Brief regering : Reactie op de motie van het lid Postma over een strategie ontwikkelen voor de inzet van Nederland als het gaat om CCS (Kamerstuk 31793- 262)
31 793 Internationale klimaatafspraken
32 813
Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 273
BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 september 2024
Naar aanleiding van het Commissiedebat van 21 maart 2024 over het EU-klimaatdoel 2040
heeft de Kamer verzocht om een strategie te ontwikkelen voor de inzet van Nederland
als het gaat om Carbon Capture and Storage (CCS) in relatie tot de Europese mededeling Europese Unie-klimaatdoel 2040.1 Met deze brief geef ik invulling aan de motie van het lid Postma.2
Waarom CCS?
Door CO2 af te vangen en permanent geologisch op te slaan diep onder de zeebodem, komen deze
emissies niet in de atmosfeer en wordt klimaatverandering gemitigeerd. CCS kan ook
worden toegepast voor koolstofverwijdering door netto koolstof uit de lucht te verwijderen
en permanent geologisch op te slaan. De verwachting is dat met CCS in 2030 ten minste
10 megaton per jaar CO2-reductie voor Nederland wordt gerealiseerd en dat het gebruikers van CCS helpt in
Nederland te blijven en te investeren op duurzame wijze. CCS levert daarmee een concrete
en onmisbare bijdrage aan het behalen van de Nederlandse en Europese klimaatdoelstellingen
en aan de groene groei van de Nederlandse en Europese economie. Verschillende methodes
van koolstofverwijdering zijn afhankelijk van CCS voor de permanente koolstofopslag.
Zodanig kan CCS bijdragen aan het realiseren van de klimaatdoelstellingen, zowel t.a.v.
emissiereductie als bij het bereiken van de benodigde koolstofverwijdering. CCS is
ook essentieel voor het behalen van de gestelde 2030 CO2-reductiedoelen in de Nederlandse industrie. Nederland is uitermate geschikt voor
CCS: nagenoeg alle industrieclusters liggen in de nabijheid van (bijna) lege gasvelden
en er is veel aanwezige kennis en infrastructuur.
In de motie-Postma wordt geconstateerd dat CCS een belangrijke pijler is in de Commissieaanbeveling
over een EU-klimaatdoel van 90% broeikasgasemissiereductie voor 2040. Daarnaast vraagt
de motie aandacht voor de beschikbaarheid van voldoende opslagcapaciteit, ook in relatie
tot de import van CO2 uit andere EU-landen en de invloed hiervan op het realiseren van de Nederlandse doelstellingen.
Ook zijn er in de motie zorgen geuit over het risico van fossiele lock-in. Deze vraagstukken
worden hieronder geadresseerd in de strategie en inzet van dit kabinet richting Europa
in relatie tot de 2040-mededeling.
Nederlandse inzet in Europa voor een concurrerend, duurzaam en rechtvaardig Europees
CCS-beleid
Eerder is de Kamer geïnformeerd over de Nederlandse zienswijze op de Europese koolstofstrategie
en de 2040-mededeling. In de zienswijze is aangegeven dat de ambitie van de Commissie
ten aanzien van de doelstellingen van CO2-afvang en -opslag en emissiereductie in 2040 en 2050 wordt onderschreven, maar daarbij
wordt wel aandacht gevraagd voor de implementatie van deze ambitie. Nederland behoort
binnen Europa en mondiaal tot de koplopers op het gebied van CCS. Dit biedt een goede
uitgangspositie voor de verdere ontwikkeling van een nieuw verdienmodel op termijn
rondom industrieel koolstofbeheer. Naast dat de uitgangssituatie voor CCS in Nederland
gunstig is, is het tegelijkertijd zo dat de ruimte in Nederland beperkt is en zal
het een opgave zijn om nieuwe grote infrastructurele opgaven ruimtelijk te implementeren.3
Het aantreden van dit kabinet op 2 juli 2024 valt samen met het moment dat we overgaan
van plannen naar bouwen. Op 2 september 2024 heb ik tijdens de officiële start van
Porthos gesproken over het belang van CCS om de economie in Nederland en Europa voor
te bereiden op de toekomst en om de internationaal afgesproken klimaatdoelen te halen.
De inzet van dit kabinet in Europa zal voortbouwen op deze eerdere zienswijze. Het
tot nu toe ingezette Nederlandse CCS-beleid is gericht op het scheppen van de juiste
randvoorwaarden door de overheid en het realiseren van projecten door de markt, inclusief
door staats- en beleidsdeelnemingen in een marktconforme rol.4 Met het Porthos project hebben beleids- en staatsdeelnemingen Energie Beheer Nederland
(EBN) en Gasunie als market maker bijgedragen aan een succesvolle ontwikkeling van de CCS-markt in Nederland. Het project
zal vanaf 2026 jaarlijks 2,5 megaton CO2 opslaan. Het Aramis project is een samenwerking tussen Shell, TotalEnergies, EBN
en Gasunie, en zal volgens de huidige planning in 2028 van start gaan. Onderdeel van
dit project is om een grote verzamelleiding met een maximum transportcapaciteit van
22 Megaton per jaar op de Noordzee te realiseren. Hieraan worden diverse opslaglocaties
gekoppeld. In februari 2024 heeft mijn voorganger het voorkeursalternatief in de ruimtelijke
procedure van dit project vastgesteld. CCS is essentieel om de 2030 doelstellingen
op het gebied van de verduurzaming van de industrie te halen. Daarom loopt er ook
een gezamenlijke publiek-private task force die aan de knelpunten en mogelijke maatregelen werkt om te komen tot een finaal investeringsbesluit
voor de CCS-keten rondom het Aramis-project in 2025.
Bij CCS-projecten in de EU borgt het juridische raamwerk binnen de Europese Economische
Ruimte (EER) een gelijk speelveld. In het Nederlandse CCS-beleid dat hierbinnen opereert,
is in het gevoerde beleid gestuurd op het creëren van de juiste kaders door coördinatie
op de vergunningverlening, het subsidiëren van de onrendabele top (en beprijzen van
CO2-uitstoot middels de CO2-heffing), het ruimte geven aan initiatieven van staats- en beleidsdeelnemingen in
een marktconforme rol en het incidenteel verstrekken van een garantieregeling. Door
de Autoriteit Consument en Markt, het Staatstoezicht op de Mijnen en de Europese Commissie
wordt er toezicht gehouden op de mededinging en toegankelijkheid van CCS-infrastructuur.
Daarnaast heeft de Nederlandse overheid zich in Europees verband ingezet voor de juiste
beprijzing van CO2-uitstoot, bevordering van grensoverschrijdend CO2-transport en steun uitgesproken voor een Europese doelstelling voor CCS.5
Europa heeft dit voorjaar twee relevante beleidskaders voor CCS geïntroduceerd: (1) de
Net Zero Industry Act6 (NZIA), met daarin een verplichting voor olie-en gasproducenten om 50 megaton per
jaar aan opslagcapaciteit gerealiseerd te hebben in 2030 met mogelijk een nieuwe verplichting
voor 2040 en (2) de Europese koolstofstrategie samen met de 2040-mededeling. De NZIA
is op 29 juni jl. in werking getreden en introduceert een realisatiedoel voor de Europese
Unie van 50 megaton injectiecapaciteit per jaar voor 2030. De «injectiecapaciteit»
is de jaarlijkse hoeveelheid CO2 die geïnjecteerd kan worden in een operationele opslaglocatie, met als doel CO2-reductie of koolstofverwijdering. Deze verplichting werkt rechtstreeks op de olie-
en gasproducenten in de EU, niet op de lidstaten zelf, en wordt berekend naar rato
van hun aandeel in de Europese productie tussen 2020 en 2023. Hoewel de hoogte van
de verplichting berekend wordt op basis van productie in een lidstaat, hoeft realisatie
van die verplichting niet in dezelfde lidstaat plaats te vinden. Conform de CCS-richtlijn
hebben lidstaten het recht om CCS op delen van hun grondgebied al dan niet toe te
staan, en de gebieden te bepalen waarbinnen opslaglocaties kunnen worden geselecteerd.7
Hoewel de Europese koolstofstrategie geen juridische verplichtingen introduceert,
geeft zij wel een indicatie van een opgave voor CCS in Europa. Om het aanbevolen Europese
doel voor 2040 en klimaatneutraliteit in 2050 te behalen, blijkt uit de modellen van
het impact assessment dat ongeveer 280 megaton per jaar fossiele en niet-fossiele
CO2 rond 2040 moet worden afgevangen.8 In 2050 gaat dit omhoog naar 450 megaton per jaar. Volgens de Europese Commissie
zal een deel van deze afgevangen emissies worden hergebruikt voor carbon capture and utilisation (CCU), en een ander deel zal permanent worden opgeslagen (CCS). De Commissie constateert
dat er in 2040 jaarlijks ongeveer 250 megaton injectiecapaciteit beschikbaar zou moeten
zijn binnen de bredere EER.9
Gezien de omvang en het grensoverschrijdende karakter van de CCS-opgave voor 2030
en 2040 is een EU-aanpak en coördinatie voor een tijdige opschaling van de hele CCS-waardeketen
gewenst. Zonder een dergelijke Europese strategie zullen CO2-afvang, -transport, -opslag en -gebruik zich waarschijnlijk niet tijdig op de schaal
ontwikkelen die noodzakelijk is. Tegelijkertijd zijn daarbij vanuit Nederlands perspectief
wel een aantal aandachtspunten om de Nederlandse belangen te borgen. Dit kabinet zal
in Europa aandacht vragen voor:
1. Opschaling van de Europese markt voor CCS
Opschaling van de Europese markt wordt in beginsel door dit kabinet ondersteund. Het
breder beschikbaar komen van CCS heeft een kostenverlagend effect als gevolg van schaalvoordelen
en innovatie, waardoor de concurrentiepositie van de Nederlandse industrie zal verbeteren.
Een grotere CCS-markt biedt bovendien kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven, dat
zich bij de koplopers op het gebied van CCS mag rekenen, om te verdienen aan technologische
kennis en expertise.
CCS kan zich zo ontwikkelen tot een van de pijlers van een groene en concurrerende
industrie. Doordat bedrijven die overgaan op CCS in Nederland blijven of doordat nieuwe
bedrijvigheid gebruik makend van CCS zich in Nederland vestigt, draagt CCS immers
bij aan het behoud van de industrie in Nederland en het verdienpotentieel van de Nederlandse
economie van de toekomst. Specifiek ziet het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)
bijvoorbeeld kansen voor productie van biobrandstoffen in Nederland, waarbij vrijkomende
CO2 kan worden opgeslagen in het kader van koolstofverwijdering.10 CO2-transport en CO2-opslag zijn nieuwe sectoren voor de Nederlandse economie die dit kabinet als een
inherent deel van de Europese CCS-markt beschouwt. Tevens kan de import van buitenlandse
CO2 op de korte termijn helpen met het bereiken van de benodigde startvolumes en het
rondkrijgen van de business case van Nederlandse transport- en opslagprojecten.
Het optimaal benutten van het opslagpotentieel in Nederland door opslaglocaties te
vullen met CO2 is vanuit maatschappelijk oogpunt cruciaal om klimaatverandering effectief tegen
te gaan. Daarbij maakt het voor de lange termijn in principe niet uit waar de CO2 uiteindelijk vandaan komt. Dit is ook in lijn met de Europese zienswijze waarbij
lidstaten elkaars grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen gebruiken teneinde een efficiënte
energie- en klimaattransitie te doorlopen. Zo beoogt Nederland bijvoorbeeld ook gebruik
te maken van hernieuwbare waterstof dat geproduceerd is in Zuid-Europa en andere delen
van de wereld.
Het ontwikkelen van grensoverschrijdend CO2-transport biedt Nederland tevens de kans om aan te sluiten op een groter netwerk
met mogelijkheden voor import en export. In de voorstellen van de Commissie wordt
een geïntegreerd Europees netwerk voor CO2-transport aangekondigd. De inzet van dit kabinet is om vooral ook routes te ondersteunen
die CO2-export vanuit Nederland naar andere landen mogelijk maken. Hierbij is het belangrijk
dat de opslagcapaciteit in andere landen binnen de EU en de EER verder wordt ontwikkeld.
Dit kabinet zal de Commissie daarom verzoeken het juridisch raamwerk te realiseren
voor grensoverschrijdend CO2-transport tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk (VK). Het VK is geografisch relatief
dichtbij Nederland, en heeft een relatief grote potentiële opslagcapaciteit.11 Export van CO2 naar het VK kan ervoor zorgen dat de Nederlandse industrie tegen lagere kosten haar
reductie kan realiseren.
Om koolstofbeheer tijdig op te schalen kondigt de Commissie de voorbereiding aan van
een pakket aan regelgeving voor CO2-transport. Hierbij zal onder andere gekeken worden naar grensoverschrijdende integratie,
derdentoegang, bevoegde regelgevende instanties, tariefregulering en eigendomsmodellen.
Een regelgevend pakket voor de CCS-markt kan in potentie de investeringszekerheid
voor marktpartijen bevorderen. Daarbij blijft het een belangrijk aandachtspunt voor
Nederland dat de verdere uitwerking van een toekomstig pakket aan regelgeving voor
CO2-transportinfrastructuur de ontwikkeling van al lopende en nieuwe projecten in Nederland
faciliteert. Dit kabinet zal de Europese Commissie verzoeken om in de nadere vormgeving
van de regelgeving met dergelijke gevolgen op de investeringszekerheid rekening te
houden.
2. Een evenwichtige geografische spreiding van CO2-opslagcapaciteit
Om het Europese opslagpotentieel te ontsluiten, is het belangrijk dat CO2-opslagcapaciteit wordt ontwikkeld in diverse Europese landen. Op Europese schaal
is er in principe voldoende CO2-opslagpotentieel en CO2-opslagcapaciteit in ontwikkeling om de benodigde CO2-afvangvolumes van de EU te kunnen opslaan.12 Dit wordt nader toegelicht in bijlage 1. De NZIA-verplichting voor olie- en gasproducenten
om CO2-injectiecapaciteit te realiseren en de ontwikkeling van een CO2-opslagatlas ondersteunen de ontwikkeling hiervan.13 Om ervoor te zorgen dat opslagpotentieel ook tijdig wordt ontwikkeld, is het belangrijk
dat er kennis en ervaring wordt overgedragen aan landen die een groot opslagpotentieel
hebben, maar deze nog niet ontwikkeld hebben. Dit kabinet zal daarom het belang van
«capacity building» onderstrepen bij de Commissie en vragen hier een programma voor
kennisoverdracht voor op te zetten.
In Nederland zal CO2-opslag plaatsvinden op de Noordzee. De Noordzee speelt tegelijkertijd een belangrijke
rol in het borgen van andere publieke belangen zoals de visserij, natuurgebieden,
scheepvaart, de leveringszekerheid van gas en de opwek van windenergie. De inzet van
dit kabinet is om al deze activiteiten zoveel mogelijk samen te laten gaan, met name
vanwege de monitoring van ondergrondse opslagvoorkomens voorafgaand, tijdens en na
de activiteit. CO2-opslag in de diepe ondergrond heeft in beginsel wel mogelijkheden om te combineren
met functies die bovengronds plaatsvinden. Daar waar afgestemd meervoudig gebruik
van de ruimte mogelijk is, heeft dit uiteraard de voorkeur. Maar dat zal niet in alle
gevallen lukken. Er zal daarom een evenwicht moeten worden gevonden tussen enerzijds
het realiseren van voldoende CO2-volumes om een markt mee op te bouwen en aan de behoefte aan CO2-opslag te voldoen en anderzijds voldoende ruimte beschikbaar te houden voor andere
toepassingen op het Nederlandse deel van de Noordzee. Nederland zal daarom aandacht
vragen voor de uitvoerbaarheid van de CO2-opslagdoelen die er in Europa worden gesteld vanuit het perspectief van ruimtelijk
inpassing.
Zoals in bijlage 1 nader is toegelicht, is opslag van Nederlandse CO2 elders in Europa ook goed mogelijk. De Europese landen die zeer actief zijn met het
ontwikkelen van CCS zijn Denemarken, Noorwegen en het VK. Deze landen voorzien economische
kansen voor de import en opslag van CO2 gelet op hun potentiële opslagcapaciteit in verhouding tot hun binnenlandse emissies.
Gezamenlijk hebben deze drie landen het opslagpotentieel om voor honderden jaren de
benodigde CO2-afvangvolumes van 280 megaton van de EU in 2040 te kunnen opslaan.14 Denemarken, Noorwegen en het VK ontwikkelen bovendien dit geologisch opslagpotentieel
reeds nu daadwerkelijk tot CO2-transport en -opslagprojecten. Daarnaast zijn er eerste stappen met CCS-projecten
en bijbehorend beleid in andere landen die relevant zijn voor de Europese klimaatdoelstellingen
zoals Italië, Griekenland, Frankrijk, Oostenrijk en Duitsland.
3. Voorkomen van een fossiele lock-in
Het Nederlandse klimaatbeleid richt zich op het beperken van de uitstoot van broeikasgassen
(mitigatie) in alle sectoren in de economie en aanpak bij de bron. Maar ondanks de
aanpak bij de bron, ziet het kabinet – en tal van toonaangevende organisaties, zoals
het PBL, het Internationaal Energie agentschap en het IPCC15 – de inzet van CCS bij fossiele CO2als een onmisbare maatregel om de klimaatdoelen te kunnen behalen. In het Nederlandse
CCS-beleid wordt gestuurd op het voorkomen c.q. beperken van fossiele lock in. Ten
eerste zijn de Nederlandse klimaatdoelen geformuleerd in CO2-reductiedoelen en bestaat er geen CCS-realisatie doel. CO2-reductie in de Nederlandse industrie mag worden ingevuld middels CCS maar doordat
het klimaatdoel techniekneutraal is geformuleerd, wordt voorkomen dat de keuze voor
CCS wordt opgelegd. Ook de SDE++subsidie kent meerdere waarborgen om te voorkomen
dat het subsidiëren van CCS ten koste gaat van de ontwikkeling van duurzame energietechnieken.
Ten eerste stelt de «horizon» in de SDE-regeling de voorwaarde dat er na 2035 geen
nieuwe beschikkingen meer toegekend worden voor fossiele CCS. Ten tweede wordt subsidie
alleen beschikbaar gesteld als er geen aantoonbare kosteneffectieve alternatieven
mogelijk zijn (de «zeef»). Dit wordt elk jaar opnieuw onderzocht. Als derde voorwaarde
geldt dat een deel van het SDE++-budget met «hekjes» afgeschermd is voor technologieën
(bijvoorbeeld hernieuwbare waterstof) die vooralsnog niet kostenefficiënt zijn, maar
wel nodig zijn voor de energietransitie en toekomstige CO2-reductie. Deze benadering voor het voorkomen van fossiele lock-in die we in Nederland
hebben ingericht neem ik ook mee naar Europa.
Tegelijkertijd geeft een recente PBL-studie naar verschillende trajecten naar klimaatneutraliteit16 wel aan dat er op langere termijn een lock-in op fossiele energiedragers kan ontstaan
bij een (te) ruim aanbod van opslag van CO2- tegen relatief lage kosten – en het daarom verstandig is om zorgvuldig te (blijven)
sturen op de inzet van CCS, om er zo voor te zorgen dat de opslagcapaciteit zo efficiënt
mogelijk wordt benut, tot én na 2050. We blijven ons dus inzetten om een fossiele
lock-in op termijn te voorkomen door via het nationale, maar vooral Europese koolstofverwijderingsbeleid
dit tegen te gaan. De in ontwikkeling zijnde Routekaart Koolstofverwijdering zal daar
nadere uitwerking aan geven. Behalve voor CCS geldt ook voor koolstofverwijdering
dat dit niet ten koste mag gaan van de inzet op vermindering van het gebruik van fossiele
brandstoffen en emissiereductie aan de bron.
4. Een eerlijke verdeling van de kosten, met als uitgangspunt: de vervuiler/gebruiker
betaalt
In Nederland betaalt de partij die CO2 afvangt de partij die het transport en opslag van CO2 verzorgt, in een business-to-business markt. De SDE++ subsidieert hierbij alleen de onrendabele top. De kosten voor CO2-transport en -opslag liggen hiermee primair bij de uitstoters van CO2 en de maatschappelijke kosten voor de Nederlandse belastingbetaler worden geminimaliseerd.
Dit geldt ook bij de inzet van CCS voor koolstofverwijdering, waarbij de vervuiler/gebruiker
betaalt. Bij het voornemen om te komen tot een Europees netwerk van CO2-transport en -opslag, zoals de Europese Commissie voorstelt, dient het vraagstuk
zich aan wie daarvoor betaalt. Dit beleidsvraagstuk moet in Europa nog verder worden
uitgewerkt. Dit kabinet zal binnen Europa de Nederlandse benadering uitdragen en zich
ervoor hard maken dat de rekening voor CCS, met name (grensoverschrijdende) infrastructuur,
eerlijk wordt verdeeld.
Conclusie
Samenvattend kan worden gesteld dat er voldoende geologisch opslagpotentieel is om
CO2 opslag te faciliteren voor alle landen van Europa als er op Europese schaal wordt
gekeken. De uitdaging is vooral gelegen in een tijdige en evenwichtige ontwikkeling
van Europese CO2-opslag- en transportcapaciteit. Nederland gaat door met een evenwichtige ontwikkeling
van CCS om tevens op de lange termijn mogelijkheden voor opslag van CO2 – met name voor koolstofverwijdering – te borgen. Evenwichtige ontwikkeling betekent
ook dat andere relevante publieke belangen op de Noordzee geborgd blijven. Dit kabinet
zal in Europa blijven pleiten voor een beleidskader dat CO2-transport en -opslag in meerdere landen in Europa stimuleert. Hierbij zullen wij
tevens de Nederlandse standpunten en belangen naar voren brengen aangaande het voorkomen
van fossiele lock-in, een eerlijke verdeling van de kosten en opschaling van de Europese
markt zodat de opgaven van Nederland op het gebied van CO2-reductie en koolstofverwijdering in Europa ondersteund worden. De inzet van dit kabinet
in Europa ziet er zo op om de Europese opschaling van CCS bij te laten dragen aan
innovatie, groene groei en het verdienvermogen van Nederland.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans
Bijlage 1: Het CO2-opslagpotentieel en de ontwikkeling van CO2 transport en -opslagprojecten in Nederland en elders in Europa nader toegelicht
Bij CO2-opslag zijn geologisch opslagpotentieel en gerealiseerde CO2-opslagcapaciteit van belang. Theoretische geologische opslagcapaciteit c.q. geologisch
opslagpotentieel refereert aan reservoirs lege gasvelden of aquifers in de diepe ondergrond
die mogelijk geschikt zijn voor het permanent geologisch opslaan van CO2. Wanneer deze reservoirs zijn geëvalueerd, ontwikkeld, voorzien van injectiemogelijkheden
en op transportmodaliteiten zijn aangesloten is er sprake van (ontwikkelde en operationele)
CO2-opslagcapaciteit.
De Nederlandse ondergrond heeft een theoretisch opslagpotentieel van 0,4–3,6 gigaton.17 Volgens een studie van TNO18 bieden lege gasvelden onder de Noordzee een geschat geologisch opslagpotentieel van
zo’n 1.700 megaton – oftewel 1,7 gigaton. Dit is voldoende voor tientallen jaren opslag
van CO2 uit Nederlandse emissiebronnen, afhankelijk van de duur en mate van inzet van CCS
op bestaande industriële bronnen (bijvoorbeeld in de chemie, raffinage en metaalproductie)
en voor koolstofverwijdering (bijvoorbeeld bij biogene grondstoffenproductie en afvalwerking)
in Nederland. Zoals aangegeven nemen de volumes van CO2-afvang, -transport en -opslag naar verwachting sterk toe na 2030.
Tabel 1: Theoretische geologische opslagcapaciteit (Clean Air Task Force Rapport 2023)
Land
Theoretische geologische opslagcapaciteit
CO2-transport en opslagprojecten in ontwikkeling en -uitvoering
Noorwegen
70–280 gigaton
Northern Lights, CO2 Highway to Europe, Smeaheia
Denemarken
16–25 gigaton
Bifrost, Greensand
Verenigd Koninkrijk (buiten EER)
25–78 gigaton
East Coast cluster projects
HyNet Cluster projects
Nederland
0,4–3,6 gigaton
Porthos, Aramis
Naast Nederland zijn met name Denemarken, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk actief
met het ontwikkelen van CCS en hebben deze landen ook aanzienlijk CO2-opslagpotentieel. Tabel 1 laat het theoretische opslagpotentieel en de in ontwikkeling
zijnde transport- en opslagprojecten in deze landen zien.
Denemarken heeft een theoretische geologische opslagcapaciteit van 16–25 gigaton.19 In Denemarken lopen voorbereidingen van meerdere CCS projecten voor zowel onshore
als offshore CO2-opslag.20 Hiermee positioneert Denemarken zich als een Europese CCS-«hub» met als doel 52 megaton
per jaar opslag operationeel in 2030–2032.21 Het verst gevorderde project, genaamd Greensand, heeft een beoogde CO2-opslagcapaciteit van 1,5 megaton CO2 per jaar vanaf 2025/2026 in de Deense Noordzee, met de mogelijkheid om te groeien
naar 8 megaton per jaar vanaf 2030.22 Een tweede project, genaamd Bifrost, heeft een beoogde initiële opslagcapaciteit van 3 megaton per jaar met ruimte om te
groeien naar 16 megaton CO2-opslag per jaar.
Noorwegen heeft een theoretische opslagcapaciteit van 70–280 gigaton.23 Het Noorse project Northern Lights zal als eerste transnationale project in Europa eind 2024 operationeel worden.Northern Lights is een samenwerking tussen Equinor, Shell en TotalEnergies en maakt onderdeel uit
van het Longship project24 van de Noorse overheid, met een jaarlijkse opslagcapaciteit van 1,5 megaton. Zowel
de Nederlandse emittent Yara Sluiskil als de Deense energieproducent Ørsted zullen
in de eerste fase van het Northern Lights project CO2 opslaan. Verder heeft Equinor een veel groter project aangekondigd, genaamd «CO2 Highway to Europe»
25 met een transportcapaciteit van 30–50 Megaton CO2per jaar, met als doel transport naar en opslag van 15 tot 30 Megaton per jaar CO2 in o.a. de ondergrondse «Smeaheia» opslaglocatie (offshore Noorwegen) in 2035. Voor dit project wordt gekeken naar transport
van CO2 uit West-Europa naar Noorwegen zowel per schip als per pijpleiding, met een eerste
aanlanding vanaf Zeebrugge in België met beoogde inwerkingtreding per 2030. Deze CO2-transportleiding vanuit België loopt over het Nederlands Continentaal Plat naar Noorwegen.
Een aftakking van deze leiding naar de Eemshaven wordt momenteel onderzocht.
Buiten de EER is het VK ook een belangrijke speler op het gebied van CCS, met 25–78
gigaton theoretische CO2 opslagcapaciteit in de continentale plaat van het VK. Volgens de CCUS Net Zero Investment Roadmap van het VK26 zal 20 tot 30 megaton per jaar opslagcapaciteit gerealiseerd worden in 2030. Het
juridisch raamwerk voor grensoverschrijdend CO2-transport tussen het VK en EU-landen is op dit moment nog niet gereed, en moet nog
worden afgesproken tussen het VK en de EU.
Indieners
-
Indiener
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei