Brief regering : Besluitvorming Rijksministerraad 8 april inzake Evaluatie Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten 2021
34 269 Evaluatie Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten
Nr. 8
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 april 2022
Op vrijdag 8 april heeft in de Rijksministerraad (RMR) besluitvorming plaatsgevonden
over de uitkomsten van de bijgevoegde Evaluatie Rijkswet financieel toezicht 2021.
Doel van de Rijkswet is dat Curaçao en Sint Maarten houdbare overheidsfinanciën realiseren
door structureel te voldoen aan de in de Rft opgenomen begrotingsnormen. Het financiële
toezicht door de RMR is erop gericht dat de instituties en de bestuurlijke werkwijze
van de landen het toezicht op termijn overbodig maken. Vijf jaar na de inwerkingtreding
van de Rijkswet (Rft) en vervolgens in beginsel elke drie jaar daarna wordt door de
RMR een beslissing genomen over voortzetting, beperking of beëindiging van het toezicht.
Dit geschiedt op basis van een analyse van de mate waarin Curaçao en Sint Maarten
in de voorgaande drie jaar hebben voldaan aan de begrotingsnormen uit de Rft door
een onafhankelijke evaluatiecommissie van deskundigen. Ook wordt bezien of en hoe
deze normen en het toezicht erop zijn verankerd in de eigen wetgeving van de landen.
Bijgaande evaluatie betreft de derde evaluatie van deze Rijkswet sinds 10 oktober
2010, toen deze van kracht werd1. De eerste twee evaluaties vonden plaats in 2015 en 2018 (Kamerstuk 34 269, nrs. 1 en 3). In beiden evaluaties heeft de commissie geadviseerd om het toezicht te handhaven
waarna dit advies is overgenomen door de RMR. De nu voorliggende evaluatie betreft
de periode 2018 – 2020.
De evaluatiecommissie 2021 heeft ook een drietal aanbevelingen gedaan over maatregelen
die bevorderen dat Curaçao en Sint Maarten aan de normen kunnen voldoen en over het
uit te oefenen toezicht.
Hoofdadvies commissie: voortzetting financieel toezicht
De commissie adviseert het financieel toezicht voor zowel Sint Maarten als Curaçao
onverkort voort te zetten, omdat beide landen in de periode 2018–2020 niet hebben
voldaan aan de normen uit de Rft. Zo zijn de begrotingen in deze periode niet in evenwicht
en zijn niet alle verwachte uitgaven en ontvangsten op de begroting en de meerjarige
begroting opgenomen en toereikend toegelicht. De begrotingen voldoen evenmin aan de
criteria van ordelijkheid en controleerbaarheid.
De RMR heeft op basis van dit advies besloten het financieel toezicht door de RMR
voor beide landen in zijn geheel te continueren en de volgende evaluatie binnen drie
jaar – uiterlijk in 2024 – te laten plaatsvinden.
Aanvullende aanbevelingen
De RMR heeft ook de drie aanvullende aanbevelingen van de evaluatiecommissie besproken.
De RMR onderschrijft het advies van de commissie dat de landen mandaat, budget en
uitvoeringscapaciteit dienen te organiseren, zodat het financieel beheer op orde kan
worden gebracht. Het is hierbij van belang dat de afzonderlijke ministeries verantwoordelijkheid
dragen voor een goed financieel beheer en die verantwoordelijkheid ook (moeten en
kunnen) nemen. Om als bestuur op basis van voldoende beslisinformatie beleidsvoornemens
om te kunnen zetten in adequate besluitvorming is het mijns inziens noodzakelijk dat
het land «in control» is. De landspakketten kunnen daar, zoals de commissie aangeeft,
een belangrijke bijdrage aan leveren. De hervormingen en maatregelen met betrekking
tot het financieel beheer uit de landspakketten hebben tot doel het beheersen en het
op orde krijgen van het financieel beheer en het financieel toezicht. Momenteel wordt
door de landen dan ook samen met de COHO i.o. hard gewerkt aan de uitvoering van thema
A Financieel beheer van de landspakketten. Curaçao en Sint Maarten zijn verzocht om
in overleg met het COHO i.o. te bezien in hoeverre deze aanbeveling van de evaluatiecommissie
kan worden meegenomen bij de uitvoering van het landspakket en het Cft en mijn ministerie
hierbij te betrekken.
De commissie adviseert daarnaast het financieel toezicht zodanig te organiseren dat
een grotere bijdrage geleverd kan worden aan de lange termijn sociaaleconomische ontwikkeling.
Momenteel wordt doordat de normen van jaar op jaar gelden, onvoldoende ruimte geboden
voor bijvoorbeeld extra uitgaven in onderwijs die later rendement opleveren. Bovendien
werken de strakke normen ten tijde van economische recessies procyclisch uit. Mede
namens de RMR onderschrijf ik bovengenoemde tekortkomingen van het financieel toezicht
langs de normen van de Rft – met name ten tijde van economische crises – en het belang
van een langere termijn economisch kader voor Sint Maarten en Curaçao. Zoals ook reeds
aangegeven in de hoofdlijnenbrief d.d. 7 maart jl.2 zal ik samen met de landen en andere relevante partijen onderzoeken waar het binnen
de geldende wettelijke kaders mogelijk is om belemmeringen voor investeringen te verminderen
en daar afspraken over maken.
Tot slot, de commissie constateert dat de relatie tussen de landsbesturen en het Cft
af en toe gespannen is en doet een aantal aanbevelingen om deze relatie te verbeteren.
Zo zou het Cft zijn adviserende rol meer kunnen oppakken en zijn adviezen beter kunnen
toelichten en presenteren.
Mede namens de RMR onderschrijf ik het belang van een goede samenwerking tussen het
Cft en de landen. Ik zie het Cft in zijn taakomvatting overigens in beginsel als een
onafhankelijk toezichthouder die vanwege de inhoudelijke kwaliteit van het secretariaat
de landen ook gevraagd en ongevraagd van gedegen financieel-economisch advies kan
voorzien. Een constructieve samenwerking van beide zijden zal zowel de kwaliteit van
het toezicht in termen van inhoud en van toon verbeteren, als kunnen leiden tot betere
financieel-economische prestaties van de landen. Uit de evaluatie concludeer ik dat
de relatie tussen het Cft en de landen al is verbeterd. De wijze waarop deze samenwerking
verder kan worden versterkt vind ik primair de gezamenlijke verantwoordelijkheid van
de landen en het Cft. Ik heb de betrokkenen mede namens de RMR dan ook verzocht om
samen deze handschoen op te pakken en hierover in de halfjaarrapportages van het Cft/CAft
te rapporteren.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A.C. van Huffelen
Indieners
-
Indiener
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties