Brief regering : Verkenning financiering monumentenzorg
32 156 Monumentenzorg
Nr. 123
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juni 2023
In mijn hoofdlijnenbrief Cultuur1 heb ik aangekondigd te verkennen hoe kwaliteit, samenhang en stabiliteit binnen het
financieringsstelsel voor monumentenzorg kunnen worden versterkt en vernieuwing vorm
kan krijgen. Tijdens het WGO Cultuur2 heb ik toegezegd uw Kamer voor de zomer te informeren over de voortgang van dat traject.
In deze brief informeer ik u over de eerste resultaten van de verkenning, de maatregelen
die ik op basis daarvan neem en kijk ik vooruit naar de stappen die ik de komende
tijd ga zetten. U ontvangt separaat ook de beleidsreactie op het rapport «beleidsdoorlichting
Erfgoed»3 van DSP-groep.
Samenvatting
Uit de beleidsdoorlichting erfgoed en eerdere evaluaties blijkt dat Monumenten in
Nederland er in algemene zin goed bij staan, maar dat er ook uitdagingen zijn voor
de toekomst. Om daarop te anticiperen ben ik gestart met de verkenning van het financieringsstelsel
monumentenzorg. De afgelopen maanden heb ik naar de samenhang van instrumenten gekeken
in de volle breedte van het stelsel. Het is een zoektocht naar overeenkomsten en verschillen.
Wat werkt goed? Wat kan beter?
Het afgelopen jaar heb ik al diverse maatregelen kunnen nemen zoals het verhogen van
de Subsidieregeling instandhouding monumenten (€ 20 miljoen per jaar tot en met 2025)
en subsidies aan het Molenfonds (€ 2,5 miljoen) en het Boerderijenfonds (€ 2 miljoen).
Hoewel het moeilijke tijden zijn, is het gelukt om middelen te vinden om op basis
van de eerste resultaten van de verkenning de volgende aanvullende maatregelen nemen:
Leningen Nationaal Restauratiefonds (NRF)
• het fonds voor verduurzaming van niet-woonhuis monumenten wordt in 2023 eenmalig verhoogd
met € 7,5 miljoen vanwege het grote aantal aanvragen.
• de limiet van de achterborg garantieregeling wordt met € 120 miljoen verhoogd naar
€ 500 miljoen zodat eigenaren van monumenten ook in de toekomst aanvullende financiering
kunnen krijgen;
Restauratiesubsidie provincies
• in 2023 wordt eenmalig € 15 miljoen extra budget beschikbaar gesteld om een aantal
urgente restauraties van grote monumenten te kunnen ondersteunen. Daarbij is het uitgangspunt
dat provincies een zelfde extra bijdrage leveren, de restauraties een hoge bouwkundige
urgentie hebben en projecten startklaar zijn.
Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim)
• de bij de Voorjaarsnota uitgekeerde loon- en prijsbijstelling wordt ingezet om vanaf
2023 het Sim-budget structureel te verhogen met € 3 miljoen; het extra budget kan
al worden benut voor de aanvraagronde 2023 die de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
(RCE) momenteel uitvoert.
Met deze brief wordt de eerste fase van de verkenning afgesloten. De komende tijd
wordt de verkenning voortgezet. Als onderdeel van de volgende fase worden analyses
gemaakt van het gebruik van regelingen en wordt onderzoek gedaan naar wat langjarig
nodig is om de restauratieachterstand stabiel te houden. Na het zomerreces worden
tijdens werksessies verdiepende gesprekken gevoerd met de sector over wat nodig is
om monumenten in stand te houden. Ook verken ik samen met de provincies, gemeenten
en de sector hoe een meer gecoördineerde aanpak van onderhoud en restauratie van grote
monumenten vorm kan krijgen. Op basis daarvan wordt uitgewerkt hoe kwaliteit, samenhang
en stabiliteit binnen het financieringsstelsel voor monumentenzorg kunnen worden versterkt
en vernieuwing concreet vorm kan krijgen. De uitkomsten daarvan presenteer ik uw Kamer
in de eerste helft van 2024.
Voorgeschiedenis financiering monumentenzorg
In Nederland zijn ruim 60.000 beschermde rijksmonumenten. Dat bestand varieert van
kerken, boerderijen en molens tot woonhuizen, kastelen en historische parken. Daarnaast
zijn er ongeveer 1.500 archeologische rijksmonumenten. Bij de introductie van de Monumentenwet
in 1961 zijn in het parlement discussies gevoerd over de plichten voor eigenaren die
uit bescherming van gebouwen zouden volgen. Vraag was of daar een tegemoetkoming tegenover
zou moeten staan vanwege het algemeen belang voor de samenleving. Vanaf het begin
is ervoor gekozen om eigenaren van monumenten financieel te ondersteunen bij de instandhouding.
In de jaren ’90 verkeerde circa 40% van de rijksmonumenten in slechte staat. De ambitie
was om de restauratieachterstand terug te brengen naar 10%. Om dat doel te bereiken
moesten ongeveer 10.000 monumenten worden gerestaureerd. Er is toen gekozen voor een
ondersteunend financieringsstelsel dat recht doet aan de mogelijkheden en wensen van
eigenaren. Het uitgangspunt is sindsdien: lenen waar het kan en subsidie waar het
moet.
In de loop der jaren is op basis van dat uitgangspunt een samenhangend stelsel van
instrumenten ingericht om eigenaren te ondersteunen bij de instandhouding van hun
monument:
• laagrentende leningen via het NRF voor restauratie en verduurzaming van rijksmonumenten;
• aanvullende marktconforme leningen via het NRF voor overige werkzaamheden aan monumenten
onder de achterborgregeling;
• Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim): subsidie voor niet-woonhuis rijksmonumenten
(bijvoorbeeld molens, kerken en kastelen) op basis van een zesjarig onderhoudsplan;
• subsidieregelingen voor restauratie van niet-woonhuis monumenten via bestuurlijke
afspraken met de provincies;
• Woonhuisregeling (Whr)4: jaarlijks aan te vragen subsidie voor eigenaar/bewoners van rijksmonumenten met
een woonfunctie voor onderhoud en restauratie in het voorgaande kalenderjaar;
• Herbestemmingsregeling5: subsidie voor haalbaarheidsonderzoeken van herbestemming en wind- en waterdicht
maken van monumenten.
Deze financiële instrumenten ondersteunen een systeem van meerjarig en planmatig beheer
waarbij de eigenaar via leningen en continuïteit van subsidies een langjarige verbintenis
met het monument opbouwt. Het heeft ertoe geleid dat de restauratieachterstand inmiddels
is teruggebracht tot de doelstelling van 10%.
Alles bij elkaar stelt OCW voor de instandhouding van rijksmonumenten jaarlijks circa
€ 160 miljoen beschikbaar aan eigenaren via subsidies. Het NRF beheert ongeveer € 550
miljoen voor laagrentende leningen voor restauratie en verduurzaming. Daarnaast zijn
sinds 2018 dankzij extra begrotingsmiddelen voor de monumentenzorg vanuit het vorige
kabinet meerdere incidentele subsidieregelingen voor restauratie van rijksmonumenten
gerealiseerd. Voorbeelden zijn de Iconenregeling6 (€ 35 miljoen), de Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten 2019–2020 (€ 60 miljoen)
en subsidies aan onder meer het Molenfonds (€ 3 miljoen) en het Boerderijenfonds (€ 5
miljoen). Ook zijn vanuit het vorige kabinet middelen ingezet voor onder andere het
ontwikkelen van kerkenvisies in het kader van het programma Toekomst Religieus Erfgoed
(circa € 15 miljoen).
Voor verduurzaming kunnen eigenaren ook terecht bij andere regelingen zoals de Subsidieregeling
verduurzaming maatschappelijk vastgoed (DUMAVA, toegankelijk voor niet-woonhuis rijksmonumenten).
Voor deze regeling van BZK is dit jaar € 170 miljoen beschikbaar. Voor de periode
daarna tot en met 2030 is in totaal € 1,9 miljard gereserveerd vanuit het Klimaatfonds.
Samen met de Ministeries van EZK en BZK wordt gewerkt aan de wijziging van de Investeringssubsidie
Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE) en de Subsidieregeling Verduurzaming voor
Verenigingen van Eigenaars (SVVE) zodat deze toegankelijker worden voor huiseigenaren
van monumenten om te verduurzamen. Het streven is om dit met ingang van 2024 mogelijk
te maken.
Planning, proces en eerste resultaten verkenning
Uit verschillende onderzoeken zoals de beleidsdoorlichting erfgoed en de evaluatie
van de Sim7 blijkt dat de diverse regelingen effectief zijn en gewaardeerd worden door eigenaren.
Er zijn echter ook aandachtspunten. Zo bleek dat er een structureel tekort is op het
budget van de Sim. Ook waren er eigenaren die moeite hebben om grote restauratieopgaven
te financieren en kwam de limiet van de achterborgregeling van het NRF in zicht. Het
doel van de verkenning is om het gehele stelsel ook de komende jaren zo goed mogelijk
aan te laten sluiten op de behoeftes van eigenaren van monumenten.
Een verkenning van het gehele financieringsstelsel voor monumentenzorg kost tijd.
Een bruikbaar resultaat vraagt om zorgvuldige analyses en afwegingen, maar vooral
om een uitgebreide dialoog met het veld. Eigenaren, marktpartijen, overheden en vrijwilligers
zorgen er immers samen voor dat monumenten in stand worden gehouden. Het is en blijft
mensenwerk.
In de verkenning heb ik onderscheid gemaakt tussen onderdelen waarvoor op korte termijn
actie mogelijk en noodzakelijk is en onderdelen waarvoor meer tijd nodig is. In het
vervolg van deze brief beschrijf ik per instrument welke stappen ik al heb gezet en
welke nog nodig zijn. Ik informeer uw Kamer in 2024 over de resultaten van de vervolgstappen.
Leningen Nationaal Restauratiefonds (NRF)
Het NRF is in 1985 op initiatief van de rijksoverheid opgericht met als doelstelling
het bevorderen van het restaureren en onderhouden van monumenten, met name via leningen.
Het NRF financiert sinds 1986 de instandhouding en sinds 2017 ook de verduurzaming
van monumenten. Dat doet het NRF door het verstrekken van laagrentende leningen uit
een revolverend fonds dat beschikbaar is voor vier verschillende doelen:
• restauratie van woonhuis monumenten8 (€ 290 miljoen);
• grootschalige restauratie van niet-woonhuis monumenten9 (€ 176 miljoen);
• verduurzaming van woonhuis monumenten (€ 31 miljoen)10;
• verduurzaming van niet-woonhuis monumenten11 (€ 49 miljoen).
Het idee van een revolverend fonds is dat de aflossingen van de leningen opnieuw kunnen
worden ingezet voor nieuwe leningen. Zo draait het budget constant rond en kan het
meerdere keren worden benut.
Naast de laagrentende leningen die verstrekt worden uit het bovengenoemde fonds financiert
het NRF sinds 1997 ook de overige kosten van een restauratieproject via aanvullende
leningen. Om dat mogelijk te maken heeft de Staat der Nederlanden (de Ministers van
Financiën en OCW) een zekerheidstelling afgegeven voor het NRF, de zogeheten «achterborgovereenkomst».
Het NRF kan maximaal € 500 miljoen lenen onder de achterborg (inclusief de in deze
brief aangekondigde verhoging van € 120 miljoen). Dit geld wordt ingezet voor leningen
tegen een marktconforme rente. OCW staat als beleidsdepartement garant.
De achterborg heeft als doel om eigenaren die gebruikmaken van een laagrentende lening
van het NRF met een aanvullende marktconforme lening onder de achterborg een totaalfinanciering
te bieden (één loketgedachte). Dat is nodig om het gat op te vullen dat commerciële
banken laten vallen. Door gebrek aan kennis over monumenten zijn zij vaak niet bereid
om te financieren. De achterborg is dan ook een belangrijk instrument om restauratie,
verduurzaming en herbestemming van monumenten mogelijk te maken. Voorbeelden zijn
De Hallen (Amsterdam), de Meelfabriek (Leiden), de Lutherse kerk (Arnhem) en de Suvelfabryk
(Wommels).
Zoals hierboven beschreven is lenen waar het kan en subsidie waar het moet al jaren het uitgangspunt bij de financiering van de instandhouding van rijksmonumenten.
Ik heb het NRF daarom gevraagd een analyse te maken van het gebruik van de fondsen.
Daaruit blijkt dat het principe van lenen nog steeds goed werkt. Zo is het budget
in het fonds voor de restauratie van woonhuismonumenten door de revolverende werking
al drie keer benut. De opgaven voor eigenaren veranderen echter door de jaren heen.
Naast laagrentende leningen voor restauratie doen zij ook steeds vaker een beroep
op leningen voor de verduurzaming en herbestemming van hun monument.
Om te zorgen dat eigenaren ook in de toekomst een beroep kunnen blijven doen op leningen
van het NRF neem ik de volgende maatregelen:
• de limiet van de achterborg garantieregeling wordt met € 120 miljoen verhoogd naar
€ 500 miljoen (zie het bijgevoegde toetsingskader risicoregelingen rijksoverheid)
zodat eigenaren ook in de toekomst aanvullende financiering kunnen krijgen;
• het fonds voor verduurzaming van niet-woonhuis monumenten (DMLplus) wordt in 2023
eenmalig verhoogd met € 7,5 miljoen uit de begrotingsmiddelen voor verduurzaming van
monumenten vanwege het grote aantal aanvragen.
Daarnaast heb ik het NRF gevraagd om de beschikbaarheid van middelen voor laagrentende
leningen de komende jaren zo goed mogelijk te verdelen over de verschillende doelen,
zodat ze optimaal kunnen worden ingezet voor restauratie en verduurzaming van monumenten
en er geen geld op de plank blijft liggen.
Restauratiesubsidie provincies
OCW en IPO hebben in 2012 afgesproken dat het verlenen van subsidies voor restauraties
van niet-woonhuis rijksmonumenten via de provincies verloopt. OCW heeft daarvoor structureel
€ 20 miljoen in het provinciefonds gestort. De provincies matchen de bijdrage van
OCW en richten subsidieregelingen in op basis van de noden in de betreffende provincie.
Eerder is al gebleken dat het beschikbare budget niet toereikend is voor hele grote
restauraties. Omdat ik zie dat eigenaren moeite hebben om deze grote restauratieopgaven
te financieren ben ik met provincies in gesprek over een gezamenlijke aanpak voor
de langere termijn. Ik heb met de provincies afgesproken om in nieuwe bestuurlijke
afspraken uit te werken hoe deze gezamenlijke aanpak van Rijk en provincies bij grote
restauraties van rijksmonumenten eruit ziet. Hier worden ook de gemeenten bij betrokken.
Om tot een gezamenlijke aanpak te kunnen komen is het van belang om een helder beeld
te hebben van de concrete restauratie- en financieringsopgave. Daarom zal ik in het
kader van de verkenning onderzoeken wat er langjarig nodig is om de restauratieachterstand
stabiel te houden. Daarbij wil ik ook de vraag beantwoorden of het decentraliseren
van subsidie voor restauraties de beste methode is om kwaliteit, samenhang en stabiliteit
binnen het financieringsstelsel voor monumentenzorg te borgen. De uitkomsten hiervan
neem ik mee in mijn vervolgbrief over de verkenning in 2024.
Ik ben mij ervan bewust dat een aantal grote monumenten daar niet op kan wachten en
dringend moet worden gerestaureerd. Zo is Artis ondanks een gat op de begroting al
begonnen met de restauratie van het aquarium omdat een onveilige situatie ontstond.
Artis heeft aangegeven de restauratie te moeten staken als er dit voorjaar geen zekerheid
is over financiering. Uw Kamer ontving eerder mijn brief aan Artis12 waarin ik aangaf ook samen met de provincies te zoeken naar een oplossing op de korte
termijn. Die zoektocht heeft geleid tot het volgende resultaat:
• ik stel in 2023 eenmalig € 15 miljoen extra budget beschikbaar om een aantal urgente
restauraties van grote monumenten te kunnen ondersteunen; daarbij is het uitgangspunt
dat provincies een zelfde extra bijdrage leveren, de restauraties een hoge bouwkundige
urgentie hebben en projecten startklaar zijn.
Ik heb de provincies gevraagd welke monumenten aan die uitgangspunten voldoen. Op
basis daarvan heb ik een overzicht ontvangen van grote monumenten die een bijdrage
nodig hebben. Dat overzicht biedt nog niet het inzicht dat nodig is om tot concrete
afspraken te komen over de inzet van het extra budget. Bovendien overstijgt het overzicht
het beschikbare budget. Daarom bied ik provincies de mogelijkheid om mij voor 1 augustus
een voorstel te sturen van projecten die wel binnen het beschikbare budget kunnen
worden ondersteund en waarvoor een zelfde extra bijdrage beschikbaar is vanuit de
provincies (matching). Op basis daarvan zal ik in het najaar een besluit nemen over
de inzet van het extra budget.
Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim)
De Sim bestaat – voorlopers meegerekend – sinds 2006. Eigenaren van niet-woonhuis
monumenten kunnen op basis van een instandhoudingsplan subsidie aanvragen voor het
onderhoud dat zij de komende 6 jaar gaan uitvoeren. Eigenaren krijgen maximaal 60%
van de subsidiabele kosten vergoed. De maximale subsidie is in beginsel gekoppeld
aan de herbouwwaarde van het monument. Het jaarlijks beschikbare budget van de Sim
is € 69 miljoen. Dat is verdeeld over de categorieën gebouwde, groene en archeologische
monumenten. Binnen deze categorieën wordt onderscheid gemaakt tussen kleine en grote
monumenten. De aanvragen worden per categorie gehonoreerd volgens het principe «kleinste
aanvraag eerst» om bij overvraag zo veel mogelijk eigenaren te kunnen ondersteunen.
Eigenaren van Werelderfgoed en Professionele organisaties voor monumentenzorg (POM)
hebben voorrang.
De Sim is in 2021 geëvalueerd. Er is toen geconcludeerd dat eigenaren en belangenorganisaties
de Sim positief waarderen en dat de regeling op effectieve en efficiënte wijze de
instandhouding van monumenten stimuleert. Ook concluderen de onderzoekers dat de Simsubsidie
een goede prikkel is voor veel eigenaren om het monument zorgvuldig te onderhouden.
Toch zijn er ook aandachtspunten. Zo zijn de grote monumenten ook in de Sim al langere
tijd een onderwerp van zorg. Door het principe van «kleinste aanvraag eerst» is voor
hen het risico relatief hoog om geen subsidie te krijgen bij een tekort aan budget.
Ook hebben eigenaren van grote monumenten steeds vaker moeite om hun eigen bijdrage
rond te krijgen.
Wanneer grote monumenten structureel te weinig middelen hebben om noodzakelijk onderhoud
uit te voeren is het risico dat de restauratiebehoefte weer groeit. Daarmee zouden
de investeringen in restauraties uit de afgelopen decennia teniet worden gedaan. In
mijn meerjarenbrief13 heb ik daarom gehoor gegeven aan de roep van de sector om het budget van de Sim vooruitlopend
op de verkenning met € 20 miljoen te verhogen tot en met 2025. Aanvullend daarop:
• zet ik de bij de Voorjaarsnota uitgekeerde loon- en prijsbijstelling in om vanaf 2023
het Sim-budget structureel te verhogen met € 3 miljoen; het extra budget kan al worden
benut voor de aanvraagronde 2023 die de RCE momenteel uitvoert.
Met het extra budget verwacht ik de druk op de Sim de komende jaren terug te kunnen
brengen tot een aanvaardbaar niveau. In de tussentijd verken ik samen met de provincies,
gemeenten en de sector hoe een meer gecoördineerde aanpak van onderhoud en restauratie
vorm kan krijgen.
Bij dit alles kijk ik ook nadrukkelijk hoe eigenaren van archeologische monumenten
en groene monumenten, zoals historische tuinen en parken, het beste kunnen worden
gefaciliteerd om het onderhoud aan hun monumenten uit te voeren. De aard van het onderhoud
aan deze monumenten verschilt van die van gebouwde monumenten, maar ook de prikkels
voor eigenaren om het onderhoud uit te voeren zijn anders. Zo brengen diverse veldpartijen
naar voren dat het groen altijd blijft groeien en de kosten snel oplopen als een periode
geen onderhoud wordt uitgevoerd. Ook lijdt het groene erfgoed onder de gevolgen van
klimaatverandering. Eerder bleek ook al dat de huidige financiering via de Sim voor
particuliere eigenaren van archeologische rijksmonumenten niet goed werkt omdat zij
vaak geen belang hebben bij het uitvoeren van onderhoud. De RCE heeft inmiddels alternatieven
uitgewerkt voor archeologische rijksmonumenten die de komende tijd met het veld worden
besproken.
Woonhuisregeling (Whr)
De Whr vervangt sinds 2019 de mogelijkheid om kosten voor onderhoud van een rijksmonument
af te trekken van de inkomstenbelasting. Eigenaren van rijksmonumenten met een woonfunctie
kunnen op basis van facturen subsidie aanvragen voor de kosten die ze in het voorgaande
kalenderjaar hebben gemaakt voor instandhouding van hun monument. Eigenaren krijgen
maximaal 38% subsidie. Het jaarlijks beschikbare budget van de Whr is € 50 miljoen.
Bij overvraag wordt het subsidiepercentage zodanig verlaagd dat iedere aanvrager een
evenredige subsidie ontvangt.
Hoewel de regeling pas een paar jaar bestaat is de indruk dat deze goed functioneert.
Tot nu toe is het budget steeds toereikend geweest en de meeste reacties van eigenaren
zijn positief. Er zijn echter ook eigenaren die problemen ervaren met de regeling.
Zo is niet altijd duidelijk waarvoor wel of geen subsidie kan worden verkregen. De
komende tijd worden analyses gemaakt van het gebruik van de regeling en wordt tijdens
werksessies gesproken met gebruikers.
Omdat de regeling in de basis goed lijkt te functioneren en eigenaren aangeven vooral
zekerheid nodig te hebben bij het voorbereiden en uitvoeren van werkzaamheden aan
hun woonhuismonument, heb ik in mijn hoofdlijnenbrief aangekondigd de regeling in
de huidige vorm te verlengen tot en met 2024. Deze verlenging is inmiddels gerealiseerd.
Ik heb gemerkt dat er enige onrust is bij eigenaren over de periode daarna. Voor de
Whr is op de begroting van OCW echter structureel budget beschikbaar voor de instandhouding
van (woonhuis)rijksmonumenten. Het kan zijn dat de regelingen op basis van de uitkomsten
van de verkenning worden aangepast, maar daarbij zal ik voorspelbaarheid en continuïteit
voor eigenaren zwaar mee laten wegen.
Harmoniseren van Sim en Whr
De Sim en de Whr vormen samen met de leningen van het NRF de kern van het financieringsstelsel
voor monumentenzorg. Het doel van deze regelingen is om planmatig en doelmatig onderhoud
te stimuleren en daarmee grote restauraties zo veel mogelijk te voorkomen. De regelingen
bevatten prikkels om eigenaren zorgvuldig te laten nadenken over wanneer onderhoud
nodig is en te investeren in kwalitatief goed onderhoud. De Sim en de Whr dienen hetzelfde
doel, maar verschillen in de uitvoering. Ik ben in goed overleg met de Federatie Instandhouding
Monumenten en de Federatie Particuliere Monumenteigenaren aan het verkennen hoe de
sterke elementen van de twee regelingen zo goed mogelijk in samenhang kunnen worden
gebruikt. Daarbij let ik nadrukkelijk op de verschillen tussen gebouwde, groene en
archeologische rijksmonumenten. De volgende werksessies met de sector zijn in september
gepland. Daarna volgt een nadere uitwerking van de uitkomsten.
Herbestemmingsregeling
De Herbestemmingsregeling stimuleert eigenaren en initiatiefnemers om te onderzoeken
of herbestemming en verduurzaming van een monument mogelijk is. Daar waar nodig kunnen
ook maatregelen worden genomen om een leegstaand en vervallen monument wind- en waterdicht
te maken. Het budget van deze regeling is met ruim € 3 miljoen relatief beperkt, maar
effectief.
Uit de evaluatie van de herbestemmingsregeling in 2021 bleek een budgettair tekort
voor de subsidies voor haalbaarheidsonderzoeken. Naar aanleiding daarvan heb ik het
budget structureel verhoogd met € 490.000. Voor 2022 bleek dit voldoende om alle aanvragen
die aan de vereisten van de regeling voldeden te kunnen honoreren.
De leden van de SGP fractie hebben mij gevraagd14 waarom ik alleen het budget heb verhoogd en geen inhoudelijke wijzigingen heb doorgevoerd.
Ik heb daarop geantwoord dat aspect te betrekken bij de verkenning van het financieringsstelsel
voor monumentenzorg omdat een eventuele beleidsmatige aanpassing van de regeling meer
afstemming vraagt met het veld. De RCE heeft de eerste stappen daartoe inmiddels gezet.
De komende tijd wordt daarover verder van gedachten gewisseld met de sector zodat
ik de uitkomsten kan betrekken bij mijn volgende brief over de verkenning.
Caribisch deel van het koninkrijk
Begin dit jaar was ik in het Caribisch deel van ons koninkrijk. De vanzelfsprekendheid
waarmee we in Nederland een systeem hebben opgezet om monumenten in stand te houden
is er op de eilanden niet. Het erfgoed herinnert aan het (koloniale) verleden, maar
kennis en infrastructuur zijn schaars. Daarom probeer ik ondersteuning te bieden bij
de instandhouding van erfgoed door kennis beschikbaar te stellen via de RCE en door
laagrentende leningen beschikbaar te stellen via het NRF (€ 13,5 miljoen in fonds).
De opgave blijft echter groot en ik verken de komende maanden hoe ik een passende
en doelgerichte bijdrage kan leveren aan de instandhouding van monumenten in het Caribisch
gebied. Ik zal de eerste resultaten daarvan met uw Kamer delen in mijn volgende brief
over de verkenning.
Tenslotte
Hoewel de verkenning vooral over geld gaat, zijn het natuurlijk mensen die voor monumenten
zorgen. Zij geven het verleden door aan volgende generaties. Dat doen eigenaren materieel
door de monumenten in stand te houden. Maar ook immaterieel door verhalen te vertellen
en vakmanschap in stand te houden. Denk aan de specialisten die met hun ambachten
nodig zijn om kwalitatief goed onderhoud uit te voeren zoals rietdekkers, steenhouwers
en glazeniers. Denk ook aan molenaars en andere vrijwilligers die zich inzetten voor
het levend houden van monumenten. Ik zie hier dan ook een link met het verdrag van
FARO dat ik ga ondertekenen. De komende tijd neem ik dat als belangrijk inzicht mee
bij het vervolg van mijn verkenning: erfgoed is mensenwerk.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
G. Uslu
Indieners
-
Indiener
G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap