Brief regering : Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
29 325 Maatschappelijke Opvang
Nr. 130 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 december 2021
In 2018 sprak ik uw Kamer toe met een zwerfsteen in de hand. Deze steen staat symbool
voor de last die dak- en thuisloze jongeren, en de bredere groep dak- en thuisloze
mensen, met zich meedragen. De steen symboliseert daarnaast dat waar wij samen aan
kunnen bouwen: een thuis voor iedereen. Want iedere persoon zonder dak boven zijn
of haar hoofd is er één te veel. Elk mens heeft recht op huisvesting, een goede levensstandaard,
toegang tot zorg en volwaardige participatie.
Met twee programma’s hebben we ons vervolgens in het hele land voor dak- en thuisloze
mensen ingezet: het Actieprogramma dak- en thuisloze jongeren (2019) en Een (t)huis, een toekomst, de brede aanpak van dak- en thuisloosheid (2020). Mijn grote waardering gaat uit
naar de bestuurders en projectleiders en professionals van gemeenten, cliëntorganisaties,
hulp- en opvangorganisaties, woningcorporaties en andere ketenpartners voor de aansprekende
en concrete resultaten die zijn geboekt. Via deze brief informeer ik u daarover. Daarnaast
kunt u inspirerende voorbeelden vinden via de site Iedereen onder een Dak en via het online magazine.
De gezamenlijke inzet was erop gericht om dakloosheid zoveel mogelijk te voorkomen,
de kwaliteit van de opvang te verbeteren en – met name – passende woonplekken met
begeleiding te realiseren. Het aantal dak- en thuisloze mensen daalde volgens het
Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) de afgelopen jaren van ruim 39.000 in 2018, tot 36.000 in 2020 en vervolgens tot 32.000 in 2021. Maar de urgentie om structureel te blijven inzetten op deze aanpak is onverminderd
groot. Blijvende aandacht is noodzakelijk, onder andere vanwege de huidige krapte
op de woningmarkt en de (mogelijke) maatschappelijke effecten van de coronacrisis.
Daarnaast lag voor beschermd wonen de afgelopen periode de focus op de implementatie
van het advies «Van beschermd wonen naar een beschermd thuis». Hierbij is vooral gewerkt aan voorbereidingen van de doordecentralisatie van de
taak naar alle gemeenten, zoals het nieuwe verdeelmodel beschermd wonen en het wetsvoorstel
woonplaatsbeginsel. In deze brief informeer ik u over de voortgang.
Hoofdpunten van de brief
Uw Kamer ontvangt halfjaarlijks een brede voortgangsbrief over de inspanningen op
het gebied van beschermd wonen en maatschappelijke opvang. In deze brief ga ik in
op de volgende punten:
1. Resultaten Actieprogramma dak- en thuisloze jongeren: de dienstverlening aan (dreigend) dak- en thuisloze jongeren in de 14 pilotgemeenten
is sterk verbeterd, onder andere door inzet van de jongerenregisseur;
2. Resultaten Een (t)huis, een toekomst: alle centrumgemeenten zijn door middel van extra middelen ondersteund om de visie
van «opvang naar wonen» uit te voeren. Er zijn concrete handvatten ontwikkeld om doelstellingen
rondom preventie, opvang en wonen te verwezenlijken. Deze inzet heeft o.a. tot de
realisatie van 6.000–7.000 extra woonplekken en schaalverkleining in de opvang geleid;
3. Overige ontwikkelingen aanpak dakloosheid: belangrijke ontwikkelingen zijn de grote impact van de coronacrisis op de maatschappelijke
opvang en beschermd wonen en de aanbevelingen voor huisvesting van aandachtsgroepen
in het rapport «Een thuis voor iedereen»;
4. Landelijke transitie «naar een beschermd thuis»: mijlpalen zijn de implementatie van de Norm voor Opdrachtgeverschap, de uitkomst
van de consultatie van het objectief verdeelmodel en de voorbereidingen voor het woonplaatsbeginsel
voor beschermd wonen; voor beschermd wonen is de toegang voor mensen met psychische
problematiek tot de Wlz een relevante ontwikkeling;
5. Ontwikkelingen geestelijke gezondheidszorg (ggz): stand van zaken op het gebied van preventie, monitoring en de bekostiging van de
consultatiefunctie.
1. Resultaten Actieprogramma dak- en thuisloze jongeren
In 2019 is het Actieprogramma dak- en thuisloze Jongeren gestart om tot een forse
vermindering van het aantal dak- en thuisloze jongeren te komen. Binnen het Actieprogramma
hebben Rijk, gemeenten en andere samenwerkingspartners de afgelopen 2,5 jaar aan twee
overkoepelende doelen gewerkt. Ten eerste werd ingezet op het realiseren van een forse
vermindering van het aantal dak- en thuisloze jongeren (18–27 jaar) in Nederland.
Daarbij is ook gewerkt aan het voorkomen van dakloosheid, het oplossen van wachtlijsten
voor de jongerenopvang en het verkorten van de gemiddelde duur in de jongerenopvang
naar maximaal drie maanden. Ten tweede werd ingezet op het realiseren van een duurzaam
verbeterende uitvoeringspraktijk. Gemeenten en samenwerkingspartners zetten actief
in op preventie en ondersteunen jongeren op een laagdrempelige wijze op alle benodigde
levensgebieden. De doelstelling is dat zij pas worden losgelaten als sprake is van
een duurzame stabiele situatie.
Kenmerkend voor het Actieprogramma was een actiegerichte benadering waarbij intensief
is samengewerkt met de Ministeries van BZK, JenV, OCW en SZW, de VNG en de 14 deelnemende
pilotgemeenten, kennisinstituten, Kansfonds, het Instituut voor Publieke Waarden (IPW),
Stichting Zwerfjongeren Nederland, Valente, Divosa, en diverse Jongerenplatforms.
De inzet van de 14 pilotgemeenten stond centraal: Almere, Amsterdam, Alkmaar, Arnhem,
Den Haag, Dordrecht, Enschede, Haarlem, Leiden, Purmerend, Rotterdam, Utrecht, Maastricht
en Groningen. Zij committeerden zich aan een 100%-ambitie: geen enkele jongere meer
op straat voor het eind van 2021, en de duur van de opvang zo kort mogelijk, maximaal
drie maanden. Ondanks dat we eind 2021 moeten constateren dat de 100%-ambitie niet
is gerealiseerd, stel ik vast dat de dienstverlening aan (dreigend) dakloze jongeren
in deze gemeenten sterk verbeterd is. Hieronder beschrijf ik de meest belangrijke
opbrengsten en resultaten van het Actieprogramma.
Jongerenparticipatie is onderdeel van lokaal en landelijk beleid
Een belangrijk onderdeel van het Actieprogramma is de volwaardige participatie van
(potentieel) dak- en thuisloze jongeren. Jongeren zijn actief betrokken bij zowel
de totstandkoming, uitvoering en toetsing van de acties, waarbij zij op landelijk
en lokaal niveau opereren. Het Jongerenpanel heeft tijdens de duur van het Actieprogramma
gevraagd en ongevraagd advies gegeven, en gaat daar ook in 2022 mee door. Ze hebben
onder andere de praktijktoets over de jongerenregisseur uitgevoerd en adviezen uitgebracht
over onder meer alternatief wonen, het briefadres en het belang van goede en vindbare informatievoorziening aan (alle
kwetsbare) jongeren. Ik beschouw de inbreng van het Jongerenpanel als zeer waardevol.
De inzichten van ervaringsdeskundige jongeren zullen ook in de toekomst worden benut
bij beleidsontwikkeling en uitvoering.
Meer maatwerk en preventie door inzet jongerenregisseur vanaf 16 jaar
Eén van de belangrijke adviezen van het Jongerenpanel was het beter organiseren van
regie op de vijf leefgebieden wonen, zorg, financiën, werk/opleiding en het informeel
netwerk. Daar zijn we met de 14 pilotgemeenten hard mee aan de slag gegaan. Ik ben
er trots op dat in alle 14 pilotgemeenten steeds beter gewerkt wordt volgens het principe
«1 jongere, 1 plan, 1 jongerenregisseur». Belangrijk is om langdurig maatwerk en continuïteit in de persoonlijke begeleiding
vóór de leeftijd van 18 jaar te starten. Dit helpt bij de overgang naar volwassenheid,
waarmee dakloosheid voorkomen wordt. Het Actieprogramma heeft daarom deze lessen en
kennis met partners in het jeugddomein verbonden met het Programma Zorg voor de Jeugd,
het netwerk 16–27, de Aanpak Toekomstgericht werken en de richtlijn Toekomstgericht
Werken (16–27) voor jeugdprofessionals. Hiermee kunnen onder andere (jeugd)professionals
de geleerde lessen meenemen bij het ondersteunen van jongeren in een kwetsbare positie.
De handreiking «uitstroom uit instelling voor jeugdzorg» is opgesteld om gemeenten en professionals hierbij te ondersteunen.
Er zijn doorbraken gecreëerd bij complexe casuïstiek
Met behulp van de doorbraakmethodiek van het Instituut voor Publieke Waarden (IPW) zijn de 14 gemeenten de afgelopen anderhalf
jaar getraind om complexe casuïstiek op te lossen en kan waar nodig gebruik worden
gemaakt van doorbraakmiddelen. Deze doorbraakmiddelen zijn beschikbaar gesteld door
het Kansfonds en doen dienst als «bureaucratievrij geld». Hiermee kan bijvoorbeeld
een schuld of waarborg voor een woning snel worden betaald, om beweging richting een
oplossing te realiseren. Gedurende de looptijd van het Actieprogramma hebben ruim
160 jongeren gebruik gemaakt van het bureaucratievrije geld. Uit de analyse van het
IPW blijkt dat per jongere gemiddeld 3.850 euro aan doorbraken is uitgegeven. De gekozen
oplossingen leidden tot maatschappelijke besparingen van in totaal 4.588.500,- euro,
wat gemiddeld neerkomt op een besparing van 28.500 per oplossing ten opzichte van
het bestaande of dreigende scenario. Op basis van de doorbraken in de 14 pilotgemeenten
zijn praktische werkwijzen uitgewerkt die alle jongeren in alle gemeenten kunnen helpen. Zes thema’s zijn uitgelicht: 1) inkomen/schulden,
2) bestaanszekerheid en wonen, 3) 18–/18+, 4) integraal werken, 5) gedragsproblematiek, 6) de inzet van informeel
netwerk. De oplossingsrichtingen zijn getest aan de hand van casuïstiek van gemeenten,
jongeren en professionals. Zo sluiten deze oplossingsrichtingen het best aan bij echte
problemen. De oplossingen zijn begin december besproken met de bestuurders en gepresenteerd
in de vorm van een «out of the box box».
Trainingen over LHBTIQ+-jongeren in jeugdhulp en opvang zijn opgezet
Een van de doelstellingen van het Actieprogramma was om beter inzicht te krijgen in
extra kwetsbare groepen, zoals LHBTIQ+-jongeren. Onderstaand geef ik een toelichting,
waarmee ik invulling geef aan de toezegging tijdens het commissiedebat op 9 november
jl. om uw Kamer te informeren over de stand van zaken van trainingen over dit thema.
Inmiddels zijn verschillende trainingen en e-learnings over LHBTIQ+-sensitief handelen voor professionals werkzaam in de maatschappelijke opvang georganiseerd, en een webinar over het bereiken van LHBTIQ+-jongeren voor belangenorganisaties. Er is belangstelling
voor deze trainingen, dus ook volgend jaar zullen de trainingen worden gegeven. Het
gebruik van deze trainingen zullen we vanuit VWS blijven volgen. Daarnaast worden
er (online) bijeenkomsten en voortgangsgesprekken met Regenbooggemeenten gevoerd,
waardoor belangenorganisaties en maatschappelijke organisaties elkaar steeds beter
vinden. Verder is de informatie over dak- en thuisloosheid bij LHBTIQ+-belangenorganisaties
en -zelfhulporganisaties versterkt, onder andere op het switchboard van COC Nederland en op www.iedereenisanders.nl. Zo kunnen jongeren beter terecht met hun vragen over LHBTIQ+ thematiek in combinatie
met knelpunten thuis en/of (dreigende) dakloosheid.
Goede voorbeelden zijn opgeschaald en breed gedeeld
Alle lessen, resultaten, goede voorbeelden en structurele oplossingen verdienen het
om nog breder gedeeld en opgeschaald te worden. Daarom wordt begin 2022 een bijeenkomst
georganiseerd om de resultaten van onder andere de «out of the box box» met geïnteresseerden
en alle gemeenten te delen. Daarnaast zijn bij de 14 pilotgemeenten succesvolle tastbare
initiatieven opgehaald en door Movisie gebundeld. Meer dan 40 initiatieven laten goede voorbeelden zien op het gebied van informatievoorziening, briefadres,
integrale ondersteuning, jongerenregisseur en initiatieven voor wonen. Verder hebben
acht lokale organisaties gewerkt aan het thema persoonlijke ontwikkeling en financiële
bestaanszekerheid voor (dreigend) dakloze jongeren. Zij hebben innovatieve aanpakken
op het gebied van sport, cultuur, inkomen en schulden manieren gevonden om jongeren
met gerichte ondersteuning weer in beeld te krijgen en zijn het waard om breed te
delen. Begin 2022 worden de goede voorbeelden en handreikingen die in het kader van
het Actieprogramma en Een(t)huis, een toekomst zijn ontwikkeld op het platform www.iedereenondereendak.nl gebundeld en actief gedeeld met betrokken partners. Het doel hiervan is dat ook andere
gemeenten of organisaties geïnspireerd raken om met de goedwerkende praktijken aan
de slag te gaan.
Hoewel het aantal dak- en thuisloze jongeren gedaald is, blijft inzet voor deze kwetsbare
doelgroep ook de komende jaren hard nodig om deze dalende trend voort te zetten. Dit
is zeker van belang gezien de impact die de coronacrisis heeft op deze jongeren. Daarnaast
is het zaak om een aantal knelpunten blijvend aandacht te schenken. Denk hierbij aan
het makkelijker mogelijk maken van woningdelen, het verbeteren van de financiële uitgangspositie
van jongeren in een kwetsbare positie, het bevorderen van uitstroom uit instellingen,
de belangrijke rol die jeugdhulpinstellingen en de jongerenregisseur hebben bij preventie
van dakloosheid en integrale dienstverlening aan jongeren met problematiek op meerdere
leefgebieden. Met andere woorden: het is van belang dat er ook in de toekomst gewerkt
blijft worden aan het verder voorkomen en terugdringen van dakloosheid onder jongeren.
2. Resultaten Een (t)huis, een toekomst, de brede aanpak van dak- en thuisloosheid
In het hele land hebben veel partijen vanaf 2020 in Een (t)huis een toekomst samengewerkt aan de aanpak van dak- en thuisloosheid. Het doel was om het aantal
dak- en thuisloze mensen fors terug te dringen. Dit gebeurde aan de hand van een «brede
aanpak». Knelpunten in de gehele keten werden opgepakt door een veelheid van partijen:
centrum- en regiogemeenten, opvangorganisaties, ministeries, woningcorporaties, cliëntorganisaties,
ervaringsdeskundigen en wetenschappers. Deze samenwerkingspartners zijn ondersteund
om het verschil te maken door concrete handvatten te bieden, ervaringen en inspiratie
uit te wisselen en door een impuls van 200 mln. euro aan gemeenten voor de uitvoering van regionale plannen van aanpak.
Blijvende aandacht is nodig, maar samen hebben we een beweging ingezet. Dit heeft
tot veel inspirerende resultaten geleid. Hieronder ga ik in op belangrijke opbrengsten
op het gebied van de drie thema’s van Een (t)huis, een toekomst: 1) het voorkomen van dakloosheid, 2) vernieuwen en verbeteren van de kwaliteit van
de opvang en 3) het realiseren van 10.000 extra woonplekken met passende begeleiding.
Er is meer aandacht voor een preventieve aanpak
Centrumgemeenten hebben diverse activiteiten ondernomen om (dreigend) dak- en thuisloze
mensen eerder en beter te ondersteunen bij hulpvragen om dakloosheid en terugval te
voorkomen. Het gaat hierbij o.a. om de inrichting van meldpunten, inzet van woon-
en jobcoaches, inzet van schuldhulpverlening en ervaringsdeskundigheid. Sinds eind
2020 biedt de Preventie Alliantie gemeenten ondersteuning bij het ontwikkelen en uitvoeren van het gemeentelijk preventiebeleid
rondom dak- en thuisloosheid. Met een scanner hebben zij in zes regio’s inzicht geboden in de stand van het preventiebeleid voor
dakloosheid. Gemeenten geven aan dat hierdoor problemen en verschillen in de regio
goed in beeld zijn gebracht en dat het tot inspiratie voor concrete interventies heeft
geleid. Daarnaast heeft de Preventie Alliantie een beleidskader «pijlers en condities sociale inclusie». Hiernaast heeft de Preventie Alliantie kennis gedeeld door diverse inhoudelijke
masterclasses, thematische werksessies en workshops voor professionals te organiseren. Gemeenten kunnen tot in het eerste kwartaal van
2022 nog gebruik maken van de experts van de Preventie Alliantie. Ook volgen handreikingen
over sociale inclusie, over uitstroom uit de maatschappelijke opvang en GGZ. Verder
werkt Divosa aan een handreiking over maatwerk in de Participatiewet bij uitstroom
uit GGZ, detentie en jeugdinstellingen en de aanvraag van gemeentelijke voorzieningen
als bijstand.
Daarnaast neemt het aantal huisuitzettingen door inspanningen van verhuurders al een
aantal jaren af. In 2019 waren 5.000 huisuitzettingen, dit daalde in 2020 tot 3.100.
In de eerste helft van 2021 vonden 1.600 huisuitzettingen plaats. In het voorjaar
2021 heeft de Minister van BZK de afspraken met verhuurdersorganisaties, brancheverenigingen
en de VNG om huisuitzettingen in coronatijd door betaalachterstanden zoveel mogelijk
te voorkomen herbevestigd. Deze afspraken gelden tot na de coronacrisis.
Partijen zetten breed in op het voorkomen en oplossen van schulden
Onderdeel van de preventieve aanpak is het voorkomen van schulden. Zo’n 90 tot 100%
van de dak- en thuisloze mensen hebben financiële problemen. Het kabinet heeft met
de Brede schuldenaanpak een stevige aanpak neergezet om schuldenproblematiek te voorkomen en op te lossen.
Zo krijgen gemeenten ook in 2022 extra geld voor schuldhulpverlening vanwege de coronacrisis,
ruim 300 gemeenten hebben het Landelijk Convenant Vroegsignalering getekend en de digitale versie van de cursus «Eerste Hulp Bij Administratie» voor
zorgverleners is opgezet. Daarnaast is een subsidie verstrekt aan het programma Schouders Eronder om in 30 regio’s de ketensamenwerking Wmo-zorgaanbieders en schuldhulpverlening te
verbeteren. Maatschappelijke initiatieven als SchuldenlabNL helpen bij het opschalen van beproefde methoden. Steeds meer gemeenten sluiten zich
hierbij aan: het Jongerenperspectieffonds (9 gemeenten), collectief schuldregelen
(100+ gemeenten) en de Nederlandse Schuldhulproute (meer dan 60 gemeenten). Verder verkent VWS samen met SZW, mondzorgprofessionals,
gemeenten en zorgverzekeraars hoe mensen met financiële problemen via maatwerk toch
noodzakelijke mondzorg kunnen ontvangen.
Een aantal belemmeringen in de wet is weggenomen
Eén van de doelstellingen was om knellende regels te verhelpen. De wijziging van de
Wet gemeentelijke schuldhulpverlening op 1 januari 2021 is relevant in dit kader.
Het zorgt ervoor dat schuldhulpverleners een intakegesprek aanbieden naar aanleiding
van signalen over betalingsachterstanden van inwoners bij woningverhuurders, energie-
en drinkwaterleveranciers en zorgverzekeraars. Daarnaast gaat per 1 januari 2022 de
wetswijziging van de Wet basisregistratie in. Hiermee wordt het verstrekken van een
briefadres wettelijk verplicht voor gemeenten. Divosa heeft een handreiking ontwikkeld samen met een aantal gemeenten, BZK, de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken
en het Jongerenpanel over dit thema. Een belangrijk advies is om de samenwerking tussen
de afdelingen burgerzaken en het sociaal domein in gemeenten te versterken. Daarnaast
heeft Divosa in 2020 een handreiking opgeleverd die de mogelijkheden voor maatwerk in de Participatiewet toelicht met
betrekking tot de vier weken zoektermijn, de jongerennorm tot 21 jaar en de kostendelersnorm.
Landelijk ontstaan steeds meer vormen van kleinschalige opvang en «wonen eerst»
Een veilige en rustige omgeving met voldoende privacy is een belangrijke voorwaarde
voor herstel. Gemeenten zetten daarom steeds meer in op het realiseren van opvang
in een- of tweepersoonskamers en op wonen in plaats van opvang. Als bijlage bij deze
brief is de rapportage over het eerste half jaar van 2021 van de Monitor dak- en thuisloosheid
opgenomen1. Uit de monitor blijkt dat er steeds meer gemeenten zijn die afzien van slaapzalen
en deze ombouwen. De coronacrisis heeft deze ontwikkeling versneld. We zien ook steeds
meer Housing First en doorstroomwoningen die worden ingezet in plaats van opvang.
Tegelijkertijd is het van belang om in te blijven zetten op vernieuwing en verbetering
van kwaliteit. Er zijn nog steeds in 10–15 gemeenten slaapzalen in gebruik. Met Werkplaats
COMO, Aedes, de VNG, Valente en VWS is overzicht gecreëerd met informatie die gemeenten
hiervoor kunnen gebruiken en zijn inspiratiesessies georganiseerd met praktische handvatten
voor gemeenten.
Er zijn circa 6.000–7.000 extra woonplekken gerealiseerd
In Een (t)huis, een toekomst was het doel om eind 2021 10.000 extra woonplekken voor dak- en thuisloze mensen
te hebben gerealiseerd. De strategie was o.a. gericht op nieuwbouw, transformatie,
woningdelen en het met voorrang toewijzen van woonruimten. Vier bronnen geven ons
een indicatie van de woonplekken die tot nu toe zijn gerealiseerd. Het is belangrijk
te benadrukken dat de cijfers uit deze bronnen elkaar deels overlappen:
1. Uit de Monitor Dak- en Thuisloosheid blijkt dat gemeenten in 2020 en 2021 bijna 2.800
extra woonplekken voor dak- en thuisloze mensen hebben gerealiseerd.
2. Uit deze monitor blijkt ook dat er 4.442 woonplekken op basis van prestatieafspraken
tussen gemeenten en woningcorporaties aan o.a. dak- en thuisloze mensen zijn toegewezen,
de Corporatiemonitor Dakloosheid geeft aan dat in 2020 4.800 dak- en thuisloze mensen zijn gehuisvest.
3. Het Expertisecentrum Flexwonen toont dat in zowel 2020 als in 2021 circa 5.000 flexwoningen
zijn gerealiseerd waarvan een onbekend deel beschikbaar is gekomen voor dak- en thuisloze
mensen. Op dit moment voert Platform 31 in samenwerking met het Ministerie van BZK
een onderzoek uit naar best practices voor het organiseren van draagvlak in de omgeving,
een veelgehoord knelpunt. De verwachting is dat de resultaten in het voorjaar gedeeld
kunnen worden met gemeenten en corporaties.
4. De Minister van BZK heeft een regeling voor de huisvesting van kwetsbare groepen beschikbaar
gesteld, voor het versnellen van de bouw van (flexibele) huisvesting voor aandachtsgroepen.
Deze impuls van 50 miljoen euro heeft in 2020 tot ongeveer 2.600 extra woonplekken
voor dak- en thuisloze mensen geleid. Dit overlapt deels met de ambities zoals opgenomen
in de regioplannen van gemeenten. Begin 2022 zal de Minister van BZK delen wat het
resultaat is van de regeling voor de huisvesting van aandachtsgroepen van 31 miljoen euro
in 2021.
Op basis van deze gegevens is de inschatting dat tot nu toe ongeveer 6.000–7.000 extra
woonplekken zijn gerealiseerd. Het is goed om op te merken dat veel van de eerder
genoemde doorstroomwoningen die als opvangplekken zijn ingezet, hier geen deel van
uit maken. Daarnaast is de verwachting dat de productie van extra woonplekken de komende
jaren verder toeneemt. Sommige plannen hebben door de coronacrisis en/of het aanwijzen
van geschikte locaties vertraging opgelopen. Daardoor zullen gemeenten een deel van
de middelen naar 2022 doorschuiven, waardoor de doelstelling van de 10.000 extra woonplekken
met vertraging zal worden behaald.
Innovatieve samenwerkingen ter realisatie van woonplekken zijn opgezet
Voor het realiseren van extra woonplekken zijn creatieve oplossingen ingezet. Zo heeft
Platform Woonplek een netwerk gecreëerd om publiek-private samenwerking aan te jagen en voor kennisdeling
te zorgen. Op deze manier zijn kansrijke initiatieven naar voren gekomenen zijn er
business cases opgesteld en goede voorbeelden actief gedeeld. Daarnaast werken Platform31
en Expertisecentrum Flexwonen met een aantal provincies en enkele gemeenten aan een
businesscase over verplaatsbare woningen. Deze woningen gaan tegenwoordig vijftig
jaar of langer mee, maar locaties zijn schaars en dienen vaak na 10 tot 15 jaar weer
vrijgemaakt te worden. In samenwerking met Aedes is een drukbezocht webinar over de businesscase, specifiek gericht op woningcorporaties, georganiseerd.
Daarnaast heeft het Rijksvastgoedbedrijf zich, in samenwerking met het Atelier Rijksbouwmeester,
ingezet voor het gebruik van leegstaand vastgoed. Zij hebben 74 leegstaande panden
geanalyseerd die technisch geschikt bleken voor transformatie. Uiteindelijk bleven
slechts twee gemeenten over die daadwerkelijk huisvesting willen laten realiseren
in leegstaand vastgoed. In de eindrapportage wordt uitgebreid ingegaan op de factoren die dergelijke transformaties belemmeren
en worden er aanbevelingen gedaan. Het uiteindelijke aantal voor transformatie geschikte
panden valt tegen, maar het RVB heeft wel twee panden verkocht die worden ingezet
voor dak- en thuisloze mensen. Ook worden de mogelijkheden verkend om de rol die het
RVB kan vervullen bij maatschappelijk kwesties, zoals de aanpak van dak- en thuisloosheid,
verder vorm te geven. Het RVB wordt in «Een thuis voor iedereen» door de werkgroep versterking beleid huisvesting aandachtsgroepen (onder leiding
van Bernard Ter Haar) genoemd als organisatie die gemeenten kan ondersteunen om huisvesting
te laten realiseren.
Monitoring van dakloosheid wordt doorlopend verbeterd
Eerder in deze brief is gerefereerd aan de CBS-cijfers waarin een afname van het aantal
dak- en thuisloze mensen te zien is. Het CBS maakt door toepassing van statistische
modellen een schatting van de totale populatie dak- en thuisloze mensen in Nederland.
Daarnaast is vanuit Een (t)huis, een toekomst de Monitor Dak- en Thuisloosheid opgezet. Hierin monitoren we de dak- en thuisloze
personen die daadwerkelijk in beeld zijn bij de centrumgemeenten en waar individueel
gerelateerde informatie over beschikbaar is. In de monitor over het eerste halfjaar
van 2021 zijn 22.528 dak- en thuisloze personen geïncludeerd, waarvan 5.671 dak- en
thuisloze jongeren. Volgens het CBS is het aantal dak- en thuisloze jongeren in vijf
jaar tijd gehalveerd.
Als vervolg op deze monitor heeft VWS samen met gemeenten, VNG Realisatie, VWS, CBS,
KPMG en partners nagedacht over een duurzame, betrouwbare manier van monitoren met
eenduidige indicatoren. Het streven is om een kernset van indicatoren vanaf 2022 in
de Gemeentelijke Monitor Sociaal Domein (GMSD) te laten landen. Hierbij wordt een
groeimodel ontwikkeld waarbij de set aan indicatoren na verloop van tijd verder aangescherpt
en uitgebreid kan worden. Denk bijvoorbeeld aan het in beeld krijgen van kinderen
in de opvang. Zo werken we aan een steeds betere landelijke monitor. De verwachting
is dat registratie in de GMSD tot beter inzicht per gemeente leidt, waarbij trends
op de langere termijn kunnen worden waargenomen. Ook wordt het gebruik van andere
vormen van ondersteuning voor de doelgroep (bijvoorbeeld bijstand, re-integratie of
andere Wmo-voorzieningen) beter in beeld gebracht. Gebruik maken van het BSN voorkomt
ongewenste dubbeltelling en maakt verbanden inzichtelijk.
De kosten en baten van vernieuwend beleid zijn inzichtelijk gemaakt
Om lokaal vernieuwingen door te voeren is het belangrijk om inzicht te hebben in de
kosten en baten van deze investering. Daarom zijn verschillende maatschappelijke kosten-batenanalyses
(MKBA’s) opgesteld. De volgende thema’s zijn verdiept: wonen bij de burgers, kleinschalige opvang, ervaringsdeskundige ondersteuning, transformatie van de opvang en wonen en werken voor jongeren. Uit deze publicaties blijkt dat de investering in deze manieren van werken loont.
Er worden onder andere kosten bespaard in de opvang, de begeleiding, bij het voorkomen
van huisuitzettingen en doordat de hogere kwaliteit van leven tot meer gezonde levensjaren
leidt. Begin 2022 volgen de MKBA’s vroegtijdige signalering en aanpak schulden, wonen
eerst en alternatief wonen. Gemeenten zijn aangemoedigd om deze bevindingen mee te
nemen in de beleidskeuzes die worden gemaakt.
Projecten i.h.k.v. Beschermd Thuis zijn van start gegaan
Via het programma Beschermd Thuis van ZonMw zijn enkele tientallen regionale en landelijke projecten van start gegaan
die bijdragen aan de brede doelstellingen van de Meerjarenagenda Beschermd Wonen en
Maatschappelijke opvang. De projecten richten zich bijvoorbeeld op het stimuleren
van samenwerking tussen gemeenten en regio’s, vroegsignalering en het verbeteren van
de toegang.
Ondersteuning experts heeft geleid tot meer actie
De experts van de Preventie Alliantie en het Expertteam Weer Thuis hebben gemeenten de afgelopen periode ondersteund bij lokale vraagstukken. Daarnaast
hebben de boegbeelden, de heren Leen van Dijke en Bert Frings, het afgelopen jaar zo’n 130 gesprekken gevoerd
met wethouders «zorg» en «wonen», zorgaanbieders, cliëntenorganisaties, bouwers, projectontwikkelaars
en woningcorporaties. Tijdens deze gesprekken en in regiobijeenkomsten agendeerden
zij belemmeringen die werden ondervonden en de doelen die gemeenten wilden bereiken.
Daarnaast deelden ze ervaringen van andere gemeenten en deden ze suggesties voor een
effectievere en ambitieuze aanpak met name voor samenwerking in de regio. De inzet
van de boegbeelden is onbetwist van meerwaarde geweest in de contacten met partijen.
De eindrapportage van de boegbeelden is als bijlage bij deze brief opgenomen2. Veel van deze adviezen komen terug bij de uitwerking van het rapport Een thuis voor iedereen, van de interbestuurlijke werkgroep versterking beleid huisvesting aandachtsgroepen.
Tot slot: in gesprekken met gemeenten hoor ik dat de gezamenlijke inzet het verschil
heeft gemaakt. Belangrijke resultaten zijn de toenemende aandacht voor preventie in
de projecten, zoals toepassing van maatwerk in de Participatiewet, en de 6.000–7.000
extra woonplekken die gerealiseerd zijn. Maar het aantal dak- en thuisloze mensen
is nog steeds te hoog. Bovendien leidt de coronacrisis mogelijk tot nieuwe dak- en
thuisloze mensen. De coronacrisis zorgt ook voor meer druk bij gemeenten en opvang
om zaken goed te blijven organiseren. Dit vraagt veel van gemeenten en opvangorganisaties.
Daarnaast zijn er steeds minder betaalbare woningen beschikbaar vanwege de crisis
op de woningmarkt. Er is behoefte aan een grotere (flexibele) woningvoorraad met genoeg
sociale huurwoningen en passende begeleiding. Met Een (t)huis, een toekomst hebben we landelijk belangrijke stappen gezet.
3. Overige ontwikkelingen aanpak dakloosheid
Hieronder informeer ik u over enkele andere relevante ontwikkelingen in de aanpak
van dakloosheid.
Impact van de coronacrisis
De aanhoudende onzekerheid door de coronacrisis vraagt veel van medewerkers en cliënten
in deze sector. Ik wil daarom mijn grote waardering uiten voor iedereen die zich onverminderd
inzet om de situatie voor cliënten zo veilig mogelijk te maken. Juist in de winterperiode
is dat extra van belang, op het moment dat meer mensen worden opgevangen in verband
met de winterkouderegeling. Naar aanleiding van het RIVM-advies om afstand te houden
op alle locaties van de maatschappelijke opvang tot in ieder geval 1 april 2022, heb
ik de richtlijn voor dak- en thuisloze mensen aangepast. Ik heb uw Kamer hierover
geïnformeerd via de maatregelenbrief van 12 november jl.3 Mocht de richtlijn voor de opvang van dakloze mensen naar aanleiding van de maatregelen
weer aangepast worden informeer ik uw Kamer daarover via de stand van zaken Covid-19
brief.
Integrale aanpak huisvesting aandachtsgroepen
De interbestuurlijke werkgroep versterking beleid huisvesting aandachtsgroepen vroeg
met haar het rapport «Een thuis voor iedereen» aandacht voor de huisvesting van aandachtsgroepen. Veel mensen uit aandachtsgroepen
hebben het momenteel moeilijk om een goed huis te vinden en een bestaan op te bouwen.
De werkgroep beveelt aan om de huisvesting van aandachtsgroepen meer integraal op
te pakken en daarmee onderlinge verdringing van doelgroepen tegen te gaan. De aanbevelingen
uit dit rapport worden door de betrokken departementen (BZK, VWS, OCW, SZW, J&V),
medeoverheden en maatschappelijke organisaties verder uitgewerkt in een nationale
samenwerkingsagenda, zodat er een basis ligt waar het nieuwe kabinet mee aan de slag
kan. Uw Kamer wordt hierover begin volgend jaar verder geïnformeerd.
Dak- en thuisloze remigrantengezinnen
Dak- en thuisloze remigrantengezinnen met minderjarige kinderen vragen onze aandacht.
Het gaat om gezinnen met de Nederlandse nationaliteit die onvoorbereid terugkeren
of nog nooit in Nederland hebben gewoond en als zelfredzaam worden beoordeeld door
gemeenten. Zij doen een beroep op toegang tot de maatschappelijke opvang of huisvesting.
Op het moment breng ik samen met BZK en de VNG in beeld op welke manier we perspectief
kunnen bieden aan deze groep. Dit vraagt veel juridische uitwerking. Ik hoop uw Kamer
zo snel mogelijk te kunnen informeren over de vervolgstap.
Plan van aanpak kwetsbare dakloze EU-arbeidsmigranten
De afgelopen periode hebben VWS, de G4 en de VNG een plan van aanpak opgesteld voor
de problematiek van dakloze EU-arbeidsmigranten. In reactie op de motie van de leden
Segers en Marijnissen kan ik u informeren dat het plan inmiddels op inhoud gereed
is.4 Over een aantal beleidsvoorstellen kan ik u op hoofdlijnen informeren. Ten eerste
wordt voorgesteld om de groep dakloze EU-burgers in subgroepen uit te splitsen, zodat
meer maatwerk geboden kan worden. Daarbij is het uitgangspunt dat EU-burgers die recent
werk hebben gehad meer bescherming krijgen op basis van EU-recht. Tegelijkertijd moeten
dakloze EU-burgers die voor overlast en problemen zorgen daadkrachtiger worden uitgezet
naar het land van herkomst. Hiervoor is het belangrijk dat professionals goed zicht
hebben op de rechtenopbouw van EU-burgers tijdens hun verblijf in Nederland. Ten tweede
is het doel om per (arbeidsmarkt)regio hetzelfde basisaanbod te realiseren: een sobere
kortdurende opvang in combinatie met werktoeleiding of repatriëring. Het betreft een
gezamenlijke aanpak tussen Rijk en gemeenten, begeleid door onderzoek en monitoring
de komende jaren. In december vindt bestuurlijke afstemming plaats tussen het Rijk
en de VNG, vermoedelijk wordt het plan begin 2022 met uw Kamer gedeeld.
4. Transitie naar een beschermd thuis
Mensen met psychiatrische en sociaal-maatschappelijke problemen kunnen hun zelfstandigheid
vaker behouden als passende ondersteuning in de thuissituatie snel beschikbaar is.
De ambitie is om samen een beweging in gang te zetten. Daarbij streven we naar kwalitatief
goede, beschikbare en flexibele hulp dichtbij mensen: van beschermd wonen naar een
beschermd thuis. Per 2022 wordt daarom door gemeenten gestart met de (inhoudelijke)
doordecentralisatie van beschermd wonen. De volgende stappen zijn de invoering van
het objectief verdeelmodel en van het woonplaatsbeginsel voor beschermd wonen. De
afgelopen periode zijn op alle fronten de nodige stappen gezet om dit mogelijk te
maken, hieronder licht ik dit toe.
Implementatie Norm voor Opdrachtgeverschap
Gemeenten nemen de verantwoordelijkheid om regionale samenwerking te verbeteren, het
opdrachtgeverschap te versterken en de administratieve last te verminderen door onderling
afspraken te maken over een niet vrijblijvende Norm voor Opdrachtgeverschap (NvO) bij Maatschappelijke Ondersteuning & Beschermd Wonen. Het streven is dat de onderdelen
over de regionale samenwerkingsafspraken en de governance gereed zijn per 1 januari
2022. Via een monitor wordt de voortgang nauwlettend gevolgd.
Ondersteuning aan regio’s
De transitie betreft een geleidelijk proces van afbouw, ombouw en opbouw van de voorzieningen
met een verschuiving van intramurale naar ambulante voorzieningen en van (voornamelijk)
centrumgemeenten naar alle gemeenten. Regio’s krijgen hier ondersteuning bij. Het
Transitieteam Beschermd Thuis ondersteunt sinds oktober regio’s bij de implementatie.
Het is inmiddels al in 24 regio’s actief. Ondersteuningsvragen richten zich op samenwerkingsafspraken
in het kader van de NvO tussen gemeenten o.a. rond de geplande invoering van het objectieve
verdeelmodel, het vormgeven van inkoopafspraken en spreiding en ambulantisering van
voorzieningen. Het eerdergenoemde Expertteam Weer Thuis richt zich ook op de doelgroep
van beschermd wonen en ondersteunt gemeenten, corporaties en instellingen bij het
maken van (prestatie)afspraken over huisvestingsvraagstukken.
Nieuw objectief verdeelmodel
Een belangrijke mijlpaal is het objectief verdeelmodel beschermd wonen waarover de
VNG, na consultatie van alle gemeenten, op 9 december jl. advies heeft uitgebracht. De VNG kan zich vinden in het nieuwe verdeelmodel voor beschermd
wonen, inclusief de voorgestelde ingroeipaden. Zoals eerder tussen Rijk en gemeenten
afgesproken, zal in 2025 de eerste tussenevaluatie plaatsvinden en in 2027 een evaluatie.
De doordecentralisatie van beschermd wonen kan op brede steun rekenen en de VNG pleit
er voor dat het nieuwe verdeelmodel per 1 januari 2023 wordt ingevoerd. De VNG wijst
erop dat de voorgenomen invoering van het woonplaatsbeginsel per dezelfde datum randvoorwaardelijk
is voor de invoering van het nieuwe verdeelmodel. Op basis van het advies van de VNG
is besluitvorming over de daadwerkelijke invoering aan het volgende kabinet, in samenhang
met de nieuwe verdeling voor de rest van het gemeentefonds.
Woonplaatsbeginsel beschermd wonen
Voor de voorgenomen invoering van het woonplaatsbeginsel zijn voorbereidingen gestart.
In samenwerking tussen gemeenten, Rijk en aanbieders is een concepthandreiking en
routekaart opgeleverd. De VNG-commissie ZJO heeft daarbij al met het vaststellen van
de zogenaamde overlegbepaling invulling gegeven op welke wijze gemeenten met elkaar
zullen samenwerken. Ook heeft het ketenbureau i-Sociaal Domein een conceptimplementatieplan
voor fase 2 (2022–2023) van het Woonplaatsbeginsel beschermd wonen opgeleverd. De
indiening van het wetsvoorstel woonplaatsbeginsel beschermd wonen en van het nader
rapport naar aanleiding van het advies van de Raad van State bij de Tweede Kamer is
een verantwoordelijkheid van het nieuwe kabinet.
Inhoudelijke werkagenda
Daarnaast werken de VNG, VWS, BZK en partners als Valente en MIND momenteel aan een
inhoudelijke werkagenda. Dit vormt de aftrap van een vernieuwd partnerschap vanuit
de inhoud, om in gezamenlijkheid de sociale inclusie voor mensen met een psychische
kwetsbaarheid te bevorderen, met voornamelijk aandacht voor de uitvoeringspraktijk.
De condities voor sociale inclusie zijn de basis voor de transformatie in de regio’s.
De focus wordt daarbij gelegd op de thema’s regionale samenwerking, toegang tot ondersteuning
en zorg, garanderen van flexibel op- en afschaalbare ambulante begeleiding en voldoende
woningen en woonvarianten.
Toegang tot de Wlz
Vanaf 1 januari 2021 is de Wlz opengesteld voor mensen met een psychische stoornis.
Zoals ik eerder aan uw Kamer heb gemeld, zijn meer mensen dan voorzien ingestroomd
in de Wlz. Er zijn circa 24.000 mensen ingestroomd, de inschatting is dat het hierbij
gaat om ongeveer 15.000 cliënten beschermd wonen. Bureau AEF heeft onlangs onderzoek5gedaan naar de gevolgen van de (hogere) uitstroom voor gemeenten, waaronder het nieuwe
verdeelmodel en het ingroeipad. Ik zal verdiepend onderzoek laten uitvoeren om meer
inzicht te krijgen in welk type cliënten zijn uitgestroomd naar de Wlz en welk type
cliënten onder verantwoordelijkheid van de gemeenten blijven vallen. Dit verdiepende
onderzoek is naar verwachting in het voorjaar gereed en zal op dat moment aan uw Kamer
worden gestuurd.
5. Ontwikkelingen geestelijke gezondheidszorg (ggz)
Een groot deel van de mensen die gebruik maken van de maatschappelijke opvang of beschermd
wonen heeft te maken met psychische problematiek. Andersom heeft een deel van de mensen
dat zich bij de huisarts meldt met psychische klachten te maken met bredere maatschappelijke
uitdagingen op het gebied van bijvoorbeeld huisvesting, schulden of (het ontbreken
van) een zinvolle dagbesteding. Een goede verbinding tussen voorzieningen en mensen
die werkzaam zijn in het sociaal domein en de curatieve ggz is dus zeer van belang.
Ik schets hieronder enkele ontwikkelingen die relevant zijn in dit verband.
Preventie van psychische klachten
De aanpak van psychische problematiek begint met preventie. Recent heb ik uw Kamer
geïnformeerd over de uitkomsten van de tussenuitkomsten van de verkenning naar de
mogelijkheden en contouren van een Nationaal Preventieakkoord Mentale Gezondheid.6 In deze brief heb ik aangegeven dat sprake is van een brede urgentie en draagvlak
bij veldpartijen om gezamenlijk preventief aan de slag te gaan op het thema mentale
gezondheid. Ook wordt het belang van bronaanpak in de preventie van psychische klachten
onderstreept. Bestaanszekerheid is hierin een belangrijk uitgangspunt. In de volgende
fase van de verkenning zal ik aandacht besteden aan het belang van bestaanszekerheid
voor mentale gezondheid.
Monitor ambulantisering
Er is al langere tijd behoefte aan een breed en samenhangend beeld op welke wijze
deze ondersteuning en zorg in de wijk is vormgegeven, welk deel hiervan uit welk wettelijk
kader gefinancierd wordt en wat hierin (mogelijke) toekomstige ontwikkelingen zijn.
In de vorige voortgangsrapportage heb ik u geïnformeerd over de uitkomsten van het
onderzoek over relevante en passende indicatoren. KPMG werkt, na een Europese aanbestedingsprocedure,
momenteel aan het inventariseren van gegevens en data voor de eerste monitor die naar
verwachting voor de zomer van 2022 gereed is en vooral gegevens zal bevatten uit 2019
en 2020. Verder hoop ik begin 2022 de opbrengsten met uw Kamer te kunnen delen uit
het traject «zicht op de doelgroep»,7 waarbinnen negen gemeenten meer en beter zicht op de groep mensen met psychische
problemen en hun (zorg)behoefte proberen te krijgen.
Uitstroom forensische zorg
Zoals ik in mijn voortgangsbrief van 8 juli jl. heb aangegeven bestaat er vanuit gemeenten
de behoefte om meer «grip» te krijgen op het aantal mensen (en hun mogelijke ondersteuningsbehoefte)
dat vanuit de forensische zorg terugkeert naar een plek in de wijk en/of door de gemeente
gefinancierde instelling, zoals beschermd wonen. In afstemming met het Ministerie
van Justitie en Veiligheid en diverse relevante stakeholders zal ik in 2022 handreiking
laten ontwikkelen. In de volgende voortgangsrapportage zal ik u hier nader over informeren.
Tijdens het commissiedebat over de ggz van 9 november jl. heeft het lid Van den Berg
(CDA) aandacht gevraagd voor de uitstroom vanuit de forensische zorg naar de reguliere
ggz. Binnenkort ontvangt u een aparte brief met verschillende toezeggingen die ik
tijdens dit debat heb gedaan. Hierin zal ook aandacht zijn voor bovengenoemd thema.
Bekostiging consultatiefunctie
Het is van belang dat voldoende samenwerking mogelijk is tussen ggz-behandelaren en
gemeentelijke professionals, zodat zij gezamenlijk kunnen bepalen welke ondersteuning
en (psychische) zorg het meest passend is. In mijn voortgangsbrief van 8 juli jl.
heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken van de bekostiging van de consultatiefuncties
(Kamerstuk 29 325, nr. 129). Inmiddels heb ik samen met onder andere Zorgverzekeraars Nederland, het Zorginstituut
en de NZa twee concrete bekostigingsopties uitgewerkt. Deze worden ter besluitvorming
voorgelegd tijdens een bestuurlijk overleg dat medio januari gepland staat. Ik zal
u begin volgend jaar informeren over de uitkomsten van dit overleg.
Tot slot
Via deze brief heb ik u geïnformeerd over de belangrijkste resultaten het Actieprogramma
dak- en thuisloze jongeren (2019) en Een (t)huis, een toekomst, de brede aanpak van dak- en thuisloosheid (2020). Ook heb ik u op de hoogte gesteld
van relevante ontwikkelingen op het gebied van beschermd wonen en in de verbinding
met de geestelijke gezondheidszorg.
We zijn op weg om voor iedereen een passende woonplek met begeleiding te realiseren.
Maar de eindstreep is zeker nog niet in zicht. De afgelopen jaren is veel gerealiseerd
met blijvende impact. Ik ben blij met de energie en commitment bij alle partijen waar
we mee samenwerken. Het verschil voor (dreigend) dak- en thuisloze mensen wordt lokaal
gemaakt. Daarom hebben we vooral ingezet op het ondersteunen van regio’s. Dit gebeurde
aan de ene kant met het ontwikkelen van concrete handvatten en het zo effectief mogelijk
inzetten van de extra middelen. Aan de andere kant werden doorlopend ervaringen, geleerde
lessen, werkpraktijken en inspiratie uitgewisseld. We constateren, met de betrokken
wethouders, dat dit heeft gewerkt en dat er een beweging in gang is gezet. Het is
zaak dat deze andere aanpak blijvend is. Alleen zo kunnen we deze maatschappelijke
problemen met succes het hoofd bieden.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport