Brief regering : Banenafspraak sector Rijk en Social Return
34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet
Nr. 258
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 oktober 2022
In het voorjaar werd de nader gewijzigde motie van de leden Kathmann en Maatoug1 aangenomen, waarin uw Kamer het kabinet verzoekt om voor de zomer met plannen te
komen die ervoor zorgen dat de rijksoverheid zich aan haar eigen doelstelling houdt
om voldoende banen voor mensen met een arbeidsbeperking te realiseren. De Minister
voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen stuurde uw Kamer op 7 juli van dit
jaar een brief2 waarin het plan voor de sector Rijk op hoofdlijnen werd beschreven. Om te zorgen
dat versneld meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk komen bij de rijksdienst
pleegt de sector Rijk op twee punten extra inzet: enerzijds het naar voren halen van
de eerder aangekondigde centrale financieringsconstructie en anderzijds meer inzet
voor Social Return. In deze brief informeer ik u verder over de uitwerking van het
plan. Daaraan voorafgaand neem ik uw Kamer mee in de aanpak en de realisatie binnen
de sector Rijk zoals deze nu is. Aan het eind ga ik in op de ervaringen die zijn opgedaan
tijdens het project Maatwerk voor Mensen.
1. Aanpak sector Rijk
Het is een belangrijke maatschappelijke opgave dat mensen met een arbeidsbeperking
deelnemen aan de samenleving door betaald werk, waarmee zij een bijdrage leveren aan
de maatschappij. Het is bovendien belangrijk dat iedere organisatie een veilig werkklimaat
biedt waarin mensen met een arbeidsbeperking zich thuis voelen. De doelgroep van de
banenafspraak kent een grote diversiteit, bijvoorbeeld naar type beperking en naar
opleidingsniveau. Het overgrote deel van de doelgroep is praktisch opgeleid en inzetbaar
op mbo-niveau. Uit de cijfers blijkt dat ongeveer 3,3 procent3 tot 6,1 procent van de doelgroep is opgeleid op hbo/wo-niveau.4 Ieder individu binnen de doelgroep heeft, net als ieder ander, verschillende wensen
en behoeften en heeft daarom ook een op de persoon toegespitste mate van begeleiding
nodig. In de praktijk betekent dat maatwerk om te voldoen aan de afgesproken aantallen
uit het Sociaal Akkoord die zijn vastgelegd in de Wet banenafspraak en het quotum
arbeidsbeperkten (hierna: Wet banenafspraak).
De sector Rijk heeft als overheidssector een voorbeeldfunctie om te zorgen voor banen
voor mensen uit de doelgroep. Ieder ministerie heeft medewerkers of teams van medewerkers
die dagelijks maatwerk leveren in het aanstellen en begeleiden van mensen die tot
de doelgroep banenafspraak behoren. In de Werkagenda Rijk5 is de rijksbrede aanpak beschreven langs vier sporen.
Spoor 1: individuele plaatsingen
Binnen het Rijk zien we op dit spoor dat vooral veel theoretisch geschoolde mensen
op MBO-4, HBO- en WO-niveau die tot de doelgroep banenafspraak behoren aan het werk
zijn. Binnen de Ministeries zijn kandidaten op allerlei functies aan het werk, eventueel
met aangepaste takenpakketten. Medewerkers worden begeleid naar behoefte en waar dat
gewenst is. Het Team Diversiteit en Inclusie van Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering
Rijk (UBR) helpt de ministeries met het werven en duurzaam plaatsen van kandidaten
op dit spoor.
Spoor 2: collectieve plaatsingen
Binnenwerk en Switch zijn binnen de rijksoverheid voorbeelden van collectieve plaatsingen.
Binnenwerk
De rijksbreed opererende organisatie Binnenwerk, onderdeel van BZK, richt zich op
collectieve plaatsingen. Medewerkers bij Binnenwerk werken in teams van 8 tot 17 medewerkers
met een gespecialiseerde teamleider en een vaste jobcoach. Deze aanpak is succesvol
gebleken. Inmiddels zijn er 587 duurzame banen tot stand gekomen en medewerkers geven
hun baan gemiddeld een 8,6 in het Medewerkersonderzoek. De Binnenwerkcollega’s doen
duurzaam en nuttig werk met landelijke spreiding in 46 teams, waarvan 27 teams in
het bos- en natuurbeheer. De andere werksoorten zijn: personeelsdossiers op orde,
archiefbewerking, autowassen zonder water, pandgebonden taken en schoonmaak (via de
Rijksschoonmaakorganisatie). De ervaring leert dat er veel mensen zijn die op hun
plek zijn in het type werkzaamheden in de natuur. Anderen zijn juist weer op hun plek
in een kantooromgeving. Binnenwerk werkt samen met partnerorganisaties zoals Staatsbosbeheer,
P-Direkt en concern dienstverleners zoals FMHaaglanden. Er zijn op dit moment nog
kansen voor het creëren van banen in de lijn van maatschappelijke opgaven waar het
Rijk voor staat, zoals informatiehuishouding.
Switch
Switch is onderdeel van de Belastingdienst en werkt ook voor organisatieonderdelen
Toeslagen en Douane. Binnen Switch werkt men met groepsgewijze instroom. Elke groep
medewerkers Banenafspraak die start, gaat een jaar in opleiding bij Switch en wordt
op de werkplek door hen begeleid met werkbegeleiders en jobcoaches. Ook worden door
de hele organisatie mensen begeleid via Switch. Na een jaar komt de medewerker volledig
in dienst bij de een organisatieonderdeel in een duurzame functie. Door de intensieve
begeleiding en het inzetten van de opgedane ervaring is deze benadering al jaren succesvol
gebleken. Op 31 juli waren er 227 mensen in dienst via Switch.
Spoor 3: Banen via het inkoopdomein: Social Return
Het derde spoor is «Banen in samenwerking met leveranciers en dienstverleners in het
inkoopdomein». Deze banen tellen op dit moment niet mee voor de realisatie van de
wettelijke doelstellingen voor de banenafspraak bij de overheid. Hierop wordt binnen
de sector Rijk wel ingezet gezien de grote potentie van dit spoor om banen te realiseren,
met name voor ministeries met een groot inkoopvolume, en daarmee de bijdrage aan de
maatschappelijke doelstellingen. Tot en met november 2021 bestond op dit spoor het
project «Maatwerk voor Mensen». In paragraaf 4.2. wordt hier nader op ingegaan.
Spoor 4: banen in samenwerking met andere werkgevers, al dan niet regionaal
De werkwijze van Binnenwerk sluit ook aan op spoor 4: «Banen in samenwerking met andere
werkgevers, al dan niet regionaal». Binnenwerk werkt altijd samen met partnerorganisaties
binnen de sector Rijk. De partnerorganisatie zorgt voor het werk, Binnenwerk zorgt
voor de mensen en de begeleiding. De werksoorten zijn verspreid over het land, van
Groningen tot Limburg zijn medewerkers van Binnenwerk te vinden die structureel en
nuttig werk verrichten bij partnerorganisaties zoals bijvoorbeeld Staatsbosbeheer.
Ook verkent Binnenwerk met andere (rijks)werkgevers welke andere mogelijkheden er
zijn om nieuwe banen en werksoorten te creëren voor mensen die vallen onder de wet
Banenafspraak.
Een ander voorbeeld op dit spoor is een initiatief vanuit SZW en VWS met als doel
om kandidaten via een leerwerktraject te bemiddelen naar duurzame banen. Via de pilot
«Springplank» zijn per 1 september van dit jaar zeven kandidaten gestart bij sociale
ondernemingen. Deze kandidaten zijn afkomstig uit de gemeente Den Haag. Het type werkzaamheden
bij de sociale ondernemingen zijn zodanig geselecteerd dat kandidaten de optie hebben
zich voor te bereiden op banen binnen de rijksoverheid. Het doel is om kandidaten
waar mogelijk middels het leerwerktraject duurzaam te bemiddelen naar banen in de
publieke en private sector, voor de rijksoverheid bijvoorbeeld bij Binnenwerk of de
Rijksschoonmaakorganisatie.
2. Lessen en ervaringen van de afgelopen jaren
Naast de kwantitatieve opgave van de Banenafspraak is er ook een kwalitatieve opgave
om te zorgen voor duurzame banen waarin mensen die tot de doelgroep banenafspraak
behoren zich kunnen ontwikkelen, net als iedere andere medewerker. De afgelopen jaren
is door de hele sector Rijk ervaring opgedaan met de instroom, doorstroom en het behoud
van mensen uit de doelgroep Banenafspraak. Zowel voor de instroom, de doorstroom en
het behoud van mensen uit de Banenafspraak is een inclusieve werkcultuur een randvoorwaarde
voor een werkomgeving waarin mensen met verschillende achtergronden en ervaringen
samenwerken.
Iedere rijksmedewerker heeft iets anders nodig in de begeleiding op de werkvloer,
zo ook medewerkers uit de doelgroep Banenafspraak. De afgelopen jaren is verder ervaring
opgedaan met de begeleiding van mensen uit de doelgroep. Ministeries hebben begeleidingsstructuren
opgezet waarin medewerkers bijvoorbeeld gebruik kunnen maken van mentoren, jobcoaches
of gespecialiseerde HR-medewerkers. Er is aandacht nodig voor ontwikkeling van de
medewerkers, bijvoorbeeld door waar mogelijk taken uit te breiden door te zoeken naar
passende werkzaamheden ook op volgend niveau en eventueel door de inzet van een loopbaanadviseur.
Bij het samenstellen van een werkpakket voor een medewerker Banenafspraak werkt het
om kandidaten zoveel mogelijk te plaatsen op reguliere vacatures, die aangepast worden
aan de mogelijkheden van de kandidaat waar nodig. Een andere manier is om aanbodgericht
te werken, door eerst te kijken naar de talenten van een kandidaat en op basis daarvan
een werkpakket samen te stellen. Beide methoden zijn succesvol gebleken.
3. Realisatie en cijfers
De afgelopen jaren zijn binnen de sector Rijk ieder jaar meer banen gerealiseerd,
maar is tegelijkertijd een achterstand opgebouwd in de totale realisatie van het aantal
banen. Ministeries zijn als werkgever zelf verantwoordelijk voor de realisatie van
het aantal afgesproken banen. In 2021 realiseerde de sector Rijk 3.203 banen, dat
is 69% van het quotumdoel van 4.674 banen, in 2020 werd 65% van het doel van 4.072
banen gerealiseerd en in 2019 59% van het doel van 3.531 banen. Ondanks alle inspanningen
binnen de sector Rijk en de stijgende lijn, blijft de realisatie dus achter op de
afgesproken aantallen. Resultaten verschillen tussen ministeries. In de tabel hieronder
staat de kwantitatieve realisatie per ministerie over heel 2021.
Tabel 1 Aantal voltijdsbanen van 25,5 uur voor medewerkers onder de Wet Banenafspraak
2021Q41
Ministerie
Formele dienstverbanden, incl. Binnenwerk
Inleenverbanden
Totaal banen gerealiseerd
Doel
Realisatie %
AZ
11
0
11
15
71%
BZ
58
13
71
109
65%
BZK
333
18
351
422
83%
EZK
250
2
252
294
86%
Fin
693
167
859
1.180
73%
IenW
318
0
318
506
63%
JenV
569
132
701
1.450
48%
LNV
114
0
114
119
96%
OCW
137
26
164
177
93%
SZW
159
0
159
143
111%
VWS
142
24
166
200
83%
HCvS
30
7
36
59
62%
Totaal
2.815
388
3.203
4.674
69%
** De banen onder Binnenwerk zijn verdeeld over de ministeries waarvoor Binnenwerk
het gemandateerd werkgeverschap uitvoert. De ministeries betalen de banen van deze
medewerkers en Binnenwerk voert leiding, begeleiding en administratie uit en houdt
de bezetting op peil.
*** IenW/RWS realiseert naast deze ook banen via Social Return, onder andere via de
Groeituin Social Return.
X Noot
1
I.v.m. afronding kan het voorkomen dat sommige totaalwaardes of sommige percentages
niet overeenkomen met berekening met de afgeronde waardes in de tabel.
De Rechtspraak
De Rechtspraak valt als derde staatsmacht niet onder het Ministerie van J&V, maar
is als sui generis organisatie wel meegenomen in het quotum van het Ministerie van
J&V. In 2021 heeft de Rechtspraak 38% van het quotum gerealiseerd. In 2020 was dat
42% en in 2019 39%.
Bij het realiseren van de banenafspraak loopt de Rechtspraak tegen vergelijkbare uitdagingen
aan als andere sectoren: er zijn geen kandidaten uit de doelgroep te vinden voor rechterlijke
functies (terwijl het aandeel rechterlijke macht wel is meegenomen in het quotum),
er zijn nauwelijks kandidaten uit de doelgroep te vinden voor juridische functies
op HBO/WO-niveau en de laatste jaren zijn bij de Rechtspraak steeds meer facilitaire
banen uitbesteed.
Dat vraagt om een verbreding van de aanpak. De Rechtspraak blijft zich inzetten voor
de Banenafspraak. Naast individuele plaatsingen heeft de Rechtspraak afspraken met
grote leveranciers gemaakt over social return, die de komende tijd tot resultaten
moeten leiden. Ook gaat de Rechtspraak de mogelijkheden verkennen om mensen met een
arbeidsbeperking in te zetten voor het schonen van personeelsdossiers.
Bron: UWV, Binnenwerk, contractpartijen raamovereenkomst, ministeries.
Uw Kamer heeft verschillende moties ingediend die als doel hebben om de realisatie
van het aantal banen binnen de sector Rijk en de overheidssector te verhogen.6 Het is begrijpelijk dat uw Kamer zorgen heeft over de realisatieaantallen. De realisatie
groeit ieder jaar, maar in de praktijk blijkt het lastig om de opgebouwde achterstand
in te halen. Hierna geef ik uw Kamer inzicht in een in de duiding van de realisatiecijfers,
zowel door een aantal goede voorbeelden te noemen als een aantal knelpunten die hierbij
een rol spelen.
Voorbeelden Ministerie van Financiën
Het Ministerie van Financiën investeert in allerlei onderdelen van de organisatie
in banen voor medewerkers uit de doelgroep banenafspraak, zowel op beleidsdepartement
als in uitvoeringsorganisaties (zoals Belastingdienst, Douane en Toeslagen) om medewerkers
duurzaam en inclusief te laten integreren in de organisaties. Teams van bevlogen medewerkers
zijn dagelijks met deze opgave aan het werk. Uit de interne administratie van het
ministerie blijkt dat er (op peildatum van 30 juli 2022) 973 banen zijn voor mensen
uit de doelgroep zijn bij het ministerie. Dat zijn 113 banen meer dan een halfjaar
eerder.
Een uitdaging waar het ministerie mee te maken heeft, is een stevig stijgend quotum
dat komt kijken bij een sterk groeiende organisatie en een groot personeelsbestand.
Dat vraagt om inventiviteit. Er is gekozen voor een grootschalige aanpak via twee
formules: Maak het mogelijk (gericht op individuele instroom) en Switch (groepsgewijze
instroom).
Hoewel er veel goede initiatieven zijn met goede resultaten en progressie, ziet het
ministerie de afgelopen jaren op sommige plekken tegelijkertijd dat het moeilijker
is geworden om het quotum te behalen. Een knelpunt is de omstandigheid dat het organiseren
van goede begeleiding voor nieuwe medewerkers banenafspraak onder druk komt te staan
vanwege toegenomen werkdrukte, uitdagingen die het ministerie heeft mede n.a.v. Covid-19
en omdat sommige organisatieonderdelen al veel medewerkers Banenafspraak in dienst
hebben.
Het Ministerie van Financiën blijft zich onverminderd inzetten voor de Banenafspraak,
bijvoorbeeld door het organiseren van een grootschalige Meet & Match op het Beleidsdepartement,
het intensiveren van de inzet van Maak het Mogelijk en Switch en het centraal stellen
van de talenten van de medewerker.
Werkprocessen waar plaatsingen zelden mogelijk zijn
De specifieke omstandigheden van bepaalde werkprocessen binnen de sector Rijk maken
plaatsingen van mensen uit de doelgroep moeilijker en in sommige gevallen onmogelijk,
terwijl het quotum wel berekend wordt over de totale personeelsomvang. Voorbeelden
daarvan zijn:
– Binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen lopen medewerkers veiligheidsrisico’s in
de omgang met gedetineerden. Vanwege deze risico’s is het in de praktijk niet mogelijk
om mensen die specifieke begeleiding nodig hebben te plaatsen in het primaire proces.
In de praktijk betekent dat plaatsingen van mensen uit de doelgroep vrijwel niet mogelijk
is in deze werkprocessen.
– Voor sommige functies is het vereist om 36 uur te werken, bijvoorbeeld omdat mensen
op specifieke locaties werken. Elke baan van 25,5 uur telt voor de banenafspraak als
een baan. Uit de praktijk blijkt dat een groot deel van de mensen uit de doelgroep
parttime werkt. Een voorbeeld is het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Bij Buitenlandse
Zaken is het op posten in het buitenland niet mogelijk om parttime te werken. Mensen
uit de doelgroep komen in de praktijk daarom zelden op deze functies aan het werk.
Tegelijkertijd is 23% van de functies bij Buitenlandse Zaken een functie op een post
in het buitenland.
Voorbeeld Ministerie van Justitie en Veiligheid
Er zijn ook initiatieven die niet meetellen voor het quotum maar wel mensen uit de
doelgroep verder helpen. Een voorbeeld bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid
is In-Made, het penitentiaire productiebedrijf van DJI. Door productiewerk leren gedetineerden
werknemersvaardigheden. Dat is dé basis voor terugkeer op de arbeidsmarkt en draagt
na hun detentie bij aan het terugdringen van recidive. Onderzoek laat zien dat ongeveer
30% van de gedetineerden behoort tot de doelgroep als ze niet gedetineerd waren. De
bevordering van hun re-integratie draagt ook bij aan de doelen van de banenafspraak,
omdat ex-gedetineerden die tot de doelgroep behoren zo sneller aan het werk komen
als ze terugkeren in de maatschappij.
Een ander voorbeeld is «De Fabriek» bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Almelo. Deze
inrichting biedt plaats aan 156 gedetineerden. De PI levert een bijdrage aan de veiligheid
van de samenleving door de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en door de aan
de zorg van de PI toevertrouwde personen de kans te bieden een maatschappelijk aanvaardbaar
bestaan op te bouwen. Om dit te kunnen bewerkstelligen werkt de PI samen met diverse
ketenpartners. De PI Almelo streeft o.a. naar herstel van de gedetineerde, diens netwerk
en naar een goede terugkeer in de maatschappij. De PI heeft een arbeids- en re-integratiebedrijf
genaamd «De Fabriek», waar diverse doelgroepen (waaronder mensen uit de doelgroep
banenafspraak) gezamenlijk werk maken van hun re-integratie en resocialisatie. Afhankelijk
van de «ontwikkelingsvraag» kunnen trajecten ter verbetering van de arbeidsmarktkansen
en/of vergroting van werkervaring en specifieke kennis worden geboden.
Kennis gedreven overheid en krapte binnen de doelgroep
Eerder gaf ik aan dat het grootste gedeelte van de mensen uit de doelgroep een praktische
scholing heeft gehad. Bij dit gedeelte van de doelgroep passen praktische werkzaamheden.
Een kleiner gedeelte van de doelgroep is theoretisch geschoold. Deze doelgroep heeft
een opleidings- of denkniveau op mbo-niveau 4, HBO- of WO-niveau7 en bij dit gedeelte van de doelgroep passen meer kennis gedreven werkzaamheden.
De sector Rijk is net als andere overheidssectoren overwegend kennis gedreven. De
werkzaamheden binnen de sector vereisen veelal een opleiding vanaf mbo-niveau 4. De
ministeries hebben daarom de afgelopen jaren vooral gezorgd voor banen op dit niveau.
Inmiddels geven ministeries signalen af dat ze wel werkpakketten hebben voor mensen
uit de doelgroep op theoretisch denkniveau, maar dat ze geen tot nauwelijks kandidaten
meer kunnen vinden uit deze doelgroep. Veel mensen uit de doelgroep met theoretisch
denkniveau zijn al aan het werk. Bovendien is deze groep veel kleiner dan de groep
mensen met een praktisch werk- en denkniveau. Daarmee is er krapte binnen de doelgroep
als het gaat om mensen met een theoretisch werk- en denkniveau. Op dit moment is het
daarom in de praktijk lastiger voor ministeries om mensen uit de doelgroep aan het
werk te helpen op werkpakketten met werkzaamheden uit de kerntaken van ministeries
en (uitvoerings)organisaties.
Dat maakt het voor de ministeries nog noodzakelijker om in te zetten op verduurzaming
van banen van mensen uit de doelgroep met een theoretisch werk- en denkniveau door
aandacht voor behoud en doorstroom van deze medewerkers. Tegelijkertijd ligt er de
opgave om mensen met een praktisch opleidingsniveau aan het werk te helpen. Dat vraagt
een omslag in denken en een andere inzet dan de strategie tot nu toe. In de afgelopen
decennia zijn veel van deze werkzaamheden overgelaten aan de markt, bekostigd door
de overheid. Dat maakt dat het nog kansen biedt om meer gebruik te maken van de inkoopkracht
van de rijksoverheid om mensen aan het werk te helpen in de marktsector.
4. Extra maatregelen om de instroom te verhogen
Zoals hiervoor geschreven voldoet de rijksoverheid nog niet aan de doelstellingen
van de Wet Banenafspraak. Ik deel de mening van uw Kamer dat de ministeries met urgentie
versneld maatregelen moeten treffen om meer banen te realiseren binnen de rijksoverheid.
Ministeries zijn primair zelf verantwoordelijk voor het creëren van banen. Als coördinerend
bewindspersoon monitor ik de realisatie en zorg ervoor dat rijksbreed afspraken gemaakt
worden over de realisatie van de Banenafspraak. Aanvullend op alle initiatieven die
al lopen binnen de sector Rijk, heb ik de volgende extra maatregelen met de ministeries
afgesproken om de instroom van mensen uit de doelgroep Banenafspraak versneld te verhogen.
4.1. Centrale financiering
In de praktijk helpt centrale financiering van banen om de instroom van mensen met
een arbeidsbeperking te verhogen. Organisatieonderdelen van een ministerie dragen
naar rato van hun opgave bij aan deze financieringsconstructie. Het voordeel is dat
de middelen geoormerkt zijn en op een centrale plek efficiënt kan worden gekeken waar
nog banen gerealiseerd kunnen worden vanuit het centrale budget. Bovendien kunnen
organisatieonderdelen die minder mogelijkheden hebben om in de eigen organisatie banen
te realiseren zo ook bijdragen aan de centrale opgave.
Het Ministerie van OCW is een van de ministeries die (sinds 2017) jaren ervaring heeft
opgedaan met centrale financiering. In combinatie met andere maatregelen heeft dit
ertoe geleid dat OCW de laatste jaren steeds een hoog realisatiepercentage heeft.
In de praktijk heeft ieder organisatieonderdeel een eigen quotum, maar het kan voorkomen
dat een organisatieonderdeel minder plekken kan realiseren. Andere organisatieonderdelen
compenseren dat dan door meer plekken te realiseren gefinancierd uit het centrale
budget. De ervaring is dat organisatieonderdelen willen zien dat hun bijdrage aan
het centrale budget een goede investering is geweest. Hierdoor neemt de bewustwording
en de betrokkenheid toe. Onderling wordt gekeken wat succesfactoren zijn en de voortgang
op de benutting van het budget wordt gemonitord.
In oktober 2021 informeerde Staatssecretaris Knops u mede naar aanleiding van de motie
van de leden Stoffer en Gijs van Dijk8 al over de afspraak om centrale financieringsconstructies in te richten binnen ministeries
als het hen richting eind 2023 niet lukt om het afgesproken aantal banen te realiseren.
Ministeries hebben afgesproken deze afspraak naar voren te halen en nu reeds een centrale
financieringsconstructie in te stellen voor de nog te realiseren opgave. De centrale
middelen gebruiken de ministeries om extra banen te realiseren met behulp van Binnenwerk
en via eigen inspanningen waardoor mensen uit de doelgroep aan het werk kunnen binnen
eigen organisatieonderdelen. Via Binnenwerk kunnen er in 2022 en 2023 gezamenlijk
nog maximaal 900 banen bijkomen op allerlei verschillende werksoorten door het hele
land. Voor de resterende opgave zetten ministeries extra in om mensen uit de doelgroep
aan het werk te zetten binnen eigen organisatieonderdelen.
4.2. Extra inzet op Social Return
Zaken doen met de rijksoverheid betekent ook op sociaal en maatschappelijk vlak het
verschil maken. Met de toepassing van Social Return zorgt de rijksoverheid ervoor
dat een investering die binnen het Rijk wordt gedaan, naast het «gewone» rendement,
een concrete sociale winst oplevert. Met het begrip Social Return wordt de verplichting
in een overeenkomst met een leverancier bedoeld waarin wordt afgesproken dat een bepaald
gedeelte van de loonsom wordt benut om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt
aan het werk te helpen. Dit kunnen mensen zijn uit de doelgroep Banenafspraak, maar
Social Return kent een bredere toepassing. Hiermee wordt de inkoopkracht van de overheid
benut. De banen die op deze manier worden gerealiseerd tellen voor het quotum niet
mee in de sector overheid, maar dragen wel bij aan het hogere doel om mensen uit de
doelgroep aan het werk te helpen. Mede daarom investeert de sector Rijk verder in
Social Return. De afgelopen jaren is binnen de sector Rijk onder andere ervaring opgedaan
via de Groeituin Social Return van Rijkswaterstaat en het project Maatwerk voor Mensen.
Daarnaast is onderzoek gedaan onder grote leveranciers.
De Groeituin Social Return van Rijkswaterstaat
Rijkswaterstaat (RWS) is al voortvarend aan de slag met Social Return. RWS heeft een
innovatief samenwerkingsverband met leveranciers om te investeren in de ontwikkeling
van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, waaronder mensen uit de Banenafspraak.
Het doel is om mensen uit de doelgroep aan duurzaam, passend en betaald werk te helpen.
Dit doet RWS via de Groeituin Social Return, door het inkoopvolume in te zetten. In
de praktijk betekent dat RWS in het overgrote deel van hun contracten met leveranciers
Social Return verplichtingen opneemt die ingezet worden om mensen met een afstand
tot de arbeidsmarkt aan het werk te helpen. Dit doet RWS door na gunning met de leverancier
in gesprek te gaan en zo te komen tot een plan van aanpak. Leveranciers kunnen een
arbeidsplaats realiseren bij de eigen onderneming, in hun netwerk of door in te kopen
bij sociale ondernemingen. Met het inkoopvolume van RWS heeft RWS een groot potentieel
in handen om op deze manier sociale impact te maken via inkoop.
Daarom ontwikkelt RWS de Groeituin de komende periode door. Op dit moment is nog niet
goed te zeggen hoeveel banen met Social Return gerealiseerd gaan worden maar RWS gaat
het daadwerkelijk aantal gerealiseerde banen voor mensen uit de Banenafspraak monitoren.
IenW zet maximale inspanning op het realiseren van banen, onder meer via Social Return.
Uitgangspunt is dat de volledige opgave, zoals die nu voorligt, gerealiseerd gaat
worden.
Ervaringen met Maatwerk voor Mensen
Op 28 oktober 2019 is de inkoopstrategie «Inkopen met impact»9 aangeboden aan de Tweede Kamer. Deze strategie had als doel om door middel van het
toepassen van Social Return 1500 banen te realiseren. Vanaf 2018 tot en met eind vorig
jaar werden ministeries hierbij ondersteund door het programma «Maatwerk voor Mensen».
Tijdens dit programma zijn er veel leerervaringen opgedaan. Categoriemanagers, strategisch
leveranciersmanagers en andere Rijkscollega’s geven aan de ondersteuning op het thema
Social Return te waarderen, omdat er vaak te weinig tijd, capaciteit en kennis is
om Social Return succesvol uit te voeren. Eén van de speerpunten van Maatwerk voor
Mensen was om kandidaten uit de doelgroep naar werk te begeleiden die dichtbij de
primaire beleidsonderwerpen van de departementen liggen. Voorbeelden zijn de Social
Return-inzet van ex-gedetineerden voor de Dienst Justitiële Inrichtingen en de inzet
van mensen met een arbeidsbeperking bij Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Op deze
manier voelen opdrachtgevers zich meer betrokken bij de uitvoering van Social Return.
De leveranciers ervaren het als positief dat zij hun creativiteit en eigen dienstverlening
konden inzetten om meer impact te maken met Social Return. Binnen de proeftuinen van
Maatwerk voor Mensen is geprobeerd om mensen een duurzame werkplek te bieden. Vanuit
de ervaringen die binnen het programma Maatwerk voor Mensen zijn opgedaan met leveranciers
is de volgende stap om opdrachten van leveranciers binnen de rijksoverheid te bundelen
in een zogenaamde leveranciersaanpak (zie hierna).
Top 10 leveranciers van de rijksoverheid
In 2021 is een onderzoek gestart hoe de grootste leveranciers van de rijksoverheid
aankijken tegen Social Return als onderdeel van hun contractuele afspraken binnen
opdrachten voor het Rijk. Dit onderzoek is bijgevoegd. Uit het rapport blijkt dat
zowel opdrachtgevers als leveranciers van werken en diensten en de sector bouw Social
Return een warm hart toedragen, ook omdat Social Return kan bijdragen om nieuwe werknemers
aan te trekken in de huidige tijd van arbeidsmarktkrapte.
De ondervraagde leveranciers hebben diverse suggesties voor verbetering van de uitvoering
van Social Return door de rijksoverheid. Zo wordt aangegeven dat Social Return een
grote rol speelt in de aanbestedingen, maar dat in de contractfase nauwelijks wordt
gecontroleerd of de afgesproken resultaten worden behaald. Daarnaast geven de leveranciers
aan dat Social Return binnen een project vaak een te lage prioriteit heeft en zij
veel opdrachtgevers onvoldoende als sparringpartner ervaren, ook omdat het schort
aan kennis over Social Return. Rijkswaterstaat wordt hierbij genoemd als positieve
uitzondering. Leveranciers doen een oproep tot nauwere samenwerking tussen markt en
overheid, waarbij opdrachtgever en leverancier hun verantwoordelijkheid nemen.
Op basis van de ervaringen met Maatwerk voor Mensen, de Groeituin Social Return en
het onderzoek onder leveranciers hebben de ministeries samen besloten om extra inzet
te plegen op Social Return via een Netwerkorganisatie Social Return.
Netwerkorganisatie Social Return
De rijksoverheid legt jaarlijks voor minimaal 130 miljoen euro Social Return-verplichtingen
op aan leveranciers. Door het oprichten van een Netwerkorganisatie Social Return waarin
ministeries samenwerken kan dit bedrag beter worden benut om zoveel mogelijk maatschappelijk
en sociale impact te maken. Hierbij geldt als uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid
voor de uitvoering van Social Return niet wordt verlegd naar de netwerkorganisatie.
De departementen blijven zelf verantwoordelijk. Centrale elementen van de netwerkorganisatie
zijn een centrale leveranciersaanpak en monitoring van de gerealiseerde impact:
– Centrale leveranciersaanpak: Door opdrachten van de grote leveranciers van de rijksoverheid te bundelen kunnen
op grotere schaal meerjarig duurzame banen worden gecreëerd. Hiermee wordt versnippering
tegengegaan van kleine Social Return-opdrachten voor een relatief korte looptijd en
duurzame inzetbaarheid van kandidaten bevorderd. Daarnaast kunnen leveranciers beter
worden begeleid en kan maatwerk worden toegepast. Social Return wordt uitgevoerd in
nauwe samenwerking tussen de rijksoverheid (opdrachtgever, contract- en leveranciersmanager,
HRM) en de leverancier. Uitgangspunt is dat de leverancier voor de hele rijksoverheid
één aanspreekpunt heeft voor Social Return. Ook wordt er gekeken waar mogelijk de
leverancier gebruik kan maken van (eigen) bestaande initiatieven. Tot slot wordt er
vanuit de Netwerkorganisaties ook samengewerkt met partijen uit de arbeidsmarktregio’s,
de landelijke werkgeverservicepunten en sociale ondernemingen.
– Monitoring: Op dit moment monitort de rijksoverheid of Social Return is toegepast in aanbestedingen.
Dit wordt ieder jaar openbaar gemaakt via de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk.
Er vindt echter nog geen rijksbrede monitoring plaats wat de resultaten zijn: hoeveel
banen er met de beschikbare middelen zijn gecreëerd. De netwerkorganisatie zal hiervoor
samen met leveranciers de monitoring inrichten. Hierdoor ontstaat inzicht bij departementen
hoeveel banen hun bestedingen aan Social Return oplevert.
De komende periode wordt er met de deelnemende departementen verder invulling gegeven
aan de nog op te zetten netwerkorganisatie Social Return. Het voornemen is om gefaseerd
te beginnen: medio december na inventarisatie van de contracten van de grootste leveranciers
van de rijksoverheid te start de netwerkorganisatie en met de leveranciersaanpak Social
Return, in eerste instantie gericht op de top tien leveranciers van het Rijk. Dit
wordt na een jaar geëvalueerd. Bij gebleken succes wordt de netwerkorganisatie verder
uitgebouwd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties