Brief regering : Fiche: Verordening Europese arbeidsmarktstatistieken
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3823 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 oktober 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 6 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling Steunpakket voor kleine en middelgrote ondernemingen (Kamerstuk
22 112, nr. 3818)
Fiche: Verordening inzake bestrijding van late betalingen in handelstransacties (Kamerstuk
22 112, nr. 3819)
Fiche: Richtlijn Verrekenprijzen (Kamerstuk 22 112, nr. 3820)
Fiche: Richtlijn Europese grensoverschrijdende verenigingen (Kamerstuk 22 112, nr. 3821)
Fiche: Verordening capaciteit spoorweginfrastructuur (Kamerstuk 22 112, nr. 3822)
Fiche: Verordening Europese arbeidsmarktstatistieken
De Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot
Fiche: Verordening Europese arbeidsmarktstatistieken
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende arbeidsmarktstatistieken
van de Europese Unie over ondernemingen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 530/1999
van de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 450/2003 en (EG) nr. 453/2008 van het Europees
Parlement en de Raad
b) Datum ontvangst Commissiedocument
28 juli 2023
c) Nr. Commissiedocument
COM (2023) 459
d) EUR-lex
Externe link:https://eur-lex.Europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52023PC0459
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD (2023) 265 Externe link:https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52023SC0265
SEC (2023) 295 Externe link:https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF/?uri=PI_COM:SEC(2023…
f) Behandelingstraject Raad
Raad Algemene Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
h) Rechtsbasis
Artikel 338, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing.
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
De Commissie heeft het bestaande rechtskader van drie bestaande verordeningen1 voor Europese arbeidsmarktstatistieken geëvalueerd. Het bestaande rechtskader bevat
volgens de Commissie enkele tekortkomingen. Ten eerste ontbreekt een wettelijke verplichting
om jaarlijks gegevens te verzamelen over de loonkloof tussen mannen en vrouwen terwijl
deze indicator wel is opgenomen in EU-beleid.2 Ten tweede heeft het bestaande rechtskader een onvolledige dekking van bepaalde sectoren
van de economie en worden de micro-ondernemingen niet bestreken. Ten derde heeft de
evaluatie van het bestaande rechtskader aan het licht gebracht dat er verschillende
lacunes zijn. Zo wordt de frequentie en de tijdigheid van de arbeidsmarktstatistieken
door de Commissie als ontoereikend gezien en biedt het huidige rechtskader vervolgens
geen flexibiliteit voor de Commissie om de statistieken aan te passen aan nieuwe beleidsprioriteiten.
Naar aanleiding van de evaluatie heeft de Commissie dit voorstel voor een verordening
ingediend waarin de bestaande verordeningen volledig geïntegreerd worden in één nieuw
rechtskader. Het voorstel is gericht op stroomlijning en integratie van bestaande
verordeningen en verbetering van de samenhang en de vergelijkbaarheid van de Europese
arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen.
Het eerste doel van het voorstel is om een gemeenschappelijk rechtskader vast te stellen
voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese arbeidsmarktstatistieken
over ondernemingen (labour market statistics on businesses, LMB). Europese arbeidsmarktstatistieken zijn statistieken die de werking van ondernemingen
met betrekking tot de arbeidsmarkt beschrijven. Deze betreffen voornamelijk het niveau,
de samenstelling en de ontwikkeling van de arbeidskosten, loonverdeling en loonstructuur
(inclusief de loonkloof tussen mannen en vrouwen) alsmede vacaturestatistieken. De
arbeidsmarktstatistieken worden onder meer gebruikt om samenhangende indicatoren en
trends te berekenen. Arbeidsmarktstatistieken zijn nodig voor de beleidsvorming, de
uitvoering en analyses ten aanzien van verschillende activiteiten van de Europese
Unie en de lidstaten, zoals bijvoorbeeld coördinatie van het economisch en werkgelegenheidsbeleid,
het monetair beleid, het sociaal beleid en economische, sociale en territoriale cohesie.
Eveneens vormen de arbeidsmarktstatistieken de grondslag voor het berekenen van de
loonkloof tussen mannen en vrouwen.
Het tweede doel van het voorstel is om de drie bestaande verordeningen op het terrein
van Europese statistieken op gebied van de arbeidsmarkt in te trekken, omdat deze
in de nieuwe verordening worden geïntegreerd. Het derde doel is het vastleggen van
verschillende onderdelen van de arbeidsmarktstatistieken in de verordening die op
dit moment niet verplicht zijn, zoals het verzamelen van gegevens over de loonkloof
tussen mannen en vrouwen en het verstrekken van vroegtijdige schattingen van de loonkostenindex
en vacatures. Met deze doelen beoogt de Commissie de bestaande gemeenschappelijke
voorschriften over het verzamelen en opstellen van arbeidsmarktstatistieken van de
Europese Unie over ondernemingen aan te vullen en te herzien.
Met dit voorstel wordt het toepassingsgebied van de loonstructuurenquête ten opzichte
van het bestaande verordening met micro-ondernemingen uitgebreid. Eveneens wordt de
reikwijdte van zowel de loonstructuurenquête en de loonkostenenquête met de secties
«Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen» van de NACE-classificatie3 uitgebreid.
Voor de vacaturestatistieken geldt dat met het onderhavige voorstel alle lidstaten4 verplicht worden deze statistieken voor de gehele economie aan de Commissie (Eurostat)
(hierna: Eurostat) te leveren.
Het voorstel regelt vervolgens het toepassingsgebied en geharmoniseerde definities
op basis waarvan de lidstaten elk kwartaal en jaarlijks gegevens moeten verzamelen
op het gebied van lonen, loonkosten en de vraag naar arbeid, teneinde in de huidige
en toekomstige behoefte aan statistische informatie te kunnen voorzien. De lidstaten
moeten eveneens om de vier jaar gegevens verzamelen over de loonstructuur en de structuur
van de loonkosten. De vijf onderwerpen en de twintig gedetailleerde onderwerpen waarover
de lidstaten voor elk gedetailleerd onderwerp gegevens moeten verzamelen staan in
de bijlage van het voorstel en heeft betrekking op de periodiciteit, de referentieperiode
en de termijn voor de indiening van de gegevens bij Eurostat. Verder schrijft het
voorstel voor dat de lidstaten gegevens op ad-hoc basis moeten verzamelen, wanneer
de Commissie het verzamelen van aanvullende statistische informatie voor haar beleidsvorming
noodzakelijk acht.
Tevens bevat het voorstel voorschriften met betrekking tot de gegevensbronnen en de
methoden waarop de lidstaten de gegevens kunnen verzamelen, het verstrekken van vroegtijdige
schattingen van de loonkostenindex alsmede de kwaliteitseisen en de kwaliteitsrapportage.
Het voorstel bevat eveneens bepalingen ten aanzien van de uitvoering van haalbaarheids-
en pilotstudies. De Commissie kan uiterlijk tot 31 december 2029 op basis van cofinanciering
een financiële bijdrage uit de begroting van de Unie aan de nationale statistische
instanties van de lidstaten verlenen, zoals bijvoorbeeld voor de ontwikkeling en uitvoering
van nieuwe of verbeterde gegevensbronnen of methodologieën.
Het voorstel regelt eveneens de mogelijkheid voor de lidstaten om voor maximaal twee
jaar in aanmerking te kunnen komen voor een afwijkingsbepaling, indien voor de toepassing
van de verordening grote aanpassingen van het nationaal statistisch systeem van een
lidstaat nodig zijn.
b) Impact assessment Commissie
De Commissie heeft vier verschillende beleidsopties overwogen, zoals geen nieuwe verordening
maar handhaving bestaande situatie (optie 0), de integratie van de drie bestaande
verordeningen in een nieuwe kaderverordening, die ook de loonkloof tussen mannen en
vrouwen dekt (optie 1), het onderhavige voorstel (optie 2) alsmede een integratie
van de drie bestaande verordeningen inclusief een uitbreiding van de enquêtes over
de structuur van de lonen en loonkosten, inclusief de tijdigheid en hogere frequentie
(optie 3). De effectbeoordeling wijst uit dat optie 2 gezien werd als de meest kostenefficiënte
manier om tegemoet te komen aan de behoeften van de gegevensgebruikers en -aanbieders.
De Commissie verwacht dat met het onderhavige voorstel waarin drie bestaande verordeningen
volledig worden geïntegreerd in één enkel nieuw rechtskader, beter kan worden ingespeeld
op de behoeften van de gebruikers. Het voorzien in een rechtsgrondslag voor de loonkloof
tussen mannen en vrouwen maakt ook deel uit van deze optie. Hoewel optie 2 als de
meest kostenefficiënte manier wordt gezien, blijkt uit de effectbeoordeling dat deze
optie op Europees niveau leidt tot een jaarlijkse toename van de lasten voor het bedrijfsleven
met 4,7 miljoen euro. Ten opzichte van de bestaande kosten voor het bedrijfsleven
van 43,3 miljoen euro is dat een toename van 11%. Daarnaast laat de effectbeoordeling
een jaarlijkse toename zien van de uitvoeringskosten voor de nationale bureaus voor
de statistiek met 3,7 miljoen euro. De bestaande jaarlijkse uitvoeringskosten voor
de nationale statistische bureaus zijn volgens de effectbeoordeling 30,2 miljoen euro.
Dit zou een toename van de uitvoeringskosten voor de nationale statistische bureaus
betekenen van 12%.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Arbeidsmarktstatistieken zijn zowel op nationaal als regionaal niveau nodig om beleid
te kunnen maken en te evalueren met betrekking tot ontwikkelingen op de Nederlandse
arbeidsmarkt, zoals bijvoorbeeld op het gebied van het aantal banen, vacatures, lonen
en loonkosten. De arbeidsmarktstatistieken worden tevens gebruikt voor het meten en
evalueren van de voortgang van onder andere het Europees semester alsmede de scorebord-indicatoren
die worden ingezet als een instrument om de vroegtijdige identificatie van en het
toezicht op macro-economische onevenwichtigheden. In dat kader zijn volgens Nederland
kwalitatief hoogwaardige Europese statistieken over de arbeidsmarkt in de EU essentieel.
Op dit moment verstrekt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) reeds gegevens
aan de Commissie (Eurostat) op basis van bestaande Europese wetgeving voor de samenstelling
van Europese arbeidsmarktstatistieken over lonen, loonkosten, loonkostenindex en vacatures.
Daarnaast zijn er gegevens die op dit moment niet verplicht zijn, maar die het CBS
op basis van een herenakkoord aan de Commissie (Eurostat) levert, zoals bijvoorbeeld
vroegtijdige schattingen van de loonkostenindex, vacatures en gegevens over de loonkloof
tussen mannen en vrouwen. In Nederland is de productie van arbeidsmarktstatistieken
efficiënt en kosteneffectief ingericht. De statistieken zijn gebaseerd op een combinatie
van informatie die het CBS ontvangt uit registraties, zoals bijvoorbeeld de Polisadministratie5 beheerd door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en de basisregistratie
Handelsregister van de Kamers van Koophandel alsmede bestaande enquêtes die reeds
door het CBS worden uitgevoerd. Hierdoor kunnen de desbetreffende statistieken op
basis van bestaande gegevens worden samengesteld. Het is voor het kabinet van essentieel
belang dat het CBS bij de uitvoering van EU-regelgeving gebruik kan blijven maken
van de bestaande productieprocessen.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet erkent het belang van het verzamelen van geharmoniseerde statistieken
over de arbeidsmarkt op EU-niveau ten behoeve van beleidsafwegingen en onderschrijft
daarom het doel van het voorstel. Geharmoniseerde statistieken zijn van belang voor
de beleidsvorming en het evalueren van de voortgang van het beleid voor de taken van
de Unie, zoals bijvoorbeeld de coördinatie van het economisch en werkgelegenheidsbeleid,
het monetair beleid, het sociaal beleid, economische en sociale en territoriale cohesie
alsmede de loonkloof tussen mannen en vrouwen. Het kabinet staat positief tegenover
het voorstel om de bestaande drie aparte verordeningen te integreren en te stroomlijnen
in één nieuwe kaderverordening, omdat het onder meer een vereenvoudiging betekent
van de bestaande juridische architectuur van de arbeidsmarktstatistieken. Tevens staat
het kabinet positief tegenover het voorstel om de bestaande, maar nog niet in EU-wetgeving
verankerde, vroegtijdige schattingen van de loonkostenindex te integreren in de nieuwe
verordening. Daardoor moeten deze statistieken anders dan nu bij de vrijwillige levering
gaan voldoen aan de vereisten die de verordening voorschrijft zoals bijvoorbeeld de
leveringstermijnen en kwaliteitseisen. De statistieken leveren daarmee verder een
belangrijke bijdrage aan een verordening die de lidstaten en de Unie in staat stelt
betere kwalitatief hoogwaardige en vergelijkbare statistieken samen te stellen.
Het kabinet is echter kritisch op drie onderdelen van het voorstel. De Commissie beoogt
met haar voorstel het toepassingsgebied van de bestaande gegevensverzamelingen uit
te breiden. Het kabinet staat kritisch tegenover de voorgestelde uitbreiding met nieuwe
waarnemingsgebieden zoals de NACE-secties «Openbaar bestuur en defensie; verplichte
sociale verzekeringen» omdat het onvoldoende duidelijk is of de voorgestelde uitbreiding
daadwerkelijk noodzakelijk is voor het behalen van de EU-beleidsdoelen terwijl uitbreiding
van de reikwijdte mogelijk wel leidt tot aanvullende uitvoeringskosten en administratieve
lasten. Voor het kabinet is het van groot belang dat er sprake is van gedegen arbeidsmarktstatistieken
wanneer deze noodzakelijk zijn voor de beleidsdoelen, maar tegelijkertijd acht het
kabinet het van groot belang dat daarbij sprake is van zo min mogelijk aanvullende
uitvoeringskosten en administratieve lasten. Het kabinet is van mening dat uitbreiding
van de reikwijdte van de bestaande gegevensverzameling niet noodzakelijk is. Het onderhavige
voorstel brengt namelijk het risico met zich mee dat in het geval de door de Commissie
gevraagde informatie niet uit al beschikbare bestaande registraties en bestaande enquêtes
gehaald kan worden, deze informatie ingewonnen moet worden op basis van extra enquêtes.
Dit zou tot hogere uitvoeringskosten voor de nationale statistiekbureaus en een hogere
enquêtedruk voor bedrijven kunnen leiden. Het kabinet zal daarom in de onderhandelingen
zich ervoor inzetten dat de reikwijdte niet wordt aangepast.
Ten tweede heeft het kabinet twijfels over hoe dit voorstel zich verhoudt tot artikel 31
van de Richtlijn loontransparantie6. Alhoewel het kabinet statistische informatie over de loonkloof tussen mannen en
vrouwen voor de beleidsvorming van belang acht, staat het kabinet terughoudend tegenover
het voorstel om in deze verordening gegevensverzamelingen over de loonkloof tussen
mannen en vrouwen te introduceren, omdat dit dubbelingen tussen dit voorstel en voornoemd
artikel en Richtlijn lijkt te creëren. Zo komen volgens het kabinet het voorstel voor
het verzamelen van gegevens over de loonkloof tussen mannen en vrouwen nagenoeg overeen
met de reeds in voornoemd artikel vastgelegde verplichting voor de lidstaten om jaarlijks
statistische gegevens over de genderloonkloof aan de Commissie (Eurostat) te verstrekken.
Hierbij acht het kabinet het van belang dat de bestaande verplichting en de nieuwe
voorstellen met overeenkomende doelstellingen maximaal op elkaar zijn afgestemd ter
voorkoming van conflicterende en overlappende EU-wetgeving. Het kabinet zal de Commissie
opheldering vragen over wat er niet mogelijk is op basis van de bestaande Richtlijnen
wat in de voorliggende verordening zou moeten worden opgenomen. Tijdens de onderhandelingen
zal het kabinet erop inzetten conflicterende en overlappende EU-wetgeving te voorkomen.
Ten derde is het niet bekend hoe de Commissie concrete invulling wil geven aan de
verordening voor wat betreft het vaststellen van de toekomstige verplichtingen, met
name omdat dit primair gebeurt via de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. De beschrijving
van het aantal daadwerkelijk te verzamelen gegevens (variabelen) is daarmee op dit
moment onbekend. Het kabinet is kritisch over deze wijze van invulling. De voorgestelde
gedelegeerde bevoegdheden en uitvoeringsbevoegdheden bieden volgens het kabinet onvoldoende
waarborg aan de nationale statistische instituten van de lidstaten, omdat het voorstel
nog te veel onduidelijkheden en open einden bevat. Bovendien laat het voorstel te
veel ruimte aan de Commissie bij het vaststellen van de toekomstige verplichtingen.
De reikwijdte van de toekomstige verplichtingen, zoals het aantal en de beschrijving
van variabelen alsmede de mate van detaillering voor de lidstaten, is niet bekend
en niet duidelijk afgebakend. Dit is het gevolg van de onvoldoende geclausuleerde
bevoegdheidsdelegatie die de Commissie zichzelf toekent bij het vaststellen van gedelegeerde
en uitvoeringshandelingen. Het kabinet is van mening dat deze bevoegdheid zowel wat
de inhoud als de duur betreft moet worden ingekaderd. Het kabinet is daarnaast ook
kritisch over de bevoegdheid die in het voorstel is opgenomen voor de Commissie om
door middel van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen ad-hoc statistieken te laten
produceren.
Zonder duidelijkheid over toekomstige verplichtingen, leidt dit tot onzekerheid bij
de lidstaten in termen van financiële consequenties en administratieve lasten. Deze
kunnen voor Nederland, alsook voor andere lidstaten, substantieel hoger uitvallen
in het geval dat de door de Commissie gevraagde informatie niet uit bestaande registers
gehaald kan worden, maar moet worden ingewonnen op basis van extra enquêtes. Het kabinet
zal daarom in de onderhandelingen kritisch zijn ten aanzien van de reikwijdte van
de toekenning van bevoegdheden om nadere regelgeving vast te stellen. Het kabinet
zal bij de behandeling van het voorstel hierbij per geval een afweging maken en rekening
houden met het gegeven juridisch kader, de financiële consequenties, administratieve
lasten, beleidsmatige standpunten, het voorziene krachtenveld en haalbaarheid. Voor
een verdere appreciatie hiervan en toelichting hierop wordt verwezen naar onderdeel
6b.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De inschatting is dat een meerderheid van de lidstaten, evenals Nederland, het belang
van het verzamelen van geharmoniseerde statistieken over de arbeidsmarkt op EU-niveau
ten behoeve van beleidsafwegingen onderschrijft maar wel zorgen kenbaar zal maken
tegenover het voorstel in zijn huidige vorm. Daarnaast wordt verwacht dat door meerdere
lidstaten de bevoegdheidstoekenning voor de vaststelling van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen
als te ruim zal worden beschouwd en dit tijdens de onderhandelingen zullen aankaarten.
Verder wordt verwacht dat meerdere lidstaten, die voor de productie van hun statistieken
afhankelijk zijn van registraties, evenals Nederland, dezelfde zorgen en bezwaren
zullen hebben.
De inschatting is dat het Europees Parlement positief zal staan tegenover het initiatief
van de Commissie. De Commissie Economische en Monetaire zaken (ECON) van het Europees
Parlement zal het voorstel gaan behandelen. Op dit moment heeft het Europees Parlement
nog geen formeel standpunt ingenomen. Als rapporteur is Irene Tinagli (S&D7, Italië) aangesteld.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het kabinet beoordeelt de bevoegdheid als positief. Het voorstel is gebaseerd op artikel 338,
lid 1 VWEU. Op grond van dit artikel is de EU bevoegd maatregelen aan te nemen voor
de opstelling van statistieken wanneer dat voor de vervulling van de taken van de
EU nodig is. Dit is volgens het kabinet de juiste rechtsgrondslag. Er is hierbij sprake
van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en lidstaten (artikel 4, lid 1, VWEU).
b) Subsidiariteit
De beoordeling ten aanzien van de subsidiariteit is positief. Het doel van het voorstel
is het aanvullen en herzien van de bestaande gemeenschappelijke voorschriften over
het verzamelen en opstellen van arbeidsmarktstatistieken van de Europese Unie over
ondernemingen. Omdat het gaat over de productie van geharmoniseerde en vergelijkbare
statistieken op EU-niveau, nodig voor de coördinatie, de beleidsvorming en het evalueren
van de voortgang van EU-beleid, kan dit niet op een afdoende wijze door de lidstaten
op centraal, regionaal of lokaal niveau worden bereikt en kan dit volgens het kabinet
beter op EU-niveau worden verwezenlijkt. Bovendien kan een wijziging van bestaande
EU-regelgeving enkel op EU-niveau plaatsvinden. Optreden op EU-niveau is daarom gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel ten aanzien van de proportionaliteit is positief met een kanttekening.
Het doel van het voorstel is het aanvullen en herzien van de bestaande gemeenschappelijke
voorschriften over het verzamelen en opstellen van arbeidsmarktstatistieken van de
Europese Unie over ondernemingen. Het kabinet steunt het stroomlijnen en integreren
van de arbeidsmarktstatistieken van de Europese Unie over ondernemingen in één juridisch
kader, teneinde in de huidige en toekomstige behoeften aan arbeidsmarktstatistieken
te kunnen voorzien. Daarnaast is het kabinet van mening dat de voorgestelde maatregelen
in algemene zin een nuttige bijdrage leveren aan deze doelstelling en de beleidsvorming
en het evalueren van de voortgang van het economisch en werkgelegenheidsbeleid in
de lidstaten en de Unie.
Echter plaatst het kabinet een kanttekening bij de bevoegdheid die de Commissie zichzelf
toekent via gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. Volgens het kabinet is de reikwijdte
van de vier delegatiebevoegdheden uit het voorstel op dit moment onvoldoende afgebakend,
zowel qua duur als qua inhoud. De toekenning van dergelijke ruime delegatiebevoegdheden
leidt tot zorgen bij het kabinet over de noodzakelijkheid van deze toekenning en de
mogelijk te hoge uitvoeringslasten die ermee gepaard gaan. Doordat de bevoegdheden
die de Commissie heeft om gedelegeerde en uitvoeringshandelingen vast te stellen onvoldoende
is geclausuleerd, is het onbekend welke gegevens (variabelen) verzameld moeten worden
door de lidstaten. Hiermee creëert het voorstel onvoldoende waarborgen voor nationale
statistiekbureaus, waaronder het CBS. In het geval het CBS de door de Commissie gevraagde
informatie niet uit bestaande registraties kan inwinnen, zal deze informatie moeten
worden ingewonnen op basis van extra enquêtes bij bedrijven, met als gevolg een verhoging
van de uitvoeringskosten voor het CBS en een toename van de administratieve lastendruk
voor bedrijven die verder gaan dan noodzakelijk om het doel van het voorstel te bereiken.
Het kabinet zet er dan ook tijdens de onderhandelingen op in om de reikwijdte van
de overdracht van de delegatiebevoegdheden, zowel wat betreft de inhoud als de duur,
af te bakenen. In ieder geval zal het kabinet in de onderhandelingen aandacht vragen
voor het risico op te hoge uitvoeringslasten.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
De Commissie heeft voor de periode 2025–2027 een bedrag van 3,0 miljoen euro gereserveerd
in rubriek 1 «eengemaakte markt, onderzoek en innovatie» en 3,7 miljoen euro in rubriek 7
«administratieve uitgaven» van het meerjarig financieel kader 2021–2027 (MFK) voor
personele middelen en andere administratieve uitgaven. Het voorstel omvat bepalingen
dat de Commissie tot uiterlijk 31 december 2029 de lidstaten een financiële bijdrage
kan verlenen in de vorm van een subsidie, volgens de vigerende EU-regels, zoals bijvoorbeeld
voor de ontwikkeling en uitvoering van nieuwe of verbeterde gegevensbronnen, inclusief
steekproefkaders, de verbetering van de methoden voor de arbeidsmarktstatistieken
alsmede de deelname van de lidstaten aan representatieve proef- en haalbaarheidsstudies.
De bedragen voor cofinanciering die de lidstaten van de Unie kunnen ontvangen zijn
thans onbekend omdat de Commissie hiervoor nog geen middelen in haar begroting heeft
opgenomen. Het kabinet wil niet vooruitlopen op de integrale afweging van middelen
na 2027. Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te
worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027
en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Daarnaast
is het kabinet kritisch over de uitbreiding van het aantal werknemers bij de Commissie,
met 8 fte. De ontwikkeling van de administratieve uitgaven moet in lijn zijn met de
ER-conclusies van juli 2020 over het MFK-akkoord.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en/of medeoverheden
Het kabinet is bezorgd en negatief over de te verwachten financiële consequenties.
Het voorstel heeft financiële gevolgen voor het CBS, maar deze kunnen op basis van
het onderhavige voorstel niet worden geraamd, omdat de concretisering, zoals de omvang,
de beschrijving en de mate van detaillering van de daadwerkelijk te verzamelen gegevens,
niet in het voorstel zijn opgenomen, maar pas later op basis van toekomstige gedelegeerde
en uitvoeringshandelingen worden vastgesteld.
De verwachte financiële gevolgen bestaan uit nieuwe dataverzamelingen voortkomend
uit de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen. Daarnaast worden de thans
vrijwillige leveringen over de loonkloof tussen mannen en vrouwen en het verstrekken
van vroegtijdige schattingen van de loonkostenindex en vacatures als nieuwe leveringsverplichtingen
in de verordening opgenomen. De daarbij behorende leveringstermijnen en kwaliteitseisen
kunnen financiële consequenties hebben voor het CBS.
In het geval dat de door de Commissie gevraagde gegevens niet uit reeds beschikbare
registraties gehaald kunnen worden, maar moeten worden ingewonnen op basis van enquêtes,
kunnen de financiële consequenties hoger uitvallen dan momenteel het geval is. Aan
alle toekomstige voorgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen kunnen
daarnaast additionele en incidentele dan wel structurele uitvoeringskosten voor Nederland
verbonden zijn, omdat de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen tot een
uitbreiding van de informatieverplichtingen kan besluiten. Daarom is de uiteindelijke
omvang (inclusief ordegrootte) van de extra uitvoeringskosten onduidelijk.
De budgettaire gevolgen voor de Rijksbegroting moeten worden ingepast op de begroting
van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels voor budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk bedrijfsleven en burger
Hoewel het CBS al statistische informatie over Europese arbeidsmarktstatistieken produceert
en deze aan de Commissie (Eurostat) levert, leidt het onderhavige voorstel vanwege
de voorgestelde uitbreidingen tot extra lasten voor het bedrijfsleven. De jaarlijkse
kosten voor het bedrijfsleven op basis van de bestaande situatie (basis scenario)
is per enquête EU-breed in kaart gebracht door de Commissie in haar effectbeoordeling.
Op dit moment bedragen de jaarlijkse kosten voor de uitvoering van de arbeidsmarktstatistieken
voor het bedrijfsleven EU-breed 43,3 miljoen euro. Met het onderhavige voorstel wordt
door de Commissie EU-breed een jaarlijkse toename van de administratieve lasten ten
opzichte van het basis scenario verwacht van 4,7 miljoen euro.
Daarnaast dient te worden opgemerkt dat in het geval dat de door de Commissie gevraagde
gegevens niet uit reeds beschikbare registraties gehaald kunnen worden, maar moeten
worden ingewonnen op basis van enquêtes de administratieve lasten voor bedrijven hoger
uitvallen. Alle voorgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen kunnen
daarnaast een toename veroorzaken van administratieve lasten voor het bedrijfsleven,
omdat de Commissie via deze handelingen tot een uitbreiding van de informatieverplichtingen
kan besluiten.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Niet van toepassing.
6. Juridische implicaties
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Niet van toepassing.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
De Commissie stelt voor dat zij voor onbepaalde tijd de bevoegdheid krijgt om gedelegeerde
handelingen vast te stellen en op basis van de onderzoeksprocedure uitvoeringshandelingen
vast te stellen.
Op grond van artikel 4, lid 3, en artikel 7, lid 1, krijgt de Commissie de bevoegdheid
om voor onbepaalde tijd gedelegeerde handelingen vast te stellen. Op grond van artikel 4,
lid 3, is de Commissie bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in
de bijlage opgenomen lijst van gedetailleerde onderwerpen, frequentie, referentieperioden
en indieningstermijnen te wijzigen. Op grond van artikel 7, lid 1, is de Commissie
bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen
met adhoc gegevensverzamelingen. Het toekennen van deze bevoegdheden is volgens het
kabinet mogelijk, omdat dit ertoe strekt niet-essentiële onderdelen, zoals de inhoud
van de bijlage en de daarin vermelde gedetailleerde onderwerpen te wijzigen en aan
te vullen met nieuwe gedetailleerde onderwerpen. Bovendien krijgt de Commissie de
bevoegdheid ad-hoc statistieken voor te schrijven, indien de Commissie deze noodzakelijk
acht. Een bevoegdheid voor de Commissie tot wijziging van het basisinstrument, waartoe
ook de bijlage behoort, kan alleen via delegatie worden verleend. Daardoor ligt de
keuze voor delegatie voor de hand. Echter is het kabinet van mening dat deze bevoegdheden
op dit moment onvoldoende afgebakend zijn, zowel qua duur als qua inhoud. De bevoegdheden
zijn voor onbepaalde tijd toegekend en hebben geen inhoudelijke afbakening, wat tot
zorgen leidt over de mogelijke uitvoeringslasten zoals toegelicht onder 4c.
Het kabinet is van mening dat de bevoegdheidsdelegaties, zoals voor het wijzigen en
het aanvullen van het toepassingsgebied en de inhoud van de verordening, te veel open
einden bevat omdat de door de nationale statistische instituten van de lidstaten daadwerkelijk
te verzamelen gegevens op basis van dit voorstel onbekend zijn. Hierdoor zijn de bevoegdheidsdelegaties
in de huidige vorm niet voldoende inhoudelijk afgebakend. Het kabinet acht de toekenning
van deze delegatiebevoegdheden aan de Commissie in beginsel wel wenselijk, vanwege
de mogelijkheid voor de Commissie om flexibel te opereren en het niet belasten van
het wetgevingsproces in de Raad, maar het kabinet zal ervoor pleiten dat er in de
basishandeling een duidelijke afbakening van de reikwijdte van deze bevoegdheden komt.
Zo zal het kabinet zich ervoor inzetten dat er in de verordening een bandbreedte wordt
voorzien waarbinnen de Commissie de toegekende bevoegdheden moet uitoefenen. Op deze
manier kan bijvoorbeeld beter worden gewaarborgd dat de Commissie bij de concretisering
van de informatieverplichtingen eveneens rekening houdt met de noodzaak van de verplichtingen
voor adequate beleidsvorming en -evaluatie, de administratieve lasten en de uitvoeringskosten.
Met betrekking tot de duur van de bevoegdheidsdelegaties voor de vaststelling van
gedelegeerde handelingen voor onbepaalde tijd, zal het kabinet ervoor pleiten deze
bevoegdheidsdelegaties te verlenen voor de duur van vijf jaar met de mogelijkheid
van stilzwijgende verlenging waarbij de bevoegdheidsdelegaties naar behoren geëvalueerd
kan worden.
Daarnaast krijgt de Commissie op grond van artikel 4, lid 7, en artikel 7, lid 3,
de bevoegdheid om conform de onderzoeksprocedure uitvoeringshandelingen vast te stellen.
Op grond van artikel 4, lid 7, is de Commissie bevoegd om de inhoud en de periode
van de daadwerkelijk te verzamelen gegevens en aan Eurostat te verstrekken gegevens
vast te stellen. Op grond van artikel 7, lid 3, is de Commissie bevoegd om de inhoud
en de periode van de daadwerkelijk te verzamelen adhoc gegevensverzamelingen vast
te stellen. Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet-essentiële
onderdelen van het voorstel betreft. Het kabinet vraagt zich wel af of gedelegeerde
handelingen niet meer voor de hand zouden liggen, omdat het daarbij lijkt te gaan
over de vaststelling van nadere, aanvullende regels die voortbouwen op de inhoud van
de basishandeling en niet zozeer op de uitvoering volgens eenvormige voorwaarden.
Het kabinet zal de Commissie om opheldering vragen.
Verder geldt ook voor deze voorgestelde uitvoeringshandelingen dat de reikwijdte van
de bevoegdheden onvoldoende is afgebakend. De beschrijving en de mate van detaillering
van de toekomstige informatieverplichtingen die via uitvoeringshandelingen worden
vastgesteld, zijn daarmee onbekend. Hierdoor bestaat er een risico op hoge uitvoeringskosten
en administratieve lasten. De bevoegdheden zijn op dit moment zo ruim geformuleerd
dat het aantal en de daadwerkelijk te verzamelen gegevens, en de voorgestelde ad-hoc
gegevensverzamelingen onbekend zijn. Daarmee ontbreekt de inhoudelijke afbakening
van deze bevoegdheden voor de Commissie, wat tot zorgen leidt over de mogelijke uitvoeringslasten
zoals toegelicht onder 4c. Het kabinet zet daarom tijdens de onderhandelingen erop
in dat er in een bandbreedte wordt voorzien waarbinnen de Commissie de toegekende
gedelegeerde- en uitvoeringsbevoegdheden moet uitoefenen.
Indien de bevoegdheden om uitvoeringshandelingen vast te stellen er toch in huidige
vorm komen, dan kan het kabinet zich vinden in de onderzoeksprocedure.
Daarnaast bevat het voorstel bevoegdheden voor de Commissie om op grond van artikel 8,
lid 5 uitvoeringshandelingen vast te stellen waarin praktische regelingen voor de
kwaliteitsverslagen en de inhoud ervan worden bepaald. Op grond van artikel 12, lid 1
is de Commissie indien nodig bevoegd uitvoeringshandelingen voor individuele lidstaten
afwijkingsbepalingen vast te stellen. Het kabinet kan instemmen met de keuze voor
deze uitvoeringsbevoegdheden omdat deze erop gericht zijn uniforme voorwaarden te
waarborgen voor de uitvoering van de verordening. Ook is het mogelijk om deze bevoegdheden
toe te kennen, omdat het niet gaat om de vaststelling van essentiële onderdelen. De
keuze voor de onderzoeksprocedure bij de vaststelling van uitvoeringshandelingen acht
het kabinet geschikt omdat het hier gaat om handelingen van algemene strekking (zie
art. 2, lid 2, onder a, van Verordening 182/2011). Toekenning van deze bevoegdheid
acht het kabinet wenselijk, omdat de juiste specifieke statistische expertise kan
worden ingezet voor uitvoeren van de bovengenoemde technische en methodologische onderwerpen.
Voor de vaststelling van de uitvoeringshandelingen onder artikel 12 gaat het om afwijkingen
voor individuele lidstaten en ligt ook daarvoor de onderzoeksprocedure voor de hand,
omdat afwijkingsbepalingen voor individuele lidstaten of een groep van individuele
lidstaten mogelijk gevolgen kan hebben voor de uitvoering van de verordening volgens
eenvormige voorwaarden. Gelet op die eventuele gevolgen van afwijkingen voor individuele
lidstaten, is het voor de uniformiteit van de verordening wenselijk dat het comité
van vertegenwoordigers van de lidstaten daarover kan stemmen in het kader van de onderzoeksprocedure.
c) Voorgestelde datum inwerkingtreding met commentaar t.a.v. haalbaarheid.
Deze verordening treedt in werking op de 20e dag volgende op die van haar bekendmaking
in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari
2026.
De haalbaarheid voor Nederland is momenteel nog niet in te schatten, omdat de daadwerkelijke
hoeveelheid en de mate van detaillering van de toekomstige aan de Commissie (Eurostat)
te leveren gegevens op dit moment onbekend is.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het voorstel bevat geen evaluatiebepaling. Het kabinet acht het wenselijk dat deze
wel wordt opgenomen.
e) Constitutionele Toets
N.v.t.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
In artikel 4 van de Wet op het Centraal Bureau voor de Statistiek is bepaald dat het
CBS op nationaal niveau belast is met de productie van statistieken ter uitvoering
van bindende rechtshandelingen van de Europese Unie. Het CBS dient de statistische
resultaten in bij de Commissie (Eurostat). De onderhavige voorstellen leiden vanwege
de voorgestelde uitbreidingen tot extra rapportageverplichtingen voor het CBS aan
de Commissie (Eurostat). Voor een toelichting hierop wordt verwezen naar onderdeel 5b.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
N.v.t.
Indieners
-
Indiener
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken