Brief regering : Innovatie en impact
33 009 Innovatiebeleid
32 637
Bedrijfslevenbeleid
31 288
Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 117
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN VAN ONDERWIJS, CULTUUR
EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2022
Onderzoek en innovatie zijn cruciaal voor de grote vraagstukken van onze tijd en voor
onze toekomstige welvaart in brede zin. Zonder innovatie is bijvoorbeeld een concurrerende,
CO2-neutrale en circulaire economie ondenkbaar. Van fundamenteel tot meer toegepast,
we hebben onderzoek hard nodig om ons voor te bereiden op de maatschappelijke uitdagingen
van vandaag en in de toekomst. Onze welvaart danken we aan investeringen uit het verleden.
Ook nu moeten we met gerichte investeringen in onderzoek en innovatie door bedrijfsleven
én overheid bouwen aan de samenleving van de toekomst.
Als Ministers verantwoordelijk voor het onderzoeks- en innovatiebeleid bieden wij
uw Kamer daarom deze brief aan over innovatie en onze visie op valorisatie en maatschappelijke
impact. De brief bestaat uit twee delen en een bijlage:
I. Innovatie als basis voor een duurzaam en welvarend Nederland
II. Visie OCW en EZK op valorisatie en maatschappelijke impact: van kennis naar impact
BIJLAGE: Actieplan voor innovatie en impact
DEEL I: INNOVATIE
Innovatie is belangrijk voor onze welvaart. Nederland is internationaal een sterke
speler, maar dat blijven we niet vanzelf. We moeten een tandje bijzetten als we een
antwoord willen op urgente maatschappelijke vraagstukken en geopolitieke ontwikkelingen.
De kracht van publiek-private samenwerking, zoals we die in Nederland kennen, moeten
we hierin volop benutten. De overheid heeft daarbij een belangrijke rol als aanjager
van innovatie. Dit kabinet zet zich daarvoor in met drie speerpunten: het scheppen
van de juiste randvoorwaarden voor R&D en innovatie, strategische keuzes bij de inzet
van middelen en doelmatig en toegankelijk instrumentarium. Deel I van deze brief beschrijft
de kabinetsinzet ter versterking van het innovatiebeleid op deze drie punten.
DEEL II: VISIE VALORISATIE EN MAATSCHAPPELIJKE IMPACT
Een speerpunt van dit kabinet is om de impact van kennis te vergroten. Er liggen volop
kansen om de uitstekende positie van Nederland in wetenschappelijk, toegepast en praktijkgericht
onderzoek beter te benutten. In deel II van deze brief presenteren wij daarom onze
gezamenlijke visie op het vergroten van de impact van kennis. Met deze visie leggen
wij de basis om de komende jaren vanuit een gezamenlijke ambitie nog beter samen te
werken aan een florerend onderzoeks- en innovatiesysteem. Zo vergroten we de impact
van kennis. Dat doen we niet alleen. Op tal van beleidsterreinen werken we met betrokken
ministeries en publieke en private partners aan het vergroten van de impact van onderzoek,
bijvoorbeeld op het gebied van defensie, gezondheidszorg en landbouw.
ACTIEPLAN INNOVATIE EN IMPACT
Het bijgevoegde actieplan werkt uit welke concrete stappen het kabinet zet om de ambities
uit deel I en II van de brief te realiseren.
In deze brief wordt tevens uitvoering gegeven aan de volgende moties en reageren we
op twee AWTI-adviezen:
• Kamerstuk 35 925 XIII, nr. 24. Motie van het lid Van Strien c.s. (over een verkenning van de inzet die nodig is
om de ambities uit het valorisatieplan te verwezenlijken);
• Kamerstuk 35 925 XIII, nr. 25. Motie van het lid Van Strien c.s. (over een gesprek met de campussen over de strategie-ecosystemen);
• Kamerstuk 33 009, nr. 107. Motie van het lid Van Strien c.s. (over een integrale valorisatiestrategie en actieplan);
• Kamerstuk 32 637, nr. 468. Beantwoording Motie van de leden Verhoeven en Wiersma (inpassing Dutch Academic
Impact Fund, financiering vroege fase voor kennisintensieve startups) (Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 41);
• Kamerstuk 31 288, nr. 952. Motie van de leden Van der Woude en Van der Graaf (over een eenduidige visie op
maatschappelijke impact, waaronder valorisatie);
• Kamerstuk 31 288, nr. 975. Motie van het lid Van der Woude (over de continuering van het Faculty of Impact-programma
voldoende middelen beschikbaar stellen uit het fonds Onderzoek en Wetenschap);
• Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 40. Motie van de leden Verhoeven en Wiersma (over nagaan hoe ecosystemen beter kunnen
functioneren);
• Kamerstuk 33 009, nr. 113. Motie van het lid Van der Graaf c.s. (over onderzoek naar barrières voor maatschappelijke
en sociale ondernemingen bij innovatieregelingen);
• Kamerstuk 33 009, nr. 115. Gewijzigde motie van de leden Van Haga en Smolders (over onderzoeken hoe innovatieregelingen
drastisch kunnen worden versimpeld);
• Kamerstuk 33 009, nr. 99. Vervolg op beleidsreactie op het AWTI-advies Beter van start;
• Beleidsreactie op het AWTI-advies Kansen pakken met kennis.
DEEL I INNOVATIE ALS BASIS VOOR EEN DUURZAAM EN WELVAREND NEDERLAND
De toekomst van de Nederlandse economie is duurzaam, vernieuwend, welvarend en weerbaar.
Daarvoor is een goed ondernemings- en vestigingsklimaat en een gericht industriebeleid
van belang. In lijn daarmee is ook het versterken van de innovatiekracht van Nederland
essentieel voor onze toekomst.
Innovatie gaat niet altijd vanzelf. Nederland heeft een sterke basis, maar we blijven
achter als het gaat om het daadwerkelijk toepassen en commercialiseren van nieuwe
kennis. We moeten ervoor zorgen dat kennis ook tot concrete oplossingen leidt: om
van idee in een lab te komen tot product in een schap. Pas dan creëer je economische
en maatschappelijke waarde. Dit vraagt om het bevorderen van innovatief ondernemerschap:
ruimte voor zowel de ondernemende onderzoeker als onderzoekende ondernemer. En vooral
een vruchtbare samenwerking tussen deze twee. De kracht van publiek-private samenwerking,
zoals we die in Nederland kennen, moeten we hierin volop benutten.
De veranderde geopolitieke situatie dwingt ons om samen met onze Europese partners
scherpe keuzes te maken. Daarbij is een meer strategische inzet noodzakelijk, bijvoorbeeld
als het gaat om investeringen in technologie. Zo vergroten we onze weerbaarheid en
verkleinen we ongewenste afhankelijkheden als het gaat om strategische producten,
research & development (R&D), energie en (steeds schaarsere) grondstoffen.
1. Waarom is innovatie cruciaal?
De Kamerbrieven over industriebeleid (8 juli jl.) en ondernemings- en vestigingsklimaat
(14 oktober jl.) lichten het belang toe van investeren in een sterke basis voor ondernemers
en de industrie1. Om bij te dragen aan onze welvaart, maar ook als hefboom richting de grote transities
van deze tijd. Ook innovatiebeleid staat in het hart van samenhangend beleid voor
een goed ondernemersklimaat, groei en brede welvaart. R&D zorgt voor nieuwe en betere
producten en diensten, en draagt bij aan een hogere arbeidsproductiviteit. Dat is
nodig, want we moeten met minder mensen en minder grondstoffen meer doen. Denk hierbij
aan automatisering van productieprocessen, arbeidsbesparende innovatie of energiezuinigere
apparatuur of installaties. Wie niet investeert in vernieuwing zal internationaal
niet meer kunnen concurreren en kachelt achteruit.
Innovatie is essentieel voor onze welvaart in brede zin. We hebben dringend oplossingen
nodig voor de grote uitdagingen van deze tijd: de klimaat- en energietransitie, stikstofcrisis,
digitalisering van het mkb en toenemende zorgkosten zijn maar een paar voorbeelden.
Daarom moet de rijksoverheid ook richting geven aan innovatie. Dat is de gedachte
achter het missiegedreven innovatiebeleid: door samen met spelers uit het veld (bedrijven,
kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en medeoverheden) te werken aan gezamenlijke doelstellingen zetten we in op het welbevinden
van de mensen in Nederland en daarbuiten. Van oplossingen voor een CO2-neutrale en circulaire economie, tot effectievere kankerbestrijding (zie kader 1).
Kader 1. Voortzetting steun aan Oncode: samenwerken aan betere behandeling van kanker
Het Oncode Institute is een virtueel onderzoeksinstituut dat zich richt op wetenschappelijke
doorbraken en de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen en diagnostica voor kankerpatiënten.
Het is een voorbeeld van een innovatief instituut dat excellent wetenschappelijk kankeronderzoek
«vertaalt» naar nieuwe oplossingen voor kankerpatiënten, door middel van publiek-private samenwerking. Een groeiend aantal patenten
en spin-offs laat zien dat de transitie naar de markt en klinische praktijk reeds
voorspoedig verloopt. De Ministeries van EZK, OCW, VWS, Stichting KWF Kankerbestrijding
en de Topsector Life Sciences en Health ondersteunen het Oncode Instituut en zullen
dat ook gezamenlijk doen tijdens de tweede fase van het Oncode Institute, die loopt
van 2023 tot en met 2027. Middels deze brief informeren wij de Kamer dat OCW en EZK
beiden € 12,5 miljoen hebben gereserveerd voor fundamenteel onderzoek en valorisatie-activiteiten
van het Oncode Institute vanuit het Toekomstfonds. VWS stelt in totaal € 11,5 miljoen
beschikbaar via ZonMw. Het Nationaal Groeifondsproject Oncode-PACT bouwt voort op
de kracht en resultaten van het Oncode Institute en haar partners. In het ontwikkelproces
van lab naar markt zijn er uitdagingen in de preklinische fase. Oncode-PACT verbetert
en versnelt daarom deze fase door de inzet op AI, patiëntcohorten en organoïde technologie
(een Nederlandse uitvinding). Meerdere beleidsdoelen van het kabinet worden hiermee
gediend: innovatie, nieuwe bedrijvigheid, economische groei én betere zorg.
De open wereldeconomie, waar Nederland en de EU naar streven, staat onder druk. Het
conflict in Oekraïne benadrukt het belang van een sterke defensie en ook de industriële
capaciteit die daarvoor nodig is. Daarom moeten we ook een actief investeringsbeleid
voeren vanuit het perspectief van economische veiligheid, zoals uiteengezet in de
Industriebrief2. In deze situatie is het goed om als EU samen op te trekken, bijvoorbeeld via de
Important Projects of Common European Interest (IPCEI). Samen staan we sterker en samen zijn we ook beter in staat op alle essentiële
terreinen beleid te voeren. De gestelde uitdagingen vragen om daadkrachtig innovatiebeleid,
waarbij we strategische keuzes maken.
Kortom: innovatie is van belang voor zowel onze economische voorspoed en veiligheid,
als voor het oplossen van bredere maatschappelijke uitdagingen. We moeten daar een
tandje bijschakelen. De Nederlandse publieke en private R&D-uitgaven liggen nu lager
dan het OESO-gemiddelde, maar ook lager dan in de landen waar we ons graag aan spiegelen.
De Nederlandse R&D-uitgaven zijn in 2020 2,3% van het bbp, ten opzichte van het OESO-gemiddelde
van 2,6%3. Een deel van dit verschil wordt verklaard door onze sectorstructuur. De Nederlandse
economie heeft een grote dienstensector, waar relatief weinig R&D plaatsvindt. Onze
ambitie is in lijn met de Lissabon-doelstelling: de totale R&D-uitgaven moeten stijgen
tot 3% van het bruto binnenlands product (BBP), zonder dat het private aandeel daalt.
Innovatie gebeurt niet altijd vanzelf, althans niet in voldoende mate. Het innovatieproces
van onderzoek tot product- en dienstontwikkeling en succesvolle opschaling vraagt
om een lange adem en om samenwerking tussen verschillende partijen. Dat brengt hoge
kosten en tal van risico’s met zich mee. Het belang van innovatie voor de economie
en maatschappij, en het feit dat innovatie in onvoldoende mate vanzelf tot stand komt,
rechtvaardigt een stevige rol van de overheid. In de basis zijn er vier redenen voor
innovatiebeleid4:
1. Kennis en technologie komen niet alleen aan één partij ten goede, maar worden veel
breder benut door de maatschappij: het creëert economische waarde en werkgelegenheid
(de zogenaamde spillover-effecten). Een bedrijf kan slechts een deel van die spillovers
te gelde maken. Omdat de opbrengsten voor een individueel bedrijf lager zijn dan het
bredere maatschappelijk effect, zal een bedrijf minder investeren in R&D dan maatschappelijk
gewenst is (marktfalen).
2. In de praktijk blijkt dat innoverende partijen elkaar vaak lastig of zelfs niet kunnen
vinden en onvoldoende met elkaar samenwerken. De overheid kan daar een actieve rol
in vervullen door hen actief met elkaar te verbinden.
3. Grote transities en maatschappelijke vraagstukken vragen om een regisserende en sturende
rol van de overheid, die met specifiek beleid en instrumentarium richting en leiding
geeft, met concrete doelstellingen voor de toekomst (transitiefalen)5.
4. Tegen de achtergrond van geopolitieke ontwikkelingen is het voorkomen van strategisch
kwetsbare afhankelijkheden een reden om vanuit de overheid extra in bepaalde innovatie
te investeren, zodat we onze autonomie ten aanzien van onze normen, waarden en welvaart
kunnen behouden.
De overheid geeft invulling aan deze rol op verschillende manieren: publieke investeringen
in universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstituten, het samenbrengen van publieke
en private partijen, een goed systeem voor kennisbescherming (intellectueel eigendom
en bedrijfsgeheimen) en kennisveiligheid, stimulerende wet- en regelgeving, innovatief
inkoopbeleid en het wegnemen van financiële belemmeringen voor innovatieve ondernemers
met subsidieregelingen, fiscale regelingen, kredieten of financiering. Daarbij wordt
ook steeds meer inhoudelijke sturing gegeven aan innovatie, bijvoorbeeld via concrete
missies of «moonshots». De volgende paragraaf licht de inzet van met name EZK hierop
toe.
2. Wat doet de overheid?
De overheid heeft als belangrijke taak te zorgen voor een goed vestigings- en ondernemingsklimaat.
Dan gaat het om tal van zaken, zoals een goede infrastructuur (zowel fysiek als digitaal),
goed onderwijs, veiligheid, gezondheidszorg. Daarbinnen ligt de specifieke beleidsverantwoordelijkheid
van EZK onder meer op het vlak van ondernemerschap, industrie, digitalisering en innovatie.
Deze beleidsterreinen hangen sterk met elkaar samen en beïnvloeden elkaar over en
weer. Daarbij is het van belang dat het beleid voorspelbaar en stabiel is. Investeringen
worden immers vaak voor de lange termijn gedaan. Een uniek bedrijf als ASML kan hier
bestaan door een goed en stabiel innovatieklimaat (en bijbehorend ecosysteem): goed
innovatie-instrumentarium, een voorspelbare en betrouwbare overheid, een sterk netwerk
aan toeleverende (midden-en klein) bedrijven, en voldoende en goed opgeleid personeel.
In eerdere brieven heeft het kabinet beschreven voor welke uitdagingen onze industrie
en het bredere ondernemingsklimaat gesteld worden. Rode draad daarbij is dat het enerzijds
nodig is om te zorgen voor een robuuste en stabiele basis, waarop bedrijven en organisaties
kunnen vertrouwen en verleid worden om te investeren en groeien. Anderzijds wordt
er van de overheid gevraagd om (meer dan voorheen) richting te geven aan gewenste
ontwikkelingen, die noodzakelijke transities mogelijk te maken en onze weerbaarheid
vergroten. Die balans is ook van belang voor het innovatiebeleid. Ten slotte vragen
geopolitieke ontwikkelingen, wezenlijke nationale veiligheidsbelangen en het streven
naar meer strategische autonomie, om het beschermen, versterken en internationaal
positioneren van specifieke bedrijven en sectoren6.
Een sterke basis voor innovatie: generiek beleid
Binnen het innovatiebeleid is het generieke deel gericht op het creëren van een algemeen
aantrekkelijk investeringsklimaat voor innovatieve bedrijven en het benutten van innovatief
ondernemerschap7. Daarbij is een goed en stabiel instrumentarium van belang: financiële stimulering,
zoals de WBSO, Eurostars, Innovatiekrediet, Seed Capital en Vroege-fase-financiering.
Maar denk ook aan wetgeving over intellectueel eigendom, zoals goed functionerende
octrooiwetgeving.
Een sterke kennisbasis is van belang voor zowel het ondernemersklimaat (vanwege de
toegang tot hoogwaardige R&D) als het hebben van maatschappelijke impact. Daarom investeert
de overheid, met name de Ministers van EZK en OCW, in zowel (wetenschappelijke) kennisinstellingen
als in instituten voor toegepast onderzoek (de zogeheten TO2-instituten8). De Minister van OCW heeft in zijn brief over hoger onderwijs en wetenschap toegelicht
dat het kabinet substantieel investeert om deze basis te versterken9. Andere departementen investeren in gericht onderzoek en innovatie, gericht op uitdagingen
in defensie, zorg, landbouw, etc. De groeiende investeringen van departementen in
de kennisinstellingen ten behoeve van het missiegedreven innovatiebeleid en de daarvoor
benodigde (sleutel)technologieën leveren een grote impuls aan het innoverend vermogen
van de Nederlandse economie. Ook gedragsverandering en maatschappelijke acceptatie
van innovatie zijn in toenemende mate onderwerp van onderzoek en innovatiesamenwerking10. Daarbij moet niet alleen aandacht zijn voor technologische innovatie, maar ook voor
sociaalmaatschappelijke innovatie. Zo is er grote behoefte aan perspectieven voor
hybride werken en aandacht voor toegankelijkheid en inclusie, maar ook voor oplossingen
voor digitale ongeletterdheid.
Kader 2. De plek van klimaatdoelen in het innovatiebeleid
Het generiek beleid ondersteunt in principe iedere vorm van R&D. Specifiek beleid
verbindt daarentegen voorwaarden aan welke vormen van innovatie-ontwikkeling in aanmerking
komen voor subsidie of financiering. De kabinetsmissies van het missiegedreven innovatiebeleid
bepalen de doelen en richting voor het specifiek beleid. Deze zijn onder andere gericht
op de doelstellingen uit het Klimaatakkoord.
Naast de stimulering gericht op specifieke maatschappelijke doelstellingen, waaronder
de energietransitie en klimaatadaptie, is het ook van groot belang dat er sterke basis
is van innovatieve en R&D-intensieve bedrijven. De bedenker van een innovatie zal
zich ook lang niet altijd bewust zijn van de toepassingsmogelijkheden die deze innovatie
heeft. Deze spillovereffecten zijn een van de belangrijkste redenen om innovatie door
de overheid te stimuleren. Naast specifiek beleid is het dan ook van belang om innovatie
in den brede te stimuleren, onafhankelijk van de sector waarin dit plaatsvindt of
waar de R&D op ziet.
Het realiseren van een excellent kennisstelsel kan niet zonder de inzet van de instituten
voor toegepast onderzoek (TO2): Wageningen Research, TNO, NLR, Deltares en MARIN.
Zij zijn in staat om vanuit nieuwe wetenschappelijke kennis te komen tot concrete
oplossingen voor maatschappelijke vragen, en versterken de innovatiekracht van het
bedrijfsleven. Daarmee vormen zij een belangrijke schakel in de netwerken om van kennis
naar impact te komen. De uitkomst van de evaluatie TO2 heeft het kabinet hierin gesterkt11. EZK, LNV, VWS en IenW gaan de financiering van de TO2’s continueren, met een jaarlijkse
Rijksbijdrage van ruim € 500 mln. aan de TO2’s gezamenlijk, op basis van de subsidieregeling
Instituten voor Toegepast Onderzoek en de TNO-wet12. Dat betekent dat de Minister van EZK de TO2-regeling met vijf jaar gaat verlengen13.
De komende tien jaar investeren we vanuit het fonds voor hoger onderzoek en wetenschap
€ 50 mln. per jaar14 in de versterking van de faciliteiten voor toegepast onderzoek. Hiermee wordt een
flinke impuls gegeven aan de modernisering en op peil houden van de fysieke en digitale
onderzoeksmiddelen van zowel TO2’s als Rijkskennisinstellingen (zoals RIVM en KNMI).
De TO2’s stellen jaarlijks een impactrapportage op over de uitkomsten van het toegepast
onderzoek. De nieuwste rapportage is gepubliceerd op 7 november jl.15
Kader 3. De schone fabriek
Door tekorten aan olie en gas stijgen niet alleen de prijzen van gas en benzine, maar
ook van kunststof, medicijnen en cosmetica. Om ons minder afhankelijk te maken van
fossiele bronnen en klimaatverandering tegen te gaan, moet de chemische industrie
radicaal veranderen.
De afgelopen jaren hebben TNO en TU Delft in hun programma’s VoltaChem en e-Refinery
het fundament gelegd voor schonere productieprocessen voor de chemische industrie.
Binnen het nieuwe samenwerkingsverband e-Chem zetten ze de volgende stap: het daadwerkelijk
bouwen van een schone fabriek van de toekomst. Samen met andere kennisinstellingen
en de industrie gaat e-Chem grootschalige installaties bouwen, die op industriële
schaal CO2 uit de lucht halen en deze – met duurzaam opgewekte elektriciteit – omzetten in grondstoffen
voor de productie van onder meer plastics en brandstoffen. De elektrificatie van de
chemische industrie is noodzakelijk wil deze industrie in 2050 klimaatneutraal zijn.
Bovendien biedt elektrificatie grote kansen voor Nederland om zich te ontwikkelen
tot dé leverancier van high-end systemen voor de energietransitie.
In aanvulling op de TO2-regeling, zal via de nieuwe Subsidieregeling strategisch belangrijke
onderzoeksinstituten (SBO) een subsidie worden verleend aan de onderzoeksinstituten
Wetsus en Holst16. EZK heeft reeds een langjarige financiële relatie met deze instituten (op ad hoc
basis), die via deze regeling wordt bestendigd. De SBO heeft als doel om een meerjarige
subsidie beschikbaar te stellen (voor telkens een periode van maximaal 5 jaar) ten
behoeve van onderzoeksprogramma’s van deze onderzoeksinstituten. Deze leveren een
belangrijke bijdrage aan het innovatiebeleid en het toegepaste onderzoek in Nederland,
zoals is gebleken uit de eerder uitgevoerde evaluatie. Met de SBO-regeling wordt invulling
gegeven aan de Kamerbrief van 24 mei jl. over de financieringspositie van Wetsus,
waarin staat aangekondigd dat er voor Wetsus voor 10 jaar middelen zijn gereserveerd17.
Richting geven aan innovatie: specifiek beleid
Naast het generieke innovatiebeleid zet het kabinet met specifiek beleid in op innovatie
gericht op maatschappelijke uitdagingen. Nederland pioniert daarin met de ecosystemenaanpak18: het investeren in publiek-private netwerken rondom bepaalde thema’s en topsectoren.
De achterliggende gedachte hierbij is dat extra inzet hierop de welvaart in Nederland
bevordert. Dit kan alleen als de basis, een goed en stabiel generiek innovatiebeleid,
op orde is.
Om specifiek beleid te kunnen voeren bestaan er regelingen zoals de PPS-toeslagregeling
en de MIT-regeling19. Overheid, bedrijven en kennisinstellingen werken in de topsectoren samen aan gezamenlijke
agenda’s voor kennis en innovatie: het onderzoeken, toepassen én opschalen. Met de
introductie van het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid in 2019, is deze
samenwerking naast economische impact ook nadrukkelijk gericht op maatschappelijke
impact, via samenwerking aan missies voor de toekomst. Hierbij hebben wij ook oog
voor het betrekken van uitdagers in het mkb, inclusief startups en scale-ups. Ook
de middelen die NWO hiervoor inzet dragen daaraan bij. Kabinetsbreed zetten we in
op het oplossen van maatschappelijke uitdagingen en creëren van economische kansen.
Dat doen we op de thema’s Energietransitie & Duurzaamheid; Gezondheid & Zorg; Landbouw,
Water en Voedsel, en Veiligheid. Inzet op doorsnijdende sleuteltechnologieën (zoals
fotonica en nanotechnologie) en maatschappelijk verdienvermogen dragen daaraan bij.
We bouwen daarbij voort op de topsectorenaanpak. De kwaliteit van deze samenwerking
is uniek en blijft een belangrijk uitgangspunt.
In deze en de voorgaande kabinetsperiode is vooral ingezet op continuering van het
generieke beleid, en versterking van het specifieke beleid. Met name de introductie
van het Nationaal Groeifonds, en de versterkte inzet hiervan op R&D&I in de huidige
kabinetsperiode, heeft een enorme impuls gegeven aan het specifieke beleid. Door het
innovatiebeleid goed in te bedden in de beleidsagenda’s en transitieprogramma’s van
departementen (zoals het Klimaatakkoord, Nationaal Programma Landelijk gebied, de
Defensie Industrie Strategie) vergroten en versnellen we de toepassing van nodige
oplossingen. Uiteindelijk moeten we het daarvan hebben: een sterke, stabiele basis
die bedrijven aanzet om te investeren in R&D en innovatie, en daarboven een overheid
die zorgt voor de juiste randvoorwaarden waarmee deze innovatie ook kan leiden tot
economische en maatschappelijke impact.
Naast landelijk beleid geven ook medeoverheden (zoals provincies) in het kader van
het regionaal-economisch beleid uitvoering aan het stimuleren van publiek-private
samenwerking ten behoeve van de missies. Dat doen ze onder meer via inzet van startersbeleid,
regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) of ondersteuning van mkb-netwerken en
campus- & fieldlab-initiatieven. Samenwerking hierin loont.20 Sinds eind 2021 is het netwerk van ROM’s landsdekkend. Dat biedt een goede basis
om de innovatiesamenwerking tussen Rijk en regio verder te versterken.
Ook in Europees verband werken we samen aan maatschappelijke uitdagingen. Zo zetten
Rijk, regio en de EU met het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het
Fonds voor een Rechtvaardige Transitie en Interreg voor de periode van 2021-2027 € 1,66
miljard aan rijks- en EU-middelen in op vergroening en innovatie, met prioritaire
aandacht voor valorisatie, fieldlabs en de maatschappelijke uitdagingen. Daarnaast
werken we in EU-verband samen in Horizon Europe. In 2021 lanceerde de Europese Commissie
vijf missies, gericht op maatschappelijke problemen op het gebied van gezondheid,
klimaat en het milieu, binnen een bepaalde tijdshorizon (2030)21. Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen nemen intensief deel aan dit programma.
De ambities van Horizon Europe liggen in lijn met de Nederlandse missiegedreven aanpak.
In de beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap kondigde de Minister van OCW aan
dat het kabinet extra investeert in Europese partnerschappen onder Horizon Europe
en aanpalende onderzoeks- en innovatieprogramma’s22. Dit om excellent onderzoek en de samenwerking binnen Europa te versterken, zoals
op het gebied van chips- en kwantumtechnologie en klimaat. Met deze partnerschappen
kunnen we het bereik, en daarmee de economische en maatschappelijke impact, van nationale
R&D-investeringen vergroten.
Kader 4. Learning Community Ecosystemen
Een sterk punt van het Nederlands innovatielandschap is de samenwerking in onderzoeks-
en innovatie-ecosystemen. Een actie uit de kabinetsstrategie «Versterken van onderzoeks-en
innovatie-ecosystemen» is het starten van de Learning Community Ecosystemen. Hier
kunnen beleidsmakers en stakeholders lessen delen en verbindingen tussen ecosystemen
stimuleren. De Minister van EZK heeft toegezegd om uw Kamer te informeren over de
voortgang en het vervolg hiervan.
In de zomer van 2021 heeft een succesvolle (online) startconferentie plaatsgevonden
met circa 100 stakeholders. Vervolgens hebben het Rathenau Instituut en RVO verschillende
kleinere gerichte activiteiten georganiseerd om partijen bij elkaar te brengen rondom
gedeelde uitdagingen. In juni 2022 heeft er een afsluitende conferentie plaatsgevonden.
Bij deze fysieke conferentie hebben stakeholders uit verschillende ecosystemen deelgenomen
aan netwerksessies en workshops over vraagstukken zoals het betrekken van het mkb
en beroepsonderwijs bij een ecosysteem en het meten en analyseren van een ecosysteem.
Na afweging van de kosten en opbrengsten van de Learning Community is ervoor gekozen
deze activiteiten niet voort te zetten. Het gedachtegoed over onderzoeks- en innovatie-ecosystemen
is de afgelopen jaren goed ingebed in onder andere het missiegedreven topsectoren-
en innovatiebeleid en het Nationaal Groeifonds. Ook op Europees niveau wordt ingezet
op deze aanpak, via onder andere Horizon Europe. Via bestaande activiteiten, beleidsinstrumenten
en gesprekken blijft de rijksoverheid inzetten op het versterken van onderzoeks- en
innovatie-ecosystemen.23, 24
3. Wat levert het ons op en waar knelt het?
Innovatie is belangrijk voor de Nederlandse werkgelegenheid en welvaart. De vele investeringen
in innovatie, door zowel overheid als bedrijfsleven, werpen hun vruchten af. Nederland
is wereldwijd een sterke speler op vlak van innovatie. We staan hoog op internationale
ranglijsten, zoals de Global Competitiveness index (plek 4 in 2021), European Innovation
Scoreboard (plek 4 in 2022)25 en de Global Innovation Index (plek 5 in 202226).
Internationaal staan we bekend om onze kennis over water en waterbouw, landbouw en
biotechnologie. Op het gebied van technologieën zoals radarsystemen, fotonica en nanotechnologie
zijn we wereldwijd toonaangevend. De jarenlange inzet op publiek-private samenwerking
heeft geresulteerd in sterke netwerken en ecosystemen rondom specifieke sectoren,
technologieën en maatschappelijke thema’s. Van Brainport Eindhoven tot de Watercampus
in Leeuwarden bestaan er in Nederland sterke ecosystemen voor onderzoek en innovatie27. Het Nationaal Groeifonds geeft dergelijke netwerken een financiële impuls om hun
positie (ook internationaal) verder te versterken. Zo zien we hoe de financiële impuls
uit het Groeifonds voor RegmedXB28 en QuantumDelta hebben geleid tot grote interesse en investeringen van buitenlandse
partners. Soms is de bijdrage van onze hoogwaardige kennis minder zichtbaar, maar
wel aanwezig op cruciale plekken in de waardeketen. Op het gebied van mobiliteit zijn
Nederlandse partijen belangrijke spelers in de internationale waardeketen, bijvoorbeeld
als toeleverancier van Airbus of de automotive industrie.
Kortom: we doen het best goed als Nederland. Maar het kan en moet nog beter als we
de grote uitdagingen van deze tijd willen aangaan. Concreet zien we drie knelpunten
waar verbetering nodig en mogelijk is.
Allereerst lukt het ons nog onvoldoende om nieuw ontwikkelde kennis daadwerkelijk
te benutten. Onze kennisbasis is ijzersterk, maar de gewenste economische en maatschappelijke
impact blijft achter29. Wat betreft deze «valorisatie» van onze kennis valt er een slag te maken. Dit vraagt
om ruimte en ondersteuning voor innovatief ondernemerschap, bij onderzoeker én ondernemer;
mkb, de startups en de scale-ups. Dat daar winst te behalen valt, blijkt ook uit eerdergenoemde
ranglijsten, die de staat van R&D en concurrentievermogen meten. De Nederlandse positie
op die internationale ranglijsten staat de laatste jaren onder druk. Niet omdat we
zelf minder zijn gaan doen, maar omdat andere landen grotere stappen maken. Stilstand
is achteruitgang, en extra inspanning is noodzakelijk om hoogwaardige kennis en innovatie
in huis te hebben én houden. Dit is een belangrijk aandachtspunt voor EZK en OCW.
Het tweede knelpunt zijn belemmeringen in zowel financiële als niet-financiële zin,
waardoor maatschappelijk gewenste innovaties onvoldoende van de grond komen. Dus ook
als we de kennis hebben omgezet in een dienst of product – dat in potentie grote economische
of maatschappelijke impact zou kunnen hebben – slagen we er onvoldoende in om deze
wijdverspreid te krijgen en dit potentieel daadwerkelijk te verzilveren. Ondernemers
met een veelbelovende innovatie lopen vaak aan tegen knelpunten in de wet- en regelgeving,
hoge kosten en financiële risico’s en andere onzekerheden. Het opschalen en daadwerkelijk
breed toepassen van innovaties kost te veel tijd. Terwijl we deze hard nodig hebben!
Ten derde betekent de snel veranderende wereld dat we beter moeten inspelen op internationale
ontwikkelingen: Nederland en de EU hebben een inhaalslag te maken ten opzichte van
Noord-Amerika en Azië. De Industriebrief geeft aan dat de veranderde geopolitieke
situatie ons dwingt om samen met Europese partners scherpere keuzes te maken30. Daarbij is een meer strategische inzet noodzakelijk, ook als het gaat om investeringen
in technologie. Alleen zo kunnen we de schaal en impact bereiken, die nodig is om
onze weerbaarheid te vergroten. Willen we de Nederlandse economie en de slagkracht
van Nederlandse bedrijven versterken, moeten we onze inzet plegen met die internationale
blik. Wat is onze plek in de internationale waardeketen en hoe kunnen we die uitbouwen?
Door daar gericht in te investeren, kunnen we de exportkansen voor Nederlandse technologie
en innovatie verbeteren. Door samenwerking met gelijkgestemde landen, benutten we
afzonderlijke sterktes verkleinen we ongewenste afhankelijkheden.
Kortom: het is nodig de bakens te verzetten. Zodat we voorop blijven lopen en optimaal
gebruik maken van het innovatieve potentieel dat we als samenleving hebben.
4. Wat gaan we anders doen?
De oplossingen liggen op verschillende terreinen. Allereerst moeten we, naast een
sterke generieke basis, meer focus aanbrengen bij de inzet van specifieke middelen.
Dit geldt onder andere voor de inzet op de transities uit het Coalitieakkoord (bijlage
bij Kamerstuk 35 788, nr. 77), en keuzes bij investeringen in specifieke technologieën31. Daarbij hoort meer inzet op samenwerking op Europees niveau. Ten tweede zetten we
meer in op toepassing: van R&D naar innovatie met economische en maatschappelijke
impact. Met meer samenhangende inzet op valorisatie en randvoorwaarden voor innovatie
kunnen we veelbelovende ideeën uit een lab brengen tot een product in een schap. EZK
en OCW zetten zich daarvoor in met een gezamenlijke visie op valorisatie en maatschappelijke
impact (deel II van deze brief).
Als we met innovatie oplossingen willen bieden voor de huidige uitdagingen, moeten
we ons als hele maatschappij hiervoor inzetten: overheid, bedrijfsleven en burgers.
In tijden van transitie heeft de overheid de sleutel in handen om innovatieve oplossingen
een succes te laten worden. Dit met zowel financiële als niet-financiële maatregelen.
Denk daarbij aan passende wet- en regelgeving, normen en standaarden, beprijzing,
infrastructuur, maar bijvoorbeeld ook inkoopkracht. We moeten ruimte maken voor innovatieve
ondernemers, die met slimme, duurzame en gedragen oplossingen komen voor maatschappelijke
vraagstukken.
Ten derde zetten we in op doelmatig en toegankelijk instrumentarium: innovatieve partijen
moeten eenvoudig de weg kunnen vinden naar – en aan kunnen sluiten bij – die innovatie-ecosystemen.
Maar het instrumentarium moet ook toegankelijk voor ze zijn, zonder te verzanden in
een wirwar van regelingen en loketten. In onderstaande alinea’s wordt deze inzet nader
toegelicht.
Meer strategische keuzes
Middelen voor innovatie zijn niet onuitputtelijk. We moeten overheidsinvesteringen
gericht inzetten op die onderwerpen, die zowel economisch als maatschappelijk de meeste
waarde creëren. We maken daarbij afwegingen vanuit (economische) veiligheid en het
verminderen van ongewenste afhankelijkheden. Dit speelt onder meer sterk bij investeringen
op het gebied van sleuteltechnologieën. Het Nationaal Groeifonds is een belangrijk
instrument om deze economisch en maatschappelijke waarde te realiseren.
Slimmer investeren met het Nationaal Groeifonds: strategische keuzes in het missiegedreven
innovatiebeleid
Zowel vanuit de rol als medefondsbeheerder van het Nationaal Groeifonds (NGF) als
Minister verantwoordelijk voor het missiegedreven innovatiebeleid, is het voor de
Minister van EZK noodzakelijk om middelen voor innovatie slim (effectief en efficiënt)
in te zetten. Het Nationaal Groeifonds is met de budgetomvang van € 19,5 miljard één
van de meest omvangrijke publieke Nederlandse investeringsfondsen voor innovatieve
projecten. Projecten die zowel bijdragen aan duurzaam verdienvermogen als het versnellen
van maatschappelijke transities. De onafhankelijke commissie adviseert het kabinet
over de projecten waarin geïnvesteerd moet worden. Voor de commissie is het missiegedreven
innovatiebeleid een belangrijk kader voor de keuze van projecten in het Nationaal
Groeifonds op het terrein van onderzoek, ontwikkeling en innovatie (de R&D&I-pijler).
Het kabinet wil de kwaliteit van investeringen en daarmee de impact van het Nationaal
Groeifonds vergroten. Dit kondigden de Ministers van EZK en Financiën in april 2022
reeds aan in de Kamerbrief32 over de bekostiging van investeringsvoorstellen van de tweede ronde van het NGF.
Het kabinet komt daarmee tegemoet aan een belangrijke les33 van de commissie: NGF-projecten beter inbedden in of aansluiten op een beleidsmatige
strategie of agenda. Zo kan de effectiviteit van projecten stijgen. Hierbij is aandacht
voor flankerend beleid en de aansluiting op lopende (Europese) programma’s en initiatieven
van belang. Met die concrete aansluiting kan de commissie het potentieel en de mogelijke
impact van projectvoorstellen beter beoordelen, en de rol van het Nationaal Groeifonds
daarin beter inschatten. Dat vraagt om scherpere doelstellingen voor innovatie. Mede
daarom wil de Minister van EZK samen met collega vakministers inzetten op de doorontwikkeling
van het missiegedreven innovatiebeleid, zowel de concrete doelstellingen als de instrumentenmix.
Op die manier kan het Nationaal Groeifonds zo goed mogelijk gepositioneerd worden
in het innovatielandschap, en breedgedragen innovatieprogramma’s stimuleren.
Kennis- en Innovatieconvenant 2024
In het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid werken overheid, bedrijfsleven
en kennisinstellingen samen aan innovatie voor economische en maatschappelijke impact.
Dit doen we met zes Kennis- en Innovatieagenda’s (KIA’s): Energietransitie & Duurzaamheid
(incl. Mobiliteit en Circulaire Economie); Gezondheid & Zorg; Landbouw Water Voedsel;
Veiligheid; Sleuteltechnologieën; Maatschappelijk Verdienvermogen34. De gezamenlijke inzet is gebundeld in het Kennis- en Innovatieconvenant (KIC 2020-2023).
Deze maatschappelijke uitdagingen zijn onverminderd van belang. Het kabinet continueert
daarom de inzet op de huidige thema’s van het missiegedreven innovatiebeleid. Binnen
deze thema’s zal sterker de focus worden gelegd op de grote transities op het gebied
van klimaat- en energie, digitalisering en sleuteltechnologieën en circulaire economie,
zoals het Coalitieakkoord aangeeft. Daarvoor zullen we de huidige agenda’s en missies
herijken: zowel wat betreft de gezamenlijke doelstellingen, als inzet op valorisatie
en marktcreatie. Daarnaast kunnen ook andere in het Coalitieakkoord genoemde relevante
transities en beleidsprioriteiten worden meegenomen in de herijking van de KIA’s.
Door deze doelstellingen scherp te formuleren en de KIA’s te verbreden van R&D-programmering
naar toepassing van innovatie, kunnen we het effect en bereik van onze aanpak vergroten.
Dit vormt de basis voor de herijking van de Kennisagenda’s en het nieuwe Kennis- en
Innovatieconvenant vanaf 2024, waar we komend jaar gezamenlijk naartoe werken.
Strategisch technologiebeleid
De brief «Het verschil maken met strategisch en groen industriebeleid» schetst de
ambitie om de industriële productie op 10-15% van het Nederlandse bbp te behouden.
Om tot meer succesverhalen zoals ASML en VDL te komen, is het cruciaal om te begrijpen
op welke technologische basis we voort kunnen bouwen. In de Strategie Digitale Economie,
die dit najaar aan uw Kamer wordt toegezonden, kondigt EZK aan de investeringen te
continueren in chips- en sleuteltechnologieën via meerjarige publiek-private samenwerkingen
voor onderzoek en innovatie rond digitale sleuteltechnologieën als AI, 5/6G, blockchain,
big data en cybersecurity35, waaronder encryptie.
Een meer strategische inzet op technologieontwikkeling komt zo ten goede aan zowel
industrie- als digitaliseringsbeleid. Voor de versterking van die technologische basis
is het nodig meer focus aan te brengen in ons technologiebeleid en bijbehorende investeringen:
op welke technologieën zetten we als Nederland wel in en op welke niet?
Voor het bepalen van technologische speerpunten, is behoefte aan een richtinggevend
kader. Een gedegen analyse van de Nederlandse sterkten in internationaal verband,
en de daaruit voortkomende kansen als we hier goed op inspelen. Daarom neemt het Ministerie
van EZK, samen met stakeholders uit onderzoeks- en innovatie-ecosystemen, het initiatief
tot het ontwikkelen van een Nationale Technologiestrategie. Deze strategie biedt een
kader voor bestaande technologische agenda’s, zoals de Nationale Agenda’s voor Quantumtechnologie
en Fotonica, en schetst tevens welke aanvullende prioriteiten de overheid wenst aan
te brengen in haar technologiebeleid. Daarbij gaat het onder andere om toekomstige
investeringen vanuit het Nationaal Groeifonds, de KIA Sleuteltechnologieën en de Nederlandse
inzet op Important Projects of Common European Interest (IPCEI’s). De Minister van
EZK is van plan deze strategie in 2023 voor te leggen aan uw Kamer.
Kader 5. Proactief technologiebeleid: batterijen «made in Europe»
Auto’s, elektrische fietsen, accu’s voor de opslag van wind en zonne-energie: met
de toenemende elektrificatie krijgen batterijen een steeds prominenter rol in ons
dagelijks leven. Voor de productie van deze batterijen is Europa echter afhankelijk
van internationale productie en waardeketens: 80% van de gemaakte batterijen wordt
geproduceerd in China, kritieke grondstoffen zijn bijna exclusief te vinden in Zuid-Amerika
en Afrika. Ook volgen verbeterde batterijtechnologieën elkaar in hoog tempo op, waarbij
veel van het noodzakelijke onderzoek naar nieuwe batterijtechnologie buiten Europa
plaatsvindt. Willen we de energietransitie mogelijk maken, waaronder een omslag in
het mobiliteitssysteem, dan moeten we onze afhankelijkheid verminderen en zelf investeren
in batterijtechnologie. De snel veranderende batterijtechnologie maakt dat een inhaalslag
mogelijk is, op voorwaarde dat we niet te lang wachten.
Het belang van het realiseren van kennis, kunde en een industrie op het gebied van
batterijen wordt onderkend door de Europese Commissie en is de basis voor initiatieven
zoals de European Battery Alliance en twee IPCEI’s gericht op batterijen. Nederland
is niet betrokken bij deze IPCEI’s, omdat de activiteiten op dit terrein in 2019 nog
weinig ontwikkeld waren. Inmiddels zien we dat het ecosysteem groeit en dat de ontwikkeling
en toepassing van batterijen op diverse manieren wordt ondersteund. De overheid doet
dit op enkele manieren:
• Het opstellen van de Actieagenda Batterijsystemen, die de kansen voor partijen in
de batterijenwaardeketen schetst, inclusief acties om deze kansen te verzilveren.
Bijvoorbeeld het versterken van bilaterale samenwerking en het oprichten van een overkoepelend
platform (Battery Competence Cluster NL) als uitvoerder van de Actieagenda. EZK, IenW
en de Topsectoren ondersteunen dit platform met ca. € 200.000 in 2022-23, o.a. in
het kader van de pilot om bovenregionale ROM-samenwerking verdergaand te stimuleren;
• Middels diverse middelen (o.a. vanuit het Nationaal Groeifonds, Steunmaatregel Mobiliteitssectoren,
DEI+) en door de overheid gefinancierde investeringsmaatschappijen (InvestNL en de
Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen) substantiële investeringen in start- en scale-ups,
ruim € 100 miljoen in de periode 2020-2022;
• Investeringen in de kennisbasis voor batterijtechnologie, zoals de toekenning van
9.3 miljoen aan het Battery-NL programma als onderdeel van de Nationale Wetenschapsagenda
Onderzoek op Routes door Consortia (NWA-ORC) 2020/2021.36, 37
Van R&D naar innovatie met maatschappelijke impact
Meer inzet op valorisatie
Het vergroten van de maatschappelijke en economische impact van kennis is een van
de speerpunten van onderzoek- en innovatiebeleid. Wij presenteren daarom, als verantwoordelijk
Ministers voor onderzoeks en innovatiebeleid, een gezamenlijke visie op impact van
kennis. De visie kent zeven actielijnen:
1. Versterken fundament voor onderzoek, valorisatie en impact
2. Creëren ruimte voor impact in het onderzoeksproces
3. Stimuleren valorisatie rondom maatschappelijke vraagstukken
4. Stimuleren interactie binnen onderzoeks- en innovatie-ecosystemen
5. Verbeteren financieringsmogelijkheden voor kennisintensieve startups
6. Verbeteren afspraken over intellectueel eigendom
7. Toewerken naar een lerend systeem
Deze actielijnen worden nader uitgewerkt in deel II van deze brief.
Meer aandacht voor randvoorwaarden voor innovatie: marktcreatie
Om daadwerkelijke innovatie tot stand te brengen is veel meer nodig dan onderzoek. Een brede toepassing van opgedane
kennis en innovatie is nodig door de hele maatschappij: ondernemers, overheden én
burgers. De maatschappelijke uitdagingen vragen ook om oplossingen waarvoor niet in
alle gevallen al een markt bestaat, of waar de markt nog klein is of langzaam groeit.
De overheid kan wenselijke innovatie stimuleren met instrumenten binnen de huidige
(financiële) kaders, zoals regelgeving, het inkoopbeleid of financiële en fiscale
instrumenten. Daarbij moet ook aandacht zijn voor de sociale aspecten van transities,
en de nodige gedragsverandering bij zowel burgers als bedrijven. De impact van al
deze innovatie is immers een samenspel van kwaliteit en acceptatie.
Kader 6. Geen waterstof zonder infrastructuur; geen innovatie, zonder randvoorwaarden
De overgang naar een waterstofeconomie is een goed voorbeeld van hoe de overheid met
regie een transitie kan versnellen. Een energiemaatschappij zal pas (groene) waterstof
gaan produceren in een daarvoor (om) te bouwen productielocatie als duidelijk is dat
daar voldoende vraag naar is. Een fabriek zal pas overschakelen naar waterstof als
energiebron wanneer er voldoende aanbod is, dat niet (veel) duurder is dan de alternatieven.
Distributiebedrijven zullen pas pijpleidingen leggen, bestaande leidingen aanpassen
en andere infrastructurele investeringen doen als er vraag is naar transport van waterstof.
Door de omvangrijke benodigde investeringen kan niemand het risico lopen dat er na
de investering niet of onvoldoende gebruik gemaakt wordt van deze investeringen. Alle
betrokken partijen zullen gezamenlijk de overstap moeten maken. Juist de overheid
kan de betrokken partijen zekerheid bieden en hen gezamenlijk naar de transitie bewegen.
Het voorbeeld over waterstof (kader 6) laat zien dat innovatie gericht op maatschappelijke
uitdagingen pas een succes wordt als er goede samenwerking is tussen de ontwikkelaars
en beleidsmakers. Partijen hoeven niet op elkaar te wachten, maar kunnen juist gezamenlijk
optrekken. Door te innoveren vanuit een gezamenlijke agenda, kan elke speler bijdragen
aan verschillende aspecten van de oplossing: van R&D en innovatie, tot infrastructuur
en wet- en regelgeving. Verschillende partners in de keten kunnen hieraan een bijdrage
leveren: bedrijven en kennisinstellingen, nationale, regionale en Europese overheden,
maar ook maatschappelijke organisaties. Het missiegedreven innovatiebeleid biedt de
kaders voor deze samenwerking, nationaal en regionaal. De ervaringen van de afgelopen
periode leren dat er in de huidige samenwerking meer aandacht mag zijn voor de randvoorwaarden
die nodig zijn voor toepassing en opschaling van kansrijke en wenselijke innovatie.
Zowel financieel als niet-financieel, zoals met actuele wet- en regelgeving, normering
en beprijzing, etc. Dit alles vraagt om goede samenwerking tussen innovatieve ondernemers
en beleidsmakers – bij EZK, betrokken ministeries en regionale overheden. De doorontwikkeling
van het missiegedreven innovatiebeleid richt zich in het bijzonder op dit aandachtspunt.
Doelmatig en toegankelijk instrumentarium
Landelijk, regionaal en Europees zijn er veel verschillende subsidie- en financieringsregelingen.
Deze zijn er voor het stimuleren van R&D en innovatie, maar bijvoorbeeld ook voor
ondernemers die energiebesparende technologieën willen toepassen in hun bedrijf. Iedere
regeling is gericht op het aanpakken van een specifiek knelpunt, waarbij overheidsingrijpen
in de markt gerechtvaardigd is. Elke regeling is daarom relevant en goed verdedigbaar.
Bedrijven moeten de voor hen relevante regelingen wel kunnen vinden. Er zijn signalen
dat er voor bepaalde knelpunten in het innovatielandschap gaten zijn in het EZK-instrumentarium,
maar ook dat het geheel aan regelingen voor ondernemers onoverzichtelijk is of dreigt
te worden. Ook het Comité van Ondernemerschap heeft hier een duidelijk advies over
uitgebracht38. Het is de verantwoordelijkheid van EZK om de randvoorwaarden om te kunnen innoveren
te optimaliseren. EZK zet zich reeds in om het beschikbare instrumentarium van innovatiesubsidies
overzichtelijker en consistenter te maken. Dit doen we samen met de Rijksdienst voor
Ondernemend Nederland (RVO), de Kamer van Koophandel en de ROM’s39.
Daarnaast is het zaak regelingen goed te monitoren en regelmatig te evalueren. In
de fiscale beleids- en uitvoeringsagenda van 3 juni 2022 (Kamerstuk 32 140, nr. 119) kondigde de Staatssecretaris van Financiën al aan prioriteit te geven aan de evaluatie
van fiscale regelingen en niet-doelmatige fiscale regelingen af te schaffen of te
versoberen40. Zo blijven we scherp op de noodzaak van regelingen en de doelmatigheid, als het
gaat om beleidsdoelen en ambities, zoals onder andere geschetst in deze brief. In
dat licht onderzoekt de Minister van EZK op dit moment, in overleg met diverse stakeholders,
de doorontwikkeling van de subsidiemodule PPS-toeslag onderzoek en innovatie. Dit
is een specifieke regeling met als doel het versterken van publiek-private samenwerking
(PPS) binnen de topsectoren. Dit doel is nog altijd relevant en de positieve uitkomst
van de evaluatie in 202141 was dan ook reden om de regeling te verlengen42. In de evaluatie zijn wel aanbevelingen gedaan om, onder andere, de uitvoering van
deze regeling te vereenvoudigen en toegankelijker te maken voor het mkb. Het voornemen
is om de grondslagsystematiek te herzien, waardoor de administratieve last sterk afneemt,
de budgettaire beheersbaarheid van de regeling toeneemt en de regeling toegankelijker
wordt voor het mkb. Door een sterkere verbinding tussen mkb en kennisinstellingen
zal de PPS-toeslag ook meer bij kunnen dragen aan valorisatie. Zo kan de PPS-toeslag
een belangrijke instrument blijven voor innovatie met economische en maatschappelijke
impact. De MIT-regeling, die innovatie bij het mkb stimuleert en het mkb aansluit
op het missiegedreven innovatiebeleid, zal komend jaar in samenwerking met o.a. de
provincies worden geëvalueerd op effectiviteit en efficiëntie.
De organisatie van het missiegedreven innovatiebeleid moet duidelijk en transparanter.
Dit is één van de resultaten van de enquête onder KIC-partners in 2021. Uit de enquête
komt naar voren dat de missies en het KIC effect hebben in het bijeenbrengen van de
R&D-middelen van verschillende partners, waarbij samenwerking over topsectoren heen
ook sneller van de grond komt. Het grote aandeel private cofinanciering zorgt ervoor
dat met publieke middelen meer kan worden bereikt. Er is echter ook ruimte voor verbetering,
met zowel de behoefte aan samenhangend instrumentarium, als een effectievere manier
waarop we samenwerking organiseren.
Bij de doorontwikkeling van het missiegedreven innovatiebeleid is het streven om over
de hele keten te zorgen voor passend instrumentarium, van onderzoek en ontwikkeling
tot daadwerkelijke toepassing van innovatie. Zowel in financiële als niet-financiële
zin. Dat betekent dat we voor sectoren die in specifieke gevallen lastig of geen toegang
hebben tot het huidige instrumentarium, ervoor moeten zorgen dat die toegankelijkheid
wordt verbeterd. Zo verkent EZK de financiering van een aantal defensie gerelateerde
pilotprojecten binnen het Deep Tech Fonds. Dit fonds stimuleert kennisintensieve start-
en scale-ups om de technologische kennis- en internationale concurrentiepositie voor
Nederland te versterken.43
We moeten verder blijven inzetten op het stimuleren van bottom-up innovatie, maar
veelbelovende ontwikkelingen ook aanjagen met passend beleid. Hiervoor is niet enkel
inzet nodig van OCW en EZK, maar van het voltallige kabinet dat aan de lat staat voor
het realiseren van de transities, en een gezonde en veilige samenleving.
Dit doen we in samenwerking met publieke en private partners, nationaal, regionaal
en internationaal. Samenwerking is een kracht van Nederland. Laten we die kracht gebruiken
om innovatie te bevorderen en ons economisch en maatschappelijk potentieel optimaal
te benutten.
DEEL II VISIE OP VALORISATIE EN MAATSCHAPPELIJKE IMPACT: VAN KENNIS NAAR IMPACT
1. Het potentieel van Nederlandse kennis is groot
In dit deel van de brief presenteren wij onze gezamenlijke visie op valorisatie en
maatschappelijke impact. Nederland behoort namelijk tot de wereldtop als het gaat
om wetenschap, toegepast- en praktijkgericht onderzoek, maar er liggen volop kansen
om de impact van kennis te vergroten. Onze kennisinstellingen zijn toonaangevend,
Nederlandse wetenschappers zijn de Europese nummer 1 als het gaat om top-10% wetenschappelijke
publicaties44 en de wetenschappelijke impact van Nederlands onderzoek is op alle wetenschapsgebieden
bovengemiddeld45. Op diverse onderzoeksgebieden, zoals zaadveredeling en fotonica, behoort Nederland
tot de wereldtop.
De kennis die in Nederland wordt ontwikkeld is essentieel voor welvaart en welzijn.
Daarbij is zowel het opdoen van nieuwe (fundamentele) kennis als de toepassing van
belang. Denk aan innovaties die de arbeidsproductiviteit verhogen en ons in staat
stellen meer te doen met minder mensen, onderzoek dat bijdraagt aan effectief beleid,
of aan nieuwe oplossingen voor klimaatverandering. De afgelopen jaren zijn grote stappen
gezet om de impact van kennis te vergroten. Kennisinstellingen hebben meer aandacht
voor de toepassing van onderzoek en met het Valorisatieprogramma 2010-201846 zijn regionale organisaties ontstaan en versterkt waar onderzoekers en gebruikers
van kennis elkaar weten te vinden. Ondersteuningsorganisaties, zoals knowledge transfer offices (KTO’s), incubators en regionale ontwikkelingsmaatschappijen zijn versterkt en ondersteunen
onderzoekers, ondernemers en anderen bij het maken van impact met kennis.
Ondanks alle initiatieven en de verbeterstappen is er werk aan de winkel in Nederland
om het potentieel maximaal te benutten. Cijfers laten namelijk zien dat er in Nederland
ruimte is voor verbetering om de stap van kennis naar toepassing te zetten. Zo blijven
private R&D-uitgaven aan experimentele ontwikkeling in Nederland zo’n 50% achter ten
opzichte van het OESO-gemiddelde47. De Global Innovation Index48 en Global Competitiveness Index49 bevestigen dit beeld: Nederland scoort ondanks haar hoge wetenschappelijke impact
laag op maatschappelijke impact en commercialisering van kennis. Andere onderzoeken
komen tot dezelfde conclusie50. Dat is een gemiste kans, want de potentiële maatschappelijke en economische impact51 van Nederlandse kennis is groot. Daar komt bij dat de urgentie voor kennistoepassing
groter is dan ooit. De klimaatcrisis, (economische) veiligheid, druk op de gezondheidszorg
en andere, toekomstige maatschappelijke uitdagingen vragen om oplossingen.
Vanwege die veelzijdigheid en de overduidelijke toegevoegde waarde van het benutten
van kennis voor de maatschappij en economie, wil dit kabinet de kansen maximaal benutten
om mensen, kennisinstellingen, bedrijven en andere (publieke) organisaties de ruimte
te bieden om kennis toe te passen. Gezien de urgentie en het potentieel komt dit kabinet
met een gezamenlijke ambitie en actieplan om kennisbenutting naar een hoger plan te
tillen. Daarmee geven we invulling aan verschillende moties52 waarin de Ministers van OCW en EZK zijn opgeroepen om met een gezamenlijke visie
en aanpak te komen.
De inzichten en aanbevelingen uit het AWTI-advies «Kansen pakken met kennis» zijn
benut voor deze visie. We beschouwen deze visie en het bijbehorende actieplan dan
ook als de Kabinetsreactie op dit advies. In het advies doet de AWTI drie hoofdaanbevelingen.
Allereerst is het advies om ervoor te zorgen dat onderzoekers en ondernemers elkaar
vaker vinden en beter samenwerken. Het kabinet onderschrijft deze aanbeveling. Om
die reden is één van de sporen in het actieplan bij deze visie gericht op het vergroten
van de interactie tussen onderzoekers en ondernemers. De AWTI doet verder de aanbeveling
om de kennisuitwisseling via mensen te bevorderen. De professional doctorate pilot
is een eerste stap om invulling te geven aan dit advies. Ten slotte benadrukt de AWTI
het belang van het stimuleren van valorisatie op maat met professionele ondersteuning.
In het verlengde van deze aanbeveling streeft dit kabinet naar een cultuur op kennisinstellingen
waar ondernemend gedrag wordt beloond. Met het actieplan zetten we concrete stappen
om zo’n cultuur te bevorderen. Naast de drie hoofdaanbevelingen uit het advies, heeft
de analyse van de AWTI een belangrijke bijdrage geleverd aan de totstandkoming van
deze visie.
2. Ambitie: de impact van kennis op welvaart en welzijn vergroten
De ambitie van dit kabinet is om de positieve impact van Nederlandse kennis op welvaart
en welzijn te vergroten. Met die ambitie komen we ook dichter bij de doelstelling
om in Nederland 3% van het bbp aan onderzoek en ontwikkeling te besteden. Dat vraagt
onder andere een gezamenlijke inzet van overheid en bedrijfsleven. Om de impact van
kennis te vergroten staan voor dit kabinet drie uitgangspunten centraal: oog voor
de hele keten, werken vanuit een ecosysteemgedachte en bouwen aan een lerend systeem.
Allereerst hebben we oog voor de hele kennis- en innovatieketen, van fundamenteel
onderzoek tot toepassing in nationaal en internationaal verband, want kennis kan op
veel verschillende manieren impact hebben. Voorbeelden zijn psychologisch onderzoek
naar prikangst dat kan helpen om de vaccinatiebereidheid te vergroten, nieuwe batterijtechnologieën
die nieuwe vormen van energieopslag mogelijk maken of studies naar alternatieve vormen
van burgerparticipatie om het vertrouwen in de politiek te verhogen. Onderzoek wordt
uitgevoerd door kennisinstellingen, maar bijvoorbeeld ook door R&D-teams van innovatieve
bedrijven en – steeds meer – door practoraten in het mbo. Het opleiden van nieuwe
generaties en het stimuleren van ondernemerspotentieel van studenten zijn andere vormen
van impact. Impact gaat altijd over de bijdrage van kennis aan ontwikkelingen in de
economie en maatschappij.53 De weg van kennis naar impact noemen we valorisatie.
De weg van kennis naar impact is geen éénrichtingsverkeer. Impact ontstaat in onderzoeks-
en innovatie-ecosystemen54 waarbinnen onderzoekers en ondernemers met elkaar samenwerken. Dat betekent dat impact
niet lineair plaatsvindt, maar in allerlei vormen en op allerlei momenten ontstaat.
Kennis kan direct een toepassing krijgen, in de praktijk getest en verrijkt worden
of, bijvoorbeeld in het geval van fundamenteel onderzoek, pas jaren later op een onverwachte
plek de missing link blijken. Dat betekent dat kennistoepassing kan beginnen bij een briljante wetenschappelijke
uitvinding, maar net zo goed met een slimme vraag uit de markt of samenleving. Denk
aan leden van een patiëntenvereniging met een vraag over de bijwerkingen van medicatie,
bedrijven die processen willen digitaliseren, beleidsmakers die gebruik maken van
de meest actuele inzichten vanuit onderzoek of een docent die op zoek is naar innovatieve
methoden om gevoelige thema’s bespreekbaar te maken in de klas. De rode draad is dat
valorisatie begint bij mensen die met kennis of een vraag het verschil willen maken,
of dat nu onderzoekers, ondernemers of burgers zijn.
De huidige praktijk van valorisatie ontwikkelt zich richting een model van co-creatie.
Impact ontstaat uit de interactie tussen onderzoekers en kennisgebruikers55. Dat vraagt om een integrale benadering waarbij samenhang wordt aangebracht in het
kabinetsbeleid, in samenwerking met kennisinstellingen, bedrijven en regio’s. Internationale
samenwerking vraagt in het bijzonder de aandacht, want kennisontwikkeling en -toepassing
houden niet op bij de grens. Zo werken kennisinstellingen en bedrijven volop samen
in Horizon Europe-projecten. Goed aansluiten op het EU-beleid gericht op onderzoek,
valorisatie en impact blijft een belangrijk aandachtspunt voor dit kabinet. De onlangs
gepubliceerde «Knowledge valorisation guidelines» zijn hiervan een goed voorbeeld.
Kennis uit onderzoek overdragen ten behoeve van de maatschappij is een van de drie
wettelijke taken van universiteiten en hogescholen56 en kan de sleutel zijn naar de oplossingen van de toekomst. Die rol kan tegelijkertijd
spannend zijn, omdat kennisinstellingen de verantwoordelijkheid hebben om onafhankelijk
onderzoek te doen. De Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit biedt
houvast om onafhankelijkheid te bewaren en tegelijkertijd impact te creëren. Ook de
toegepaste kennisinstellingen zijn een belangrijke speler in onderzoeks- en innovatie-ecosystemen
om kennis toe te passen. Zij hebben veel ervaring met de doorontwikkeling en toepassing
van kennis voor maatschappelijke vraagstukken. In de jaarlijkse impactrapportage presenteren
de TO2-instellingen de voorbeelden hiervan.57
Het voortdurend streven naar maximale impact vraagt om een lerend, zich continu verbeterend
systeem. Vanaf nu zullen wij dit ook als zodanig benaderen. Daarbij is het van belang
dat alle spelers hun verantwoordelijkheid nemen om steeds beter te willen worden in
het creëren van impact. Dat betekent een systeem waarin we met passie en ambitie samenwerken
en keuzes maken, waarbij fouten maken mag. We zullen ons daarom inzetten om samen
met de betrokkenen de vraagstukken, dilemma’s en leerpunten te adresseren en toe te
passen.
Nationaal Groeifondsvoorstel: Biotech Booster
Biotech Booster is een Nationaal Groeifonds-project dat als doel heeft om Nederland
een brandpunt van de wereldwijde biotechnologie te maken door systeemfalen in het
valorisatiesysteem en marktfalen in de financieringsmarkt aan te pakken. De basis
van het project is een uniek verband van kennisinstellingen en bedrijven dat kansrijke
ideeën vroegtijdig identificeert, begeleidt en financiert richting investeerbare proposities.
Het project richt zich op toepassingen in de gezondheidszorg en onder meer ook op
betere voedselvoorziening en verbetering van de leefomgeving.
Teams dragen veelbelovende ideeën aan bij één van de landelijke Thematische Clusters.
Met financiële steun en expertise werken onderzoekers en ondernemers samen aan de
maatschappelijke en commerciële waarde. Topondernemers selecteren de beste projecten
voor het erop volgende Biotech Innovation Program (BIP). Het BIP biedt die teams verdere
financiering, begeleiding en expertise om de projecten in twee jaar tijd verder te
ontwikkelen tot investeerbare proposities. Biotech Booster ondersteunt het team bij
het vinden van partners, voor doorgroei via een start-up of een bestaand bedrijf.
Biotech Booster bevindt zich nu in de opbouwfase en de verwachting is dat in tweede
helft van 2023 de eerste projecten van start gaan.
3. Kansen pakken met gezamenlijk actieplan
De weg van kennis naar impact is hobbelig. Er liggen nog volop kansen om het voor
gedreven mensen makkelijker te maken om kennis toe te passen. Om onze ambitie te realiseren
moeten we die kansen benutten. Wat mensen belemmert om maximale impact te hebben met
onderzoek verschilt. De uitdagingen voor kennisintensieve startups verschillen bijvoorbeeld
van de uitdagingen voor ondernemende onderzoekers op universiteiten, universitaire
medische centra (UMC’s) of hogescholen58. Een effectieve aanpak heeft oog voor die diversiteit.
Het bijgevoegde «Actieplan valorisatie en impact» presenteert welke concrete stappen
we zetten om de impact van kennis te vergroten. We zetten in op zeven sporen:
1. Versterken fundament voor onderzoek, valorisatie en impact.
2. Creëren ruimte voor impact in het onderzoeksproces.
3. Stimuleren onderzoek en valorisatie rondom maatschappelijke vraagstukken.
4. Stimuleren interactie binnen onderzoeks- en innovatie-ecosystemen.
5. Verbeteren financieringsmogelijkheden voor kennisintensieve startups.
6. Verbeteren afspraken over intellectueel eigendom.
7. Toewerken naar een lerend systeem.
De keuze voor deze sporen is gebaseerd op diverse recente onderzoeken59, het «Science to impact» initiatief van Techleap en de Universiteiten van Nederland,
en is tot stand gekomen in samenspraak met stakeholders, waaronder de Kenniscoalitie.
De sporen staan niet op zichzelf, maar versterken elkaar. Met deze sporen geeft het
kabinet een impuls aan de toepassing van kennis, maar inzet van alle betrokken partijen
is nodig om kennis maximaal te kunnen benutten.
1. Versterken fundament voor onderzoek, valorisatie en impact
Om voldoende impact te genereren, is het van belang dat het fundament voor onderzoek,
valorisatie en impact op orde is. Er moet rust en ruimte zijn in het systeem voor
onderzoekers om onderzoek te doen, van fundamenteel tot toegepast en praktijkgericht,
wat op korte en lange termijn een toepassing kan hebben. In algemene zin zorgt dit
ervoor dat kennisinstellingen en onderzoekers beter in staat worden gesteld kennis
te genereren, wat in zichzelf een noodzakelijke voorwaarde is voor impact. Het kabinet
maakt dit onder andere mogelijk met investeringen vanuit het fonds voor onderzoek
en wetenschap.
2. Creëren ruimte voor impact in het onderzoeksproces
Om onderzoekers in staat te stellen impact te hebben met en in hun onderzoek, is het
van belang dat de juiste randvoorwaarden aanwezig zijn. Aandacht voor het vergroten
van de kennis over valorisatie bij onderzoekers is bijvoorbeeld belangrijk. Bijvoorbeeld
door ondernemerschap onderzoekers en studenten te stimuleren en ze hierbij te ondersteunen.
Onze doelstelling vereist ook een cultuur waarin impact en open science worden gezien
als een essentiële onderdelen van het wetenschappelijke proces. Onderzoekers moeten
erkend en gewaardeerd60 worden voor het werk dat ze hierin verzetten. Zoals aanbevolen door de AWTI in het
advies «Kansen pakken met kennis»61 moeten onderzoeksresultaten bovendien breed toegankelijk gemaakt worden voor onderzoekers,
burgers, bedrijven en publieke organisaties, wat samen komt in de transitie naar open
science. Zowel de transitie naar breder erkennen en waarderen als het stimuleren van
open science zorgen ervoor dat onderzoekers meer mogelijkheden krijgen om maximale
impact te behalen met hun onderzoek. Daarnaast vergroot het toepassen van de Theory
of Impact-methode bij het opzetten van onderzoek de kans op impact.
3. Stimuleren onderzoek en valorisatie rondom maatschappelijke vraagstukken
Tegelijkertijd staan we voor maatschappelijke uitdagingen die zo groot zijn dat een
sturende aanpak noodzakelijk is. De missies uit het missiegedreven innovatiebeleid
zijn de gezamenlijke agenda van het kabinet om samen met kennisinstellingen, bedrijven
en regio’s valorisatie gericht op deze missies een extra duwtje in de rug te geven.
Investeringen uit het Nationaal Groeifonds zijn hierbij essentieel. Voorbeelden van
lopende Nationaal Groeifondsprojecten, zoals Biotech Booster, RegMed XB en Oncode-PACT,
illustreren namelijk hoe effectief thematische publiek-private samenwerking gericht
op een groot maatschappelijk vraagstuk kan zijn. Met gerichte marktcreatie-interventies
maken we de opschaling van maatschappelijk wenselijke innovaties mogelijk.
4. Stimuleren interactie binnen onderzoeks- en innovatie-ecosystemen
Kennis kan ook worden benut door bestaande bedrijven. Kennisinstellingen gericht op
toegepast- en praktijkgericht onderzoek spelen hierbij een centrale rol. Het evaluatieonderzoek
van de organisaties voor toegepast onderzoek laat het belang van toegepaste onderzoek
zien voor deze groep, maar geeft ook aan dat er kansen liggen om de toegankelijkheid
van de TO2 voor het mkb te vergroten. Hoewel het potentieel van samenwerking tussen
ondernemers en kennisinstellingen groot is, weten ondernemers niet altijd hun weg
te vinden naar kennisinstellingen. Hetzelfde geldt vice versa. Juist campussen zijn
brandpunten in onderzoeks- en innovatie ecosystemen waar bedrijven en kennisinstellingen
samenwerken. Tijdens een gespreksronde met stakeholders op campussen op verzoek van
uw Kamer62, bleek dat gebrek aan organiserend vermogen om partijen actief aan elkaar te verbinden,
de toegang tot onderzoeks- en testfaciliteiten en het gebrek aan fysieke ontmoetings-
en samenwerkingsruimtes knelpunten in de samenwerking kunnen zijn. Cultuurverschillen
tussen kennisinstellingen en bedrijven vormen een andere uitdaging63. Met verschillende acties stimuleert het kabinet de interactie tussen ondernemers
en onderzoekers. Omdat onderzoekers en ondernemers elkaar veelal tegenkomen in regionale
ecosystemen, zoeken we daarbij actief de samenwerking met de regio64.
5. Verbeteren financieringsmogelijkheden voor kennisintensieve startups
Innovatieve startups spelen een belangrijke rol bij het toepassen van nieuwe kennis,
maar de doorgroei van dit soort bedrijven van startup naar scale-up en mogelijk zelfs
tot innovatieve koplopers is beperkt65. Recente onderzoeken laten onder meer zien dat kennisintensieve startups meer moeite
hebben met het ophalen van financiering, zeker wanneer de risico’s groot zijn en de
terugverdientijd lang. Hierop ben ik eerder ingegaan in de brief over kennisintensieve
startups in de vroege fase66. We blijven het financieringslandschap monitoren en verbeteren om kennisintensieve
startups te laten doorgroeien tot (internationale) scale-ups.
Begin volgend jaar zal het kabinet een brief met de nieuwe aanpak voor versterking
van het ondernemersklimaat voor startups en scale-ups aan de Tweede Kamer sturen,
met o.a. een visie op durfkapitaal. Concrete voorbeelden van de inzet van het kabinet
op dit vlak, die nader zijn uitgewerkt in het bijgevoegde actieplan, zijn het in samenwerking
met Invest-NL gelanceerde Deep Tech Fonds, de Seed Capital deep tech tender en de
recente versterking van de fondsvermogens van de ROM’s. Ook is de regeling Vroegefasefinanciering
(VFF) uitgebreid met een regionaal loket, is de NWO-uitvoeringsregeling Take-off fase
1 verruimd en wordt binnen de Seed Capital regeling de focus nog meer gelegd op vroege
fase investeringen.
6. Verbeteren afspraken over intellectueel eigendom
Intellectueel eigendom (IE) is een belangrijke voorwaarde voor innovatie. Het zorgt
ervoor dat investeringen in kennis op termijn ook kunnen worden terugverdiend. Daarnaast
bieden goede IE-afspraken een kader voor innovatiesamenwerking. Ingewikkelde afspraken
over intellectueel eigendom en licentieovereenkomsten aan startups kunnen de start
en doorgroei van kennisintensieve ondernemingen belemmeren67. Onderzoekers worden door het tijdsbeslag en de complexiteit van deze afspraken niet
aangemoedigd om te ondernemen. De Ministeries van EZK en OCW willen daar stappen in
zetten door het gesprek te faciliteren tussen kennisinstellingen, startups en investeerders
dat tot afspraken moet leiden. Dit is in lijn met waartoe de leden Van der Woude en
Van der Graaf hebben opgeroepen in hun motie68.
Samenwerking startups en hogescholen: de gepersonaliseerde borstprotheses van Shap3d
Up
Het voorbeeld van startup Shap3d Up illustreert hoe valorisatie kan beginnen met een
slimme vraag vanuit de markt en kan resulteren in een oplossing met maatschappelijke
impact. De startup ontwikkelt op maatgemaakte 3D-geprinte borstprotheses, onder andere
voor vrouwen met borstkanker. Door gebruik te maken van nieuwe technologieën en nieuwe
materialen is de startup in staat om zelfverzekerdheid te schenken en fysieke ongemakken
te voorkomen bij haar klanten.
In de opstartfase heeft Shap3d Up de Zuyd Hogeschool benaderd vanwege de beschikbare
expertise op het gebied van materiaalontwikkeling en 3D-printen. De hogeschool heeft
Shap3d Up, samen met een groot aantal andere partners, verder op weg geholpen met
het ontwikkelen van het product. Shap3d Up laat de succesvolle commercialisering van
initiële academische optimalisatie op het gebied van 3D-printing zien. In interactie
komen een startup en kennisinstelling samen tot een succesvolle oplossing met maatschappelijke
impact.
7. Blik vooruit: toewerken naar een lerend systeem
Met het actieplan zet dit kabinet de eerste stap om de ambitie uit deze visie te realiseren.
Daarmee zijn we er nog niet. Vanuit de visie dat het voortdurend streven naar maximale
impact vraagt om een lerend, zich continu verbeterend systeem, zullen alle partijen
die daarin een rol hebben moeten blijven samenwerken om de impact van kennis verder
te vergroten (het zevende spoor). Dat betekent dat we elkaar veel opzoeken, van elkaar
leren en de beleidsinzet optimaliseren op basis van nieuwe inzichten. Daarnaast werken
we in Europees verband nauw met andere lidstaten samen om van elkaar te leren en elkaar
te stimuleren betere voorwaarden te creëren om impact te bereiken. Dit gebeurt onder
andere in het kader van de vernieuwde Europese Onderzoeksruimte (ERA).
Zoals verzocht door uw Kamer69, vraagt betere samenwerking ook om beter inzicht in het functioneren van onderzoeks-
en innovatie-ecosystemen aan de hand van data. Op die manier kunnen we onderbouwd
bepalen waar verbeterkansen liggen en leren welke interventies goed en minder goed
werken.
De komende periode zullen we naar aanleiding van deze brief dit gezamenlijke proces
met stakeholders verder vormgeven. In de eerste helft van 2023 nodigen wij betrokkenen
daarom uit voor een nationale conferentie over de impact van kennis en over hoe wij
gezamenlijk, met passie en ambitie, het systeem waarin dit plaatsvindt steeds kunnen
verbeteren.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
De Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
Indieners
-
Indiener
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Medeindiener
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap