Brief regering : Versterken banenafspraak en bijbehorende ondersteuning
34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet
Nr. 281
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juni 2023
Werk is meer dan alleen een salaris aan het einde van de maand. Werk geeft een gevoel
van eigenwaarde, de mogelijkheid om bij te dragen aan de maatschappij en biedt sociale
contacten en kansen om jezelf te ontwikkelen. Iedereen is waardevol en heeft iets
toe te voegen. De ambitie van het kabinet is daarom dat iedereen in Nederland die
kan werken, werkt. Ook mensen die daarbij ondersteuning nodig hebben. Om meer mensen
met een arbeidsbeperking aan de slag te helpen bij reguliere werkgevers is de banenafspraak
belangrijk. Dat is een afspraak uit het sociaal akkoord van 2013 om in 2026 in totaal
125.000 extra banen te realiseren voor mensen met een arbeidsbeperking.
De afgelopen jaren zijn al veel stappen gezet om extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking
te realiseren. Werkgevers hebben tot eind 2021 gezamenlijk 72.809 extra banen gerealiseerd1. Ik wil beginnen met complimenten richting alle werkgevers die deze banen mogelijk
hebben gemaakt. Dit is ontzettend waardevol voor de mensen die nu via deze weg aan
het werk zijn.
Ruim 10 jaar na het sluiten van het sociaal akkoord hebben steeds meer mensen uit
de banenafspraak een reguliere baan kunnen vinden. Tegelijkertijd moet nog een flinke
slag gemaakt worden om de doelstelling van 125.000 extra banen te behalen. In de gesprekken
daarover met sociale partners, gemeenten, UWV, werkgevers en ervaringsdeskundigen
zijn diverse verbeterpunten naar voren gekomen om de doelstelling te halen. Daarom
heb ik uw Kamer op 7 juli 2022 geïnformeerd over een aantal acties om beleidsvoorstellen
voor de banenafspraak en de bijbehorende ondersteuning uit te werken2. De afgelopen tijd heb ik die verder uitgewerkt, met betrokkenheid van de partijen
in de Werkkamer (sociale partners en gemeenten). Met deze brief informeer ik uw Kamer
over de voortgang en een aantal concrete maatregelen die ik wil nemen.
Om een inclusieve arbeidsmarkt dichterbij te brengen zet ik de volgende stappen:
− Een verbreding van de doelgroep die valt binnen de banenafspraak. Mensen in de WIA
die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen, mensen in de Wajong
die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben die werken bij een reguliere werkgever en
mensen in de WW die vergelijkbare kenmerken hebben als mensen in de banenafspraak3 moeten ook onderdeel worden van de banenafspraak.
− Het versterken van de inzet voor mensen die ook bij bovenstaande verbreding niet tot
de doelgroep banenafspraak behoren, maar wel ondersteuning (al dan niet tijdelijk)
nodig hebben om aan de slag te gaan.
− Het verder verkennen van loonkostensubsidie in de Wajong en uitwerken loonkostensubsidie
in de WIA.
− Het voortzetten van het wetsvoorstel banenafspraak en het besluit tot opheffen van
het onderscheid tussen markt en overheid afhankelijk maken van realisaties bij de
overheid4.
− Het extra inzetten op het in beeld brengen van mensen die al tot de banenafspraak
behoren en nog niet werken.
Op deze manier verbeteren we de banenafspraak en wordt de regeling inclusiever. Daarnaast
moet zeker aan de kant van de overheid een inhaalslag gemaakt worden. Over de voortgang
van de maatregelen die ik vorig jaar op dit punt heb aangekondigd, informeer ik u
voor het zomerreces in de brief met resultaten van de banenafspraak in 2022. Deze
cijfers zijn op dit moment nog niet beschikbaar.
Aanpassing doelgroep banenafspraak
In een inclusieve arbeidsmarkt heeft iedereen de kans om mee te doen. Tijdens gesprekken
met de partijen in De Werkkamer en mensen met een arbeidsbeperking heb ik geconstateerd
dat er mensen zijn die zich in een vergelijkbare situatie bevinden als mensen die
wél binnen de doelgroep banenafspraak vallen, maar die niet in aanmerking komen voor
vergelijkbare ondersteuning. Daardoor kunnen zij belemmeringen ervaren bij het vinden
van werk.
Net als de partijen in De Werkkamer vind ik het van groot belang dat ook aan deze
mensen de noodzakelijke ondersteuning wordt geboden. Uit het manifest «niet (on)beperkt
genoeg», een initiatief van de Start Foundation, bleek bijvoorbeeld dat voor mensen
die niet binnen de doelgroep banenafspraak vallen ondersteuning al dan niet gedeeltelijk
uitblijft, terwijl zij vergelijkbaar zijn met mensen die wél binnen de doelgroep banenafspraak
vallen. Met het oog hierop heb ik in mijn brief van 7 juli 2022 een onderzoek aangekondigd
om in kaart te brengen welke mensen nu niet onder de banenafspraak vallen terwijl
ze zeer vergelijkbaar zijn.
Dit onderzoek naar de afbakening van de doelgroep banenafspraak is afgerond. Het rapport
van Panteia is als aparte bijlage bijgevoegd (bijlage 1). Uit het onderzoek blijkt
dat de volgende (groepen) mensen qua kenmerken, oorzaken en ondersteuningsbehoefte
vergelijkbaar zijn met de doelgroep banenafspraak: een klein deel van de mensen in
de WIA, mensen in de Wajong die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben en werken bij
een reguliere werkgever5, mensen in de WW met vergelijkbare kenmerken als mensen in de banenafspraak en mensen
die beschut werken bij een reguliere werkgever.
Op basis van het onderzoek heb ik besloten om tot beperkte verbreding van de doelgroep
banenafspraak (actielijn 1) en een verkenning van maatregelen voor de lange termijn
te komen (actielijn 2). Actielijn 1 is voor de korte termijn, actielijn 2 voor de
langere termijn.
Actielijn 1: Beperkte verbreding van de doelgroep banenafspraak
Mensen in de WIA die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen,
mensen in de Wajong die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben die werken bij een reguliere
werkgever, en mensen in de WW die vergelijkbare kenmerken hebben als mensen in de
banenafspraak6 gaan in de nieuwe situatie tot de doelgroep banenafspraak behoren. Dat betekent dat
zij als dit verder is uitgewerkt, net als voor mensen die nu al tot de doelgroep banenafspraak
behoren, in aanmerking kunnen komen voor dezelfde instrumenten (onder meer de no-riskpolis
en het loonkostenvoordeel banenafspraak, voor zover nog niet mogelijk). De reden is
dat uit het onderzoek blijkt dat deze (groepen) mensen vergelijkbaar zijn met de huidige
doelgroep banenafspraak en nu niet tot de doelgroep behoren vanwege hun uitkeringssituatie
of omdat de arbeidsbeperking op een ander moment in de tijd is ontstaan.
Het doel van deze aanpassing van de doelgroep banenafspraak is dat mensen met vergelijkbare
kenmerken als de huidige doelgroep banenafspraak in aanmerking komen voor dezelfde
ondersteuning als de doelgroep banenafspraak. Dit is voor zowel werknemers als werkgevers
duidelijker. Ook is het voordeel dat waar mogelijk doorstroom naar de bijstand wordt
voorkomen. Het naar voren halen van de toegang tot de banenafspraak voor mensen in
de WW met vergelijkbare kenmerken als mensen in de banenafspraak, kan bijdragen aan
het voorkomen van doorstroom van de WW naar de bijstand. De doelstelling voor de banenafspraak
wordt als gevolg van deze beperkte verbreding niet verhoogd. Het aantal mensen dat
bij de voorgestelde beperkte verbreding van de doelgroep tot de doelgroep gaat behoren
is naar verwachting beperkt. Naar verwachting gaat het om ca. 15.000 mensen waarvan
een deel werkt7. Ook blijkt uit het onderzoek van Panteia dat de effecten qua verdringing gering
zijn.
Het aanpassen van de doelgroep banenafspraak vergt wetswijziging. In overleg met betrokkenen,
waaronder ervaringsdeskundigen, ga ik deze aanpassing verder uitwerken. Op basis van
uitvoerbaarheid en haalbaarheid bekijk ik wanneer deze wijziging in werking kan treden.
Ik informeer uw Kamer wanneer u de voorstellen hiervoor tegemoet kan zien.
Actielijn 2: Verkennen van maatregelen voor de langere termijn
Naast het aanpassen van de doelgroep banenafspraak ben ik voornemens om maatregelen
te verkennen voor de langere termijn om de vertaalslag te maken van doelgroepen/uitkeringssituatie
naar uitgaan van ondersteuningsbehoefte (actielijn 2). De reden is dat het onderzoek
van Panteia (opnieuw) laat zien dat in het huidige stelsel de beschikbaarheid van
ondersteuning en instrumenten voor zowel werkgevers als (potentiële) werknemers sterk
afhankelijk is van de uitkering die iemand ontvangt dan wel van de doelgroep waartoe
iemand behoort. Niet de ondersteuningsbehoefte van de betreffende persoon is het uitgangspunt,
maar de uitkeringssituatie of de doelgroep waartoe diegene behoort. Hierdoor sluit
de ondersteuning niet altijd aan bij wat een persoon nodig heeft. De ambitie van het
kabinet is dat voor iedereen die ondersteuning nodig heeft om mee te doen passende
ondersteuning beschikbaar is. En dat het niet langer uitmaakt of deze mensen een uitkering
hebben, welke uitkering zij hebben of tot welke doelgroep zij worden gerekend. Met
actielijn 1 wordt op korte termijn een stap in deze richting gezet. Voor de langere
termijn is meer nodig. Met het oog hierop is deze tweede actielijn opgenomen.
Het meetellen van beschut werk bij reguliere werkgevers voor de banenafspraak wordt
in actielijn 2 meegenomen. Uit het onderzoek van Panteia blijkt dat mensen die beschut
werken op grond van de Participatiewet qua kenmerken, oorzaken en ondersteuningsbehoefte
vergelijkbaar zijn met de doelgroep banenafspraak, zij het dat de intensiteit van
de benodigde ondersteuning verschilt.
Voor werkgevers kan het meetellen van mensen die beschut werken bij reguliere werkgevers
voor de banenafspraak de verschillen tussen beschut werk en de banenafspraak verkleinen
en zorgen voor een gelijker speelveld. Ook in relatie tot mensen die vallen onder
de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) die worden gedetacheerd bij reguliere werkgevers.
Laatstgenoemde mensen tellen mee voor de banenafspraak. Tegelijkertijd is binnen het
huidige stelsel bewust sprake van een onderscheid tussen beschut werk en de banenafspraak.
Beschut werk is bedoeld voor mensen die meer begeleiding of aanpassing van hun werkplek
nodig hebben, dan van een reguliere werkgever verwacht kan worden. Het is niet voor
niets dat het overgrote deel van de beschutte banen bij of via sociaal ontwikkelbedrijven
worden gerealiseerd en een klein deel bij reguliere werkgevers8. Daarnaast is de realisatie van beschut werkplekken een verplichting voor gemeenten
en de banenafspraak een afspraak met werkgevers. Of mensen die beschut werken bij
reguliere werkgevers ook tot de banenafspraak gaan behoren, neem ik daarom mee in
actielijn 2. In mijn verdere afwegingen is van belang of het meetellen met de banenafspraak
van beschut werk bij reguliere werkgevers daadwerkelijk positief bijdraagt aan het
realiseren van meer beschutte banen voor mensen die daar behoefte aan hebben.
Actielijn 2 gaat om een verkenning van maatregelen voor de lange termijn voor de periode
vanaf 2026 als de opbouw in de huidige reeks voor de banenafspraak, zoals afgesproken
in het sociaal akkoord in 2013, afloopt. De verkenning pak ik in samenhang met de
ontwikkelingen in het bredere stelsel op, mede in relatie tot de uitkomsten van het
IBO vereenvoudiging sociale zekerheid. Burgers krijgen bij hun inkomensondersteuning
immers ook te maken met andere regelingen zoals toeslagen, belastingen en regelingen
uit het zorg- en onderwijsdomein. Om het voor burgers eenvoudiger te maken is het
daarom nodig om naar het gehele stelsel van inkomensondersteuning te kijken en oplossingen
die nodig zijn om verschillende groepen burgers te ondersteunen. Uw Kamer wordt separaat
geïnformeerd over het IBO vereenvoudiging sociale zekerheid. Bij de verkenning van
maatregelen voor de lange termijn voor de periode vanaf 2026 als de opbouw in de huidige
reeks voor de banenafspraak afloopt betrek ik ook de brief van De Werkkamer van 4 februari
2022. Ook bekijk ik de veronderstellingen die ten grondslag liggen aan de huidige
indeling in doelgroepen en de samenhang met de toekomst van de sociale ontwikkelbedrijven.
In de eerste helft van 2024 informeer ik uw Kamer over de stand van zaken van deze
verkenning.
Versterken inzet voor mensen die ook ondersteuning nodig hebben
Ook als ik de doelgroep banenafspraak op bovenstaande wijze aanpas, zijn er mensen
die ondersteuning nodig hebben om te kunnen werken maar niet tot de doelgroep banenafspraak
behoren en ook niet in aanmerking komen voor beschut werk9. Bijvoorbeeld een deel van de mensen in de bijstand. In de gesprekken die ik heb
gevoerd, hebben de partijen in De Werkkamer aandacht gevraagd voor extra (financiële)
inzet om deze mensen aan het werk te helpen. Ook heeft De Werkkamer in haar brief
van 4 februari 2022 ervoor gepleit om de instrumenten die beschikbaar zijn voor de
doelgroep banenafspraak breder in te zetten10.
Voor het aan het werk helpen van mensen die ondersteuning nodig hebben om aan de slag
te gaan zijn verschillende instrumenten beschikbaar die gemeenten en UWV kunnen inzetten.
Zo kunnen gemeenten voor mensen die tot de doelgroep Participatiewet behoren, onder
andere loonkostensubsidie11 of een jobcoach inzetten, ook als zij buiten de doelgroep banenafspraak vallen. Als
het gaat om het breder inzetten van instrumenten die beschikbaar zijn voor de doelgroep
banenafspraak, ben ik bezig met het uitwerken van een mogelijke pilot waarbij de no-riskpolis
kan worden ingezet voor langdurig bijstandsgerechtigden. Na de zomer informeer ik
uw Kamer hier nader over.
Ook spelen sociale ontwikkelbedrijven een belangrijke rol om mensen die ondersteuning
nodig hebben aan het werk te helpen. Dat geldt niet alleen voor mensen die tot de
doelgroep banenafspraak behoren. Over de rol en inzet van sociaal ontwikkelbedrijven
ontvangt uw Kamer een separate brief waarin ik presenteer welke stappen ik de afgelopen
tijd heb gezet en welke stappen ik de komende tijd ga zetten. Verder is de hervorming
van de arbeidsmarktinfrastructuur relevant en heeft het kabinet in februari een plan
van aanpak aangekondigd om meer statushouders naar werk te begeleiden12.
Verder stelt het kabinet met de envelop arbeidsmarkt, armoede en schulden ook extra
middelen beschikbaar die aansluiten bij de wens van De Werkkamer voor extra (financiële)
inzet om mensen die niet of niet in alle gevallen tot de doelgroep banenafspraak of
beschut werk behoren aan het werk te helpen. Bijvoorbeeld de investering in de re-integratiedienstverlening
van de 20 focusgebieden van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid, de
extra middelen voor het mbo Praktijkleren en extra inzet gericht op statushouders.
Naast deze genoemde inzet op verschillende vlakken komen voor de door De Werkkamer
gewenste inzet geen extra financiële middelen beschikbaar.
Verder verkennen van loonkostensubsidie in de Wajong en uitwerken loonkostensubsidie
in de WIA
Met de partijen in De Werkkamer en UWV heb ik vorig jaar afgesproken om de gevolgen
van het invoeren van loonkostensubsidie in de Wajong en in de WIA vanuit het perspectief
van de burger, de werkgever, de uitvoering en de wetgever in beeld te brengen. Dit
om te verkennen of het invoeren van loonkostensubsidie in de Wajong en de WIA de arbeidsmarktkansen
en de situatie voor mensen om wie het gaat kan verbeteren. Dat het invoeren van loonkostensubsidie
in de Wajong en de WIA kan leiden tot een verdergaande harmonisatie van het instrumentarium
om verminderde productiviteit te compenseren speelt daarbij ook een rol. Uit mijn
gesprekken met werkgevers blijkt dat verschillen tussen instrumenten een belemmering
voor hen kunnen zijn om mensen die een steuntje in de rug nodig hebben in dienst te
nemen.
Loonkostensubsidie in de Wajong
Op basis van de verkenning heb ik besloten om een besluit over het invoeren van loonkostensubsidie
in de Wajong voorlopig uit te stellen. Uit de verkenning van het invoeren van loonkostensubsidie
in de Wajong is een aantal positieve aspecten naar voren gekomen. Door het vervangen
van loondispensatie door loonkostensubsidie hebben mensen in de Wajong die (bijna)
voltijds werken met loonkostensubsidie niet langer te maken met twee inkomstenbronnen:
inkomen uit arbeid én een uitkering. Zij ontvangen als loonkostensubsidie wordt ingevoerd
één inkomen uit arbeid. In beginsel kunnen mensen in de Wajong die werken hierdoor
profiteren van ruimere mogelijkheden voor pensioenopbouw. Ook kunnen zij de arbeidskorting
beter benutten. Dat geldt voor mensen in de Wajong die al werken en mensen in de Wajong
die nog gaan werken. Dit vind ik positief.
Tegelijkertijd is uit de verkenning ook naar voren gekomen dat het omzetten van het
instrument loondispensatie in loonkostensubsidie voor mensen in de Wajong die nu al
met loondispensatie werken de nodige complexiteit met zich meebrengt. Zo kunnen de
lasten voor werkgevers die werknemers in dienst hebben met loondispensatie en een
functieloon hoger dan het wettelijk minimumloon toenemen. Ook moet voor de werknemer
gekeken worden naar de samenhang met het garantiebedrag13 Wajong om te zorgen dat door invoering van een loonkostensubsidie geen sprake is
van een buitenproportionele toename van het inkomen voor de Wajonggerechtigde.
Vanwege deze complexiteit vraagt eventuele invoering verdergaand onderzoek en moet
dit besproken worden met ervaringsdeskundigen, de uitvoering en de sociale partners.
Ik streef er naar uw Kamer voor de begrotingsbehandeling te informeren over de stand
van zaken.
Loonkostensubsidie in de WIA
Net als voor de Wajong zijn voor de WIA de gevolgen van het beschikbaar maken van
loonkostensubsidie in beeld gebracht. Om de arbeidsmarktkansen van mensen in de WIA
die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen te vergroten, zijn
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ik voornemens om het beschikbaar
maken van loonkostensubsidie in de WIA verder uit te werken.
Het beschikbaar stellen van het instrument loonkostensubsidie in de WIA is eenvoudiger
dan in de Wajong. Voor de WIA geldt namelijk dat momenteel geen instrument beschikbaar
is om werkgevers te compenseren voor verminderde loonwaarde van een werknemer. Dit
in tegenstelling tot de Participatiewet en de Wajong op basis waarvan loonkostensubsidie
respectievelijk loondispensatie kan worden ingezet voor potentiële werknemers die
verminderde loonwaarde hebben. Dat betekent dat er, in tegenstelling tot de Wajong,
geen omzettingen van loondispensatie naar loonkostensubsidie nodig zijn.
Over het beschikbaar stellen van loonkostensubsidie in de WIA ga ik uiteraard in gesprek
met de mensen om wie het gaat. Ik wil graag horen waar ze nu tegen aan lopen en of
ze denken dat loonkostensubsidie daar een oplossing voor kan zijn en/of welke bedenkingen
ze hebben. Uitgangspunt is dat het beschikbaar maken van loonkostensubsidie geen invloed
heeft op het recht op een WIA-uitkering. Oftewel, het arbeidsongeschiktheidscriterium
in de WIA verandert hierdoor niet. De uitwerking zal de nodige tijd kosten, met name
ook het uitwerken van een wetsvoorstel. Ik hecht er belang aan om dit proces zorgvuldig
te doorlopen om tot een gedragen voorstel te komen.
Harmonisatie van instrumenten
De afgelopen jaren hebben verschillende kabinetten stappen gezet om het instrumentarium
te harmoniseren dat beschikbaar is om mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren
aan het werk te helpen. Zo is de Wet Breed Offensief14 in werking getreden met daarin belangrijke verbeteringen van het instrumentarium
van de Participatiewet (zoals verbeterde inzet van loonkostensubsidie en meer waarborgen
voor ondersteuning op maat) om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen
en te houden. In de brief van 7 juli 2022 heb ik aangekondigd om in beeld te brengen
welke andere stappen tot harmonisatie van relevante instrumenten en uitvoering mogelijk
en nodig zijn. Specifiek heb ik hierbij gekeken naar jobcoaching, werkvoorzieningen
en proefplaatsingen. Hier zijn de conclusies opgenomen. In de bijlage van deze brief
ga ik hier uitgebreider op in.
Voor jobcoaching, proefplaatsing en werkvoorzieningen geldt dat gemeenten gelet op
de Wet Breed Offensief hun gemeentelijke re-integratieverordening Participatiewet
per 1 juli 2023 moeten hebben vastgesteld. De modelverordening die hiervoor door de
VNG is uitgebracht, kan bijdragen aan verdere harmonisatie in beleid en praktijk tussen
gemeenten onderling en tussen gemeenten en UWV. Ik zal in de loop van 2024 onderzoek
doen naar de effecten. Over de uitkomsten wordt u te zijner tijd geïnformeerd. Specifiek
ten aanzien van jobcoaching wordt op korte termijn het onderzoeksrapport «Verbetermogelijkheden
jobcoaching» openbaar. De onderzoeksbevindingen en eventuele aanbevelingen uit dat
rapport betrek ik bij de (verdere) verkenning en uitwerking van mogelijkheden tot
harmonisatie op het gebied van jobcoaching. Ten aanzien van werkvoorzieningen leeft
bij de partijen in De Werkkamer de wens te kijken naar centralisatie en de mogelijkheden
daartoe te verkennen. Ik ga de mogelijkheden tot centralisatie van werkvoorzieningen
(met uitzondering van vervoersvoorzieningen) verder verkennen. Ik neem daarbij onder
andere de ervaringen die burgers, werkgevers en uitvoering al hebben opgedaan met
centralisatie15 van de uitvoering van de tolkvoorziening bij UWV mee.
Voortzetten ontwerpwetsvoorstel banenafspraak
In de praktijk is de afgelopen jaren gebleken dat werkgevers de banenafspraak en de
quotumregeling als ingewikkeld ervaren. Ook is de huidige vormgeving van de quotumregeling
niet uitvoerbaar voor Belastingdienst en UWV. Om de mogelijkheden voor werkgevers
om banen te realiseren te vergroten en de in het sociaal akkoord afgesproken quotumregeling
uitvoerbaar te maken, heeft het kabinet Rutte III het wetsvoorstel banenafspraak voorbereid.
Dit om de systematiek te vereenvoudigen en administratieve belemmeringen weg te nemen.
Daarbij wil ik benadrukken dat een quotumregeling een zwaar instrument is. Een instrument
dat voor veel werkgevers de afgelopen jaren niet nodig is geweest om zich in te spannen
voor het aan het werk helpen van de mensen uit de doelgroep banenafspraak. Ik wil
dan ook alle werkgevers die de afgelopen jaren banen hebben gerealiseerd voor mensen
uit de doelgroep banenafspraak complimenteren. Deze inspanningen zijn ontzettend waardevol
voor alle mensen die hierdoor nu aan de slag zijn.
In de brief van 7 juli 2022 heb ik aangekondigd dat ik op basis van o.a. de geactualiseerde
uitvoeringstoetsen en de voor- en nadelen van een (nieuwe) quotumregeling een besluit
zou nemen over het al dan niet indienen van het wetsvoorstel banenafspraak bij de
Tweede Kamer.
Naar een systeem met een heffing en een bonus
In het wetsvoorstel is er net zoals in de huidige quotumregeling eerst een periode
van de vrijwillige banenafspraak. Mocht de quotumregeling worden geactiveerd, dan
is niet langer alleen sprake van een heffing zoals in de huidige quotumregeling het
geval is. In de nieuwe systematiek is bij activering naast een heffing ook sprake
van een bonus. Het gaat om een heffing via een opslag op de Aof-premie en een bonus
in de vorm van een verhoging van het bestaande loonkostenvoordeel banenafspraak16. Een bonus kan voor werkgevers een extra stimulans zijn om banen te realiseren17. De omslag van een systeem met alleen een heffing naar een systeem met een bonus
en een heffing zie ik als een voordeel van de nieuwe systematiek. Een quotumregeling
blijft echter ook met de nieuwe systematiek zoals hiervoor benoemd een zwaar instrument.
Een zwaar instrument dat alleen weloverwogen ingezet moet worden vanwege de grote
gevolgen voor werkgevers. Niet alleen voor werkgevers die nog geen banen hebben gerealiseerd
voor mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren, maar ook voor werkgevers die
zich de afgelopen jaren hebben ingezet om extra banen te realiseren. Net als bij de
huidige quotumregeling zal het kabinet daarom eerst met de sociale partners en gemeenten
overleggen alvorens te beslissen over het al dan niet activeren van de quotumregeling.
Ik wil benadrukken dat de economische situatie en de beschikbaarheid van voldoende
kandidaten onderdeel zijn van dat overleg.
Gezamenlijke opgave
Om meer banen te realiseren via samenwerking is in het ontwerpwetsvoorstel conform
de motie van het lid Nijkerken-De Haan c.s.18 uitgewerkt dat niet langer sprake is van een onderscheid tussen de overheid en de
markt. Tegelijkertijd heeft de overheid de doelstelling de afgelopen jaren niet gehaald.
Ik hecht er, net als de partijen in De Werkkamer, zeer aan dat overheidswerkgevers
invulling geven aan de eigen verantwoordelijkheid om mensen uit de doelgroep banenafspraak
in dienst te nemen. Dit vanwege de voorbeeldfunctie die de overheid heeft en de gemaakte
afspraken in het sociaal akkoord. Ik wil daarom het opheffen van het onderscheid tussen
markt en overheid afhankelijk maken van realisaties bij de overheid. Zoals ook benoemd
in mijn brief van 7 juli 2022 is een randvoorwaarde voor het opheffen van het onderscheid
tussen markt en overheid dat overheidswerkgevers meer banen gaan realiseren.
Voor het ontwerpwetsvoorstel banenafspraak betekent dit dat zal worden voorgesteld
om inwerkingtreding van het opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid
en eventuele invoering van de quotumregeling afhankelijk te maken van realisaties
bij de overheid. Ik streef ernaar om het geactualiseerde wetsvoorstel waarin deze
aanpassing is verwerkt op korte termijn aan te kunnen laten bieden aan de Tweede Kamer.
Binnen het Rijk zet ik daarnaast in op structurele afspraken over het compenseren
van mogelijke besparingsverliezen19 in 2024 en verder, mochten de realisaties bij overheidswerkgevers ook de komende
jaren achterblijven. Hiermee blijft ook sprake van een financiële stimulans voor in
ieder geval de rijksoverheid om de afgesproken aantallen te realiseren.
Extra inzet om mensen die tot de doelgroep behoren in beeld te brengen
In mijn brief van 7 juli 2022 heb ik aangekondigd dat werkgevers en de uitvoering
voornemens zijn om nieuwe afspraken te maken om de matching verder te verbeteren zodat
de kansen op werk van mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren toenemen.
Werkgevers en gemeenten hebben in december bijeenkomsten op dit punt georganiseerd
in Groningen en Amsterdam. UWV is ook betrokken bij deze sessies.
Naar aanleiding van deze sessies is het voorstel van gemeenten en werkgevers om gezamenlijk
de communicatie over de beschikbaarheid van instrumenten naar werkgevers uit te breiden
en te verbeteren. Ook gaan gemeenten en werkgevers elkaars expertise beter benutten
om nieuwe aanpakken te introduceren om voor meer mensen die tot de doelgroep banenafspraak
behoren te kijken wat hun talenten zijn en waar kansen liggen om aan de slag te gaan
bij werkgevers. Hiertoe werken gemeenten en werkgevers een projectvoorstel uit. Op
basis van dit projectvoorstel kunnen geïnteresseerde arbeidsmarktregio’s zich aanmelden
om mee te doen. Het uitgangspunt is dat bij de uitvoering van het project in de arbeidsmarktregio’s
ook ervaringsdeskundigen worden betrokken. Stichting Nederland Onderneemt Maatschappelijk
ondersteunt de arbeidsmarktregio’s bij de uitvoering van het project. Deze stichting
voert in opdracht van SZW het project «Op naar de 125.000 banen» uit. Het streven
is om in het najaar van 2023 te starten met het project met een looptijd van een jaar.
Op basis van de evaluatie van het project zal ik besluiten over het al dan niet breder
uitrollen van de aanpak. De inzichten uit het project worden zo benut om structureel
het aan het werk helpen van mensen die tot de doelgroep banenafspraak te verbeteren.
Dit is van cruciaal belang voor het realiseren van de afgesproken aantallen.
Om te zorgen voor passende ondersteuning, is het belangrijk dat gemeenten weten welke
mensen in de betreffende gemeente tot de doelgroep banenafspraak behoren. Eerder is
met UWV afgesproken dat UWV een keer per jaar gegevens uit het doelgroepregister beschikbaar
stelt aan gemeenten. Dit is naar verwachting in het najaar mogelijk.
Tot slot, is het streven om bij de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur in
de meerjarenagenda specifiek aandacht te besteden aan het in beeld brengen van meer
mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren en nog niet aan het werk zijn.
Tot slot
In deze brief heb ik een aantal maatregelen geschetst om de banenafspraak en de bijbehorende
ondersteuning te verbeteren en versterken. Ik vind het belangrijk om toe te werken
naar een stelsel waarbij de ondersteuning die mensen nodig hebben, leidend is en niet
de uitkeringssituatie van iemand of de groep waartoe iemand behoort. Met de beperkte
verbreding van mensen die binnen de banenafspraak vallen zet ik op dit punt een volgende
stap. Mensen die nu niet binnen de banenafspraak vallen, vanwege hun uitkeringssituatie
of omdat de arbeidsbeperking op een ander moment in de tijd is ontstaan, terwijl ze
verder wel voldoen aan de kenmerken, gaan tot de banenafspraak behoren. Op deze manier
kunnen op korte termijn meer mensen met een arbeidsbeperking aan de slag bij een reguliere
werkgever. Zo helpen we meer mensen meedoen in de samenleving en wordt de arbeidsmarkt
gaandeweg steeds inclusiever.
Voor de langere termijn is meer nodig. Het toewerken naar een volledig inclusieve
arbeidsmarkt vergt inzet van alle partijen. Dat moeten we samen doen. Daarom ben en
blijf ik in gesprek met De Werkkamer, UWV én met alle mensen die binnen de doelgroep
horen of daartoe willen horen. Alle input en ervaringen zijn zeer waardevol. Ook als
het gaat om de verkenning van maatregelen voor in de toekomst, na 2026. De banenafspraak
is en blijft van belang om ervoor te zorgen dat steeds meer mensen met een arbeidsbeperking
werken bij een reguliere werkgever. Dat iedereen die kan werken, werkt. Iedereen is
waardevol en heeft iets toe te voegen en ook de maatschappij vaart er wel bij als
meer mensen aan de slag gaan. Samen hoop ik dat we alle mensen, met en zonder beperking,
kansen geven om naar vermogen mee te doen in de samenleving.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
BIJLAGE: MOGELIJKHEDEN HARMONISATIE INSTRUMENTEN JOBCOACHING, PROEFPLAATSING EN WERKVOORZIENINGEN
In de eerdere gesprekken met de partijen in De Werkkamer en tijdens werkbezoeken naar
werkgevers is naar voren gekomen dat verschillen in toekenningscriteria en uitvoering
van regelingen, instrumenten en dienstverlening tussen gemeenten onderling en tussen
UWV en gemeenten op een aantal punten nog steeds een knelpunt voor werkgevers is bij
het aannemen van mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. In de brief
van 7 juli 2022 heb ik daarom aangekondigd om in beeld te brengen welke andere stappen
tot harmonisatie van relevante instrumenten en uitvoering mogelijk en nodig zijn.
Harmonisatie is daarbij geen doel op zich maar dient bij te dragen aan het doel meer
mensen uit de doelgroep banenafspraak duurzaam aan werk te helpen.
Om een beeld te krijgen van de relevante instrumenten heb ik een inventarisatie gemaakt
van de bestaande regelingen en instrumenten voor werkgevers en voor werknemers, die
behoren tot de doelgroep banenafspraak. Per regeling en instrument heb ik vervolgens
een analyse gemaakt van toekenningvoorwaarden, vergoedingen (in natura of in geld),
verschillen tussen de instrumenten en mogelijkheden tot harmonisatie. Gezien uit deze
analyse blijkende mogelijkheden tot harmonisatie en de verwachte bijdrage aan het
doel meer mensen uit de doelgroep banenafspraak duurzaam aan het werk te helpen heb
ik specifiek gekeken naar jobcoaching, werkvoorzieningen en proefplaatsingen. De uitkomsten
zijn hierna opgenomen.
Jobcoaching, proefplaatsing en werkvoorzieningen
Voor jobcoaching, proefplaatsing en werkvoorzieningen zal ik onderzoek doen naar de
wijze waarop gemeenten de verordening hebben vormgegeven waartoe zij verplicht zijn
op grond van de Wet Breed Offensief. Daarbij zal ik ook laten onderzoeken of en op
welke wijze deze verordeningen op elkaar zijn afgestemd, zoals bijvoorbeeld op het
niveau van arbeidsmarktregio. Op 1 juli 2023 moeten gemeenten gelet op de Wet Breed
Offensief hun gemeentelijke re-integratieverordening Participatiewet hebben vastgesteld.
VNG heeft in verband hiermee eind januari 2023 een nieuw model Re-integratieverordening
Participatiewet voor haar leden uitgebracht, die ik uw Kamer hierbij doe toekomen,
ingevolge mijn toezegging tijdens het debat over de Participatiewet van 14 december
2022 (bijlage 2) (Kamerstuk 34 352, nr. 264).
Mogelijk loopt de termijn waarbinnen de gemeenteraad akkoord gaat met de verordening
bij sommige gemeenten iets uit. Het genoemde onderzoek zal naar verwachting in de
loop van 2024 worden uitgevoerd. Over de uitkomsten wordt u te zijner tijd geïnformeerd.
De modelverordening kan bijdragen aan verdere harmonisatie in beleid en praktijk tussen
gemeenten onderling en tussen gemeenten en UWV. Vanwege de gedecentraliseerde uitvoering
van de Participatiewet kunnen er verschillen blijven bestaan.
Jobcoaching specifiek
Specifiek ten aanzien van jobcoaching zie ik daarnaast mogelijkheden tot harmonisatie
bij het verder gelijk trekken van de duur, intensiteit van de begeleiding (begeleidingsregimes),
(borging van) kwaliteitseisen van de begeleiding, erkenningseisen/certificering van
jobcoachorganisaties, tussen UWV en gemeenten en tussen gemeenten onderling. In de
uitvoering kunnen deskundigheidsdeling – en bevordering in het proces van beoordeling
van de aanvraag bijdragen aan harmonisering. Op korte termijn wordt het onderzoeksrapport
«Verbetermogelijkheden jobcoaching» openbaar. De onderzoeksbevindingen en eventuele
aanbevelingen uit dat rapport betrek ik bij de (verdere) verkenning en uitwerking
van mogelijkheden tot harmonisatie. Aandachtspunt hierbij is de hiervoor al genoemde
gedecentraliseerde uitvoering van de Participatiewet door gemeenten, evenals het budgettaire
kader.
Werkvoorzieningen specifiek
Ten aanzien van werkvoorzieningen leeft bij de partijen in De Werkkamer de wens te
kijken naar centralisatie en de mogelijkheden daartoe te verkennen. Die centralisatiewens
geldt niet ten aanzien van vervoersvoorzieningen omdat daarbij vaak afstemming plaatsvindt
met ander vervoer dat vanuit de gemeenten wordt georganiseerd (bijvoorbeeld vervoer
dat op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning plaatsvindt). Ik ga de mogelijkheden
tot centralisatie van werkvoorzieningen (met uitzondering van vervoersvoorzieningen)
verder verkennen. Ik neem daarbij de ervaringen die burgers, werkgevers en uitvoering
reeds hebben opgedaan met centralisatie20 van de uitvoering van de tolkvoorziening bij UWV in aanmerking. Tevens houd ik rekening
met het wetsvoorstel werkvoorzieningen Visueel beperkten dat op dit moment bij het
parlement aanhangig is en met de ervaringen die zijn opgedaan bij de pilot generieke
werkgeversvoorzieningen waarbij werkgevers gebruik konden maken van subsidie om 1
of meer werkplekken in hun bedrijf aan te passen.
Samenhang met ontwikkelingen arbeidsmarktinfrastructuur
Bij het harmoniseren van instrumenten die beschikbaar zijn om mensen die ondersteuning
nodig hebben aan het werk te helpen en te houden, bekijk ik ook de samenhang met de
ontwikkelingen rond de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen