Brief regering : Uitwerking van de programmatische uitwerking van de Toekomstagenda: zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking
24 170 Gehandicaptenbeleid
Nr. 279 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 januari 2023
Voor de zomer heb ik u de programmatische uitwerking van de Toekomstagenda: zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking toekomstagenda (Kamerstuk 24 170, nr. 262) gestuurd. Met deze agenda hebben partijen aangegeven een verantwoordelijkheid te
voelen om de met Volwaardig Leven in gang gezette beweging naar toekomstbestendige
zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking robuuster te maken.
Samenvatting van deze brief
Bijgaand treft u de verzamelbrief Toekomstagenda zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking aan. Met deze brief:
• bied ik u zeven rapporten aan. De resultaten van deze rapporten zijn relevant voor
de uitvoering van mijn beleid zoals opgenomen in de Toekomstagenda zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking. Ik geef een korte duiding van ieder rapport en een beleidsreactie.
o De eindevaluatie maatregelen complexe zorg legt de nadruk op het versterken van het
reguliere aanbod in de complexe zorg. Met de toekomstagenda wil ik hieraan een bijdrage
leveren door een ontwikkelprogramma op te zetten voor de hogere zorgprofielen.
o Het eindrapport Wij zien je wel en het koersboek van het ZEVMB kenniscentrum laten
zien dat er flink wat stappen zijn gezet in de verbetering van zorg voor ZEVMB gezinnen.
Met de komst van het ZEVMB kenniscentrum gaat de beweging die in gang is gezet door.
o In de eindrapportage van de Innovatie-impuls gehandicaptenzorg komt naar voren dat
de implementatie van zorgtechnologie bij de deelnemende organisaties versneld en verbeterd
is. Er is een Innovatie-route ontwikkeld die alle etappes beschrijft die je doorloopt
om succesvol en duurzaam technologie in je organisatie te gebruiken en te borgen.
Dit is de basis voor het vervolgprogramma Innovatie-impuls 2.0 zoals aangekondigd
in de toekomstagenda;
• licht ik toe waarom een onderzoek over de herijking van VG 7 vertraging heeft opgelopen.
Het onderzoek naar een actualisatie van het zorgprofiel voor mensen met een verstandelijke
beperking en bijkomende (zware) gedragsproblematiek heeft meer tijd nodig om tot valide
resultaten te komen. De onderzoekers hebben nog onvoldoende representatieve gegevens
om conclusies te kunnen trekken en verwachten dit in het eerste kwartaal van 2023
wel op te kunnen halen;
• informeer ik u over de borging van de gespecialiseerde clientondersteuning. Op dit
moment maak ik een subsidieregeling waarin de pilots gespecialiseerde clientondersteuning
vanaf 1 januari 2024 zullen opgaan. Er wordt een partij gezocht die de subsidie gaat
krijgen. In de subsidieregeling wordt geschetst aan welke drempel- en kwaliteitscriteria
een aanvraag moet voldoen en op welke wijze deze zal worden beoordeeld.
Daarnaast zet ik uiteen dat de Toekomstagenda onderdeel wordt van een strategische
beleidsevaluatie en geef ik u een update van moties en een toezegging die de gehandicaptenzorg
betreffen.
Aan de hand van de zes hoofdstukken van de Toekomstagenda zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking is deze brief opgebouwd.
1. Complexe zorg
Eindevaluatie maatregelen complexe zorg
Met het programma Volwaardig leven1 zijn maatregelen in gang gezet om meer passende zorg voor mensen met een complexe
zorgvraag te realiseren: er zijn maatwerkplekken gecreëerd voor mensen die elders
geen passende zorg kunnen krijgen vanwege hun extreem complexe zorgvraag, er is een
landelijk dekkend netwerk van crisisregisseurs neergezet en er zijn crisis- en ondersteuningsteams
(C.O.T.’s) opgezet die gespecialiseerde ondersteuning op de woonlocatie van een cliënt
bieden. Deze maatregelen zijn gevolgd en geëvalueerd, zodat zichtbaar wordt wat dit
voor mensen met een beperking betekent en wat dit mogelijk aanvullend nog vraagt.
Onderzoeksbureau HHM heeft de opdracht gekregen dit vorm te geven door een kwalitatief
evaluatieonderzoek over de periode 2020–2022. Bijgevoegde rapportage is het eindrapport
waarin de resultaten van fase 1, 2 en 3 in beschreven zijn.
Uitkomsten onderzoek
Ik ben blij met de conclusie van HHM dat de maatwerkplekken en C.O.T.’s een duidelijke
eigen plek en meerwaarde hebben, waarbij tevens een olievlekwerking is ontstaan van
bewustwording van de noodzaak én de potentie om de complexe zorg te verbeteren. Om
de positie en de effectiviteit van de maatwerkplekken en C.O.T.’s verder te versterken,
wordt een aantal aanbevelingen gedaan die ik, samen met de betrokken partijen, oppak
in de Toekomstagenda. Ik licht de belangrijkste eruit.
Ten eerste ligt in de aanbevelingen de nadruk op het verbeteren van de reguliere complexe
zorg. Ook in een eerder onderzoek van HHM met als titel Probleemanalyse VG072, is deze aanbeveling naar voren gekomen. De gedachte hierbij is dat het zo goed en
passend mogelijk inrichten van de reguliere zorg aan mensen met een complexe zorgvraag
uiteindelijk zal zorgen voor een minimale vraag naar maatwerkplekken.
Ten tweede wordt op het gebied van preventie geadviseerd om te inventariseren wat
in de Jeugdzorg preventief nog meer gedaan kan worden bij jongeren, om te voorkomen
dat zij in de toekomst een complexe zorgvraag ontwikkelen.
Een derde aanbeveling betreft meer duidelijkheid over de maatwerkplekken en de C.O.T.’s
als het gaat om de criteria, financiering, mogelijkheden en borging. Aandacht voor
het concretiseren van de route naar verschillende vormen van extra zorg en het verhelderen
van het continuüm waarin deze zorg geleverd kan worden, zorgen ervoor dat aanbieders
weten waar ze extra expertise kunnen halen in welke situatie en welke stappen ze daarvoor
moeten zetten.
De vierde aanbeveling is om te zorgen voor een betere verbinding tussen de VG- en
GGZ-sector. HHM beveelt aan dat zorgaanbieders elkaar meer opzoeken om gezamenlijk
invulling te geven aan passende zorg voor mensen met een complexe zorgvraag waarin
de expertise van beide sectoren nodig is en dat VWS dit kan stimuleren.
Als laatste wil ik de aanbeveling noemen op het gebied van de arbeidsmarkt. De zorg
voor deze doelgroep is zwaar en het komt dan ook voor dat zorgpersoneel vertrekt omdat
ze dit niet volhouden. HHM beveelt aan om expliciet voor deze doelgroep te verkennen
met welke mogelijkheden de werkdruk kan worden verlicht en wat nodig is om het personeel
te behouden.
Vervolgaanpak
De complexe zorg, of zorg aan mensen met onbegrepen gedrag, kent vele facetten. Het
betreft niet alleen een zeer kwetsbare groep mensen met een beperking, die vaak niet
voor zichzelf kan opkomen. Dit vraagt om goede samenwerking met naasten, om betrokken
en deskundige zorgverleners die op deze groepen werken en om een goed ingerichte,
ondersteunende organisatie. Wanneer het niet lukt om daar op een goede manier uitvoering
aan te geven, zodat goede en passende zorg kan worden geboden, ontstaat er een knelpunt
in de gehandicaptenzorg. Daarom is de complexe zorg één van de zes hoofdthema’s uit
de Toekomstagenda.
Zoals gezegd hebben veel van de aanbevelingen een plek in de Toekomstagenda. Ten eerste
kijk ik bij de vraag naar passende zorg voor mensen met een complexe zorgvraag nadrukkelijk
naar de groep cliënten die (nog) geen maatwerkplek vraagt, maar wel een complexe zorgvraag
heeft. Als de zorg op een reguliere plek voor langere tijd niet passend is, kan de
situatie verergeren waardoor een maatwerkplek wel nodig wordt. Ik onderschrijf daarmee
de aanbeveling om het reguliere aanbod te versterken. Ik vind het van belang om organisaties
te ondersteunen bij het verder ontwikkelen van het zorgaanbod voor cliënten met een
complexe zorgvraag. Goed werkgeverschap, het doorleven van de visie op zorg in de
hele organisatie en het werken vanuit goede voorbeelden en bewezen effectieve methoden
zijn hierbij belangrijke onderdelen. In het zogenoemde «Ontwikkelprogramma hogere
zorgprofielen» zullen van 2023 tot en met 2026 experts zorgorganisaties gaan ondersteunen
om met deze ontwikkeling aan de slag te gaan.
Daarnaast zie ik grote meerwaarde om de beweging richting een complexe zorgvraag zo
veel als mogelijk te voorkomen. Ik zal in de eerste helft van 2023 een onderzoek uitzetten
naar manieren om complexiteit vroeg te herkennen, zodat signalen, omstandigheden of
andere elementen die een aanwijzing kunnen zijn dat de zorg- en ondersteuningsvraag
complex wordt tijdig worden herkend.
Ook onderschrijf ik de aanbeveling om meer duidelijkheid rondom de maatwerkplekken
te scheppen. Met die reden heb ik een opdracht bij HHM uitgezet om een plan te maken
voor de communicatie over de maatwerkplekken en C.O.T.’s. Onderdeel van de opdracht
is om duidelijk te maken wat een maatwerkplek inhoudt, hoe je een maatwerkplek kunt
realiseren, wanneer je ervoor in aanmerking komt en hoe het in de toekomst georganiseerd
is.
Ik vind het belangrijk dat cliënten niet tussen wal en schip vallen en daarom zal
ik de veldpartijen stimuleren om samenwerking tussen de VG en GGZ-sector te versterken.
Het onderzoek van HHM heeft de meerwaarde van de samenwerking laten zien.
Tot slot is er actie nodig op het gebied van de arbeidsmarktproblematiek. In het hele
zorglandschap is dit een knelpunt in het leveren van passende zorg. Ik onderschrijf
de aanbeveling van HHM dat zorgaanbieders gezamenlijk op gaan trekken om te komen
tot ideeën om de werkdruk te verminderen en het werken voor deze specifieke doelgroep
op de kaart gaan zetten. In aanvulling op de reeds bestaande regionale aanjagers voor
de ouderenzorg investeer ik via de Toekomstagenda ook in regionale samenwerking in
de gehandicaptenzorg.
Hiervoor zijn tijdelijk extra middelen beschikbaar gesteld van 2022 tot 2026 waarmee
op regionaal niveau eveneens een aanjager aan het werk zal gaan om de beweging naar
toekomstbestendige gehandicaptenzorg te versterken. Zorgaanbieders kunnen ondersteuning
krijgen bij regionale samenwerking bijvoorbeeld op het terrein van goed werkgeverschap
of op het terrein van opleiden. Een voorbeeld uit de ouderenzorg is dat in veel regio’s
steeds meer zorgorganisaties samenwerken om nieuwe en huidige medewerkers te binden,
boeien en behouden door het bieden van gezamenlijke contracten. Ook het opleiden van
instromers en doorstromers gaat daarbij flink op de schop. Opleiden en ontwikkelen
verschuift van de schoolbanken naar leren op de werkvloer.
Actualisatie zorgprofiel voor mensen met een verstandelijke beperking en bijkomende
(zware) gedragsproblematiek
In het hoofdstuk Complexe zorg van de Toekomstagenda Zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking staat als doel «kwalitatief goede en passende zorg die duurzaam en betaalbaar is».
Om blijvend en duurzaam passende zorg te kunnen leveren zijn passende tarieven een
randvoorwaarde voor zorgaanbieders. Daarom heb ik, in overleg met de betrokken partijen,
KPMG gevraagd om te onderzoeken of er een herijking van het bestaande zorgprofiel
VG7 mogelijk is.
KPMG heeft bij mij aangegeven meer tijd nodig te hebben om representatieve en valide
conclusies te kunnen trekken. Zorgaanbieders en zorgkantoren willen graag meewerken,
maar hebben aangegeven dit niet binnen de gegeven periode te kunnen. Gezien het belang
van het onderzoek en het draagvlak bij de respondenten vind ik het waardevol om de
planning van het onderzoek aan te passen om zo te komen tot valide resultaten. Ik
verwacht de uitkomsten van het onderzoek in mei met uw Kamer te kunnen delen.
2. Licht Verstandelijke Beperking (LVB)
Onderzoek digitale vaardigheden van mensen met een licht verstandelijke beperking
De samenleving digitaliseert. Voor mensen met een licht verstandelijke beperking vraagt
dit veel van hun cognitieve en aanpassingsvermogen. Dat heeft effect op hun mogelijkheden
om mee te kunnen (blijven) doen in de samenleving. Daarom heb ik een opdracht verstrekt
aan Vilans en LFB (de landelijke belangenorganisatie dóór en vóór mensen met een verstandelijke
beperking) om met onderzoek meer inzicht te krijgen in de digitale vaardigheden van
mensen met een LVB in relatie tot het publieke domein. En welke kansen of aanknopingspunten
er zijn om deze te versterken en digitale drempels te verkleinen. De belangrijkste
bevindingen zijn:
• Er is grote diversiteit in gebruik van internet en digitale vaardigheden. Het is vaak
niet voor iedereen realistisch om digitale zaken zelf te (gaan) regelen. Sommigen
krijgen hulp van naasten of een bewindvoerder. Voor anderen biedt de digitale wereld
juist kansen om mee te kunnen doen, en zich gezien en gehoord te voelen.
• Vaak blijken websites, apps of digitale informatie onvoldoende toegankelijk. De hoeveelheid
informatie is een knelpunt evenals het steeds wijzigen van websites of apps.
• De (formele) hulplijnen en hulpmiddelen die kunnen ondersteunen bij online participatie
zijn onvoldoende bekend of mensen ervaren een drempel om deze vorm van hulp in te
schakelen, bijvoorbeeld vanwege schaamte. Mensen met een LVB zoeken vooral hulp in
hun eigen sociale netwerk of gaan op zoek naar online instructiefilmpjes.
• Om de digitale drempels te verkleinen en digitale participatie te vergemakkelijken
wordt o.a. aanbevolen om:
– Aan te sluiten bij de behoeftes en leefwereld van mensen met een LVB, o.a. door hen
te betrekken bij de ontwikkeling van digitale diensten of websites;
– Cursussen en campagnes in te zetten en daarbij ook te richten op (in)formele ondersteuners
van mensen met een LVB aangezien zij het eerste aanspreekpunt zijn om hulp te vragen
voor mensen met een LVB;
– (Formele) hulplijnen beter vindbaar te maken en het gebruik of toegang zo laagdrempelig
mogelijk.
Ik vind het belangrijk dat iedereen de mogelijkheid heeft om digitaal mee te kunnen
doen. Dat vraagt dat we de digitale drempels verkleinen en de digitale mogelijkheden
van mensen met een LVB vergroten. Het rapport laat zien dat er geen algemene oplossing
is, waardoor mensen met een LVB digitaal kunnen participeren. Het vraagt om maatwerk.
Zo wordt er een LVB Media Experience app ontwikkeld met behulp van SIDN-subsidie3 om softwareontwikkelaars bewust te maken dat apps en websites toegankelijk dienen
te zijn. Daarnaast ga ik in afstemming met mensen met een LVB bekijken wat we kunnen
doen om de hulplijnen beter vindbaar en dichter bij de mensen te organiseren. Zo is
er een initiatief van bibliotheken waarbij ze met de Informatiepunten Digitale Overheid
naar o.a. sociale werkplaatsen gaan om de dienstverlening naar de mensen toe te brengen.
Dit wordt geborgd in samenwerking met de bibliotheken en VNG. Verder is de app Digihandig
ontwikkeld om de digitale vaardigheden van mensen te
versterken, zodat mensen op een laagdrempelige manier kunnen oefenen met het omgaan
met een smartphone en het gebruik van apps. De app Digihandig wordt volgend jaar doorontwikkeld.
Samen met mensen met een LVB en in afstemming met het Ministerie van BZK verken ik
verder wat we vanuit de Toekomstagenda gaan doen om de digitale participatie van mensen
met een LVB te vergroten. En welke verbinding gelegd kan worden met het thema technologie
en innovatie vanuit de Toekomstagenda.
Vroegsignaleringsinstrument «Je ziet het niet, dus leer het zien!»
Vroegsignalering van mensen met een LVB is een van de thema’s binnen de Toekomstagenda Zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking. Aan het uiterlijk van iemand met een LVB is meestal niet te zien dat sprake is van
een beperking. Zij komen vaak verbaal vaardig en «streetwise» over. Hierdoor kunnen
mensen met een LVB overvraagd worden, met als mogelijk gevolg dat er meer (chronische)
stress optreedt en men een negatief zelfbeeld kan ervaren. Het is van belang om een
LVB tijdig te herkennen, omdat anders het alledaagse leven van iemand met een LVB
onbedoeld nog ingewikkelder kan worden. Met de juiste ondersteuning en tijdige herkenning,
kunnen we dat voorkomen.
Daarom is het instrument «Je ziet het niet, dus leer het zien!» ontwikkeld door het
landelijk kenniscentrum LVB met informatie, tips en concrete handvatten over het signaleren
van een LVB. Daarnaast biedt het ook aanknopingspunten voor bejegening en communicatie,
screeningsinstrumenten en een overzicht van effectieve interventies voor mensen met
een LVB. Door het instrument breed te verspreiden onder o.a. professionals in het
sociaal domein worden bewustwording, kennis en het handelingsperspectief onder professionals
vergroot.
Het komende jaar zullen we vanuit de Toekomstagenda blijvend aandacht geven aan vroegsignalering
van mensen met een LVB, waarbij we ook gaan bekijken wat de ervaringen en behoeften
zijn rond de huidige screeningsinstrumenten.
3. Cliëntondersteuning
Eindrapport programma Wij zien je Wel
Bijgaand stuur ik u het eindrapport van het programma Wij zien je Wel (WzjW) en het
Koersboek van het ZEVMB Kenniscentrum. In 2017 heeft Stichting 2CU («to see you»),
een initiatief van ouders van kinderen met zeer ernstige verstandelijke en meervoudige
beperkingen (ZEVMB), de zorgen van gezinnen met een kind met ZEVMB onder de aandacht
gebracht. De toenmalige Staatssecretaris heeft in reactie hierop en in afstemming
met ouders in september 2017 een werkgroep in het leven geroepen om knelpunten te
signaleren, en te borgen dat kinderen met ZEVMB (18-/18+) en hun gezin gezien worden
en de zorg en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Op 12 maart 2020 heeft mijn
voorganger uw Kamer het eindrapport van de werkgroep «Van overleven naar leven» doen
toekomen.
In de tweede fase van het programma is gewerkt aan het opvolgen van de aanbevelingen
van de werkgroep. Verbetering van zorg voor ZEVMB-gezinnen vraagt om structurele veranderingen
in het ZEVMB-zorglandschap en in de werkwijzen van systeempartijen. Er is een stuurgroep
WzjW ingesteld met vertegenwoordiging vanuit ouders, Arts VG, 2CU, VGN, VNG, CIZ,
ZN, Zorgkantoren, ZiNl, NZa, VWS en de SVB. De stuurgroep en de
programmaorganisatie konden vervolgens aan de slag met de opdracht om ervoor te zorgen
dat mensen met ZEVMB en hun gezinnen goede zorg en ondersteuning kunnen krijgen, zodat
ze van «overleven naar leven» kunnen gaan.
Werkende weg zijn in de opdracht de volgende 3 hoofddoelstellingen centraal gezet:
• ZEVMB-paspoort: vereenvoudiging en klantvriendelijk inrichten van procedures voor
toegang en levering van passende ondersteuning en zorg;
• ZEVMB-zorgstandaard: beschrijving geven van waar kwaliteit van zorg voor de persoon
met ZEVMB en het hele gezin aan moet voldoen. Ontlasten van ouders, broers en zussen,
voor een betere kwaliteit van leven, zodat de gezinsleden naast de zorg ook kunnen
participeren in de samenleving;
• ZEVMB-kenniscentrum: blijvende kennis- en expertise ontwikkeling over doelgroep ZEVMB
en blijvende verbeteringen aanbrengen vanuit de gezinspraktijk.
Een uitvoerend team van ouderexperts, zorgprofessionals, adviseurs en projectleiders
heeft intensief samengewerkt aan deze ambities. Daarbij stond de inzet van ouderexpertise
en verbinding naar de gezinspraktijk centraal. Dat laatste gebeurde onder meer via
het ouderplatform van Stichting 2CU en de overleggen met «copiloten», cliëntondersteuningsorganisaties
en zorgkantoren. Bevindingen uit de praktijk zijn opgenomen in de verbeteragenda ZEVMB
en zijn daarmee voeding geweest voor de ontwikkeling van het paspoort ZEVMB en de
zorgstandaard ZEVMB. De concrete resultaten uit de tweede fase worden benoemd in het
eindrapport. Volledigheidshalve verwijs ik hiervoor naar het rapport.
Hieronder licht ik de belangrijkste uitkomsten eruit:
• De doelgroep ZEVMB is niet meer weg te denken uit ons zorglandschap: er is herkenning
en erkenning gekomen voor de ZEVMB en de gezinsleden van iemand met ZEVMB.
• Per 1 oktober 2022 is een paspoort ZEVMB gelanceerd. Het ZEVMB-paspoort bestaat uit
drie onderdelen.
1. Het ZEVMB-predicaat: het bewijs dat is vastgesteld dat iemand tot de doelgroep ZEVMB
behoort. Het CIZ heeft een uitvoeringstoets opgeleverd in najaar 2022, waarin hij
aangeeft op welke wijze hij uitgifte van het predicaat ter hand zou nemen. Om het
CIZ hier een rol in te geven is een wijziging van de Wet langdurige zorg nodig.
2. Afspraken met systeempartijen: eenvoudigere toegang tot zorg en ondersteuning op verschillende
gebieden.
3. Informatie: uitleg wat ZEVMB is en de gevolgen ervan voor het hele gezin, aan iedereen
die als professional met het ZEVMB-paspoort in aanraking kan komen.
• Er is een zorgstandaard ZEVMB ontwikkeld die begin 2023 tripartiet zal worden ingediend
bij Zorginstituut Nederland. Met de zorgstandaard ZEVMB is er een fundament voor kwaliteit
van zorg gelegd voor deze groep.
• Per september 2022 is er een ZEVMB Kenniscentrum van start gegaan. Het ZEVMB Kenniscentrum
heeft een Koersboek opgesteld, dat als bijlage is bijgevoegd. Het ZEVMB-kenniscentrum
stelt zich ten doel om hulp en zorg rondom ZEVMB als expertisegebied te verbeteren
en structureel en duurzaam in het zorgsysteem in te bedden. Het ZEVMB-kenniscentrum
zal een aanjagende rol hebben bij het implementatieplan dat is opgenomen in de zorgstandaard.
Het kenniscentrum ontwikkelt tevens het ZEVMB-paspoort verder door. Het kenniscentrum
zal de uitgifte van het predicaat ZEVMB ter hand blijven nemen totdat besluitvorming
heeft plaatsgevonden of het CIZ een taak krijgt bij de uitgifte van het predicaat
ZEVMB.
De opbrengsten en de activiteiten van WzjW zijn indrukwekkend. Ik wil alle betrokken
partijen, die hieraan hebben bijdragen, bedanken voor hun inzet en volharding. Oplossingsrichtingen
voor ZEVMB dienen ter inspiratie voor verbeteringen voor andere cliënten met een complexe
zorgvraag en hun gezinsleden. Er zijn verbeteringen voor gezinnen gekomen, maar om
voor alle ZEVMB-gezinnen een merkbare verbetering te bewerkstelligen moet de aandacht
voor de ZEVMB en de gezinspraktijk niet verslappen. Met de komst van het ZEVMB-kenniscentrum
gaat de beweging die in gang is gezet verder. De gezinspraktijk zal daarbij een kompas
blijven.
Subsidieregeling gespecialiseerde cliëntondersteuning
Met de programmatische uitwerking van de Toekomstagenda heb ik uw Kamer geïnformeerd
over de voorgenomen borging van de gespecialiseerde cliëntondersteuning (GCO) na afloop
van de pilotperiode. Het kabinet heeft middelen beschikbaar gesteld, waardoor mogelijk
wordt dat de borging van gespecialiseerde cliëntondersteuning via financiering door
VWS plaatsvindt en de ondersteuning van de verschillende doelgroepen uit de pilots
gebundeld zal worden aangeboden. De doelstelling van de GCO is, naast de ondersteuning
van cliënten en naasten, nadrukkelijk ook het opzetten van een «signalerings- en verbetercyclus»
waarin de geleerde lessen uit de praktijk worden ingebracht bij verschillende instanties.
De huidige deelnemers aan de pilots vallen automatisch onder de landelijke GCO, tenzij
de ondersteuning voor de start van de GCO verantwoord afgesloten of overgedragen kan
worden. Voor de pilot met de doelgroep autisme geldt dat de meeste mensen in aanmerking
komen voor ondersteuning via de Wmo. Daar is geen wettelijke belemmering om de ondersteuning,
vergelijkbaar met zoals die in de pilot is geboden, te organiseren. Voor die pilot
bezie ik in overleg met de VNG hoe de wijze van ondersteuning zoals die in deze pilot
werd geboden zo spoedig mogelijk in de reguliere ondersteuning vanuit gemeenten kan
worden geborgd. Er wordt ingezet op de gemeentelijke aanpak voor de bredere groep
mensen met autisme: er wordt een ondersteuningsprogramma ingericht voor gemeenten
om in een aantal gemeenten de lessen uit de pilot te vertalen in een optimaal ondersteuningsaanbod
voor mensen met autisme. Tevens wordt er ingezet op brede verspreiding onder gemeenten
van de lessen die met de pilot zijn geleerd. Een kleine, nieuwe groep (maximaal 150)
van mensen met autisme met complexe problematiek wordt via de subsidieregeling GCO
ondersteund. De hoofdlijn is dat het beperkt blijft tot de Wlz-doelgroep.
Voor de financiering wordt een subsidieregeling opgesteld met een looptijd van 1 juli
2023 t/m 30 juni 2028. De subsidieregeling zal naar verwachting voorjaar 2023 worden
gepubliceerd in de Staatscourant. In februari 2023 wordt een webpagina ingericht bij
Dienst Uitvoering Subsidie aan Instellingen (Dus-I), waar geïnteresseerde partijen
nadere informatie en de planning van aanvraag tot en met besluitvorming kunnen vinden.
In de subsidieregeling wordt geschetst aan welke drempel- en kwaliteitscriteria een
aanvraag moet voldoen en op welke wijze deze zal worden beoordeeld. Er wordt uiteindelijk
één uitvoerende partij geselecteerd. Uniformiteit en gelijkvormigheid in de uitvoering
van de ondersteuning en de monitoring is na het pilottijdperk belangrijk. Er wordt
beoogd de specialistische kennis en ervaring te concentreren en te bundelen (per doelgroep)
en van daaruit verder uit te bouwen tot een kern van gespecialiseerde cliëntondersteuning.
Tevens zal een landelijke signalerings- en verbetercyclus worden ingericht die naar
verwachting slagvaardiger is wanneer zij door één uitvoerende partij wordt vormgegeven.
Bovendien biedt één uitvoerder tevens de mogelijkheid tot een adequate inrichting
van de monitoring en het meten van de effecten van de gespecialiseerde cliëntondersteuning.
Een aandachtspunt voor de regeling is de samenwerking door de uitvoerder van de gespecialiseerde
cliëntondersteuning met bestaande initiatieven op het terrein van signalering en verbetering,
zoals de doelgroepspecifieke kenniscentra (denk aan het Kenniscentrum ZEVMB en NAH+),
de signaleringsfunctie van cliëntondersteuners en de Opwegwijzer.
Tevens is van belang dat de uitvoerder van de GCO de afstemming opzoekt en de samenwerking
aangaat rondom de doorverwijzing en terug verwijzing tussen de cliëntondersteuning
zoals geboden vanuit gemeentelijk domein of de Wlz en de gespecialiseerde cliëntondersteuning.
Op 1 januari 2024 zal de ondersteuning voor de deelnemers aan de pilots worden overgenomen
door de uitvoerder van de subsidieregeling. De verwachting is dat er na afloop van
de looptijd van de subsidieregeling een kleine groep mensen met complexe problematiek
op verschillende levensgebieden zal blijven die gespecialiseerde cliëntondersteuning
nodig heeft. Uit evaluatieonderzoek moet blijken welke ontwikkelingen zich gedurende
de subsidieperiode hebben voorgedaan in de GCO. Op basis van dit onderzoek zal worden
bezien welke omvang de GCO in de toekomst zal hebben en hoe de relatie met de reguliere
onafhankelijke cliëntondersteuning het beste vorm en inhoud gegeven kan worden. Bovendien
wordt gedurende de looptijd van de subsidieregeling verkend of deze ondersteuning,
waar nodig in aanvulling op de bestaande regelgeving, wettelijke verankering kan krijgen.
4. Zorgtechnologie en innovatie
Eindrapportage Innovatie-impuls
Als bijlage treft u de eindrapportage van de Innovatie-impuls gehandicaptenzorg (IIG)
aan, die vanaf september 2019 tot juli 2022 door Vilans en Academy Het Dorp is uitgevoerd.
Gedurende vier jaar zijn 23 zorgorganisaties in 26 trajecten aan de slag gegaan met
het implementeren, borgen en opschalen van zorgtechnologie. In al deze trajecten stond
de vraag van mensen met een beperking centraal, waarmee de focus werd gelegd op het
versterken van de eigen regie en zelfredzaamheid. Mensen met een beperking, naasten
en professionals zijn actief bij de implementatie betrokken. In totaal hebben in juni
2022 de deelnemende organisaties op 178 locaties bij 1.480 cliënten technologie in
gebruik genomen. Verwachting is dat dit aantal nog oploopt omdat een aantal organisaties
nog bezig is met de opschaling van de technologie. Daarnaast is er ook onderzoek gedaan
naar de toegevoegde waarde van de ingezette technologie en naar de succes – en faalfactoren
van de implementatie van technologie en zijn er twee praktische instrumenten over
de financiering van technologie ontwikkeld.
In de eindrapportage is een samenvatting te vinden van de resultaten en geleerde lessen
van de Innovatie-impuls. Het feit dat die zo systematisch zijn verzameld en worden
ondersteund door onderzoek, is een compliment waard. Concluderend heeft de Innovatie-impuls
op twee concrete manier impact gehad op de gehandicaptenzorg. Allereerst hebben de
deelnemende organisaties versneld en op duurzame wijze zorgtechnologie geïmplementeerd.
Ten tweede heeft de Innovatie-impuls veel kennis opgeleverd over succesvolle werkwijzen
en processen bij de implementatie van zorgtechnologie, specifiek in de gehandicaptenzorg.
Deze kennis is bruikbaar voor alle zorgorganisaties in de sector. De aanpak van de
Innovatie-impuls, inclusief tools en ervaringsverhalen, is gebundeld in één kennisproduct:
de Innovatie-route. De route beschrijft alle etappes die je doorloopt om succesvol
en duurzaam technologie in je organisatie te gebruiken en te borgen. Het combineert
wetenschappelijke kennis met ervaringskennis en onderzoeksresultaten over o.a. de
toegevoegde waarde van technologie, de financiering van technologie en het belang
van samenwerking met de cliënt. De Innovatie-route is sinds de lancering in juni 2022
al meer dan 4.000 keer bezocht op het Kennisplein gehandicaptensector.
Vervolgaanpak
Technologie leeft in de sector. Gezien de huidige omstandigheden willen steeds meer
organisaties «iets» met technologie, maar ze hebben vaak geen idee waar te beginnen.
Met de Innovatie-impuls is een goede beweging in gang gezet, gericht op implementatie.
Maar juist nu moet deze beweging worden doorgezet. Daarom start onder de vlag van
de Toekomstagenda in het voorjaar van 2023 de Innovatie-impuls 2.0. Om te beginnen
zal de Innovatie-route in 2023 worden omgevormd tot een interactief, digitaal instrument
dat zo toegankelijk mogelijk is en past bij de manier van werken in de gehandicaptenzorg.
Met de Innovatie-route als basis, staat samenwerking onder zorgorganisaties centraal
in de Innovatie-impuls 2.0. Er is individuele ondersteuning mogelijk voor zorgaanbieders
die de route willen gebruiken om zorgtechnologie te implementeren en er wordt gezocht
naar regionale samenwerking en er wordt actief gewerkt aan kennisverspreiding via
een campagne-achtige aanpak.
5. Arbeidsmarkt en vakmanschap
Eindverslag «Goed Werk: van praten naar doen»
Bijgaand stuur ik u het eindverslag «Goed Werk: van praten naar doen» van Vilans en
de Hogeschool voor Kunsten Utrecht. Zoals ik in de Toekomstagenda heb aangekondigd,
is beroepsontwikkeling op het terrein van goed werkgeverschap en goed werknemerschap
van groot belang bij het binden van zorgmedewerkers. Via dit project is dit gestimuleerd
door middel van regionale bijeenkomsten en een landelijke inspiratiesessie. Hierin
is gewerkt aan kleine, tastbare veranderingen die in de dagelijkse praktijk van de
zorg en ondersteuning direct toegepast kunnen worden. Er zijn nieuwe goede gewoontes
voor goed werk verzameld vanuit de praktijk. Goede gewoontes op het terrein van reflectie,
teamwerk en goed werkgeverschap. Verandering zit vaak in kleine dingen die niet veel
tijd vragen maar toch een groot effect hebben; in gewoon proberen, elkaar vertrouwen
geven om te experimenteren, om lef en faalmoed.
Deze goede gewoonten zijn als kaartenset uitgereikt op het congres van de Toekomstagenda
aan deelnemers van de inspiratiesessie en zijn online te vinden op het Kennisplein
gehandicaptensector. Zorgaanbieders kunnen hier hun voordeel mee doen en deze kaartenset
benutten in hun dagelijkse praktijk, bijvoorbeeld om het gesprek over goed werk in
team overleggen aan te gaan.
De aanbeveling om dit project in te bedden in de grotere beweging van de Toekomstagenda
onderschrijf ik. In het kader van anders organiseren en anders werken ga ik, samen
met de partijen die lid zijn van de Arbeidsmarkttafel gehandicaptenzorg, op zoek naar
goede voorbeelden op het terrein van goed werkgever- en goed werknemerschap. Wat maakt
dat de ene organisatie hierin beter slaagt dan de andere, wat zijn hierin werkzame
elementen en hoe kan de gehandicaptensector hier als geheel haar voordeel mee doen?
Ik zal in gesprek gaan met het veld om de lessen hieruit te benutten, bijvoorbeeld
in de zorginkoop.
Zoals ik in de Toekomstagenda heb aangekondigd zal in 2024 anders werken en anders
organiseren het centrale thema worden van het jaarlijkse, landelijke congres over
de Toekomstagenda en gehandicaptenzorg. Ik zie goed werkgeverschap en goed werknemerschap
als belangrijke invulling van dat anders werken en anders organiseren. Op het congres
worden de opgedane inzichten breder verspreid.
6. Levenslang, levensbreed, Wmo
Monitor Hulpmiddelen
Namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport informeer ik u over
de Monitor Hulpmiddelen. De Verbeteragenda Hulpmiddelen had tot doel «de dienstverlening
van gemeenten én leveranciers m.b.t. hulpmiddelen meetbaar te verbeteren voor alle
doelgroepen van cliënten en in het bijzonder voor de groep van cliënten die veel,
vaak en complexe hulpmiddelen nodig heeft als gevolg van meervoudige beperkingen of
een progressieve aandoening». In het kader van de implementatie van producten van
de verbeteragenda heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opdracht gegeven
voor de uitvoering van een monitor. Bijgaand ontvangt u de tweede meting van de Monitor
Dienstverlening Hulpmiddelen die is uitgevoerd door het onderzoeksbureau Significant
Public.
Het belangrijkste doel van deze tweede monitor is om inzicht te krijgen in de resultaten
van de implementatie. Met andere woorden: ervaren cliënten merkbare verbeteringen
of niet? Omdat de periode tussen de nulmeting en deze effectmeting kort is en gemeenten
en leveranciers tijd nodig hebben om zaken te implementeren, beschouwen we de resultaten
slechts als eerste indicatie. De monitor bevestigt het beeld dat de producten in de
Verbeteragenda -die gezamenlijk met hulpmiddelengebruikers, gemeenten, leveranciers
en zorgprofessionals zijn ontwikkeld- leiden tot merkbare resultaten voor cliënten.
Met name «het resultaat,» (het beschikken over het juiste hulpmiddel) wordt als zeer
positief ervaren door respondenten en scoort ongeveer een 4 op een 5-puntsschaal.
De scores voor bejegening door de gemeente (in de toegang), bejegening door de aanbieder
en de mate waarin de cliënt centraal staat scoren gemiddeld iets boven de 3 (wederom
op een 5-puntsschaal). De onderzoekers zien verder dat cliënten die een casemanager
hebben en/of waarbij het advies van de ergotherapeut wordt opgevolgd, positiever over
de dienstverlening zijn. Ten aanzien van het thema reparatie ligt het anders. De onderzoekers
bemerken op het gebied van reparatie een achteruitgang ten opzichte van de vorige
meting. In 2022 scoort reparatie een rapportcijfer van 5,2 (op een 10-puntsschaal).
Dit thema was overigens geen onderdeel van de Verbeteragenda. Hoewel gemeenten hier
afspraken over opnemen in de contracten, ligt de oplossing bij de leveranciers. Zij
hebben echter te maken met langere levertijden en een groot personeelsverloop (minder
ervaren reparateurs).
Het kabinet concludeert dan ook dat gemeenten vooral moeten blijven inzetten op de
implementatie van de producten van de Verbeteragenda. Dit werd ook bevestigd door
de onderzoekers. Deze monitor was gekoppeld aan de Verbeteragenda en zal in deze vorm
geen vervolg krijgen. We zien enorme betrokkenheid bij de verdere implementatie van
de producten van de Verbeteragenda. In het volgende Bestuurlijk Overleg zal de Staatssecretaris
van VWS in gesprek gaan met de betrokken partijen hoe zij een vervolg voor ogen hebben
en hoe in gezamenlijkheid de ontwikkelingen gemonitord kunnen blijven worden.
De Verbeteragenda hulpmiddelen was in de praktijk met name relevant voor mensen met
een levenslange en levensbrede ondersteuningsbehoefte. Daarom is in overleg met cliëntenorganisaties
voor mensen met een beperking of chronische ziekte afgesproken de voortgang ook in
de brede context van de Toekomstagenda zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking te bezien. Waar nodig en mogelijk zal ik in dat kader over het vervolg rapporteren.
Strategische beleidsevaluatie
De Toekomstagenda kent reeds een paragraaf die ingaat op de monitoring van het programma.
Inmiddels is besloten de Toekomstagenda ook op de Strategische evaluatieagenda van
VWS te zetten voor 2023. Deze evaluatie zal een ex durante vorm krijgen, zodat maximaal
gebruik kan worden gemaakt van inzichten van de evaluatie tijdens de looptijd van
het programma. Ik ben met het RIVM in gesprek om te bezien of het RIVM de voortgang
rondom acties en doelen in kaart kan brengen. De vragen die daarbij centraal staan,
zijn:
– hoe kan het beleidsprogramma Toekomstagenda «Zorg en ondersteuning voor mensen met
een beperking» op goede wijze worden gemonitord?;
– hoe kan deze monitoring worden ingezet om uitspraak te doen over de voortgang van
de maatschappelijke doelen?;
– in hoeverre kan er inzicht verkregen worden in de mate waarin het ingezette beleid
daadwerkelijk heeft bijgedragen aan het behalen van deze doelstellingen?
Hoewel de gesprekken met het RIVM nog niet zijn afgerond, stel ik mij voor dat de
evaluatie wordt opgebouwd in verschillende fases. In 2023 zou kunnen worden gestart
met een afbakening van de acties en doelen uit de Toekomstagenda ten behoeve van de
monitoring. Het betreft immers een omvangrijk programma, waarbij de verwachting is
dat het mogelijk moet zijn een bepaalde clustering of volgtijdelijkheid aan te brengen
in de wijze waarop de acties te relateren zijn aan de te behalen doelen. Daarbij vind
ik het van belang dat ook de betrokken partijen nadrukkelijk zal worden gevraagd om
input te geven over de invulling van de verschillende acties in relatie tot de doelen
om zo tot een concretere en afgeslankte set aan te monitoren acties (en doelen) te
komen.
De voortgang op de verschillende acties zal naar verwachting grotendeels kwalitatief
in kaart worden gebracht. Daar waar mogelijk en haalbaar zullen (bestaande) kwantitatieve
indicatoren worden ingezet.
Op basis van deze set zou in een volgende fase, naar verwachting in het najaar van
2023, een plan van aanpak uitgewerkt kunnen worden voor het periodiek in kaart brengen
van de voortgang op de geselecteerde acties en doelen vanaf 2024.
De informatie die (tijdens de fase van afbakening is opgehaald over de uitgangssituatie
en reeds geboekte voortgang kan dan al worden verwerkt in een rapportage (0-meting).
Deze rapportage zal naar verwachting begin 2024 worden opgeleverd.
Vanaf 2024 kunnen de metingen van acties en uitkomsten periodiek worden herhaald.
Tot slot
De uitvoering van de Toekomstagenda zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking is van start. Ik vind het belangrijk om de uitvoering samen met de veldpartijen vorm
te blijven geven. Ik hoop en verwacht dat de partijen die met elkaar samenwerken aan
de Toekomstagenda de gezamenlijke verantwoordelijkheid oppakken en actief met de aanbevelingen
en uitkomsten van de onderzoeken aan de slag gaan.
Met deze brief heb ik laten zien dat de eerste stappen zijn gezet. Tegelijkertijd
zie ik ook nog uitdagingen om samen aan de slag te gaan waarbij creativiteit van het
veld gevraagd wordt en waarbij ik met de Toekomstagenda de mogelijkheden bied om te
ondersteunen. Ik zal u jaarlijks op de hoogte houden over de voortgang middels een
voortgangrapportage. De eerste zal ik u begin 2024 toesturen.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
Bijlage: Update moties en toezegging
Motie van het lid Sahla (D66) over het IBO LVB
Op 18 mei 2022 vroeg uw Kamer, met motie van het lid Sahla c.s. (Kamerstuk 24 170, nr. 260), om geïnformeerd te worden welke stappen er zijn gezet naar aanleiding van de aanbevelingen
uit het interdepartementaal beleidsonderzoekonderzoek (IBO) over mensen met een licht
verstandelijke beperking (LVB). Bij de reactie op de motie in het tweeminutendebat
van 18 mei jl. heb ik aangegeven de motie zo te begrijpen dat deze, naast hetgeen
in de Toekomstagenda Zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking is opgenomen over mensen met een licht verstandelijke beperking, vraagt om een overzicht
op hoofdlijnen over wat naar aanleiding van het IBO LVB is opgepakt. Daaraan geef
ik hierbij graag gehoor waarmee ik deze motie afdoe.
Uit het IBO LVB (2019) kwamen de volgende aanbevelingen:
a) Zorg voor passende communicatie, zodat mensen met een LVB de boodschap goed kunnen
begrijpen.
b) Zorg voor een betere toerusting van professionals, zodat mensen met een LVB (tijdig)
herkend worden en de professionals weten hoe ze vervolgens effectief kunnen communiceren
en handelen.
c) Zorg voor integrale ondersteuning, zodat er tijdige, effectieve en passende ondersteuning
voor mensen met een LVB georganiseerd wordt.
d) Zorg voor preventie, zodat problemen tijdig gesignaleerd worden om erger te voorkomen.
e) Zorg voor meer kennis over (ondersteuning van) mensen met een LVB.
Verschillende departementen zijn zelf aan de slag gegaan met de aanbevelingen uit
het IBO LVB, zoals in de kabinetsreactie aangegeven4. Vanuit het Ministerie van VWS zijn ook verschillende acties opgepakt. Afgelopen
jaren heb ik samen met onder andere gemeenten, brancheorganisaties en ervaringsdeskundigen
activiteiten ondernomen om de kennis over LVB te vergroten, het herkennen van een
LVB te verbeteren en de toegankelijkheid te bevorderen. Door middel van het verzamelen
en delen van goede voorbeelden, het ontwikkelen van handreikingen, het organiseren
van jaarlijkse Webinar reeksen voor gemeenten en het betrekken van ervaringsdeskundigen.
Daarnaast is vanuit het programma Onbeperkt Meedoen5 ingezet op de implementatie van het VN-verdrag Handicap, zodat mensen met een beperking
naar eigen wens en vermogen mee kunnen doen aan de samenleving. Dit programma wordt,
zoals u weet, gecontinueerd en blijft daarmee kabinetsbreed inzetten op de verbetering
van de positie van mensen met een beperking, waaronder mensen met een LVB.6
Op alle aanbevelingen uit het IBO LVB zijn de afgelopen jaren concrete stappen gezet,
ik noem een aantal voorbeelden:
a) Op het gebied van passende communicatie is er o.a. tijdens de coronapandemie structureel
overleg geweest met cliëntenorganisaties, waaronder vertegenwoordigers van de LVB-doelgroep
over de toegankelijkheid en begrijpelijkheid van de corona-informatie. Mede naar aanleiding
daarvan zijn onder meer de persconferenties samengevat in begrijpelijke taal en zijn
diverse Steffie-modules ontwikkeld om mensen met een licht verstandelijke beperking
te informeren.
b) Op het gebied van betere toerusting voor professionals is er o.a. via het programma
Zorg voor de Jeugd7 door het landelijk kenniscentrum LVB een toolkit en e-learning ontwikkeld voor (jeugd)professionals
in het sociaal domein, onderwijs, zorg, de financiële sector en de strafrechtketen
om een LVB eerder te herkennen en hiermee om te gaan8.
c) Op het gebied van integrale ondersteuning is er o.a. vanuit de pilots gespecialiseerde
clientondersteuning9 ervaring opgedaan met een netwerkgids voor mensen met een LVB om hen te ondersteunen
bij het vinden van de juiste ondersteuning.
d) Op het gebied van preventie is er o.a. vanuit het koploperstraject cliëntondersteuning10 ervaring opgedaan met het inzetten van lifecoaches voor (jong-) volwassenen met een
LVB om levensbrede ondersteuning te bieden en problemen te voorkomen.
e) Op het gebied van kennis over ondersteuning van mensen met een LVB is er een handreiking
11 ontwikkeld voor gemeenten om passende ondersteuning te bieden aan mensen met een
LVB die (tijdelijk) ondersteuning nodig hebben in een beschermende woonomgeving.
Een van de drie doelgroepen die wordt uitgelicht in de Toekomstagenda Zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking betreft mensen met een LVB. In de samen met veldpartijen afgesproken acties die zijn
opgenomen in de programmatische uitwerking van de Toekomstagenda, zijn de resultaten
uit het IBO LVB meegenomen. De Toekomstagenda richt zich voor mensen met een LVB op
zorg zonder schotten, bewustwording en ervaringsdeskundigheid, talentontwikkeling
en kennisdeling. Zoals aangegeven zal ik de Kamer jaarlijks informeren over de voortgang
van de Toekomstagenda, zodat de Kamer blijvend geïnformeerd wordt over de vorderingen
die we maken voor doelmatiger en doeltreffender beleid voor mensen met een LVB.
Motie van het lid Agema over persoonlijke netwerken
Naar aanleiding van het debat over de Initiatiefnota Van der Laan betreffende ouderen
met een verstandelijke beperking heeft Kamerlid Agema (PVV) 31 mei 2021 een motie12 ingediend die vervolgens is aanvaard. In deze motie wordt gevraagd om het uitvoeren
van een onderzoek naar persoonlijke netwerken van mensen met een beperking wier ouders
zijn overleden of niet meer voor hen kunnen zorgen.
Ter uitvoering van deze motie ben ik in gesprek gegaan met de Associatie Academische Werkplaatsen Verstandelijke Beperkingen. Zij hebben, om meer focus aan te kunnen brengen op dit thema, binnen de academische
werkplaatsen in kaart gebracht welke kennis er op dit terrein is. Dat heeft een aantal
onderzoeken opgeleverd. Deze betreffen de thema’s sociale netwerken van mensen met
een verstandelijke beperking, familienetwerken van mensen met een (licht) verstandelijke
beperking (LVB), ondersteuningsrelaties ouders en broers/zussen en de rol van de professional
in het netwerk (zie bijgevoegde quickscan). Uit deze onderzoeksresultaten zijn de
belangrijkste bevindingen gefilterd en samengevat in bijgevoegde factsheet. Er is
geen onderzoek bekend dat specifiek de groep ouderen met een verstandelijke beperking
betreft.
Een aantal van de onderzoeksbevindingen is zorgelijk, zeker omdat het de kwaliteit
van leven (sterk) kan beïnvloeden. Ik doel daarmee met name op de uitkomst dat de
helft van de mensen met een verstandelijke beperking zich chronisch eenzaam voelt.
Dat wordt beïnvloed door een aantal omstandigheden, namelijk dat naarmate de betrokkene
ouder wordt het familienetwerk steeds kleiner wordt en dat eigenlijk zorgprofessionals
hun netwerk vormen, dat het netwerk beperkter is naarmate de verstandelijke beperking
ernstiger is en dat de netwerken van jongeren op een gegeven moment wijzigen van familienetwerk
naar een netwerk met leeftijdsgenoten, maar jongeren met een LVB over het algemeen
minder goed in staat zijn een dergelijk netwerk op te bouwen.
Ik concludeer dat er aanvullende acties nodig zijn, maar dat er ook nog allerlei aspecten
zijn waar we eigenlijk nog onvoldoende over weten. Ik ben dan ook voornemens om in
de vervolgfase van het ZonMw-programma Gewoon Bijzonder (2023–2027) ruimte in te bouwen voor onderzoek naar allerlei vraagstukken betreffende
het persoonlijke netwerk van mensen met een verstandelijke beperking, dat ik wil clusteren
rond het thema «eenzaamheid». Daarbij wil ik dat bestaande methodieken en instrumenten
breder worden verspreid en geïmplementeerd. Tevens wil ik dat onderzocht wordt of
de ontwikkelde instrumenten voor een specifieke doelgroep kunnen worden toegepast
door/voor andere doelgroepen. Op basis van deze uitkomsten ga ik, in overleg met diverse
partijen, na welke aanvullende acties voor verschillende groepen mensen met een verstandelijke
beperking in gang kunnen worden gezet. Daarbij is maatwerk aan de orde, omdat voor
jongeren met een LVB andere acties of maatregelen nodig zijn dan voor ouderen met
een verstandelijke beperking.
Met bijgevoegde factsheet doe ik motie van Kamerlid Agema af.
Motie- van het lid Hijink (SP) over onderzoek naar lichamelijk en geestelijk geweld
in de gehandicaptenzorg (Kamerstuk 31 015, nr. 214)
Op 17 oktober 2022 heb ik een subsidie verleend aan een onderzoeksconsortium om een
onderzoek naar een veilige zorgrelatie in de gehandicaptenzorg te starten. Dit consortium
betreft een samenwerking tussen Rutgers, expertisecentrum seksualiteit, Disability
Studies in Nederland, Hogeschool Rotterdam, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland
en Stichting Tiresias.
De opdracht tot het onderzoek is ontstaan op basis van een reactie van de toenmalige
Minister van VWS op de motie van Kamerlid Hijink waarin werd verzocht om onderzoek
naar lichamelijk en geestelijk geweld in de gehandicaptenzorg13. De Minister zegde toe om op basis van het actuele beeld van de meldingen van lichamelijk
en geestelijk geweld in de gehandicaptenzorg en de huidige aanpak, een meer verdiepend
kwalitatief onderzoek vanuit het cliëntperspectief te doen naar de effectiviteit van
het bestaande instrumentarium (zoals de vergewisplicht, de Verklaring Omtrent het
Gedrag en de Leidraad Veilige Zorgrelatie) om een veilige zorgrelatie te waarborgen
en de mogelijkheden van dit instrumentarium te vergroten.
Inmiddels zijn de volgende acties ondernomen:
1. Er heeft literatuuronderzoek plaatsgevonden naar de beschikbare instrumentaria.
2. Er heeft een interview plaatsgevonden met IGJ naar aanleiding van hun rapport «Wat
kunnen we leren van meldingen seksueel grensoverschrijdend gedrag in de gehandicaptenzorg?»
De inspectie heeft in januari 2022 een nieuwe toezichtvisie ontwikkeld: Toezicht op
een veilige zorgrelatie. Centraal staat de preventie van seksueel grensoverschrijdend
gedrag door te werken aan bewustzijn en het bespreekbaar maken van gevoelens van zorgverleners.
Zorg-breed brengen ze dit onderwerp onder de aandacht bij stakeholders, branche- en
beroepsorganisaties. Daarnaast agendeert en stimuleert de inspectie het in haar toezicht.
3. De werving is gestart van cliënten met een licht- en matige verstandelijke beperking
die kunnen worden geïnterviewd. Er is een ethische toetsing uitgewerkt en opgestuurd
naar de Facultaire Ethische Toetsingscommissie bij de Universiteit Utrecht (FETC-GW)
voor toetsing van dit onderzoek.
De bedoeling is dat het onderzoek in juni 2023 wordt afgerond. De resultaten van dit
onderzoek worden tezamen met een aantal trajecten in samenhang bezien om daarop mijn
beleidsreactie aan uw Kamer te kunnen geven. Het gaat dan om de conclusies en aanbevelingen
van «Faciliteren van seksualiteit en intimiteit voor mensen met een beperking: een
inventarisatie van de ondersteuningsmogelijkheden in Nederland» van Tiresias en Rutgers.
En om een onderzoek via het ZonMw-onderzoeksprogramma Gewoon Bijzonder, geleid door
de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland in samenwerking met Rutgers en Kenniscentrum
Zorginnovatie van Hogeschool Rotterdam, met als focus mensen met een verstandelijke
beperking in zorginstellingen en hun behoefte rondom seksualiteit. Ik stuur u een
nadere inhoudelijke reactie toe als de resultaten van al deze trajecten bekend zijn.
Naar verwachting is dat rond de zomer van 2023.
Stand van zaken op toezegging over Handreiking Vertegenwoordiging
In mei 2019 heeft de Gezondheidsraad het advies Goede vertegenwoordiging (Kamerstuk
31 476, nr. 27) uitgebracht. De toenmalige Minister van VWS is met betrokken veldpartijen en patiënten-
en cliëntenorganisaties in gesprek gegaan over de bevindingen en is met een inhoudelijke
reactie gekomen middels de Kamerbrief van augustus 2021 (Kamerstuk 31 476, nr. 36). Toegezegd is dat de Minister het proces faciliteert om samen met een aantal betrokken
veldpartijen en patiënten- en cliëntenorganisaties (kerngroep) te komen tot een handreiking
t.b.v. het vergroten van de bekendheid met vertegenwoordiging, het wegnemen van onduidelijkheden
en het verbeteren van de inzet van vertegenwoordiging in de zorg. Daartoe heb ik een
opdracht verstrekt, die wordt uitgevoerd door kenniscentrum Vilans. De kerngroep voor
dit onderwerp bestaat uit vijf organisaties, te weten Mentorschap Nederland, Patiëntenfederatie,
KNMG, Raad op Maat en V&VN. Sinds eind september 2022 worden zij ondersteund door
Vilans om te komen tot een gezamenlijke handreiking Goede Vertegenwoordiging. De planning
is erop gericht om in de zomer 2023 basismateriaal gereed te hebben. Dit inhoudelijke
basismateriaal zal door de kerngroep en overige zorgsectoren en patiëntenorganisaties
benut worden om via hun eigen offline en online kanalen te ontsluiten en te verspreiden,
in de voor hun doelgroepen passende taal en vorm.
Het basismateriaal blijft via Vilans beschikbaar. In de zomer van 2023 informeer ik
u over de stand van zaken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport