Brief regering : Beleidsreactie WODC-onderzoek onbelemmerd spreekrecht
33 552 Slachtofferbeleid
Nr. 106
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den haag, 7 februari 2023
Hierbij bied ik uw Kamer het rapport «Evaluatie wet uitbreiding spreekrecht slachtoffers
en nabestaanden in het strafproces» en bijbehorende beleidsreactie aan. Het onderzoek
is in opdracht van het WODC uitgevoerd door het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit
en Rechtshandhaving (NSCR) in samenwerking met de Universiteit Leiden. Deze brief
wordt ook gezonden aan de Eerste Kamer.
Aanleiding en doel
In 2016 is het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces uitgebreid.
Tot dat moment mocht alleen worden gesproken over de gevolgen van het misdrijf. Met de uitbreiding is deze beperking opgeheven en mag bijvoorbeeld
ook gesproken worden over de schuldvraag, het bewijs of de op te leggen straf. In
het onderhavige onderzoek is de uitbreiding van het spreekrecht geëvalueerd. Hiermee
wordt uitvoering gegeven aan de wettelijke bepaling om een verslag te zenden aan de
Staten-Generaal over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van de wet
ter aanvulling van het spreekrecht.1 Tevens voldoe ik hiermee aan mijn toezegging tijdens het commissiedebat Strafrechtelijke
onderwerpen van 2 februari jl. om dit onderzoek vóór het commissiedebat Slachtofferbeleid
van 23 februari a.s. aan uw Kamer te zenden.
De centrale onderzoeksvraag is: «Wat is het verloop van en hoe zijn de ervaringen
met het onbelemmerd spreekrecht?» In het onderzoek komen de volgende onderwerpen aan
de orde;
1) In welke mate komt de uitbreiding van het spreekrecht tegemoet aan de behoefte van
slachtoffers om zich meer te uiten;
2) In hoeverre draagt het bij aan emotioneel herstel van slachtoffers;
3) Hoe zijn de ervaringen met het onbelemmerd spreekrecht en zijn er negatieve effecten.
Vernieuwend aan dit onderzoek is dat termen uit de sociale psychologie zijn toegevoegd
als invulling van het begrip van «herstel emotionele schade», namelijk agency (agentschap,
respect, controle) en communion (verbinding met anderen, vertrouwen in de maatschappij).
Bekend is dat gevoelens van agency en communion aangetast kunnen worden door een slachtofferervaring.
Slachtofferparticipatie (waar het gebruikmaken van het spreekrecht een onderdeel van
is) zou kunnen bijdragen aan het herstellen van deze gevoelens.
Conclusies
Veel sprekers maken gebruik van de uitbreiding en spreken ook over de schuld van de
verdachte en – in mindere mate – de strafmaat. Het bespreken van het bewijs of het
verloop van het strafproces komt minder vaak voor. Slachtoffers worden geïnformeerd
over en voorbereid op het spreekrecht door Slachtofferhulp Nederland (SHN), slachtofferadvocaten
en het Openbaar Ministerie (OM). Officieren van justitie verwijzen in hun requisitoir
geregeld naar de slachtofferverklaring. In het vonnis wordt vaak naar de slachtofferverklaring
verwezen, met name met betrekking tot de (emotionele) gevolgen van het misdrijf voor
het slachtoffer.
Slachtoffers ervaren het onbelemmerd spreekrecht als prettig. Zij zijn hier positiever
over dan in de eerdere evaluatie2 naar het beperkte spreekrecht. Slachtoffers ervaren in hoge mate dat zij alles hebben
kunnen zeggen wat zij wilden. Het voorbereiden en uitoefenen van het onbelemmerd spreekrecht
draagt bij aan herstel van het gevoel van agentschap, controle en vertrouwen in de
maatschappij (agency en communion). En daarmee aan het begin van emotioneel herstel.
De reacties van verdachten worden overwegend als negatief ervaren, maar slachtoffers
worden voorbereid op dit risico. De reactie van de rechter of officier wordt soms
als negatief ervaren. Hiervan kan sprake zijn als een rechter of officier ongeïnteresseerd
of emotieloos lijkt, of wanneer een reactie van hen geheel uitblijft.
De ervaringen van professionals verschillen per beroepsgroep. Slachtofferadvocaten,
officieren van justitie en medewerkers van SHN zijn overwegend positief over het onbelemmerd
spreekrecht. Officieren en slachtofferadvocaten geven aan dat de vrees voor negatieve
effecten zich in de praktijk niet lijkt voor te doen. Rechters en strafrechtadvocaten
hebben wisselende ervaringen. Mogelijk ongewenste effecten van het onbelemmerd spreekrecht
die door professionals worden genoemd zijn ongepaste slachtofferverklaringen (bedreigingen
of beledigingen richting de verdachte), het houden van een tweede requisitoir door
de slachtofferadvocaat en de effecten op de procesgang (zoals de tijd die het spreekrecht
in beslag neemt en het laten zien van foto’s).
Bij de invoering van het onbelemmerd spreekrecht waren er zorgen over de onschuldpresumptie,
secundaire victimisatie en invloed op de strafmaat. Ten aanzien van de onschuldpresumptie
wordt opgemerkt dat daar geen onderzoek naar is gedaan, maar dat slachtoffers hier
niet aan gebonden zijn. De eventuele spanning van het spreekrecht met de onschuldpresumptie
zit niet in het spreken op zich, maar in de reactie daarop van rechters en officieren.
Uit het onderzoek blijkt verder dat er geen aanwijzingen zijn voor secundaire victimisatie.
Slachtoffers worden (vrijwel) nooit opgeroepen als getuige naar aanleiding van hun
verklaring. Tenslotte blijkt uit het onderzoek dat het onbelemmerd spreekrecht niet
gerelateerd is aan of de verdachte wel of niet wordt veroordeeld en of wel of geen
schadevergoeding wordt toegekend. Of de slachtofferverklaring invloed heeft op de
strafmaat is op basis van dit onderzoek niet te zeggen. De slachtofferverklaring kan
wel meegenomen worden in de beslissing van de rechter over de strafmaat. Dit is te
zien aan het feit dat rechters hiernaar refereren in het vonnis, veelal ter onderbouwing
van de gevolgen van het strafbare feit. Het spreekrecht heeft ook wettelijk een informatiefunctie,
en zo lijkt het ook gebruikt te worden door rechters.
Aanbevelingen en reactie
De eerste aanbeveling is om het spreekrecht in zijn onbelemmerde vorm te handhaven.
Ik onderschrijf deze aanbeveling van harte. De afgelopen decennia is de positie van
slachtoffers sterk verbeterd. Zoals ik in mijn meerjarenagenda Slachtofferbeleid 2022–2025
(Kamerstuk 33 552, nr. 91) heb aangegeven, is het mijn ambitie om de bestaande slachtofferrechten zo goed mogelijk
te uit te voeren en te borgen. Het spreekrecht maakt daar onderdeel van uit. Ik vind
het daarom waardevol dat uit het onderzoek blijkt dat het onbelemmerd spreekrecht
over het algemeen als positief wordt ervaren door de betrokkenen en dat het bijdraagt
aan een begin van emotioneel herstel van slachtoffers. De zorgen die vooraf bestonden
over secundaire victimisatie en invloed op de veroordeling blijken ongegrond te zijn.
Op basis van de resultaten van de evaluatie zal ik het spreekrecht in zijn uitgebreide
vorm continueren.
De tweede aanbeveling van de onderzoekers is om beleidskaders te ontwikkelen voor
de rechtspraktijk met betrekking tot het spreekrecht. Op die manier kan uniformiteit
worden bevorderd, bijvoorbeeld over het wel of niet tonen van foto’s, wanneer de rechter
kan ingrijpen en over de reactie van de rechter op het spreekrecht. Aanbevolen wordt
om dit soort kaders op beleidsniveau te introduceren en om genoeg ruimte te laten
voor de rechter om in te spelen op individuele zaakkenmerken. In reactie op deze aanbeveling
merk ik op dat uit het onderzoek blijkt dat de invoering van het onbelemmerd spreekrecht
eraan heeft bijgedragen dat er geen verschillen meer worden ervaren tussen de verschillende
gerechten met betrekking tot de grenzen die worden gehanteerd bij de uitoefening van
het spreekrecht. Dat is een goede ontwikkeling. Ook zijn de andere professionals overwegend
positief over de manier waarop rechters met het spreekrecht omgaan. Als er verschillen
worden ervaren, worden deze op individueel niveau ervaren. Waar nog uniformering mogelijk
is, is het goed daarin te investeren. Gelet op de onafhankelijkheid van de rechterlijke
macht, heb ik deze aanbeveling onder de aandacht gebracht van de Raad voor de Rechtspraak.
De derde aanbeveling heeft betrekking op de voorbereiding van slachtoffers. Daarover
wordt in het onderzoekrapport opgemerkt dat het spreekrecht in de praktijk goed verloopt,
mede dankzij de voorbereiding van slachtoffers door slachtofferadvocaten en SHN. Aanbevolen
wordt om het verwachtingsmanagement in de voorbereiding vast te houden, omdat dit
belangrijk is voor de ervaringen van de sprekers achteraf. Deze aanbeveling bevestigt
de belangrijke rol die slachtofferadvocaten, SHN en het OM hebben. Zij spreken de
slachtoffers voorafgaand aan de zitting en bereiden hen voor op wat daar aan de orde
kan komen. Mede dankzij de inzet van deze professionals hebben slachtoffers en nabestaanden
over het algemeen positieve ervaringen met het uitoefenen van het onbelemmerd spreekrecht.
Ik onderschrijf deze aanbeveling en zal dit bespreken met de slachtofferadvocatuur,
SHN en het OM.
Tenslotte
Door een bepaalde groep slachtoffers werd het oude, beperkte spreekrecht als ontoereikend
ervaren. De verwachting was dat met het introduceren van het onbelemmerd spreekrecht
een belangrijke stap zou worden gezet in het verbeteren van de positie van slachtoffers
in het strafproces. De resultaten van het onderzoek bevestigen dit.
Ik blijf mij inzetten om de positie van slachtoffers op het gebied van spreekrecht
te borgen en waar nodig te versterken. Zo is vanuit de Wet uitbreiding slachtofferrechten
per 1 januari 2023 de kring van personen die van het spreekrecht gebruik kunnen maken
uitgebreid met stief- en pleegfamilie, zodat ook zij van dit waardevolle recht gebruik
kunnen maken. Daarmee wordt recht gedaan aan de verschillende gezinssamenstellingen
door ook hen als nabestaanden het spreekrecht uit te laten oefenen. Ook is het moment
waarop het spreekrecht wordt uitgeoefend geüniformeerd, namelijk in beginsel vóór
het requisitoir. Daarnaast werk ik aan de invoering van het beperkte spreekrecht bij
verlengingszittingen over terbeschikkingstelling met dwangverpleging of plaatsing
in een inrichting voor jeugdigen. Bij dit beperkte spreekrecht geldt dat slachtoffers
zich alleen mogen uitlaten over hun beschermingsbehoeften en in het licht daarvan
over de bijzondere voorwaarden bij de voorwaardelijke beëindiging. Zoals ik uw Kamer
in de voortgangsbrief Slachtofferbeleid3 heb bericht, zal ik de invoering hiervan meenemen bij het realiseren van de taakoverdracht
van het OM naar het CJIB voor het informeren en ook raadplegen van slachtoffers. Ik
houd u van de voortgang op de hoogte.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Indieners
-
Indiener
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming