Brief regering : Verbeteren goed opdrachtgeverschap bij inhuur arbeidskrachten
25 883 Arbeidsomstandigheden
36 446
Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en enige andere
wetten in verband met de invoering van regels voor het verlenen van toelating voor
het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet toelating terbeschikkingstelling
van arbeidskrachten)
Nr. 493
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2024
Naar aanleiding van vragen van het lid Gijs van Dijk (PvdA) over de onderbetaling
van werknemers bij de inhuur van juridische ondersteuning bij de Rijksoverheid (Aanhangsel
Handelingen II 2021/22, nr. 2861) stelde de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mede namens BZK een onderzoek
in naar verantwoordelijk opdrachtgeverschap binnen de Rijksoverheid. De focus lag
daarbij specifiek op het juist belonen van externe arbeidskrachten.
Significant Public voerde het onderzoek uit tussen juni 2023 tot april 2024. Hun onderzoeksrapport
laat zien dat er een aantal verbeterpunten is. Het kabinet neemt die bevindingen ter
harte want de Rijksoverheid heeft hier een voorbeeldrol te vervullen. In deze brief
beschrijf ik, mede namens de Minister van SZW, welke acties de Rijksoverheid neemt.
Uitkomsten onderzoek
Tijdens het onderzoek is nagegaan hoe in het inhuurbeleid bij de Rijksoverheid het
verantwoordelijk opdrachtgeverschap is vormgegeven voor wat betreft beloning conform
de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi). De Waadi beschermt arbeidskrachten
die werken via een derde zoals uitzendkrachten en gedetacheerden. De bescherming houdt
onder andere in dat deze arbeidskrachten in beginsel recht hebben op gelijke beloning
ten opzichte van werknemers die direct in dienst zijn. Van een opdrachtgever mag worden
verwacht dat hij alle maatregelen treft die redelijkerwijs van hem verwacht mogen
worden om te bevorderen dat werknemers van de opdrachtnemer het juiste loon ontvangen.
In het onderzoek is de werking van dit beleid getoetst aan de departementale uitvoeringspraktijk.
Het onderzoek spitste zich toe op de inhuur van arbeidskrachten via de drie inkoopcategorieën
die inhuur voor de gehele Rijksoverheid mogelijk maken, namelijk Uitzendkrachten en
Arbeidsparticipanten, Inhuur Professionals alsmede ICT-professionals. De genoemde
beantwoording van Kamervragen had namelijk betrekking op met name de inhuur van arbeidskrachten
die binnen deze categorieën vallen.
Het onderzoek had vooral tot doel inzichten te verkrijgen die ertoe leiden dat de
naleving van de Waadi door de Rijksoverheid verbeterd kan worden. Er heeft om die
reden onder meer een kwalitatieve casestudie van 23 uit de praktijk geselecteerde
dossiers plaatsgevonden. Dit betrof een beredeneerde steekproef die in statistische
zin niet representatief is maar wel illustratief voor de huidige inhuurpraktijk. Uit
het onderzoek blijkt dat er zich binnen de Rijksoverheid een groot aantal verschillende
inhuursituaties voordoen.
De Rijksoverheid dient, in lijn met haar informatieplicht volgens de Waadi, te bevorderen
dat externe arbeidskrachten die door uitleners aan haar ter beschikking gesteld worden,
hetzelfde worden beloond als collega’s die in dienst zijn. Hiervoor is het van belang
dat opdrachtgevers heldere afspraken maken over de inhuuropdrachten en hun uitleners
voorzien van voldoende relevante informatie over de toepasselijke arbeidsvoorwaarden
voor het eigen personeel dat hetzelfde of gelijkwaardig werk doet.
Uit het onderzoek komt naar voren dat het opdrachtgeverschap binnen de Rijksoverheid
alsmede de verantwoordelijkheid voor het juist informeren van de uitleners en het
juist (laten) belonen van ingehuurde arbeidskrachten versnipperd is georganiseerd.
Uit het veldonderzoek komt bovendien naar voren dat betaling van de juiste beloning
bij enkele casussen en voor enkele looncomponenten niet met zekerheid was vast te
stellen en dat er in enkele gevallen negatieve afwijkingen waren, bijvoorbeeld als
het gaat om het toekennen van het periodeloon. Naleving van de Waadi kon derhalve
niet zonder meer als vanzelfsprekend beschouwd worden. Ook vindt binnen de Rijksoverheid
momenteel geen actieve monitoring plaats specifiek naar risico’s op onjuiste beloning.
Op basis van het onderzoek is helder dat voor het invullen van goed opdrachtgeverschap
in relatie tot het werken volgens de Waadi een (pro)actievere houding wenselijk is.
Maatregelen en acties
Om het risico op onjuiste beloning te verkleinen, heb ik het handelingsperspectief
uit het onderzoeksrapport vertaald naar een aantal concrete maatregelen en acties.
Deze hebben betrekking op enerzijds het adequaat informeren van opdrachtnemers voorafgaande
aan de inhuurperiode en anderzijds het ondernemen van actie als tijdens of na afloop
van de inhuurperiode blijkt dat naleving tekortschiet.
1. Om een brug te slaan tussen wetgeving, inhuurbeleid en uitvoeringspraktijk stelt BZK
een handreiking op met een rijksbrede werking. Dit past binnen de stelselverantwoordelijkheid
van BZK voor de bedrijfsvoering van de Rijksoverheid. Hierin komt te staan waarop
opdrachtgevers binnen de Rijksoverheid moeten letten als zij externe arbeidskrachten
willen inhuren en wat van hen verwacht wordt aangaande gelijk belonen. De handreiking
gaat nader in op beloningselementen en overige arbeidsvoorwaarden die van toepassing
zijn bij het inhuren van arbeidskrachten die onder toezicht en leiding van de opdrachtgever
staan. Afhankelijk van de reacties die het werken met de handreiking in de praktijk
oproept, is het denkbaar een informatiepunt in te richten waar opdrachtgevers, opdrachtnemers
én arbeidskrachten terecht kunnen voor informatie en met vragen en klachten omtrent
de juiste beloning.
2. Opdrachtgevers binnen de Rijksoverheid zijn medeverantwoordelijk voor de kwaliteit
van het werk en de condities waaronder het werk plaatsvindt. Het is belangrijk dat
opdrachtgevers de externe arbeidskrachten behandelen overeenkomstig de eigen werknemers.
Het zou daarom een goede zaak zijn als zij vanaf heden, voor zover dat nog niet gebeurt,
tijdens de inhuurperiode tenminste eenmaal met hen in gesprek gaan over de beloning
en andere arbeidsvoorwaarden.
3. Verder wordt nagegaan of de (Toelichting op de) Algemene Rijksvoorwaarden voor het
verstrekken van opdrachten tot het verrichten van diensten (ARVODI) en de Algemene
Rijksvoorwaarden bij IT-overeenkomsten (ARBIT) aanpassing behoeven ten aanzien van
de verantwoordelijkheid voor een juiste beloning. Daarbij is het streven om monitoring
door opdrachtgevers beter mogelijk te maken, bijvoorbeeld door steekproefsgewijs aan
het einde van een inhuurovereenkomst de beloning te valideren.
4. De Auditdienst Rijk wordt verzocht periodiek onderzoek te doen naar de juiste beloning
van ingehuurde arbeidskrachten.
5. Het rijksbrede categoriemanagement vervult een nuttige rol in het vermijden van risico’s
op gelijke beloning van externe arbeidskrachten.Waar nodig zal het categoriemanagement
daarom de hierboven genoemde, nog op te stellen handreiking aanvullen met informatie
en advies voor hun opdrachtgevers en -nemers. Hierdoor worden omstandigheden en keuzes
die bepalend zijn voor een juiste beloning nog verder inzichtelijk gemaakt. De opdrachtgevers
kunnen dit gebruiken als basis voor hun inhuuropdrachten.Ook draagt categoriemanagement
bij aan het informeren van opdrachtnemers over nieuwe of gewijzigde beloningselementen
in de arbeidsvoorwaarden van de opdrachtgever. Het categoriemanagement heeft tevens
een taak als het gaat om het, voorafgaande aan de implementatie van nieuwe overeenkomsten,
bij opdrachtnemers aandacht te vragen voor risico’s op een onjuiste beloning.
6. In het onderzoeksrapport staat de suggestie om te onderzoeken in hoeverre (delen van
de) de inhuur, detachering en professionele dienstenbranches in de Code Verantwoordelijk
Marktgedrag kunnen worden opgenomen. Om dit te bevorderen wordt het bestuur van de
Code Verantwoordelijk Marktgedrag verzocht hierover met de betreffende branches in
gesprek te gaan.
7. Een andere ontwikkeling die een juiste beloning bevordert is het wetsvoorstel Wet
toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten dat op dit moment wordt behandeld
in de Tweede Kamer.1 Door deze wet zal er meer controle komen op het betalen van de juiste beloning aan
terbeschikkinggestelde arbeidskrachten.
Over de voortgang op de bovengenoemde maatregelen informeer ik de Kamer via de Jaarrapportage
Bedrijfsvoering Rijk 2024.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties