Brief regering : Fiche: Voorstel voor een Raadsbesluit betreffende voorlopige noodmaatregelen ten behoeve van Letland, Litouwen en Polen
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3254 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2021
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 1 fiche die werd opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Voorstel voor een Raadsbesluit betreffende voorlopige noodmaatregelen ten behoeve
van Letland, Litouwen en Polen
De Minister van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen
Fiche: Voorstel voor een Raadsbesluit betreffende voorlopige noodmaatregelen ten behoeve
van Letland, Litouwen en Polen
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een Raadsbesluit betreffende voorlopige noodmaatregelen ten behoeve
van Letland, Litouwen en Polen
b) Datum ontvangst Commissiedocument
1 december 2021
c) Nr. Commissiedocument
COM(2021) 752 final
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF/?uri=CELEX:52021PC07…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Geen
f) Behandelingstraject Raad
Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ)
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Justitie en Veiligheid
h) Rechtsbasis
Artikel 78(3) VWEU
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Raadpleging
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Op 1 december jl. presenteerde de Europese Commissie een voorstel naar aanleiding
van de conclusies van de Europese Raad van 21–22 oktober waarin zij werd opgeroepen
om alle nodige wijzigingen van het EU rechtskader voor te stellen om een onmiddellijk
en gepast antwoord te bieden op de situatie aan de grens met Belarus, conform het
EU-recht en internationale verplichtingen inclusief de grondrechten (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1742). Aangezien Letland, Litouwen en Polen worden geconfronteerd met een plotselinge
instroom van migranten die door Belarus voor politieke doeleinden zijn ingezet, stelt
de Commissie voor voorlopige noodmaatregelen te treffen op basis van artikel 78, lid 3,
VWEU. Deze maatregelen zijn niet van toepassing op de andere lidstaten en wijken tijdelijk
deels af van huidige EU-regelgeving. Ten behoeve van besluitvorming dient de Raad
met dit voorstel, na raadpleging van het Europees Parlement, in te stemmen. De voorgestelde
uitzonderlijke noodmaatregelen zijn tijdelijk van aard. Letland, Litouwen en Polen
mogen de maatregelen op grond van dit voorstel niet langer toepassen dan strikt noodzakelijk
en in geen geval langer dan zes maanden. Vóór het verstrijken van deze termijn van
zes maanden zal de Commissie de situatie regelmatig opnieuw beoordelen en kan zij
de Raad voorstellen de toepassing van de in dit voorstel vervatte maatregelen te verlengen
of in te trekken.
De voorgestelde bepalingen zien op het invoeren van een aantal tijdelijke noodmaatregelen
om Letland, Litouwen en Polen in staat te stellen om te gaan met de aankomst van grote
aantallen irreguliere migranten aan de grens.
In het voorstel wordt ten eerste de mogelijkheid geboden om specifieke registratiepunten,
waaronder plekken dichtbij de grens, eventueel met inbegrip van grensdoorlaatposten
aan te wijzen, waar asielverzoeken moeten worden ingediend. De huidige Procedurerichtlijn
regelt ook al dat lidstaten mogen verlangen dat asielaanvragen in behandeling worden
genomen op een bepaalde plek. Veel lidstaten, waaronder Nederland, maken gebruik van
deze mogelijkheid.
Ten tweede wordt, gezien de grote en onverwachte instroom, voorgesteld de termijn
om een asielverzoek te registreren voor de betrokken lidstaten te verruimen naar maximaal
vier weken. Onder de procedurerichtlijn is dat drie tot zes dagen, en in geval van
hoge instroom 10 dagen. Indien de betreffende lidstaten van deze mogelijkheid gebruik
maken moeten zij bij de registratie voorrang geven aan verzoeken van minderjarigen
en hun familie.
Ten derde kunnen de betrokken lidstaten een grensprocedure toepassen op alle asielverzoeken,
behalve wanneer niet kan worden voorzien in adequate ondersteuning voor asielzoekers
met gezondheidsproblemen. Asielzoekers die de grensprocedure doorlopen krijgen geen
toestemming het grondgebied van de lidstaat te betreden. Detentie van asielzoekers
kan daarbij worden ingezet als laatste redmiddel wanneer andere, voldoende, maar minder
dwingende maatregelen in een bepaald geval niet kunnen worden toegepast. De waarborgen
uit de procedure- en opvangrichtlijn zijn onverkort van toepassing en deze grensprocedure
behelst dus geen systematische detentie van asielzoekers, aldus de Commissie. De voorgestelde
termijn voor behandeling in deze procedure is maximaal 16 weken. Dit brengt ook mee
dat asielzoekers maximaal 16 weken aan vrijheidsbeperkingen of vrijheid ontnemende
maatregelen kunnen worden onderworpen, los van de andere door het voorstel niet aangepaste
mogelijkheden op basis van de opvangrichtlijn. De basisbeginselen en waarborgen van
de Procedurerichtlijn blijven onverkort van toepassing op verzoekers die onder de
grensprocedure vallen. Het voorstel biedt Litouwen, Letland en Polen ook de mogelijkheid
om de al bestaande mogelijkheid om de automatische opschortende werking van een beroep
te beperken, verder uit te breiden tot alle grensprocedures. Ten vierde biedt het
voorstel de betrokken lidstaten de mogelijkheid enkel de basale humanitaire waarborgen
te garanderen, zoals eten, water, kleding, adequate medische zorg, steun aan kwetsbare
personen en tijdelijk onderdak, zoals het EHRM ook reeds in voorlopige voorziening
ten aanzien van de betreffende lidstaten geoordeeld heeft. Zoals in de preambule ook
opgemerkt, geeft de Commissie hiermee een concrete invulling aan de uitzonderingsclausule
in artikel 18, negende lid van de Opvangrichtlijn. Ten vijfde volgt aansluitend aan
de afhandeling van een afgewezen verzoek een terugkeerprocedure. Hier stelt de Commissie
geen nieuwe regels voor maar herhaalt de mogelijkheden die lidstaten hebben om de
Terugkeerrichtlijn buiten toepassing te laten indien het gaat om een aan de grens
geweigerde vreemdeling. Dit is staand recht. Zoals vastgelegd in de Terugkeerrichtlijn,
wordt in de regeling expliciet benoemd dat te allen tijde een aantal fundamentele
waarborgen uit de terugkeerrichtlijn dienen te worden gehandhaafd, waaronder het beginsel
van non-refoulement. Ten zesde zijn aanvullende waarborgen opgenomen die het recht
om internationale bescherming te verzoeken zeker stellen. Zo dienen de betrokken lidstaten
derdelanders dan wel staatlozen onder andere te informeren over waar zij asiel kunnen
aanvragen. Dit dient te gebeuren in een taal die zij begrijpen dan wel waarvan redelijk
verondersteld kan worden dat zij deze begrijpen. Tot slot stelt de Commissie voor
dat indien Litouwen, Letland en Polen om steun van EU-agentschappen zoals EASO of
Frontex verzoeken, deze agentschappen deze operationele steun moeten prioriteren.
b) Impact assessment Commissie
Het voorstel is met spoed opgesteld. De Commissie stelt zich te baseren op de impact assessments die zijn uitgevoerd in voorbereiding op het voorstel voor crisis en overmacht in
het kader van het Migratiepact en over informatie die door belanghebbenden tijdens
de raadpleging is verstrekt over het proces sinds het begin van de instrumentalisering
van migranten in het voorjaar van 2021.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet is van mening dat het handelen van de heer Loekasjenko alle perken te
buiten gaat. Het in gevaar brengen van grote groepen migranten voor (geo)politieke
doeleinden is onaanvaardbaar. De aanpak van het kabinet heeft zich de afgelopen periode
langs vier sporen ontwikkeld, te weten: 1) het inzetten van Europese sancties, 2)
in EU-verband op diplomatiek niveau gesprekken voeren met landen van oorsprong en
transit om de vluchten naar Minsk te stoppen, 3) het steunen van de lidstaten die
direct te maken krijgen met de georkestreerde migratiestroom aan hun buitengrenzen
en 4) het inzetten op structurele humanitaire toegang aan beide zijden van het betrokken
grensgebied. Ten aanzien van het derde spoor heeft het kabinet begrip voor de uitdagende
situatie waar Polen, Litouwen en Letland zich in bevinden. Het kabinet benadrukt in
haar steunbetuiging, zowel bilateraal als in EU-verband, dat deze lidstaten het recht
op asiel en het respect voor non-refoulement,1 zoals verankerd in internationale- en EU-wetgeving, en de mogelijkheid van humanitaire
(VN)-organisaties om vrij en ongehinderd hulp te kunnen bieden, dienen te waarborgen.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt het voorstel van de Commissie. Het kabinet acht het van belang
de betrokken lidstaten te ondersteunen nu zij geconfronteerd worden met een complexe
situatie, waarin migratie wordt geïnstrumentaliseerd. Het kabinet acht het begrijpelijk
dat, in navolging van de Europese Raadsconclusies van 21–22 oktober2, bij wijze van uitzondering en voor een afgebakende periode van tijd, artikel 78,
lid 3 VWEU als rechtsgrondslag wordt ingezet om de betrokken lidstaten te ondersteunen
en hen zo flexibiliteit te bieden de situatie aan hun respectievelijke grenzen adequaat
op te lossen. Het is daarbij van belang dat deze lidstaten de mogelijkheid geboden
wordt de asielverzoeken versneld maar zorgvuldig af te doen en daarbij ongewilde secundaire
migratie voorkomen. Zoals gesteld staat voor het kabinet voorop dat de betrokken lidstaten
het recht op asiel en respect voor het principe van non-refoulement zoals verankerd
in het Vluchtelingenverdrag dienen na te leven.
De Commissie volgt met betrekking tot de voorstellen voor de afhandeling van asielaanvragen
aan de grens op grote lijnen het voorstel voor de nieuwe Procedureverordening van
23 september 2020, ten aanzien van het invoeren van een grensprocedure.3 Zoals uw Kamer bekend, is het kabinet voorstander van een goed functionerende grensprocedure
aan de buitengrenzen van de Unie. Ook is het kabinet van mening dat deze in principe
van toepassing zou moeten zijn bij iedere overschrijding van de buitengrens waarbij
niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor toegang en een asielverzoek wordt ingediend,
mits de aanvraag op zorgvuldige wijze binnen de termijn en onder voor een individu
passende opvangomstandigheden kan worden afgehandeld. Op dit onderdeel steunt het
kabinet het voorstel. De termijn voor de behandeling van het asielverzoek tijdens
de grensprocedure is in dit voorstel 16 in weken. In het voorstel van de Commissie
uit september 2020 wordt 12 weken geraamd. Het kabinet acht de hier voorgestelde termijn
van 16 weken proportioneel gezien de bijzonder uitdagende maar bovenal onverwachte
omstandigheden waar Polen, Litouwen en Letland zich in bevinden. Dit sluit ook aan
op de gedachtenvorming binnen de Raad over het in september 2020 voorgelegde voorstel
van de Commissie voor een Procedureverordening. Ook steunt het kabinet het voorstel
over de registratiepunten, aangezien dit ook een mogelijkheid is onder de bestaande
regels. Het voorstel tast deze regel niet aan. Het kabinet hecht er in dit kader aan
te wijzen op de bepaling dat de betrokken lidstaten zijn gehouden voor voldoende en
voldoende toegankelijke registratiepunten te zorgen, met inbegrip van grensdoorlaatposten,
zodat het recht op het aanvragen van asiel adequaat is gewaarborgd. Het kabinet acht
het van belang dat de verlenging van de registratietermijn naar vier weken niet betekent
dat de maximale termijn voor de behandeling van het asielverzoek wordt verlengd. De
termijn die lidstaten hebben om een asielverzoek te behandelen is gekoppeld aan het
indienen van de aanvraag (artikel 6 van de Procedurerichtlijn). Het voorstel past deze bepalingen
niet aan. Het kabinet heeft begrip voor de bepaling die regelt dat lidstaten langer
over registratie van een asielverzoek mogen doen. Daarbij merkt het kabinet wel op
dat voorkomen moet worden dat het verlengen van de registratietermijn ertoe leidt
dat meer personen ongeregistreerd binnen de Unie doorreizen. Het kabinet zal zich
hiervoor inzetten.
Het voorstel van de Commissie wijkt af van de hoofdregels van de Opvangrichtlijn.
In feite is dit geen nieuwe regeling, maar een precisering van de bestaande mogelijkheid
om in natura in de levensbehoeften van de asielzoeker tijdens de procedure te voorzien,
en de uitzonderingsclausule voor onverwachte hoge instroom, die is neergelegd in artikel 18,
negende lid van de Opvangrichtlijn. Dit betreft de voorzieningen in de betrokken opvanglocaties;
de minimumvoorwaarden voor detentie neergelegd in de opvangrichtlijn blijven onverminderd
van kracht. Het kabinet acht het tijdelijke karakter van deze noodmaatregel van belang
bij het uitspreken van haar steun. De overwegingen zijn begrijpelijk gezien de dringende
situatie ter plaatse. Gezien de zorgelijke humanitaire situatie die enkele maanden
geleden aan de grens met Belarus ontstond acht het Kabinet de plicht tot het garanderen
van basale humanitaire waarborgen zoals eten, water, kleding, adequate medische zorg,
steun aan kwetsbare personen en tijdelijk onderdak, de ondergrens. Het kabinet zal
zich ervoor inzetten dat deze bepaling niet wordt afgezwakt en moedigt de Commissie
aan erop toe te zien dat de basale humanitaire voorzieningen daadwerkelijk worden
gewaarborgd.
De bepaling over terugkeer bevat geen nieuwe regelgeving, maar benadrukt dat Litouwen,
Letland en Polen gebruik kunnen maken van de bestaande mogelijkheid in artikel 2(2a)
en 4, vierde lid van de Terugkeerrichtlijn, om deze richtlijn niet toe te passen op
personen aan wie de toegang is geweigerd – uiteraard nadat hun verzoek om internationale
bescherming is afgewezen –. Net als in de Terugkeerrichtlijn, blijven een aantal bepalingen
en waarborgen uit de Terugkeerrichtlijn, onverminderd van toepassing. Zo moeten de
betreffende lidstaten bijvoorbeeld het beginsel van non-refoulement eerbiedigen, rekening
houden met het belang van het kind en het familie- en gezinsleven en de gezondheidstoestand
van de betrokkene. Dit is dus geen nieuwe systematiek, maar een mogelijkheid die Polen,
Letland en Litouwen zonder het nieuwe voorstel reeds hebben, maar die voor deze crisissituatie
als regel wordt gesteld. Voor zover het kabinet begrijpt, hanteert Polen de uitzondering
reeds. Het kabinet kan dit ook steunen.
Verder kan het kabinet de aanvullende waarborgen die het recht op asiel moeten zekerstellen,
nu wordt afgeweken van standaardprocedure, van harte ondersteunen. Tot slot is het
kabinet van mening dat de inzet van Europese agentschappen zoals Frontex en EASO in
de betrokken lidstaten van toegevoegde waarde kunnen zijn. Hierbij dienen de agentschappen
zelf de inschatting te maken hoe beschikbare middelen optimaal kunnen worden ingezet.
Tot slot wil het kabinet graag nog ingaan op de specificaties uit motie van het lid
Koekoek c.s.,4 waarin het kabinet wordt opgeroepen de noodmaatregelen te toetsen aan de wettelijke
basis, de Geneve Conventie en het EU asiel-acquis. Zoals hierboven uiteen is gezet,
bevat het voorstel diverse waarborgen om te garanderen dat het non-refoulementbeginsel,
– neergelegd in artikel 33 van het Vluchtelingenverdrag en artikel 19 van het Handvest
van de Grondrechten – het recht om asiel te vragen en het recht op daadwerkelijke
en effectieve toegang tot de asielprocedure gerespecteerd blijven. De maatregelen
in het kader van de grensprocedure moeten worden toegepast in overeenstemming met
het Handvest, waarbij rekening moet worden gehouden met het belang van het kind, het
recht op familieleven en op medische zorg. In dat kader bevat het voorstel ook specifieke
waarborgen. Bovendien blijven de garanties uit de Procedure- en Opvangrichtlijn, zoals
ten aanzien van kwetsbare migranten, onverkort van kracht. Hetzelfde geldt voor de
waarborgen met betrekking tot detentie, hiervan wordt onder geen beding afgeweken
in het kader van het voorstel. Het kabinet moedigt de Commissie aan het gebruik van
de noodmaatregelen zorgvuldig te monitoren.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Vooralsnog is het lastig een compleet beeld van het krachtenveld te verkrijgen, gezien
veel lidstaten een studievoorbehoud hebben geplaatst. Een aantal lidstaten meent dat
het deels ook aan de drie betrokken lidstaten is om te bepalen of deze voorstellen
tegemoetkomen aan hun zorgen en noden. Effectiviteit en respect voor grondrechten
moeten hierbij voorop staan. Wel is op te merken dat een enkele lidstaat het voorstel
niet ver genoeg vindt gaan, en meer uitzonderingen op bestaande regelgeving wenst.
Andere lidstaten zijn van mening dat het voorstel reeds te veel uitzonderingen bevat.
Het merendeel heeft nog geen positie ingenomen.
Het Europees Parlement wordt in de besluitvormingsprocedure in dezen geraadpleegd.
Het Europees Parlement heeft nog geen rapporteur aangesteld.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. De Commissie
baseert het voorstel op artikel 78, lid 3, van het Verdrag betreffende de Werking
van de Europese Unie (VWEU). Dit artikel regelt dat indien een of meer lidstaten ten
gevolge van een plotselinge toestroom van onderdanen van derde landen in een noodsituatie
terechtkomen, de Raad op voorstel van de Commissie voorlopige maatregelen ten gunste
van de betrokken lidstaat of lidstaten kan vaststellen. Het kabinet acht het artikel
van toepassing op de huidige situatie, waarbij sprake is van een noodsituatie ten
gevolge van een plotselinge toestroom van migranten nu opzettelijk een plotselinge
grootschalige migratiestroom door het Belarussisch-regime op gang is gebracht. Ingevolge
Europese jurisprudentie5 is het concept van «voorlopige maatregelen» in de zin van artikel 78 lid 3, VWEU,
voldoende ruim om alle noodzakelijke maatregelen te nemen om effectief en snel op
een noodsituatie te reageren die wordt gekenmerkt door een plotselinge instroom van
derdelanders. Deze maatregelen mogen in beginsel ook afwijken van bepalingen in bestaande
wetgeving, maar moeten wel voldoende inhoudelijk en qua duur zijn beperkt, zodat de
gewone wetgevingsprocedure van artikel 78, lid 2 VWEU niet wordt omzeild.
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. De plotselinge
instroom van derdelanders als gevolg van instrumentalisering van migratie door het
Belarussische regime heeft een effect op de EU als geheel, en daarom acht het kabinet
ook EU-oplossingen en EU-steun noodzakelijk. Maatregelen van individuele lidstaten
zijn in deze situatie ontoereikend, omdat op een aantal onderdelen de bestaande procedures
uit het acquis niet toereikend zijn. Optreden op EU-niveau is daarom gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. De voorgestelde
maatregelen zijn geschikt om hun doel, namelijk het ondersteunen van de lidstaten
aan de buitengrenzen van de EU bij het beheersen van deze uitdagende situatie, te
bereiken. Het voorstel spitst zich immers toe op handvatten aan de lidstaten om in
de grenszone adequaat maar humaan op de ontstane situatie te reageren. De maatregelen
zijn beperkt tot wat nodig is om het hoofd te bieden aan de specifieke situatie en
op een ordelijke en effectieve manier deze te beheersen. De duur van de maatregelen
is beperkt in tijd en tot wat strikt noodzakelijk is voor de betrokken lidstaten,
waardoor het voorstel niet verder gaat dan noodzakelijk om de doelstelling van het
optreden te bereiken.
Het kabinet acht het daarbij wel van belang te benadrukken dat dit noodmaatregelen
zijn. Omdat deze hier bij wijze van uitzondering tijdelijk worden ingezet en het Handvest
van de Grondrechten van de EU dient te worden gerespecteerd, is het kabinet van mening
dat de maatregelen in deze situatie proportioneel zijn.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting, Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid
en/ of medeoverheden, Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven
en burger
Ten aanzien van de EU-begroting geeft de Commissie aan dat eventuele budgettaire gevolgen
zullen worden ondergebracht binnen de begroting van bestaande financieringsinstrumenten
van de EU voor de periode 2014–2020 en 2021–2027 op het gebied van migratie, asiel
en grensbeheer. Indien bij wijze van uitzondering noodzakelijk, kan, als de situatie
verder verslechtert, gebruik worden gemaakt van de flexibiliteitsmechanismen in het
kader van het MFK 2021–2027. Het kabinet is in principe geen voorstander van het inzetten
van deze speciale instrumenten. Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen
gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de
EU-begroting (2021–2027) en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van
de jaarbegroting. Eventuele budgettaire gevolgen voor de Rijksbegroting worden ingepast
op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e) departement(en), conform de
regels van de budgetdiscipline.
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de nationale regeldruk.
b) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Het voorstel is niet van toepassing op Nederland en heeft daarom voor Nederland geen
gevolgen voor de regeldruk dan wel voor de concurrentiekracht.
Hoewel de instrumentalisering van migratie door het Loekasjenko-regime in een geopolitiek
kader te plaatsen is, zien deze noodmaatregelen specifiek op asielprocedures in de
getroffen lidstaten, welke geen verwachte geopolitieke consequenties hebben.
6. Implicaties juridisch
De bepalingen van het voorstel zullen niet ten uitvoer worden gelegd in Nederland
en hebben daarom voor Nederland geen juridische gevolgen. Het voorstel treedt in werking
op de dag na publicatie in het officiële publicatieblad van de Unie. Het zal na de
inwerkingtreding zes maanden van toepassing zijn of tot het moment waarop de asielaanvraag
is afgerond en de – waar toepasselijk – terugkeerprocedure is afgerond. Het besluit
is van toepassing op alle onderdanen van derde landen die aankomen op het grondgebied
van
Letland, Litouwen en Polen vanaf de datum van inwerkingtreding van het besluit,
evenals op degenen die al eerder aanwezig waren op het grondgebied van Letland, Litouwen
en Polen als gevolg van de acties van het Belarussische regime en wiens verzoeken
om internationale bescherming niet zijn geregistreerd of waarvoor geen terugkeerprocedure
is gestart.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Het voorstel is niet van toepassing op Nederland en heeft daarom voor Nederland geen
gevolgen voor de uitvoering en/of handhaving. Daar waar door de agentschappen aan
lidstaten gevraagd wordt om inzet of de continuering daarvan, zal Nederland daar op
gebruikelijke weg en met inachtneming van de waarborgen invulling aan geven.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Er zijn geen implicaties voor ontwikkelingslanden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.P.M. Knapen, minister van Buitenlandse Zaken