Brief regering : Voortgang duurzaam vervoer en toelichting voorjaarsbesluitvorming 2024
31 305 Mobiliteitsbeleid
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 468 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2024
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zet zich in om duurzame mobiliteit
voor iedereen bereikbaar te maken. Samen met kennisinstellingen, sectorpartijen en
maatschappelijke organisaties is de afgelopen tijd voortgang geboekt. De Kamer is
daarover via een aantal brieven geïnformeerd. In het eerste deel van deze brief is
een overzicht opgenomen waarin de laatste stand van zaken wordt gedeeld van diverse
deelonderwerpen. De voortgang wordt gedeeld aan de hand van de pijlers uit het Klimaatakkoord
op het gebied van duurzame mobiliteit, deze zijn: duurzame energiedragers, elektrisch
vervoer, verduurzaming logistiek, vergroenen reisgedrag en actieve mobiliteit. De
voortgang van het klimaatbeleid op deze thema’s wordt ook in het klimaatdashboard
in kaart gebracht (www.dashboardklimaatbeleid.nl). Het dashboard geeft de ontwikkeling van CO2-emissies in de mobiliteitssector en diverse andere indicatoren weer, waarmee de verduurzaming
van de mobiliteit kan worden gevolgd. Bijvoorbeeld het aantal emissieloze personenauto’s
in de nieuwverkopen, de ontwikkeling van het aantal laadpunten en de inzet van duurzame
energiedragers.
Om de klimaatdoelstellingen voor mobiliteit te halen heeft het kabinet besloten om,
in navolging van het pakket klimaatmaatregelen van 2023, aanvullende maatregelen te
treffen. Op hoofdlijnen is de Kamer hierover door de Minister voor Klimaat en Energie
al geïnformeerd1. In het tweede deel van deze brief worden de keuzes voor de verduurzaming van mobiliteit
nader toegelicht. In het pakket zijn maatregelen genomen op het gebied van wegvervoer,
spoor, scheepvaart en luchtvaart.
Voortgang Duurzaam vervoer
Twee keer per jaar brengt het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat de Tweede
Kamer op de hoogte van de voortgang aan de hand van de pijlers uit het Klimaatakkoord
mobiliteit 2021 namelijk: duurzame energiedragers, elektrisch vervoer. Daarnaast treft
u hieronder een korte toelichting op de maatregelen uit het voorjaarsnotapakket van
2023 en een toelichting op de voortgang van toezeggingen en moties op het gebied van
Duurzame mobiliteit.
Export laagwaardige brandstoffen
In het tweeminutendebat Duurzaam vervoer van 8 februari jl. hebben de leden De Hoop
(PvdA/GroenLinks) en Bamenga (D66) de regering per motie verzocht blijvend aandacht
te houden voor de handhaving en stevig te sanctioneren als er overtredingen zijn2. Hierbij is gevraagd met zo veel mogelijk andere brandstof exporterende of verhandelende
landen afspraken te maken die de handel in giftige brandstoffen tegengaan en om met
andere landen in overleg te treden over de uitwisseling van gegevens van bedrijven
die betrapt zijn bij het schenden van de regels, zodat de handhaving en opsporing
internationaal effectief wordt.
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) blijft zich onverminderd inzetten voor
de naleving van de beleidsregel die toeziet op export van betere kwaliteit brandstoffen.
Tevens maken de ILT en de regering goede vooruitgang in het verminderen van de handel
in schadelijke brandstoffen door afspraken met buurlanden. België heeft vergelijkbare
regelgeving in procedure en er wordt gewerkt aan een gezamenlijke politieke aanbeveling
binnen de Benelux. Na inspanningen op internationale conferenties, zoals op COP28
en de VN- milieuconferentie (UNEA-6), zijn er positieve veranderingen zichtbaar, met
landen zoals Nigeria, Rwanda en Ghana die strengere kwaliteitsnormen voor brandstoffen
opnemen. Daarnaast heeft Nederland zich ingezet om tijdens UNEA-6 mondiale afspraken
te maken om de handel in laagwaardige brandstoffen tegen te gaan. Echter, vanwege
grote economische belangen zijn veel landen terughoudend om afspraken te maken op
dit niveau. Daarom zal het vervolg zich eerst richten op bilaterale afspraken. Eind
Q3 2024 zal de ILT rapporteren over de evaluatie van de effectiviteit van de beleidsregel,
waaronder de exportstromen vanuit Nederland, ontsnappingswegen, en samenwerking met
andere landen om schadelijke brandstoffenhandel te verminderen en eerlijke concurrentie
te bevorderen.
Verduurzaming logistiek
Ontheffingen via het Centraal Loket
Naar aanleiding van schriftelijke Kamervragen3, 4 is met de Kamer gecommuniceerd dat er naar een zo simpel mogelijk ontheffingensysteem
wordt gestreefd5. De voorkeur was dat de ontheffing automatisch wordt geregeld. GreenbergTraurig heeft
onderzoek6 gedaan naar de mogelijkheden om de particuliere ontheffing te organiseren. Daaruit
bleek dat een individuele aanvraag vanuit juridisch en privacy-technische redenen
de beste optie is. Dit betekent dat een automatische ontheffing niet mogelijk is en
dat de particuliere bezitter/gebruiker in actie moet komen om de ontheffing aan te
vragen. Gemeenten hebben overeenstemming bereikt dat ook deze ontheffing geharmoniseerd
via het Centraal Loket gaat lopen.
Vanwege de diversiteit aan situaties waarin bedrijven geen verzwaarde netaansluiting
kunnen krijgen, zullen gemeenten ondernemers die in deze situatie zitten via individueel
maatwerk onder de hardheidsclausule behandelen. Hiervoor wordt een geharmoniseerd
kader uitgewerkt om eenduidigheid te bevorderen.
Hubs
De Kamer is eerder geïnformeerd over de vraag vanuit gemeenten hoe zij kunnen omgaan
met lokale initiatieven omtrent logistieke hubs7. Om gemeenten hierbij te ondersteunen en hen een samenhangend handelingsperspectief
te bieden, is een handboek voor logistieke hubs opgesteld. Dit handboek bevat de benodigde
richtlijnen om logistieke hubs succesvol te implementeren. Inmiddels is het handboek
gepubliceerd en breed gedeeld met gemeenten en andere belanghebbenden.
Onafhankelijke toets invoering zero-emissiezones
In de Kamerbrief van 29 januari 2024 «Stand van zaken zero-emissie stadslogistiek»8 is aan de Kamer toegezegd dat voor de zomer een onafhankelijke toets zou zal worden
uitgevoerd op een verantwoorde invoering van de zero-emissiezones. Deze toets is op
dit moment in volle gang en de verwachting is dat de resultaten nog voor de zomer
aan de Kamer gestuurd worden.
Zero emissienorm voor vervoer gelijktrekken met Europese norm
Recent zijn de Europese emissienormen voor zwaar vervoer9 herzien. De Europese norm voor emissievrije voertuigen kijkt hierbij enkel naar de
uitstoot van CO2. Deze is aangepast van 1 g/kWh CO2 naar 3 g/t.km CO2. Deze norm wijkt af van de nationale definitie voor emissieloze voertuigen, zoals
vastgelegd in het Reglement verkeerregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990): «voertuig
zonder (dus: nul) uitlaatemissie van broeikasgassen, verontreinigende gassen en deeltjes».
Deze nationale definitie is nu leidend voor de toegang tot zero emissie zones. Hierdoor
is het mogelijk dat er een categorie voertuigen ontstaat die volgens de Europese normen
als emissievrij kwalificeert, maar toch niet de nul-emissiezones in zou mogen. Deze
situatie kan zich op redelijk korte termijn al voordoen bij voertuigen met een waterstofverbrandingsmotor,
welke een zeer lage uitstoot kent. Om een dergelijke situatie te voorkomen heeft de
Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat besloten om de nationale definitie
uit het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 aan te laten sluiten bij de
Europese normen voor CO2, en aanvullend voor stikstofoxide (NOx) en andere deeltjes aan te sluiten bij de Euro6/7-norm. De ontwerp-AMvB zal begin
2025 aan de Kamer worden voorgelegd.
Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB)
Het convenant SEB is op 30 oktober 202310 door vele partijen ondertekend. De ondertekening van het convenant laat zien dat
de transitie naar steeds schoner en emissieloos bouwmaterieel breed gedragen wordt.
De branche- en sectorpartijen vertegenwoordigen 1000+ bedrijven, inclusief veel mkb.
Daarnaast zijn 45 medeoverheden, een aantal grote opdrachtgevers in de bouw en alle
betroken Rijkspartijen inclusief aanbestedende Rijksdiensten aangesloten. Op 1 juli
dit jaar vindt een nieuw tekenmoment plaats en de verwachting is dat wederom meerdere
nieuwe partners aansluiten bij het convenant. Naast dat dit bijdraagt aan de transitie,
geeft dit ook extra perspectief aan de sector om duurzamer materieel in te kunnen
zetten. Komend jaar wordt verder samengewerkt aan de uitvoering van het convenant.
SEB draagt namelijk bij aan het behalen van de opgaves voor woningbouw, bereikbaarheid
en klimaatadaptatie.
Daarnaast is het van belang dat de transitie haalbaar is voor partijen. Hiervoor zijn
verschillende instrumenten ter ondersteuning beschikbaar. Zo is de subsidie voor aanschaf
en ombouw (SSEB) dit jaar weer opengegaan. In 2023 is het budget voor deze ondersteuning
voor bijna 80% uitgekeerd aan mkb. Ook is de financiële ondersteuning voor medeoverheden
voor het vereisen van de inzet van emissieloos materieel die het convenant hebben
ondertekend voor het eerst opengegaan in april dit jaar. Over de nadere verdeling
van deze middelen over de SEB-instrumenten is de Kamer eerder en separaat geïnformeerd11.
Vervolgonderzoek Emissie Monitoring en Periodieke Keuring (EMPK)
In 2021 is TNO in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat gestart
met onderzoek naar meetmethoden voor controle van de emissies van mobiele machines
in de praktijk. Het gaat hierbij om het project Emissie Monitoring en Periodieke Keuring
(EMPK), waarbij bouwmachines zijn voorzien van apparatuur om de inzet en emissies
te monitoren. Voor de EMPK controle-aanpak wordt gekeken naar een combinatie van kortdurende,
periodieke uitlaatmetingen zoals voor de APK worden uitgevoerd bij auto’s, en continue
monitoring van de NOx-uitstoot door meting van de NOx-concentratie in de uitlaat met een NOx-sensor. Gebleken is dat door EMPK-controle een goed beeld kan worden verkregen of
NOx-reductiekatalysatoren en roetfilters van moderne bouwmachines goed functioneren.
Op 15 mei 202312 heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat toegezegd de Kamer verder
te informeren over de vervolgresultaten van dit project.
Door aanbieding van het bijgevoegde TNO-rapport «Opties voor monitoring van de NOx-emissies van mobiele werktuigen»13 wordt invulling gegeven aan deze toezegging14. In dit vervolgonderzoek is verder gekeken naar verschillende mogelijkheden voor
geautomatiseerde NOx-monitoring bij mobiele machines. Belangrijke bevinding is echter ook dat aan de hand
van het AdBlue-verbruik ten opzichte van het dieselverbruik een goed beeld kan worden
verkregen van de NOx-uitstoot in de praktijk. Gebleken is dat bij een AdBlue-verbruik van 7 liter per
100 liter diesel de NOx-reductiekatalysator optimaal functioneert en de NOx-uitstoot minimaal is. In 2024 zal het EMPK-onderzoek naar meetmethoden voor controle
van de emissies van mobiele machines in de praktijk worden vervolgd. Er zal dan in
het bijzonder verder onderzoek worden gedaan naar de meetmethode en mogelijke afkeurnorm
van de kortdurende «APK-emissietest» voor controle van de werking van de NOx-reductiekatalysator. Zodra dit vervolgproject is afgerond, wordt de Kamer hierover
geïnformeerd.
Verduurzaming vrachtvervoer
De komende jaren zal het goederenvervoer steeds verder verduurzamen. Hierover zijn
afspraken gemaakt in Europa en in Nederland15. Het goederenvervoer over de weg zal in toenemende mate elektrificeren, in de zee-
als binnenvaart zal gebruik worden gemaakt van hernieuwbare brandstoffen, zoals biobrandstoffen16.
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat werkt daarom aan maatregelen die de
transitie naar duurzaam vervoer voor bedrijven haalbaar en betaalbaar maken. Bedrijven
worden hierbij op verschillende manieren ondersteund, zoals ook is afgesproken in
het klimaatakkoord. De verduurzaming van het wagenpark blijft gestimuleerd worden.
Voor het vrachtvervoer over de weg worden de middelen uit het meerjarenprogramma Terugsluis
Vrachtwagenheffing17 hiervoor ingezet. De inzet is om het definitieve meerjarenprogramma 2026–2030 op
Prinsjesdag 2024 te publiceren. Onderdeel hiervan is in ieder geval het voortzetten
van de Aanschafsubsidieregeling Zero-Emissie Trucks (AanZET). Deze subsidieregeling
vergoedt een deel van de meerkosten en stimuleert daarmee de aanschaf van emissievrije
vrachtwagens. Sinds 2022 is al voor meer dan 1.600 vrachtwagens subsidie uitgekeerd.
Verder werkt het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat aan maatregelen gericht
op het verhogen van de logistieke efficiëntie. Dit draagt bij aan CO2-reductie en sterkt tegelijk de concurrentiekracht van de logistieke sector. Het verbeteren
van CO2-prestaties in het goederenvervoer begint met meten. Om de ontwikkeling van de CO2-prestaties in het goederenvervoer te kunnen monitoren is de afgelopen jaren een nulmeting
uitgevoerd. De nulmeting zal dit jaar definitief worden vastgesteld en met de Kamer
worden gedeeld. Een volgende stap is dat bedrijven worden uitgedaagd om reductiedoelen
te formuleren en gestimuleerd worden om werk te maken van het verbeteren van hun CO2-prestaties. Vanuit zelfregulering wordt er toegewerkt naar een collectieve norm,
bij voorkeur in Europees verband. Nederland steunt daarom ook het Europese Greening Corporate Fleets initiatief18 om te komen tot aanvullende Europese maatregelen die de vraag naar emissievrije zakelijke
voertuigen stimuleren.
In samenwerking met de regio’s werkt het ministerie aan verduurzaming van de corridors.
Dit jaar wordt een breed gedragen Multimodale Roadmap uitgewerkt met maatregelen op
CO2-reductie voor de lange termijn (richting 2050) inclusief uitvoeringsagenda voor de
korte termijn (2025–2035).
Elektrisch vervoer
Inkomensafhankelijke subsidie tweedehands EV’s (SEPP)
In lijn met het CE Delft rapport «Een eerlijke mobiliteitstransitie voor iedereen»19 wordt momenteel onderzocht welke inkomensgroepen het meest profiteren van stimuleringsbeleid
en wat het effect is van een combinatie van een slooppremie voor oude brandstofauto’s
met een aanschafsubsidie voor gebruikte goedkopere elektrische auto’s. Het rapport
wordt in de zomer verwacht. De Kamer zal na de zomer worden geïnformeerd over het
rapport, dit is later dan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat eerder
heeft toegezegd20, 21.
De Minister voor Klimaat en Energie heeft toegezegd de totale kosten van eigendom
(total cost of ownership (TCO)) van fossiele brandstof auto's versus elektrische auto’s
blijvend worden meegewogen in beleid. De TCO is momenteel al onderdeel van het beleidsproces.
In dit proces wordt afgewogen wat eventueel nodig is om een elektrische auto niet
alleen het duurzame, maar ook het betaalbare alternatief te laten zijn.
Totale kosten van eigendom
Conform de motie van lid Nijboer (PvdA/GL) c.s. van 1 juli 2021 over de vergelijking
van de TCO in de showroom en online22 is een Handreiking TCO Berekening met de partijen opgesteld en passen sommige partijen
op hun website de vergelijking toe (zoals op de ANWB website). Voor de autobranche
blijkt deze methode omslachtig te zijn en wordt er gewerkt aan een nieuwe methode
die een grotere flexibiliteit voor de verkoper en actueler prijsinformatie voor de
consument in zich draagt.
Er wordt gewerkt aan de uitwerking van deze motie. Het «EV-occasions Mystery Shopping-onderzoek
2023» heeft aangetoond dat er in de showroom nauwelijks wordt verwezen naar TCO. Het
«EV en Berijdersonderzoek» toont aan dat de consument de showroom nog steeds een belangrijke
bron van informatie voor de aanschafkeuze vindt23, 24. De autobranche (BOVAG, RAI Vereniging en de VNA) en de ANWB delen de noodzaak om
de consument beter voor te lichten. Deze partijen zetten voor de zomer hun visie op
schrift die het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat na de zomer, uiterlijk
op 30 september 2024 met de Kamer zal delen.
Batterijcheck
De Kamer heeft middels een motie van het lid Peter de Groot (VVD)25 verzocht om een uniforme batterijcheck in te voeren en inzichtelijk te maken hoe
deze batterijcheck door de consument zelf gedaan kan worden gedurende de levensduur
van het batterijpakket. Eerder schreef de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
u al dat de Rijksoverheid een batterijcheck niet verplicht zal stellen en dat het
ministerie rekent op initiatieven van de branche26. De markt biedt inmiddels, naast de garantiemeting van de merkdealer, een breed scala
aan merkonafhankelijke en universele batterijmeetsystemen aan, zoals o.a. Aviloo en
DEKRA. Via de Batterijverordening verplicht de Europese Commissie autofabrikanten
om nieuwe batterij-elektrische automodellen met een typegoedkeuring na invoering van
Euro 7 te voorzien van inzicht in de gezondheidsstatus van het batterijpakket. Deze
motie wordt daarmee als afgedaan beschouwd.
Herziening energielabel
In de brief van 22 maart 2022 heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
aan de Kamer toegezegd27 om aan de slag te gaan om voor elektrische auto’s het stroomverbruik op het energielabel
te gaan vermelden. Op het huidige label kan namelijk alleen het brandstofverbruik
en de CO2-uitstoot worden vermeld. Aansluitend hierop heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat in de brief van 23 augustus 202328 gemeld dat is gekeken naar de aanpak om voor vol-elektrische auto’s en plug-in hybride
auto’s het label mede te bepalen aan de hand van het stroomverbruik. De afgelopen
maanden is deze aanpak in detail uitgewerkt en besproken met de betrokken partijen
in de autobranche en consumentenorganisaties. Gezien de benodigde tijd voor het opstellen
van de regelgeving, de notificatie aan de Europese Commissie en de voorbereiding van
de invoering door de autobranche is het streven om de aanpassing van het energielabel
met ingang van 1 januari 2026 in te voeren. Zodra deze wijzigingsvoorstellen beschikbaar
zijn, wordt de Kamer hierover geïnformeerd.
Resultaten invoering APK-test voor controle van roetfilters
In de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 16 juni 202229 is de Kamer geïnformeerd dat met ingang van 1 januari 2023 een nieuwe APK-test wordt
ingevoerd voor controle van de werking van roetfilters van dieselauto’s. Bij de nieuwe
test wordt de werking van een roetfilter gecontroleerd door meting van het aantal
roetdeeltjes in de uitlaat van een dieselauto met een deeltjesteller. Nederland behoort
samen met België, Duitsland en Zwitserland, tot de eerste landen die deze nieuwe APK-test
heeft ingevoerd. Invoering van deze nieuwe test is onderdeel van het Schone Lucht
Akkoord (SLA). Door middel van deze brief wordt de Kamer geïnformeerd over de resultaten
van invoering van deze nieuwe test in de periode tot en met februari 2024. Het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat zal dit doen in relatie tot de volgende inschatting
voor het effect zoals gemaakt bij het opstellen van de regelgeving voor invoering
van de nieuwe test30:
Inschatting gemaakt bij het opstellen van de regelgeving
Daadwerkelijke aantallen tot en met februari 2024
Aantal afgekeurde dieselauto’s (percentage)
98.500
(6,5–8,5%)
98.000
(6.3%)
Aantal auto’s waarbij het roetfilter wordt/is gerepareerd
53.500
62.000
Aantal auto’s waarbij het filter bij de RDW wordt/is afmeld
45.000
36.000
Het aantal van 98.000 dieselauto dat de nieuwe test voor de roetfiltercontrole niet
heeft gehaald, komt dus goed overeen met de gemaakte inschatting van 98.500 auto’s.
Het aantal van 62.000 auto’s waarbij het roetfilter is gerepareerd is hoger dan de
hiervoor gemaakte inschatting van 53.500 auto’s. Het milieueffect van de maatregel
is hierdoor iets hoger dan zoals van tevoren ingeschat. Het percentage afkeur in de
eerste twee maanden van 2024 lag op hoog niveau. Vermoedelijk komt dit omdat veel
auto’s die eind 2022 nog de APK hebben laten doen om de roetfiltertest «te ontlopen».
Maar na uiterlijk 14 maanden moeten deze auto’s alsnog naar de APK, waarbij ze dan
alsnog worden afgekeurd.
Controle van driewegkatalysatoren van benzineauto’s in de APK
In de brief31 van 15 mei 2023 is de Kamer geïnformeerd dat TNO-onderzoek doet naar eventuele mogelijkheden
om in de APK de emissies van benzineauto’s beter te kunnen controleren. TNO had hiervoor
eerste verkennende metingen uitgevoerd aan benzineauto’s met een gemanipuleerde katalysator.
In de brief is de Kamer toegezegd te worden geïnformeerd over verdere wegmetingen
die worden gedaan om vast te stellen hoeveel extra NOx-uitstoot er optreedt en of verbetering van de APK-emissietest voor benzineauto’s
mogelijk is. Het TNO-rapport «NOx high emitters in the Dutch fleet» met de resultaten van dit onderzoek is toegevoegd32. Daarnaast heeft TNO metingen op de weg gedaan aan benzineauto’s waarbij de oorspronkelijke
katalysator is vervangen. De resultaten van het uitgevoerde onderzoek laten zien dat
opties ter verbetering van de emissiecontrole, die nauw aansluiten bij de huidige
APK-methodiek, niet leiden tot afdoende verbetering van detectie van high emitters.
Andere door TNO voorgestelde opties liggen verder weg van de huidige APK-methodiek.
Het onderzoek laat daarmee zien dat er nu geen goede en eenvoudige test bestaat die
op korte termijn binnen de APK kan worden ingevoerd. Een van de redenen is onder andere
dat de eventueel hogere uitstoot van NOx op de weg niet correleert met de uitstoot tijdens de stationaire testen die op dit
moment beschikbaar zijn.
Actieve Mobiliteit
Fietsstimulering
Op 9 oktober 2023 is de City Deal «Fietsen voor Iedereen» door 25 deelnemende partijen
ondertekend; 3 departementen, 14 gemeenten, 6 maatschappelijke organisaties en 2 private
partijen33. Met elkaar zetten de partners zich in voor meer gedoneerde fietsen en meer fietslessen
voor mensen die dit zelf niet kunnen organiseren of betalen, waaronder voor minima
en kinderen. Vanuit de deelnemende gemeenten en departementen is budget beschikbaar
gesteld om lokale projecten te ondersteunen en verder uit te breiden.
In 2023 is de campagne «Kort ritje? Da’s zo gefietst!» gelanceerd. Deze fietscampagne
wordt volgens de effectmetingen van het Ministerie van Algemene Zaken goed ontvangen
door het publiek34. De campagne stimuleert mensen om voor deze korte ritjes vaker voor de fiets te kiezen.
Met de speciale Kerst-fietsactie in december 2023 zijn ruim 2500 fietsen ingezameld
voor de City Deal Fietsen voor Iedereen. Begin mei 2024 is een nieuwe TV- en radiocampagne
van «Kort ritje? Da’s zo gefietst!» gestart. In 2024 wordt de campagne meer lokaal
en regionaal gevoerd, in samenwerking met bijvoorbeeld lagere overheden, en wordt
de focus gelegd op specifieke doelgroepen, waaronder studenten, ouders en senioren.
Het programma Doortrappen richt zich op bewustwording en gedragsverandering van de
oudere fietser om hen op de fiets en in beweging te houden en hen te motiveren zelf
maatregelen te nemen om ook veiliger te blijven fietsen. In mei 2024 doen 12 provincies,
2 vervoerregio’s en ruim 260 gemeenten mee. Ten opzichte van januari 2024 zijn er
twee nieuwe interventies ontwikkeld («Trap de Winter Door» en het Expeditie Doortrappen
Spel) en is de online toolkit voor professionals vernieuwd. Daarnaast is dit jaar
de verkenning naar een erkende interventie voor Fietsvalpreventie gestart.
Internationale ontwikkelingen Actieve Mobiliteit
Op COP28 heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat in samenwerking
met België en Luxemburg een mondiale alliantie opgericht, genaamd de Alliance for
Cycling and walking Towards International Vitality and Empowerment (ACTIVE). Het doel
is het wereldwijd beter benutten van actieve mobiliteit, door het opleiden van 10.000
actieve mobiliteitsexperts in 10 jaar. Hiervoor zijn er, in samenwerking met de Nederlandse
fietssector, sinds 2023 al acht trainingen georganiseerd en staan er voor dit jaar
nog tien trainingen op de planning. Daarnaast is de alliantie uitgebouwd met de deelname
van internationale organisaties zoals onder andere de Global Designing Cities Initiative,
European Cycling Federation, WALK21, United Nations Environment Programme, en het
World Resources Institute.
Ondertussen worden ook in Europa stappen gezet om de fiets als volwaardig vervoersmiddel
op te nemen als modaliteit. Zo heeft de EU bijvoorbeeld in april de EU Declaration
on Cycling ondertekend. Met deze declaratie beloven de EU-lidstaten en -instituten
om zich in te gaan zetten voor fietsen. Dit moment vormt een mijlpaal voor de jarenlange
Nederlandse inzet om actieve mobiliteit op de kaart te zetten als volwaardige modaliteit.
Daarnaast zet het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zich bij de Economische
Commissie voor Europa van de Verenigde Naties in voor de ontwikkeling van een Masterplan
on Walking, om lopen als duurzame en gezonde modaliteit te stimuleren in Europa.
Grensoverschrijdende fietsinfrastructuur in het EU-Interreg programma
Op 2 april jl. heb ik de Eerste Kamer toegezegd om met de Minister van Financiën in
gesprek te gaan over de mogelijkheden om bij het volgende Interreg-programma ruimte
te behouden voor grensoverschrijdende fietsinfrastructuur. De gesprekken hierover
lopen nog, en staan ook in relatie tot de onderhandelingen over het EU-Meerjarig Financieel
Kader, die op dit moment plaatsvinden. Wanneer hier concrete resultaten in behaald
zijn, worden deze met de Eerste Kamer gedeeld.
Toezegging aanpak 3% onveilige fietspaden
In het debat strategische keuzes bereikbaarheid van 28 maart jl. is aan het lid Van
Dijk (NSC) toegezegd35 om de Kamer in de volgende voortgangsbrief Verkeersveiligheid te informeren over
de aanpak van de 3% onveilige fietspaden en over de factoren die ervoor zorgen dat
de onveilige fietspaden met name in Zuid- en Oost-Nederland liggen. Echter, de onveilige
fietspaden liggen niet alleen met name in Zuid- en Oost-Nederland, ook voor de regio
Midden-Nederland geldt dat er sprake is van onveilige fietspaden. Dit heeft onder
andere met verschillende factoren te maken zoals de ondergrond, rijdende tractoren
op de weg, bermen en paaltjes. Via de Voorjaarsbesluitvorming 2024 worden er middelen
gereserveerd voor het acuut aanpakken van de 3% onveilige fietspaden.
Vergroenen reisgedrag
Mkb-aanpak werkgebonden personenmobiliteit
Uit de jaarlijkse werkgeversenquête van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat36 blijkt dat het mkb minder mogelijkheden ziet voor de verduurzaming van de werkgebonden
personenmobiliteit en half zo vaak maatregelen treft als grote bedrijven. In de voortgangsbrief
Kamerbrief37 van 23 augustus 2023 signaleerde de Staatssecretaris dat met de bestaande werkgeversaanpak
met name de grote werkgevers en de koplopers bereikt worden. Uit onderzoeken blijkt
grote potentie voor verduurzaming en CO2-reductie op het gebied van werkgebonden mobiliteit binnen het mkb38 en is er draagvlak voor verduurzaming39. Door verschillende redenen zoals versnippering van informatie en ontbreken van kennis
komt het mkb echter nog moeizaam mee in deze transitie40.
Om ook het mkb te faciliteren in de transitie naar duurzame mobiliteit start het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat een samenwerking met bedrijven- en brancheverenigingen
om zo grote groepen mkb te bereiken en te faciliteren in de transitie. Het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat richt zich met brancheverenigingen op het vergroenen
van de arbeidsvoorwaarden en met bedrijven verengingen op het organiseren van voorzieningen
op een terrein zoals deelvervoer en collectief besloten vervoer. Tot en met 2025 worden
er meerdere voorbeeldprojecten geïnitieerd. Het doel hiervan is om aan bedrijven-
en brancheverenigingen concrete casussen ten voorbeeld te leggen zodat de hefboomfunctie
op het verduurzamen van de mobiliteit optimaal benut kan worden.
Opschaling van deze voorbeeldprojecten wordt beoogd via de Subsidieregeling Duurzame
Mobiliteit mkb. Deze regeling is in ontwikkeling en biedt het mkb handelingsperspectief
om mee te gaan in de transitie naar duurzamere mobiliteit. De regeling gaat naar verwachting
begin 2025 open. Verder werkt het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat aan
het verbeteren van de online overheidsinformatie over duurzame mobiliteit. De informatie
over duurzame mobiliteit voor het mkb op de overkoepelende duurzaamheidswebsite zetookdeknopom.nl
wordt verbeterd. Mkb’ers krijgen daar dan via een paar korte vragen gerichter advies
over de te zetten stappen in verduurzaming van mobiliteit met rekenvoorbeelden en
praktijkverhalen.
Brom- en snorfietsen
Zoals eerder aangekondigd aan de kamer is een pilot ontwikkeld voor een financiële
ondersteuningsmaatregel voor de inruil van brom- en snorfietsen41. Deze is gericht op mensen met een laag inkomen die hun fossiele brom- en snorfiets
willen inruilen voor een elektrische variant. De bijdrage die deze brom- en snorfietsers
kunnen ontvangen kan oplopen tot 1.200 euro per persoon. Om de pilot mogelijk te maken
wordt er een projectcategorie toegevoegd aan de Specifieke Uitkering Schone Lucht
Akkoord.
Kort voor verzending van deze brief is de wijziging aan deze regeling gepubliceerd
in de Staatscourant42. Openstelling van de projectcategorie volgt per 15 juli 2024. Na openstelling kunnen
gemeentes die het Schone Lucht Akkoord hebben ondertekend in aanmerking komen voor
een bijdrage om dergelijke inruilregelingen op te zetten43. Vanuit het Rijk wordt dan 2/3e van de subsidiabele kosten bijgedragen aan deze projecten.
Gemeentes worden met deze middelen ondersteund bij het opzetten van een inruilregeling.
Inwoners met een laag inkomen, uit desbetreffende gemeentes, kunnen na openstelling
van deze decentrale inruilregelingen in aanmerking komen voor de financiële ondersteuning
bij de inruil naar een elektrische brom- en snorfiets. Openstelling voor burgers wordt
voorzien in de loop van 2025.
Voor het treffen van gemeentelijke inruilregelingen is 3,5 miljoen euro gereserveerd
op de begroting van 2024 en eveneens eenzelfde bedrag op de begroting van 2025. Het
streven is om volgend jaar de pilot te vervolgen. Gemeentes wordt gevraagd om hun
ervaringen van dergelijke regelingen te delen. Op basis van deze pilot wil het kabinet
meer inzichten opdoen over inkomensafhankelijke brom- en snorfiets inruilregelingen.
Het is aan een nieuw kabinet om deze pilot te evalueren en te besluiten over een mogelijk
vervolg.
Voortgang klimaatmaatregelen mobiliteit uit voorjaarsnota’s 2023 en 2024
In dit tweede deel van de brief wordt ingegaan op het pakket aanvullende klimaatmaatregelen
uit het voorjaar van 2023 en 2024. Het kabinet heeft besloten om additionele maatregelen
te nemen om de mobiliteit te verduurzamen, zodat Nederland op koers blijft voor de
klimaatdoelstellingen van 2030 en klimaatneutraliteit in 2050. In het pakket zijn
maatregelen genomen op het gebied van wegvervoer, spoor, scheepvaart en luchtvaart.
Met deze maatregelen wordt daarmee ook gewerkt aan het reduceren van internationale
CO2-emissies. Een aantal maatregelen was opgenomen in het voorjaarspakket van 2023, maar
was toen nog een reservering. Deze zijn het afgelopen jaar verder uitgewerkt. Daarnaast
wordt ook een aantal maatregelen uit 2023 geïntensiveerd. Onderstaand wordt op deze
maatregelen ingegaan.
Opt-in ETS2 & raffinageroute
In de brief over de klimaat- en energiemaatregelen van 15 april 202444 is benoemd dat het kabinet ervoor kiest om de gehele sector mobiliteit onder het
Europese emissiehandelssysteem ETS2 te brengen. Hiertoe maakt Nederland gebruik van
de zogenaamde opt-in. Met de opt-in worden problemen rondom uitvoerbaarheid, fraudebestendigheid
en handhaafbaarheid voorkomen. Daarbij geeft het de sector mobiliteit ook meer zekerheid
over het pad dat moet worden doorlopen voor de afbouw van de CO2-emissies. Gezien de impact die de opt-in heeft op onder andere het spoor en de binnenvaart
is besloten om via het Klimaatfonds ondersteuning te bieden om verder te kunnen verduurzamen.
Er wordt hiervoor verwezen naar de kopjes Verduurzaming spoor en Verduurzaming scheepvaart. Voor het spoor is alleen een besluit genomen over regionaal reizigersvervoer. Eventuele
aanvullende maatregelen voor de spoorgoederensector zijn aan het nieuwe kabinet en
lopen mee in het generieke proces. Voor verdere toelichting over de raffinageroute
wordt de Kamer verwezen naar de brief van 26 april 2024 over de voortgang implementatie
RED-III vervoer45.
Elektrische auto’s
De aanschaf van een nieuwe of gebruikte elektrische personenauto wordt steeds aantrekkelijker
om te overwegen ten opzichte van de fossiele personenauto. Het bereik van de elektrische
personenauto wordt steeds groter en fabrikanten bieden ook steeds meer modellen aan
in verschillende prijscategorieën. Hierdoor wordt de elektrische personenauto voor
steeds meer huishoudens een reële optie om te overwegen. Het stimuleren van de elektrische
personenauto is echter nog steeds wenselijk om bij te dragen aan het creëren van een
volwassen markt. Een emissievrij voertuig betaalt op dit moment geen motorrijtuigenbelasting
(MRB). Per 1 januari 2025 wordt dit een kwarttarief en vanaf 1 januari 2026 zou deze
korting eindigen waardoor een elektrische personenauto vanwege het gewicht van de
batterij meer MRB zou moeten betalen dan een gelijkwaardige fossiele variant. Het
kabinet heeft gemerkt dat dit voor veel onzekerheid bij potentiële kopers van een
elektrische auto heeft gezorgd en door deze onzekerheid ook twijfel is ontstaan over
de aanschaf hiervan. Om de verkoop van elektrische personenauto’s verder te stimuleren
is ervoor gekozen om tot en met 2030 een gewichtscorrectie in de vorm van een tariefskorting
te introduceren voor zowel het rijksdeel van de MRB als voor de provinciale opcenten.
Om dit mogelijk te maken heeft het kabinet moeten afzien van de subsidie voor tweedehands
emissievrije personenauto’s na 2024. Het is begrijpelijk dat dit een vervelende boodschap
kan zijn. De MRB-korting werkt echter ook door voor personen die een tweedehands emissievrije
personenauto kopen. Daardoor profiteren zij dus ook van deze regeling.
Er wordt voor emissievrije personenauto’s in de MRB een correctie (in de vorm van
een tariefkorting) geïntroduceerd van 40% tussen 2026 en 2028, 35% in 2029 en 30%
in 2030. In 2024 en 2025 blijft de korting gelijk aan wat was afgesproken in het Klimaatakkoord.
De correctie is nodig om elektrische auto’s niet meer MRB te laten betalen dan vergelijkbare
benzineauto’s. In 2027 evalueert het kabinet deze MRB correctie. Hierbij betrekt het
kabinet ook de uitwerking van de correctie voor de verschillende autosegmenten op
basis van hun afmeting. De MRB correctie geldt alleen voor emissievrije personenauto’s.
Subsidie voor laadinfrastructuur bouw
Laadinfrastructuur voor de bouw is randvoorwaardelijk voor het behalen van de emissiereductiedoelen
onder Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB). Inzet van emissieloos materieel, met bijbehorende
laadinfrastructuur, is belangrijk voor de vergunningverlening. Dit biedt perspectief
bij bouwprojecten, zoals huisvesting, bereikbaarheid of klimaatadaptatie. Ten aanzien
van laadinfrastructuur voor de bouw worden bijvoorbeeld batterijcontainers, wisselpakketten
en nieuwe oplossingen, zoals inzet van een vliegwiel in de bouw voor het opvangen
van piekvermogens, ondersteund. De € 120 mln. uit de Voorjaarsnota 2023 wordt verdeeld
over de bestaande SEB-instrumenten:
• De Subsidieregeling Schoon en Emissieloos Bouwmaterieel (SSEB) gericht op aanschaf
en innovatie.
• De middelen voor het ambitieniveau voor aanbestedende Rijksdiensten gericht op inzet.
• Specifieke Uitkering Schoon en Emissieloos Bouwen (SPUK SEB) gericht op inzet.
Inmiddels zijn de eerste middelen (€ 1,6 mln.) in 2024 meegegaan met de SSEB. Voor
de aanbestedende Rijksdiensten wordt dit meegenomen in de eerstvolgende bestedingsplannen,
via ProRail wordt in 2024–2025 € 7,7 mln. ingezet. Er wordt onderzocht hoe de middelen
voor de laadinfrastructuur eveneens ingezet kunnen worden via de SPUK. Bij Voorjaarsnota
2024 is opgenomen dat deze € 120 mln. aangevuld wordt met € 214 miljoen euro waardoor
er in totaal € 334 mln. beschikbaar komt.
Aanscherpen normen duurzaam inkopen
Bij de voorjaarsbesluitvorming 2023 is besloten over het reserveren van middelen voor
het aanscherpen van normen voor duurzaam inkopen. Afgelopen jaar is er gewerkt aan
het aanscherpen van de Regeling bevordering schone wegvoertuigen waarin deze aanscherping
wordt geregeld. Eerder is al aangegeven dat de Kamer later dit jaar verder wordt geïnformeerd
over dit onderwerp46.
De Europese Clean Vehicles Directive is in Nederland geïmplementeerd in de Regeling
Bevordering Schone Wegvoertuigen (Rbsw). De Rbsw verplicht aanbestedende diensten
(gemeenten, provincies, het Rijk en publiekrechtelijke instellingen) en aanbestedende
instanties (bv. elektriciteits-, water-, gas- en postbedrijven en (lucht)havens) bij
Europese aanbestedingen van aankoop, lease of huurkoop van wegvoertuigen, en diensten
waarbij voertuigen worden ingezet (doelgroepenvervoer, personenvervoer zonder dienstregeling,
vuilnisdienst en postbezorging) te voldoen aan een minimumpercentage van schone- en
emissievrije voertuigen.
Met deze maatregel wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid uit de Europese Clean
Vehicle Directive om op nationaal niveau het minimumpercentage ingekochte schone-
en emissievrije voertuigen aan te scherpen. Hier hangt een aanvullende CO2-reductie mee samen. Aan deze maatregel zal vanaf 2026 invulling worden gegeven in
de Regeling bevordering schone wegvoertuigen. Er is per voertuigcategorie een inschatting
gemaakt van de maximaal haalbare ophoging van de percentages schone voertuigen. Onderzoek
van CE Delft naar de haalbaarheid van de aanscherping laat zien dat de aanscherping
alleen mogelijk is met de financiële ondersteuning die via het Klimaatfonds beschikbaar
wordt gesteld47. Met deze aanscherping komen eerder schone- en emissievrije voertuigen op de weg.
De Kamer wordt hierover later dit jaar verder geïnformeerd.
Stimulering van waterstof in wegvervoer
Het kabinet investeert € 210 mln. in waterstof in het wegvervoer. Met deze middelen
kan er worden geïnvesteerd in de uitrol van waterstoftankinfrastructuur en waterstofvoertuigen
die deze waterstof kunnen afnemen. Daarmee wordt rijden op waterstof voor het zwaar
wegvervoer ook een alternatief dat steeds meer van de grond komt.
De inzet van waterstof in mobiliteit bevindt zich in een vroeg stadium. Er is nog
geen sprake van een landelijk basisnetwerk aan waterstoftankstations en tegelijkertijd
rijden er nog te weinig waterstofvoertuigen op de weg voor een sluitende operatie
van de bestaande tankstations. De Subsidieregeling Waterstof in Mobiliteit (SWiM)
richt zich op het doorbreken van deze kip-ei-situatie. Consortia van tankstations
en vervoerders komen in aanmerking voor subsidie voor de realisatie van waterstoftankstations
en de aanschaf van waterstofvoertuigen. De nadruk ligt hierbij op zwaar wegvervoer.
Met behulp van deze regeling kunnen vervoerders rekenen op voldoende stations om te
tanken en tankstationhouders op voldoende afname van waterstof. Waterstof kan zich
zo ontwikkelen tot volwaardig zero-emissie alternatief naast batterij-elektrisch vervoer.
De regeling draagt ook bij aan het halen van de verplichtingen uit de Alternative
Fuel Infrastructure Regulation (AFIR), namelijk het realiseren van voldoende waterstoftankstations
langs het Europese hoofdwegennetwerk en bij stedelijke knooppunten. Het ministerie
is voornemens de SWiM jaarlijks open te stellen in de periode 2024–2028. De eerste
openstelling is voorzien voor de zomer van 2024.
Electric Road Systems (ERS)
Het is belangrijk dat we onze spullen op een duurzame manier van A naar B krijgen.
De laadinfrastructuur voor elektrische vrachtwagens is in toenemende mate het knelpunt
voor een succesvolle transitie naar emissieloos wegtransport. ERS kan een waardevolle
toevoeging zijn in aanvulling op het stationair laden (stilstaand laden via een laadpaal
bij bijvoorbeeld een distributiecentrum). Met ERS wordt er gebruik gemaakt van dynamisch
laden door middel van een geleidende bovenleiding. Een belangrijk voordeel hiervan
is dat laden meer gespreid over de dag kan gebeuren, waardoor de pieken op het elektriciteitsnet
minder groot zullen zijn. ERS kan daardoor dus ook een bijdrage leveren in het ontlasten
van het elektriciteitsnet. Onder voorwaarden wordt € 20 mln. beschikbaar gesteld uit
het Klimaatfonds om een bijdrage te leveren aan de realisatie van een ERS traject
Rotterdam-Antwerpen. Er wordt met de middelen ook een bijdrage geleverd om een traject
te realiseren tussen Rotterdam en Duitsland (A15/Betuweroute).
Het kabinet onderzoekt de mogelijkheden voor de aanleg van één of meerdere trajecten
van Electric Road Systems. Door middel van ERS kunnen batterij-elektrische vrachtwagens
tijdens het rijden opladen via bovenleidingen. Dit gebeurt met een bovenleiding en
stroomafnemer, vergelijkbaar met een trein of trolleybus. Dit initiatief komt bovenop
de bestaande inspanningen van het kabinet om laadfaciliteiten voor stilstaande vrachtwagens
te realiseren48. Met ERS beoogt het kabinet de piekbelasting op het elektriciteitsnet te verminderen
door de stroomafname gelijkmatiger over de dag te verspreiden. Zoals beschreven in
de kamerbrief van 18 mei 2022 draagt ERS bij aan de verduurzaming van de vrachtwagensector
en ontlast ERS het elektriciteitsnetwerk49.
Zoals toegelicht in de vierde voortgangsbrief over de invoering van de vrachtwagenheffing
worden in eerste instantie twee ERS-trajecten onderzocht: tussen de haven van Rotterdam
en de haven van Antwerpen, en vanaf de Rotterdamse haven naar het Duitse achterland.
Er zijn verkenningen uitgevoerd naar de potentie en het draagvlak van ERS50. Op basis van de resultaten wordt een vervolgonderzoek naar de haalbaarheid op deze
trajecten uitgevoerd51, waarvan de uitkomsten in het najaar van 2024 worden verwacht. Verder wordt onderzocht
of de netto-opbrengsten van de vrachtwagenheffing kunnen bijdragen aan de aanleg van
ERS. In de komende maanden zal het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat samenwerken
met andere overheden, mogelijk via een MIRT-procedure, en private investeerders via
een concessie of aanbesteding betrekken om de plannen rondom ERS verder te ontwikkelen.
Verduurzaming spoor
Hoewel het spoorwegnet al bijna volledig is geëlektrificeerd, zijn er nog steeds een
aantal diesellijnen in Nederland. Het kabinet vindt het van belang om ook deze lijnen
verder te verduurzamen. Daarom trekt het kabinet een bedrag van € 98 mln. uit voor
de elektrificatie van de spoorlijnen tussen Almelo en Hardenberg en Zutphen en Oldenzaal.
Het kabinet is verheugd samen met de provincies in Overijssel en Gelderland een belangrijke
stap voor verduurzaming van het personenvervoer per spoor te kunnen zetten. Hiermee
geeft het kabinet ook invulling aan de motie van lid De Hoop (GL/PvdA) om nogmaals
te bezien hoe het rijk een bijdrage kan leveren aan het bespoedigen van de elektrificatie
van deze twee dieselspoorlijnen.52
De wens om deze twee regionale spoorlijnen in Overijssel en Gelderland te verduurzamen
is in het Bestuurlijk Overleg MIRT 2022 vastgelegd53. Omdat richting 2030 in deze regio nieuwe concessies starten en de dieseltreinen
dan ook aan het einde van hun levensduur zijn, is het momentum daar om over te gaan
op een nieuwe, duurzame techniek. In het BO MIRT heeft het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat met de regio de afspraak gemaakt om op deze lijnen te kiezen voor elektrificatie,
omdat dit de meest kosteneffectieve en betrouwbare manier is om te verduurzamen. Hiermee
wordt er jaarlijks 5.370 ton CO2-uitstoot bespaard54. Daarnaast zijn de dieseltreinen verantwoordelijk voor 160 ton stikstofemissies (NOx). Elektrische treinen kennen deze uitstoot tijdens het gebruik niet. Samen met de
provincies Overijssel en Gelderland kunnen nu verdere stappen worden gezet om ProRail
opdracht te geven de plannen voor deze elektrificatie verder uit te werken in de planuitwerkingsfase
en vervolgens, na gezamenlijke instemming van de betrokken partijen, de realisatie
van deze elektrificatie. Via de halfjaarlijkse MIRT-brieven zal wordt de Kamer nader
op de hoogte gehouden van de voortgang van deze projecten.
Verduurzaming scheepvaart
De zeevaart en de binnenvaart zijn voor Nederland belangrijke sectoren. Nederland
heeft een grote binnenvaartvloot en een toonaangevend maritiem cluster. Tegelijkertijd
zijn het ook zogenaamde «hard to abate» sectoren: afstappen van fossiele brandstoffen
is in deze sectoren kostbaar en een proces van lange adem. Er zijn afspraken gemaakt
over internationaal normeren en beprijzen, maar deze zullen pas na 2030 voldoende
effect hebben om de transitie vanuit de markt op gang te brengen. Middelen om deze
transitie in gang te zetten, zijn noodzakelijk voor het benutten van synergiekansen
tussen de economische positie van de sector en de energietransitie, en om het doel
van een klimaatneutrale zeevaart en binnenvaart in 2050 te kunnen behalen. Zeeschepen
gaan immers ongeveer 25 jaar mee en binnenvaartschepen nog langer.
Bij de voorjaarsbesluitvorming over aanvullende klimaatmaatregelen in 2023 heeft het
kabinet aangekondigd om reserveringen te treffen voor het verduurzamen van de binnenvaart
en zeevaart. Afgelopen jaar zijn de maatregelen verder uitgewerkt. Het kabinet kiest
ervoor om mobiliteit onder te brengen onder ETS2. Daaronder valt ook de binnenvaart.
Het emissiehandelssysteem ETS2 inclusief de sectoren onder de opt-in leidt er toe
dat brandstofleveranciers vanaf 2027 emissierechten moeten inleveren die zij op de
Europese emissiemarkt moeten kopen. De prijs van fossiele brandstoffen gaat hierdoor
stijgen. Het effect van de maatregel op de binnenvaartsector is in beeld gebracht
met een impactanalyse door het Expertise- en Innovatiecentrum Binnenvaart (EICB)55. De impactanalyse is als bijlage 3 bij deze brief gevoegd. Uit deze impactanalyse
blijkt dat de binnenvaart goede perspectieven heeft om te verduurzamen, dat de maatregel
opt-in ETS2 voor de binnenvaart bijdraagt aan de businesscase om te verduurzamen doordat
varen op fossiele brandstoffen stapsgewijs duurder wordt. De onderzoekers wijzen op
risico op weglek als buurlanden niet zouden overgaan tot een opt-in voor deze sector:
schepen kunnen in dat geval naar België en Duitsland uitwijken om te bunkeren. In
dat kader is door het kabinet besloten om € 165 mln. extra beschikbaar te stellen
voor verduurzaming in de binnenvaart. Daarmee is er in totaal € 240 mln. beschikbaar
voor verduurzaming van de binnenvaart. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
beziet op dit moment waaraan deze extra middelen het beste kunnen worden uitgegeven
om de ondernemers in de binnenvaart te ondersteunen bij het investeren in verduurzaming.
Het is de verwachting de Kamer nog dit jaar te kunnen informeren over de besteding
hiervan
Samen met initiatiefnemers voor varen op waterstof is een voorstel ingediend voor
het varen op waterstof. Dit voorstel is door PBL als voldoende onderbouwd (plausibel)
beoordeeld. Hiervoor is € 75 mln. gereserveerd, waarvan de eerste € 30,5 mln. beschikbaar
komt onder de voorwaarde dat de Europese Commissie instemt met de opt-in voor de binnenvaartsector.
Met het beschikbaar stellen van deze middelen kan er een begin worden gemaakt met
het opschalen van het aantal binnenvaartschepen dat vaart op waterstof. Het kabinet
vindt het belangrijk dat deze stap in de sector wordt gemaakt, waarmee een belangrijke
bijdrage wordt geleverd aan emissieloos varen.
De overige € 44,5 mln. had als voorwaarde een ambitieuze uitwerking van een verplicht
emissielabel in de binnenvaart. Aanvankelijk was de maatregel erop gericht om op nationaal
niveau een wettelijke basis voor het emissielabel te creëren. Gebleken is dat het
juridisch niet haalbaar is om op nationaal niveau het emissielabel verplicht te stellen.
In de voorjaarsbesluitvorming van 2024 is daarom besloten dat deze verplichting niet
langer een voorwaarde is voor de genoemde middelen uit het Klimaatfonds. In plaats
daarvan is besloten om de voorwaarde op te nemen dat de binnenvaart in het kader van
de RED-III verantwoordelijk wordt voor 14,5% CO2-reductie in de keten in 2030. Na de zomer zal de Kamer worden geïnformeerd over de
stand van zaken met betrekking tot de doorontwikkeling van het emissielabel.
Voor de zeevaart is er bij de voorjaarsbesluitvorming van 2023 een bedrag van € 111,3 mln.
gereserveerd. Het afgelopen jaar is gebruikt om de maatregel verder uit te werken.
Naar verwachting zullen de middelen vanaf 2025 beschikbaar zijn56. Met deze middelen wordt een belangrijke stap gezet voor de benodigde opschaling
van duurzame aandrijftechnieken voor de zeevaart. Met de 36 schepen die kunnen worden
verduurzaamd wordt er vanaf 2030 een structurele CO2-reductie van 0,11 Mton gehaald.
Deze maatregel draagt bij aan vroege fase opschaling van duurzame aandrijftechnieken
in de zeevaart. De komende jaren wordt de Nederlandse zeevaartsector geconfronteerd
met internationale normerings- en beprijzings- maatregelen, gericht op een klimaatneutrale
zeevaart in 2050. Deze normerings- en beprijzings- maatregelen zullen naar verwachting
vanaf 2030 effect hebben. Een belangrijke rol zal weggelegd zijn voor varen op duurzame
waterstof en duurzame methanol. Aandrijftechnieken voor varen op waterstof en methanol
zijn nog niet marktrijp. Deze technieken moeten opgeschaald worden en investeringen
hierin kennen nog een aanzienlijke onrendabale top57. Dat maakt dat deze investeringen nog niet door de markt kunnen worden gedragen.
Tegelijkertijd is het van belang dat Nederlandse reders de komende jaren tijdig in
deze aandrijftechnieken kunnen investeren om de effecten van internationale verplichtingen
te kunnen dragen. Daarnaast liggen er kansen voor Nederland om in deze benodigde technologie
toonaangevend te zijn. Het is dan ook niet zonder reden dat de energietransitie als
één van de nationale vitale belangen is opgenomen in de Sectoragenda Maritieme Maakindustrie58. Door toepassing van innovaties op het gebied van verduurzaming en de energietransitie
borgt de maritieme maakindustrie de ecologische en economische veiligheid van Nederland.
Met deze Klimaatfondsmaatregel wordt ervoor gezorgd dat het Nederlandse maritieme
cluster voorop kan blijven lopen. De maatregel betreft een CAPEX-tegemoetkoming bij:
(1) Aanschaf en inbouw van aandrijftechnieken voor varen op waterstof of methanol,
eventueel aan te vullen met aanschaf van de energiebesparende techniek Wind Assisted
Ship Propulsion (WASP) of een andere energiebesparende techniek; (2) Aanschaf en installatie
van een batterijpakket inclusief aanvullende benodigde aanpassingen aan boord om via
de walstroomaansluiting emissieloos de (Nederlandse) haven in- en uit te kunnen varen.
Tijdens het CD Maritiem van 8 februari 2024 is in het licht van de vormgeving en uitwerking
van deze maatregel uit het Klimaatfonds de toezegging aan het lid Bamenga (D66) gedaan
om in de brief over verduurzamingssubsidies ook het voorbeeld van Noorwegen met betrekking
tot varen onder eigen vlag mee te nemen en deze brief voor de zomer naar de Kamer
te sturen59. Middels de volgende passage wordt invulling gegeven aan deze toezegging. De Noorse
overheid stelt subsidies beschikbaar voor verduurzaming van de zeevaart, waaronder
voor varen op waterstof of ammoniak en voor batterij-elektrisch varen. Hiervoor is
een vereiste dat het schip ingeschreven wordt in een Noors scheepsregister. Als reden
voor dit Noorse vlagvereiste noemt de Noorse overheid veiligheidsaspecten die komen
kijken bij het varen op deze duurzame energiedragers. Reders die met hun schepen in
aanmerking willen komen voor deze Noorse subsidies moeten door dit vlagvereiste voldoen
aan de veiligheidseisen die het Noorse register stelt. Daarnaast geeft Noorwegen aan
dat dit vlagvereiste zorgt voor een minimale binding met Noorwegen.
Noorwegen is geen EU lidstaat, maar vormt wel onderdeel van de Europese Economische
Ruimte (EER). Hiervoor gelden ook staatssteunregels. De Noorse subsidies zijn kennisgegeven
bij de Europese Commissie (EC) op grond van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening
(AGVV). De EC heeft in de AGVV met betrekking tot een groot aantal categorieën van
steunmaatregelen aangegeven dat deze worden geacht een bijdrage te leveren aan doelstellingen
van de Europese Unie, zodat deze niet meer vooraf bij haar te hoeven worden aangemeld
ter goedkeuring. Er is ook kennis genomen van een Italiaanse verduurzamingssubsidie
voor zeevaartschepen, die de indruk geeft van een Italiaanse vlagvereiste daarbij.
Deze Italiaanse subsidie is ter goedkeuring bij de EC aangemeld op basis van de Europese
richtsnoeren voor staatssteun voor klimaat, milieubescherming en energie (CEEAG).
Er is contact met de Italiaanse overheid over de vormgeving van deze Italiaanse subsidieregeling
en in hoeverre daarbij sprake is van een Italiaanse vlagvereiste. Het contact met
Noorwegen en Italië geeft een beeld hoe de Europese Commissie omgaat met het stellen
van een vlagvereiste. Dit kan echter per casus en onderbouwing van redenen verschillen.
Uitgangspunt is om de regeling voor verduurzaming van zeevaartschepen te richten op
Nederlands gevlagde schepen van Nederlandse reders, onder voorbehoud van nader onderzoek
naar eventuele juridische randvoorwaarden hierbij. Reden hiervoor is dat het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat ervoor wil zorgen dat beschikbare subsidiemiddelen
bij reders terecht komen die een duidelijke binding hebben met Nederland en ten goede
komen aan de Nederlandse economie. Er zijn ook andere en mogelijk doeltreffendere
invullingen voor de voorwaarde om een duidelijke binding met Nederland te hebben,
zoals bijvoorbeeld de voorwaarde dat een schip in Nederlands beheer moet zijn. De
sector zal bij de verdere uitwerking van deze regeling geconsulteerd worden om tot
een zodanige invulling te komen dat Nederlandse ondernemingen zich klaar kunnen stomen
voor internationale normering en beprijzen èn dat deze invulling ten goede komt aan
de Nederlandse economie.
Na internetconsultatie en verwerking van de resultaten daarvan is het voornemen om
deze Klimaatfondsmaatregel op basis van de CEEAG Klimaatrichtsnoeren ter goedkeuring
aan te melden bij de EC. Het beeld is dat de technieken uit de maatregel het beste
aansluiten bij de handvatten en voorwaarden die de CEEAG Klimaatrichtsnoeren bieden.
Dit zal de gelegenheid geven om de regeling in zijn geheel, inclusief mogelijkheden
voor een vlagvereiste bij de EC te toetsen.
In de jaarlijkse voortgangsbrief over het Klimaatbeleid voor de Zeevaart wordt de
Kamer nader geïnformeerd over de uitwerking van deze maatregel. Deze brief zal naar
verwachting in het vierde kwartaal van dit jaar worden verzonden.
Verduurzaming luchtvaart
De inzet van duurzame luchtvaartbrandstoffen, ofwel sustainable aviation fuels (SAF),
is op de korte en middellange termijn de enige mogelijkheid om de CO2-uitstoot van de luchtvaart significant in-sector te reduceren. Daarvoor is het van
belang dat er voldoende duurzame luchtvaartbrandstoffen beschikbaar zijn. Deze worden
nu nog op relatief kleine schaal geproduceerd. Biokerosine op basis van de Hydrotreated
Esters and Fatty Acids (HEFA) technologie (gebaseerd op hergebruik van afvaloliën
en -vetten) is op dit moment de enige volwassen technologie. De eerste fabrieken die
zijn gepland maken gebruik van deze technologie. Door meerdere technologiepaden voor
productie te stimuleren kan de grondstoffenbasis worden verbreed en de productiecapaciteit
worden vergroot. Dit zorgt zowel voor minder afhankelijkheid van specifieke grondstoffen
(uit specifieke regio’s of sectoren) en voor minder afhankelijkheid van fossiele brandstoffen.
Het kabinet kiest er daarom voor om te investeren in de ontwikkeling van nieuwe technologieën
voor de productie duurzame luchtvaartbrandstoffen. Er wordt € 60 mln. beschikbaar
gesteld voor de ontwikkeling van synthetische brandstoffen (E-fuels) over verschillende
projecten. De middelen worden ingezet voor een innovatiesubsidie voor verschillende
onderdelen van de e-fuelstechnologie die nog verdere ontwikkeling behoeven. Hieronder
vallende omzetting van CO2 naar CO, het afvangen van CO2en het uitvoeren van het Fischer-Tropschproces op kleine schaal. Van dit budget worden
twee grotere (€ 30 mln.) of vier kleinere (€ 15 mln.) projecten ondersteund. Omdat
het innovatieve projecten betreft, zal kennisdeling onderdeel zijn van de maatregel.
Het wordt nog onderzocht op welke manier hier het best uitvoering aan kan worden gegeven.
Daarnaast treft het kabinet een reservering van € 150 mln. voor het stimuleren van
twee pre-commerciële fabrieken voor E-fuels.
Ook wordt € 90 mln. beschikbaar gesteld voor Alcohol-to-Jet-brandstoffen (AtJ). Dit
is een verzamelnaam voor verschillende technieken om uit bio-alcoholen biokerosine
voor de luchtvaart te maken. De maatregel betreft een innovatiesubsidie voor de productie
van Alcohol-to-jet-brandstoffen (ATJ) voor de luchtvaart op basis van laagwaardige
reststromen. Doel is om minimaal 3 projecten te stimuleren, met een maximum steunbedrag
van € 30 mln. per project. Daarnaast is kennisdeling ook onderdeel van de maatregel.
Beide maatregelen kunnen in totaal voor een structurele directe reductie van 0,5 Mton
CO2-uitstoot in 2030 zorgen. Door verdere opschaling zal dit effect in latere jaren toenemen.
Andere maatregelen uit het Klimaatfonds die kunnen bijdragen aan de opschaling van
duurzame luchtvaartbrandstoffen zijn vergassing (€ 600 mln.) en biopyrolyse (€ 90 mln.).
Dit zijn maatregelen gericht op meerdere toepassingen waarbij ook een mogelijkheid
bestaat om het synthesegas en de pyrolyseolie op te waarderen naar luchtvaartbrandstoffen.
De combinatie van de in Nederland aanwezige chemische en raffinage-industrie, transportinfrastructuur,
luchthavens, zeehavens en kennisinstellingen, geeft Nederland de basis om een belangrijke
rol te spelen bij het opschalen van de markt voor SAF. Met een actief stimuleringsbeleid
kan Nederland zich ontwikkelen tot belangrijke Europese leverancier van duurzame brandstoffen,
en daarmee een positieve stimulans geven aan het behoud en ontwikkeling van hoogwaardige
werkgelegenheid in de nabije en verdere toekomst.
Het is van belang dat de opschaling van deze duurzame luchtvaartbrandstoffen snel
en voorspoedig plaatsvindt. Daarom zal er ook worden ingezet op verdere kennisdeling
van de inzichten die worden opgedaan met deze projecten.
Voor de langere termijn zijn klimaatfondsvoorstellen uitgewerkt voor de ontwikkeling
en opschaling van vliegtuigen met nieuwe aandrijftechnologieën zoals waterstof en
batterij-elektrisch. Dit is een belangrijke ontwikkeling en volgende stap in het toekomstbestendig
maken van de luchtvaart. Deze voorstellen zullen in eventuele nieuwe rondes moeten
worden beoordeeld, momenteel worden deze niet gefinancierd.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
Indieners
-
Indiener
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.