Brief regering : Uitkomsten Primos-prognose en Inventarisatie Plancapaciteit en Evaluatie Methodiek Woningtekort
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 1203
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juli 2024
Het realiseren van voldoende woningen is een van de topprioriteiten van dit kabinet.
Het grote woningtekort belemmert de bestaanszekerheid van vele groepen in onze samenleving.
In het hoofdlijnenakkoord is daarom als doel opgenomen om structureel 100.000 woningen
per jaar te realiseren.
Hierbij stuur ik u de uitkomsten van drie onderzoeken die de urgentie hiervan onderstrepen:
de Primos-prognose 2024, Inventarisatie Plancapaciteit voorjaar 2024, en het rapport
Evaluatie Woningtekort.
We staan voor een grote opgave waarin we gezamenlijk moeten werken aan oplossingen.
Het is daarom mijn voornemen om zo snel mogelijk een Woontop te organiseren om als
Rijksoverheid met pensioenfondsen, woningcorporaties, sociale partners, marktpartijen,
gemeenten en provincies afspraken te maken om de woningbouw langjarig naar deze 100.000
woningen per jaar te verhogen. De nieuwe Primos-prognose laat zien dat dit kan.
Stabiliteit in de woningbouw
Voor de continuïteit van de woningproductie is het van groot belang dat bij alle betrokken
partijen duidelijkheid bestaat over de omvang van de woningbouwopgave. Uit de bijgevoegde
rapportage (Primos-prognose 2024, ABF-Research) blijkt dat het aantal huishoudens
blijft groeien. Ten opzichte van de vorige prognose verwacht ABF zelfs een iets grotere
groei. Doordat de groei van het aantal huishoudens nog wat hoger ligt dan de toename
van de woningvoorraad is het statistisch woningtekort iets toegenomen, namelijk van
4,8% in 2023 naar 4,9% in 2024. De bouwopgave is en blijft dus urgent.
Prognoses zijn inherent onzeker, maar de onzekerheid is de laatste jaren toegenomen.
Dit komt doordat de bevolkingsgroei steeds minder bepaald wordt door natuurlijke aanwas
(geboorte minus sterfte) en steeds meer door migratie. Migratie is minder voorspelbaar
en grilliger dan natuurlijke aanwas, waardoor ook de onzekerheid voor de woonopgave
groter wordt. Net als in de vorige Primos-rapportage is er opnieuw sprake van aangepaste
vooruitzichten qua groei van het aantal huishoudens, zij het dit keer in veel geringere
mate.1 Het woningbouwbeleid heeft echter stabiliteit en continuïteit nodig. En duidelijk
is dat de huishoudensgroei en dus de woningbouwopgave voorlopig stevig blijft. Daarom
zet dit kabinet in op een stabiele woningbouwproductie van 100.000 woningen per jaar.
De uitkomsten van de jaarlijkse Primos-prognose onderstrepen daarnaast het belang
van het advies van de Staatscommissie Demografie. Onder andere gelet op de druk op
de woningmarkt, bepleit de commissie een gematigde groei van de bevolking.
In zowel 2022 als 2023 was de woningbouw ongeveer 90.000 woningen per jaar.2 ABF verwacht dat de woningbouwproductie wat terugloopt in 2024 en 2025 als gevolg
van slechtere marktomstandigheden in voorgaande jaren. Door de stimulerende maatregelen
van de overheid en doordat de marktomstandigheden inmiddels gunstiger lijken, bijvoorbeeld
de lagere hypotheekrente en loonstijgingen, is de verwachting van ABF voorts dat de
woningbouw vanaf 2026 sterk zal herstellen en in 2027 op het niveau van (iets meer
dan) 100.000 per jaar zal zitten. ABF merkt daarbij op dat mede dankzij overheidsmaatregelen
zoals de Startbouwimpuls de verwachte terugval geringer is dan vorig jaar werd verwacht. Het is onze
uitdaging om de woningbouwproductie sneller naar 100.000 woningen per jaar te brengen.
Hoopgevend wat dat betreft is dat het aantal verleende bouwvergunningen (CBS) nu al
hoger is dan ABF heeft kunnen meenemen in haar prognose.3
Plancapaciteit
Blijkens de Inventarisatie Plancapaciteit voorjaar 2024 (ABF-Research)4,
5, die ik u hierbij aanbied, is er voor de middellange termijn voldoende plancapaciteit
beschikbaar. Voor de periode 2024 t/m 2030 is de geraamde bruto plancapaciteit 1.058.600
woningen. Woningbouwplannen kunnen in de loop van de tijd vertraging oplopen of niet
doorgaan. Om die reden heeft het Rijk met de lokale overheden afgesproken 30% meer
plancapaciteit beschikbaar te hebben dan nodig is om de bouwopgave die is opgenomen
in de woondeals inclusief de afgesproken herijking6 te realiseren. Op nationaal niveau wordt aan deze afspraak voldaan: ten opzichte
van de woondeals is er voldoende plancapaciteit, namelijk 130%. In twee provincies
is nog geen sprake van de afgesproken 130% plancapaciteit. Het gaat daarbij vooral
om Noord-Brabant en Zuid-Holland. Ik voer hierover met deze provincies het gesprek.
Bij Zuid-Holland is ten opzichte van de vorige rapportage sprake van een flinke toename.
De plancapaciteit was in deze provincie minder dan 100%, maar inmiddels is dit opgelopen
naar 118%, waardoor het gat met de afgesproken 130% meer dan gehalveerd is. In Noord-Brabant
is in het kader van de herijking van de woondeals eind mei afgesproken dat t/m 2030
26.000 woningen extra worden gebouwd. Dit moet zich nog vertalen in de plancapaciteit.
Anders dan de vorige rapportages bevat het nieuwe rapport nu ook inzicht per woondealregio.
De herijkte aantallen die op provinciaal niveau zijn afgesproken, zijn nog niet uitgewerkt
in de regionale woondeals. In 22 van de 35 woondealregio’s is voldoende plancapaciteit
(minimaal 130%) beschikbaar om de woningbouwopgave uit de woondeals te realiseren.
In de bestuurlijke overleggen met de woondealregio’s zal het percentage plancapaciteit
één van de gespreksonderwerpen zijn.
In de huidige woondeals zijn afspraken gemaakt t/m 2030. De totstandkoming van een
woning duurt gemiddeld 10 jaar. Het ligt in de rede om bij de volgende herijking van
de woningbouwafspraken verder voortuit te kijken dan 2030. In de figuur hieronder
is weergegeven hoeveel plancapaciteit er op dit moment beschikbaar is. In de periode
tot en met 2043 is de netto plancapaciteit 1,5 miljoen woningen. Vanaf 2030 (looptijd
woondeals) daalt de beschikbare plancapaciteit echter flink.
Tabel 1. Plancapaciteit naar verwacht opleverjaar, raming op basis van de inventarisatie,
voorjaar 2024
Bron: Inventarisatie Plancapaciteit, ABF-Research
Naast het realiseren van voldoende woningen is het noodzakelijk dat de gerealiseerde
woningen ook betaalbaar zijn. Op basis van de inventarisatie is het percentage betaalbaar
van de woningen waarvan de eigendomsvorm in de plancapaciteit bekend is 65%. Voor
zover het woningtype reeds bekend is, bestaat de plancapaciteit voor 33% uit eengezinswoningen.
Voor de periode tot en met 2043 zijn dit 325.600 woningen.
Evaluatie methodiek woningtekort
De manier waarop we het woningtekort meten, moet zo betrouwbaar mogelijk zijn. Het
statistische woningtekort is een belangrijke indicator voor de spanning op de woningmarkt.
Daarom wordt de methode periodiek tegen het licht gehouden. Het Ministerie van BZK
heeft daarom – ook naar aanleiding van opmerkingen van de Algemene Rekenkamer in haar
rapport «Aanpak woningtekort» (juni 2022) – opdracht gegeven de methodiek die sinds
2018 wordt gebruikt te evalueren. De evaluatie is uitgevoerd door ABF Research onder
begeleiding van een onafhankelijke commissie. Het rapport zelf treft u aan in een
bijlage bij deze brief.
Mijn conclusie op basis van dit rapport is dat de methodiek voor de berekening van
het woningtekort adequaat is. Het rapport doet wel een aantal aanbevelingen om onderzoek
te doen naar de woonwensen van specifieke doelgroepen en de betekenis daarvan voor
het berekenen van het woningtekort. Deze aanbevelingen zal ik opvolgen (zie bijlage
voor een nadere toelichting). Ik zal u over de uitkomsten te zijner tijd informeren.
De onderzoekers bevelen aan om naast het woningtekort ook aanvullende spanningsindicatoren
te presenteren in communicatie met de Tweede Kamer, zoals de woningprijzen, de wachttijden
voor sociale huurwoningen en de leeftijd waarop kinderen uit huis gaan. Marktindicatoren
geven belangrijke informatie over de schaarste aan woningen. In de jaarlijkse Staat
van de volkshuisvesting zal ik daarom meerdere beschikbare spanningsindicatoren presenteren.
Daarnaast onderschrijf ik dat het belangrijk is om expliciet te blijven communiceren
over de onzekerheden in het woningtekort en de bouwopgave. In het bijgevoegde Primos-rapportage
wordt daar eveneens uitgebreid aandacht aanbesteed.
Tot slot
De rapportages maken duidelijk dat de opgave in de woningbouw onverminderd groot blijft.
Tegelijkertijd is ook duidelijk dat een groei van de woningbouw naar 100.000 woningen
per jaar, zoals het Kabinet dat beoogt, mogelijk is. Hier zijn op nationaal niveau
ook voldoende woningbouwplannen voor, zij het dat in een aantal provincies ten opzichte
van de afgesproken aantallen te bouwen woningen de plancapaciteit nog onvoldoende
zogenoemde overdimensionering kent.
Het komt er nu op aan ervoor te zorgen dat deze plannen en daarmee die 100.000 woningen
per jaar ook zo snel mogelijk gerealiseerd gaan worden.
Die realisatie is een gezamenlijke opgave van de rijksoverheid, gemeenten, provincies,
corporaties en marktpartijen. Ik ga daarom met alle betrokkenen in gesprek en ga aan
de slag de met de uitwerking van het hoofdlijnenakkoord, zodat de 100.000 woningen
per jaar zo snel mogelijk ook echt gerealiseerd gaan worden. Na de zomer zal ik u
nader informeren over mijn beleidsvoornemens en de uitwerking van bijbehorende acties.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
Bijlage: aanbevelingen voor vervolgonderzoek uit de Evaluatie Woningtekort
1. Doe onderzoek naar woonwensen en woonpatronen van woningdelers
Woningdelers en bewoners van niet-woningen ouder dan 25 jaar vormen een onderdeel
van het woningtekort. Voor een belangrijk deel zijn dit studenten en arbeidsmigranten.
Op basis van verhuisgedrag wordt aangenomen dat woningdelers ouder dan 25 jaar een
zelfstandige woning wensen. Het rapport beveelt aan om nader onderzoek te doen naar
woonwensen en woonpatronen van deze huishoudens en de voorgenomen verblijfsduur in
beeld te brengen.
Voor specifieke aandachtsgroepen wordt woningdelen ook als een goede oplossing gezien,
al dan niet tijdelijk. Door de woonwensen beter in kaart te brengen kan een mogelijke
overschatting van het woningtekort op dit onderdeel worden verminderd.
Ik zal onderzoek laten uitvoeren naar de woonsituatie en woonwensen van woningdelers.
2. Onderzoek de woningvraag vanuit instellingen
De woningvraag vanuit mensen die een zorginstelling of AZC willen verlaten werkt nu
door in het gemeten woningtekort via de trendmatig geraamde huishoudensgroei. Als
de actuele woningvraag van deze groepen meer of minder is dan de trend, wordt het
tekort onder- of overschat. Ik zal laten onderzoeken of de methode op dit punt kan
worden verbeterd. Het onderzoek Voorwaarden huisvesting aandachtsgroepen (Companen
2024) dat ik heb laten doen kan hierbij worden betrokken.
3. Bepaal zodra mogelijk de benodigde woningreserve meer nauwkeurig
Leegstand korter dan een jaar wordt beschouwd als frictieleegstand die hoort bij de
dynamiek op de woningmarkt door verhuizingen en renovaties. Woningen die langer dan
een jaar leegstaan worden nu meegeteld als beschikbaar woningaanbod.
Binnenkort wordt het mogelijk om de leegstandsduur nauwkeuriger (in maanden in plaats
van jaren) te bepalen. Vooralsnog houd ik vast aan de grens van 1 jaar, omdat een
stabiele meetmethode bijdraagt aan vergelijkbaarheid van tekortcijfers over de jaren
heen, en er geen aanwijzingen zijn dat de grens van één jaar niet juist is.
Wel constateert ABF dat de leegstand voortaan beter bepaald kan worden door zowel
de leegstandscriteria van het CBS als ABF te gebruiken. De langdurige leegstand zal
dan circa 30 duizend lager uitvallen dan eerder werd berekend. Dit zal in een volgende
Primos-prognose zichtbaar worden.
Voor de overige onderzoeken die ABF aanbeveelt, geldt dat indien deze tijdig gereed
zijn, de consequenties daarvan ook mee worden genomen in de volgende Primos-prognose.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening