk, Denemarken en belangrijke marktpartijen deel. De partijen schaarden zich
achter het gezamenlijke doel om bi-directioneel laden binnen de EU op te schalen.
Hiertoe werden belangrijke stappen gezet in het bepalen van welke gegevens partijen
moeten uitwisselen om slim en bi-directioneel laden mogelijk te maken. Dit sluit aan
bij de Nederlandse ambitie om elektrisch vervoer beter af te stemmen op de capaciteit
van het elektriciteitsnet.
Rechtvaardige transitie
Het kabinet hecht belang aan een rechtvaardige transitie. Daarom wordt rechtvaardigheid
meegenomen als één van de uitgangspunten voor het te vormen nationale klimaatbeleid
de komende jaren. Dit is opgenomen in het Ontwerp Klimaatplan.17 Concreet is een Nationaal Energiefonds in oprichting. Dit fonds moet de meest kwetsbare
huishoudens helpen met zowel het betalen van de energierekening, als het verduurzamen
van de woning (huur en koop). Er is met het Regeerprogramma € 60 miljoen vrijgemaakt
voor 2025 en 2026 (€ 120 miljoen in totaal).
Daarnaast werkt het kabinet een Sociaal Klimaatplan uit onder het Europese Sociaal
Klimaatfonds (SCF). Dit fonds dient om de impact van het ETS2 op kwetsbare huishoudens
en microbedrijven te beperken. Het SCF treedt in werking in 2026 (één jaar voordat
ETS2 start) en loopt tot 2032. Het SCF biedt voor Nederland € 720 miljoen. Om gebruik
te maken van dit bedrag moet Nederland € 240 miljoen zelf bijleggen. Daarnaast is
het SCF performance-based, hetgeen betekent dat uitbetaling pas later volgt en Nederland tot die tijd het bedrag
zelf moeten voorschieten. Daarom kijkt het kabinet zowel naar het financieren van
uitbreidingen van bestaande maatregelen en aanvullend beleid, als het herfinancieren
van bestaande maatregelen. In lijn met de vereisten van het SCF zal het kabinet de
mogelijke maatregelen begin 2025 consulteren. Definitieve besluitvorming volgt integraal
in het voorjaar.
III. KABINETSREACTIE PUBLIEKE CONSULTATIE NEC-RICHTLIJN
De Tweede Kamer heeft verzocht om de reactie op de raadpleging over de herziene richtlijn
betreffende de reductie van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende
stoffen (NEC-richtlijn) te delen.18 De Commissie heeft deze raadpleging uitgezet in het kader van de evaluatie van de
NEC-Richtlijn, die volgens bepalingen in de richtlijn voor het einde van 2025 voltooid
moet zijn. De Nederlandse reactie is toegevoegd als bijlage bij deze Geannoteerde
Agenda. Een vertaling hiervan is ook aan de Commissie verstrekt.
In de Nederlandse reactie worden verschillende onderdelen van de NEC-richtlijn belicht,
waaronder de gestelde doelstellingen, de samenhang met het UNECE Gothenburg Protocol19 en een aantal specifieke bepalingen en bijlagen. De belangrijkste uitgangspunten
in de reactie zijn dat de richtlijn en de daarmee gepaard gaande emissiereductiedoelen
nog steeds relevant zijn voor het verbeteren van de luchtkwaliteit, en dat er bij
een herziening van de NEC-richtlijn goed gekeken zou moeten worden naar de doelen
van en samenhang met andere Europese richtlijnen en verordeningen. Door een dergelijke
geharmoniseerde aanpak worden het Europese beleid versterkt, het gelijke speelveld
vergroot en de administratieve lasten verminderd.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.