Brief regering : Voortgang betaalbare woningbouw
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 853 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 december 2021
Het is belangrijk dat iedereen in Nederland prettig en betaalbaar kan wonen. Dat betekent
dat er voldoende woningen moeten zijn, die passen bij de financiële mogelijkheden
en de wensen van de (toekomstige) bewoners. Dit is de afgelopen jaren het uitgangspunt
geweest van dit Kabinet. In deze kabinetsperiode is dan ook ingezet om de woningbouwproductie
te verhogen en versnellen, de betaalbaarheid en toegankelijkheid van woningen te vergroten
en de kwaliteit van de woningvoorraad te verbeteren. Maar we zijn er nog niet. De
ontwikkelingen blijven zorgelijk: de huizenprijzen blijven stijgen en het woningtekort
is met 279.000 hoog en loopt naar verwachting de komende jaren verder op. De roep
om meer betaalbare woningen op korte termijn wordt steeds luider. Daarom zet ik actief
in op de bouw van betaalbare woningen.
Met deze brief informeer ik u graag over de derde tranche van de Woningbouwimpuls
waarmee deze keer de bouw van 44.277 woningen wordt gerealiseerd. Dit brengt het totaal
op ca. 140.000 woningen, waarvan het merendeel betaalbaar (65%). Door bijdragen aan
projecten die voor gemeenten onrendabel zijn, draagt de Woningbouwimpuls bij aan de
versnelde bouw van betaalbare woningen. Verder breng ik u graag op de hoogte van de
onderzoeken die ik heb laten uitvoeren naar de business cases voor woningbouwontwikkeling.
Tevens informeer ik u over de regelingen, waarmee meer huisvesting wordt gerealiseerd
voor aandachtsgroepen. Bij de «Regeling specifieke uitkering tweede tranche voor huisvesting
aandachtsgroepen» zijn voor in totaal 7.427 woonruimtes en 1.651 verblijfsruimtes,
aanvragen ingediend. Deze aanvragen worden nog beoordeeld. Voor de realisatie van
huisvesting voor vergunninghouders is € 22 mln. beschikbaar, waarmee 1.460 (1.360 + 100
door het Rijksvastgoedbedrijf) wooneenheden kunnen worden gecreëerd. Tot slot deel
ik met u de voortgang op de actie-agenda vakantieparken met bijbehorende moties en
toezeggingen.
Woningbouwimpuls
Uitkomsten derde tranche van de Woningbouwimpuls
In 2019 is er met de Woningbouwimpuls € 1 miljard beschikbaar gesteld om versneld
meer woningen te bouwen die betaalbaar zijn voor lagere en middeninkomens, daar waar
de woningbehoefte het hoogst is. Na twee eerdere succesvolle tranches heb ik op 17 september
2021 het loket voor de derde tranche van de Woningbouwimpuls gesloten. De eerder door
mij ingestelde onafhankelijke Toetsingscommissie heeft zich sindsdien gebogen over
de 65 aanvragen die voor deze derde tranche zijn ingediend. De aanbiedingsbrief van
de Toetsingscommissie met haar advies en een toelichting op de wijze van beoordelen
is als bijlage 1 bij deze brief gevoegd1.
Op basis van het unanieme advies van de commissie heb ik besloten een totale bijdrage
van € 253 mln. inclusief btw2 toe te kennen aan 36 projecten en zo een bijdrage te leveren aan de (versnelde) realisatie
van 44.277 woningen, waarvan circa 64% betaalbaar. Hiermee ondersteun ik de betrokken
decentrale overheden in de betreffende projecten en trekken wij samen op om het woningtekort
terug te dringen en de realisatie van betaalbare woningen te versnellen. Helaas valt
door overschrijding van het beschikbare budget voor de derde tranche een drietal positief
beoordeelde aanvragen af.
De gehonoreerde projecten kennen een gezamenlijk publiek tekort van circa € 463 mln.
exclusief btw, oftewel bijna € 10.500,– per te realiseren woning. Vanuit medeoverheden
wordt 53% van het publieke tekort gefinancierd. De bijdrage vanuit de Woningbouwimpuls
bedraagt bijna € 4.900,– euro excl. btw per gerealiseerde woning.
De oorzaken van de tekorten zijn divers. In alle gevallen speelt mee dat er, vanwege
de inzet op meer betaalbare woningen, minder opbrengsten zijn om kosten te dekken.
Daarbij zijn er bij alle projecten publieke maatregelen noodzakelijk om de locatie
voor wonen geschikt te maken, zoals investeringen in de ontsluiting, uitplaatsing
van bedrijvigheid of saneringskosten. In bijlage 2 bij deze brief treft u een factsheet
aan met algemene kenmerken van deze derde tranche3. Algemene informatie over de individuele projecten zal op korte termijn via de website
www.woningmarktbeleid.nl en via www.RVO.nl beschikbaar komen.
Net als in de eerste twee tranches bevinden de projecten zich verdeeld over heel Nederland.
Ten opzichte van de eerdere tranches bevat de derde tranche relatief veel verdichtingsopgaven
rond stationslocaties. Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening ben ik verheugd
om te zien dat de ruimte die daar is goed benut wordt. Daarnaast is er sprake van
15 transformaties van bedrijventerreinen, vindt verdichting plaats in bestaande verouderde
wijken en zijn 3 aanvragen van uitleglocaties gehonoreerd.
In deze derde tranche heb ik op verzoek van uw Kamer4 een extra mogelijkheid ingebouwd voor woningmarktregio’s met relatief veel kleinere
gemeenten. Het was mogelijk om projectaanvragen in te dienen met een ondergrens van
200 woningen in plaats van 500. Dit heeft geresulteerd in 5 aanvragen, waarvan er
twee positief zijn beoordeeld. Op aanraden van de Toetsingscommissie wens ik in aanloop
naar de vierde tranche te onderzoeken wat de achtergrond is van het lage aantal aanvragen
en hoe dit kleinere type projecten in de toekomst passend bediend kan worden. Daarbij
zal ik ook de motie van de heer Grinwis (Kamerstuk 35 295 VII, nr. 73), inzake het bevorderen en versnellen van betaalbare woningbouw in kleinere kernen,
betrekken.
De betaalbare woningen waaraan wordt bijgedragen is opgebouwd uit 42% sociale huurwoningen,
circa 28% middenhuurwoningen en 30% koopwoningen onder de NHG-kostengrens. Tevens
worden 500 tijdelijke woningen gerealiseerd.
Aanvullend op het indieningsvereiste van 50% betaalbare woningen heb ik de Toetsingscommissie
gevraagd om in haar beoordelingsproces expliciet aandacht te besteden aan het streven
naar zoveel mogelijk «betaalbare» woningbouw conform de gewijzigde motie van het lid
Koerhuis5 van 8 juli 2021. De commissie heeft hier invulling aan gegeven door middel van de
hoge(re) waardering van plannen met veel betaalbare woningen. Daarnaast schetst de
commissie haar dilemma tussen het waarderen van de inzet op zoveel mogelijk betaalbare
woningbouw enerzijds en anderzijds het belang van woningen boven de NHG-kostengrens
om publieke maatregelen te bekostigen. Ik herken dit dilemma en constateer dat de
woningen boven de NHG-kostengrens in de aanvragen van de derde tranche een twee keer
zo grote bijdrage leveren aan het dekken van de publieke tekorten dan de middelen
uit de Woningbouwimpuls. In de huidige praktijk van gebiedsontwikkeling vervullen
deze woningen zodoende een onmisbare rol. Naar aanleiding van de moties van de leden
Koerhuis6 en Bisschop7 van 15 november jl. zal ik onderzoeken hoe bij de vormgeving van vierde tranche,
tegen de achtergrond van het geschetste dilemma, uitwerking gegeven kan worden aan
de behoeften van uw Kamer.
Naar aanleiding van de motie van het lid Grinwis8 heb ik de Toetsingscommissie voorts gevraagd om bij de beoordeling expliciet aandacht
te besteden aan klimaatadaptiviteit en waterrobuustheid in de aanvragen. Het verheugt
mij dat de commissie heeft kunnen constateren dat hier op inrichtingsniveau aandacht
voor is. Tegelijkertijd constateert de commissie dat operationele toetsingskaders
op planniveau ontbreken, om deze in de beoordeling te laten meewegen.
De constatering van de Toetsingscommissie sluit aan op de behoefte aan een landelijke
aanpak voor klimaatadaptieve woningbouw en de behoefte om als Rijk meer regie te voeren
op ruimtelijke ontwikkelingen. Klimaatadaptatie en de draagkracht van het water- en
bodemsysteem dienen daarbij volwaardig onderdeel te zijn in de integrale afweging.
Hiermee wordt voorkomen dat toekomstige generaties worden geconfronteerd met de gevolgen
van klimaatverandering, die nu al worden voorzien9. Ik geef dit verder vervolg door samen met de Minister van IenW te werken aan een
nationaal kader waarin zichtbaar wordt hoe klimaatadaptieve woningbouw doorwerkt in
inrichting van gebieden en de wijze van bouwen. Het beoogde kader biedt hierbij ruimte
voor regionale differentiatie. Ik verwacht u in de eerste helft van 2022, samen met
mijn collega van I&W, nader te informeren over dit kader. Begin 2022 kom ik tevens
met een uitgebreide reactie op het advies van de Deltacommissaris omtrent woningbouw
en klimaatadaptatie, waarvan ik op 3 december 2021 het tweede deel heb ontvangen.
Vervolg Woningbouwimpuls
Met de eerste drie tranches van de Woningbouwimpuls lever ik inmiddels een bijdrage
aan de (versnelde) realisatie van bijna 140.000 woningen. De in 2019 gestelde doelstellingen
van de Woningbouwimpuls, om een bijdrage te leveren aan de versnelling en realisatie
van 65.000 woningen, zijn daarmee ruimschoots gehaald. Gezien het aanhoudende tekort
op de woningmarkt en de inzet om de productie verder te verhogen tot ca. 100.000 woningen
per jaar, heeft het demissionaire kabinet inmiddels besloten om de inzet voort te
zetten met een vierde tranche.
Zoals aangekondigd wens ik, voor openstelling van de vierde tranche, te onderzoeken
welke aanscherpingen nodig zijn uit oogpunt van doelbereik. Daarbij zal ik ook de
uitkomsten van deze derde tranche en de moties van uw Kamer van 15 november jl. betrekken
zoals ik hiervoor heb geschetst. Ik verwacht dat er hierdoor meer tijd zal zitten
tussen de derde en de vierde tranche dan tot dusver gebruikelijk bij eerdere tranches.
Ik zal uw Kamer zo snel mogelijk verder informeren over de vierde tranche en ik wil
daarna ook zo snel mogelijk gemeenten op de hoogte te stellen van aanpassingen.
Tot slot wil ik graag nog mijn waardering uitspreken voor de leden van de Toetsingscommissie
die een enorme inzet hebben gepleegd de afgelopen twee jaar om tot zorgvuldige beoordeling
van de aanvragen te komen. Ik heb de intentie om de samenwerking met de Toetsingscommissie
in de vierde tranche voort te zetten.
Onderzoeken naar business case woningbouwontwikkeling
De woningmarkt is oververhit en er is sprake van een grote bouwopgave. De realisatie
hiervan vraagt om forse financiële investeringen. Dit blijkt onder andere uit de aanvragen
voor de Woningbouwimpuls en uit het rapport met een verkenning naar de benodigde investeringen
voor de 14 grootschalige woningbouwgebieden. Om meer zicht te krijgen op de invloed
die keuzes met betrekking tot locatie, bereikbaarheid, betaalbaarheid en leefbaarheid
hebben op de benodigde middelen voor woningbouwontwikkeling, heb ik een tweetal onderzoeken
laten uitvoeren. Verder ga ik onderstaand ook kort in op de motie van het lid Hermans
m.b.t. de investeringsruimte als gevolg van de korting op de verhuurderheffing.
Onderzoek naar ontwikkeling onrendabele toppen in grondexploitaties
Ik heb een kwalitatieve quickscan van grondexploitaties voor woningbouw over de afgelopen
15 jaar laten opstellen. Dit om te bezien hoe investeringen en onrendabele toppen
van woningbouwontwikkelingen zich ontwikkeld hebben in de afgelopen 15 jaar. Het rapport
hierover geeft een beeld van deze periode en schetst waarom de financiële businesscases
van gemeenten voor woningbouwontwikkelingen momenteel overwegend onrendabel zijn.
Hoewel de ontwikkelingen op de woning- en financieringsmarkten momenteel leiden tot
hogere grondopbrengsten, zijn de woningbouwprojecten voor gemeenten overwegend onrendabel.
De veranderde samenstelling van het te bouwen programma en de (door o.a. aangescherpte
duurzaamheidseisen) toegenomen kosten in de vastgoedexploitatie dragen bij aan dit
effect. Naast deze factoren dragen ook de verschuiving naar binnenstedelijk bouwen
en de hoge eisen aan het betaalbare woningbouwprogramma bij aan de totstandkoming
van onrendabele toppen voor gemeenten. Bij binnenstedelijke ontwikkelingen hebben
gemeenten namelijk vaak te maken met hoge verwervingskosten en grote investeringen
in infrastructurele voorzieningen. Bij buitenstedelijke locaties wordt een gedeelte
van de infra kosten door het rijk of provincie betaald. Hiernaast geeft het onderzoek
ook inzicht in de ambities en beleidsoverwegingen van (mede-)overheden, die bijdragen
aan de totstandkoming van onrendabele toppen in de woningbouw. Het volledige rapport
heb ik als bijlage 3 aan deze brief toegevoegd10.
Gevoeligheidsanalyse business case 14 grootschalige woningbouwgebieden
Uw Kamer heb ik eerder geïnformeerd over de 14 grootschalige woningbouwgebieden, zoals
deze benoemd zijn in de NOVI. Het rapport met een verkenning naar de benodigde investeringen
voor deze gebieden heb ik op 21 juni jl. met uw Kamer gedeeld11. In deze 14 gebieden kunnen tot 2040 circa 440.000 woningen worden gebouwd, waarvan
circa 210.000 tot 2030. De 14 gebieden zijn essentieel voor de benodigde schaal en
continuïteit in de woningbouw en geeft marktpartijen de benodigde zekerheid om te
kunnen investeren. De ontwikkeling van deze gebieden vraagt -naast een veelvoud van
private investeringen- ook om publieke investeringen. In het eerdergenoemde rapport
worden deze additionele publieke investeringen geraamd op circa € 19,8 miljard.
Op de uitkomsten van de geraamde investeringen heb ik een gevoeligheidsanalyse laten
doen. Hierbij is zowel gekeken naar de effecten van het verlagen van het aandeel betaalbare12 woningen van 70% naar 50% als naar het effect van het verlagen van het aandeel sociale
huurwoningen met 20%13. Daarnaast is ook gekeken naar het effect van versoberen van de grootschaliger en
lokale infrastructuur.
Het doel van de gevoeligheidsanalyse is om de invloed van de keuzes in betaalbaarheid
en infrastructuur op de onrendabele top uit de businesscases van de 14 gebieden te
laten zien. De verdere planvorming is aan de samenwerkende publieke en private partijen
en wordt uitgewerkt per gebied. In de gevoeligheidsanalyse wordt inzicht gegeven in
de mogelijke financiële effecten van de versoberingen en het mogelijk effect daarvan
op het aantal te realiseren woningen. De effecten van versoberingen op het aantal
woningen zijn gebaseerd op kwalitatieve inschattingen door experts. Het volledige
rapport is opgenomen als bijlage 4 bij deze brief14. Ik licht hieronder enkele conclusies toe.
Uitkomsten gevoeligheidsanalyse woningbouwprogrammering
Bij het omzetten van het aandeel betaalbare woningen van 70% naar 50% wordt het aandeel
betaalbare woningen vervangen door een 20%-punt hoger aandeel duurdere huur- en koopwoningen.
Dit leidt tot een verlaging van de eerder geraamde additionele publieke investeringen
met 14% (€ 2,7 miljard). Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een hogere grondopbrengst
per woning en meer mogelijkheden voor het verhalen van kosten als de gronden in privaat
bezit zijn. De aanpassing van de woningbouwprogrammering heeft ook een effect op het
aantal woningen dat gerealiseerd kan worden. De verlaging van het aandeel betaalbare
woningen van 70% naar 50% leidt tot circa 6% (ofwel 27.000) minder woningen in de
14 gebieden. Dit komt doordat duurdere woningen gemiddeld groter zijn.
Verlaging van het aandeel sociale huurwoningen met 20% leidt tot een verlaging van
de eerder geraamde additionele publieke investeringen met 3%. Ook hier wordt het effect
voornamelijk veroorzaakt door een hogere grondopbrengst per woning en meer mogelijkheden
voor het verhalen van kosten als de gronden in privaat bezit zijn. Verlaging van het
aandeel sociaal met 20% vermindert het aantal woningen met 1% (ofwel 4.500) woningen.
Het verschil in percentages tussen de uitkomsten van de gevoeligheidsanalyse voor
de woningbouwprogrammering wordt verklaard doordat het bij de vermindering van het
aandeel sociale huurwoningen om minder woningen gaat. Ook wordt de verlaging van het
aandeel sociale huurwoningen evenredig verdeeld over alle andere segmenten (duurdere
huur/koop, betaalbare koop en middenhuur).
Versobering grootschaliger infrastructuur en lokale infrastructuur
Ook bij de versobering van grootschaliger infrastructuur is gekeken naar de financiële
effecten en het effect op het aantal te bouwen woningen. Versobering kan betekenen
dat er (1) een goedkoper alternatief wordt meegenomen, (2) een bestaande wegverbinding
wordt opgewaardeerd in plaats van het realiseren van een nieuwe wegverbinding of (3) het
niet realiseren van een ingreep (zoals overkapping ondertunneling, weg- of spooroverkluizing,
verdiepte ligging). In dit laatste geval zijn er wel alternatieve goedkopere maatregelen
nodig.
De onderzochte versobering van grootschaliger infrastructuur leidt per saldo tot een
verlaging van 28% van de oorspronkelijke additionele publieke investeringen (ofwel
circa € 5,6 miljard). Consequentie daarvan is dat er circa 15% (ofwel 64.500) minder
woningen en overig vastgoed gerealiseerd kunnen worden. De versobering van de grootschaliger
infrastructuurmaatregelen kan in een aantal gevallen ook een effect hebben buiten
de veertien gebieden, waardoor daar minder hiermee samenhangende woningen gerealiseerd
kunnen worden.
Bereikbaarheid en (gecumuleerde) netwerk-effecten
Bij de realisatie van grootschalige woningbouwgebieden is ook sprake van zogeheten
«netwerk-effecten» op het landelijke wegen- en spoornet. Deze zijn voor elke afzonderlijke
locatie van de 14 gebieden meegenomen in de oorspronkelijke berekeningen. Daarbovenop
kan nog sprake zijn van gecumuleerde netwerk-effecten op het landelijke wegen- en
spoornet. Deze treden op door de autonome ontwikkeling van de mobiliteit, de onderlinge
combinatie van plannen en overige ruimtelijke ontwikkelingen in het land. Oplossingen
en investeringen voor deze gecumuleerde netwerk-effecten zijn niet in betrokken in
de gevoeligheidsanalyse en worden nader gebiedsgericht onderzocht.
Onrendabele top en tariefverlaging verhuurderheffing
Bij de projecten van de Woningbouwimpuls of 14 grootschalige gebieden is er sprake
van een onrendabele top. Het wegnemen van de onrendabele top én de tariefsverlaging
van de verhuurderheffing zijn complementair aan elkaar en beide zijn nodig om dergelijke
projecten te realiseren.
Een onrendabele top ontstaat als de kosten in een gebiedsontwikkeling (o.a. aankoop
locatie, bodemsanering, ophoging, aanleg riolering en aanleg openbaar gebied) hoger
zijn dan de grondopbrengsten passend bij het beoogde nieuwbouwprogramma. Indien er
sprake is van een onrendabele top zouden de beoogde woningen als gevolg van de kosten
van de gebiedsontwikkeling, zonder rijksbijdrage, niet in deze vorm tot stand komen.
De regelingen zorgen ervoor dat een deel van de onrendabele top door het Rijk wordt
gefinancierd, zodat deze woningen wel kunnen worden gebouwd.
De tariefverlaging van de verhuurderheffing als gevolg van de motie van het lid Hermans15 zorgt voor meer investeringscapaciteit bij woningcorporaties zodat ook corporaties
hun verantwoordelijkheid kunnen nemen in deze gebieden. Dit heeft geleid tot een structurele
verlaging van de verhuurderheffing met 500 miljoen euro. Dit laat zich vertalen in
circa 8,6 miljard euro extra investeringsruimte, welke kan worden ingezet voor de
bouw van meer nieuwe woningen, verbeteringen aan woningen, verduurzaming of huurmatiging.
Op dit moment ben ik in gesprek met Aedes om afspraken te maken om de vrijgemaakte
middelen zo effectief mogelijk in te zetten voor nieuwbouw en verduurzaming. Er zullen
daarbij concrete afspraken worden gemaakt, die ook zullen worden gemonitord. Mijn
doel is daarbij ook dat de afspraken richtinggevend zijn voor de lokale prestatieafspraken
en als zodanig benut worden door gemeenten, huurders en corporaties bij het maken
hiervan. Ik verwacht vóór het einde van het jaar de afspraken vast te leggen en zal
uw Kamer daarna informeren.
Huisvesting aandachtsgroepen
Aandachtsgroepen zijn groepen mensen met minder kansen op de woningmarkt dan anderen,
zoals dak- en thuislozen en vergunninghouders maar bijvoorbeeld ook studenten en senioren.
Deze achterstand ontstaat bijvoorbeeld door hun behoefte aan een specifiek soort woning
of woonvorm, het bedrag wat zij kunnen betalen voor de huisvesting, extra aandacht
voor begeleiding en zorg of het draagvlak in de buurt. Daar aandachtsgroepen in het
bijzonder worden geraakt door het oplopende woningtekort, richt mijn inzet zich op
het snel realiseren van meer huisvesting voor deze doelgroepen. Onderstaand informeer
ik u over de ontwikkelingen hieromtrent.
In de brief inzake «Voortgang versnelling woningbouw» van 12 november jl.16 heb ik aangegeven dat ik, net als in 2020, 50 miljoen euro beschikbaar heb gesteld
om meer huisvesting te realiseren voor aandachtsgroepen. Van deze 50 miljoen euro
is 31 miljoen euro beschikbaar voor de Regeling specifieke uitkering tweede tranche
voor huisvesting aandachtsgroepen. 18 miljoen euro is beschikbaar voor de huisvesting
van vergunninghouders en 1 miljoen euro voor uitvoeringskosten.
Regeling huisvesting aandachtsgroepen
Van 28 oktober 2021 tot en met 25 november 2021 konden gemeenten op grond van de «Regeling
specifieke uitkering tweede tranche voor huisvesting aandachtsgroepen» een aanvraag
indienen voor een subsidie voor projecten die huisvesting van aandachtsgroepen tot
stand brengen. 83 gemeenten hebben in totaal 128 aanvragen ingediend voor € 35.543.319
(inclusief BTW). In deze aanvragen worden in totaal 7.427 woonruimtes en 1.651 verblijfsruimtes
opgevoerd. Gelet op het beschikbare bedrag van 31 miljoen euro inclusief BTW, is de
regeling overtekend. Momenteel worden de aanvragen beoordeeld en toegekend of afgewezen.
Begin 2022 zal ik uw Kamer informeren over de toegekende beschikkingen.
Om in aanmerking te komen voor subsidie, moesten aanvragen betrekking hebben op woon-
of verblijfsruimte voor arbeidsmigranten of woonruimte voor vergunninghouders, woonwagenbewoners,
dak- en thuisloze mensen, studenten en andere spoedzoekers. Onder «andere spoedzoekers»
worden woningzoekenden verstaan die snel huisvesting nodig hebben en daar niet lang
op kunnen wachten. Voorbeelden hiervan zijn personen die uitstromen uit een intramuraal
zorgverblijf, zoals beschermd wonen, ggz of de maatschappelijke opvang (dak- en thuislozen
in het bijzonder). Ook kan het gaan om mensen in scheiding, personen die bijvoorbeeld
door schulden of ontslag niet in hun huidige woning kunnen blijven of een eigen invulling
die gemeenten aan «spoedzoekers» gaven.
Stimulering huisvestingsprojecten vergunninghouders
Naast het huisvesten van aandachtsgroepen in het algemeen zet ik mij in voor de huisvesting
van vergunninghouders in het bijzonder. Dit heeft mijn aandacht, omdat de druk op
de COA-opvanglocaties de afgelopen periode sterk is toegenomen met noodopvang van
asielzoekers tot gevolg. De COA-locaties lopen vol door een verhoogde instroom vanwege
geopolitieke ontwikkelingen in combinatie met een achterblijvende uitstroom van vergunninghouders
door de krappe woningmarkt.
Gezien de acute noodzaak om extra stappen te zetten voor de huisvesting van vergunninghouders,
stel ik ruim € 4 mln. extra beschikbaar bovenop de € 18 mln. die er al specifiek voor
vergunninghouders beschikbaar was. € 15 mln. heb ik ingezet voor het verlenen van
een bijdrage aan 18 projecten in 13 gemeenten. De komende twee jaar worden hiervoor
1.360 wooneenheden gecreëerd, waarvan bijna 800 woningen voor vergunninghouders en
circa 500 woningen voor andere aandachtgroepen en woningzoekenden. De overige € 7 mln.
gaat naar het Rijksvastgoedbedrijf voor het realiseren van 100 woningen en het concretiseren
van locaties waar in totaal 2.000 woningen gerealiseerd kunnen worden.
De projecten die een bijdrage hebben ontvangen, zijn samen met gemeenten en provincies
via de Provinciale regietafels (PRT’s) geïnventariseerd en geselecteerd. De projecten
bevatten een mix van transformatie, nieuwbouw en het plaatsen van flexwoningen. In
de projecten wordt gekozen voor de realisatie van woonvoorzieningen waarin, naast
woningen voor vergunninghouders, ook woningen voor andere groepen worden gerealiseerd.
Uit eerdere initiatieven blijkt dat gemengd wonen voordelen kan bieden aan vergunninghouders
en de omgeving. Gemengd wonen draagt ook bij aan draagvlak in de gemeente omdat een
voorziening ook woonruimte biedt aan andere doelgroepen.
Een deel van de projecten die een bijdrage hebben ontvangen uit de regeling zijn te
omschrijven als tussenvoorzieningen; deze projecten bestaan uit (getransformeerde)
wooneenheden die specifiek bedoeld zijn voor tijdelijke bewoning. Dit soort initiatieven
bevorderen de doorstroom vanuit het COA, en gemeenten kunnen aan hun taakstelling
voldoen, ook wanneer er nog geen permanente woning beschikbaar is in hun woningvoorraad.
Wanneer een gemeente een geschikt pand of locatie ter beschikking heeft om te transformeren
tot een tussenvoorziening die meer wooneenheden bevat dan nodig is om de taakstelling
te halen, kunnen gemeenten ervoor kiezen om dit project in gezamenlijkheid met regiogemeenten
te ontwikkelen. We spreken dan van een regionale tussenvoorziening. Vergunninghouders
die door het COA gekoppeld zijn aan regiogemeenten wonen daarbij dus tijdelijk in
de nabije gemeente waar de regionale tussenvoorziening staat. Op dit moment zoek ik
in samenwerking met de VNG en andere betrokken departementen uit hoe om kan worden
gegaan met de gemeentelijke financiële consequenties van participatie, integratie,
zorg en onderwijs bij een regionale tussenvoorziening.
Huisvesting arbeidsmigranten
Separaat ontvang u de jaarrapportage arbeidsmigranten. Daarin wordt u geïnformeerd
over de stand van zaken op de huisvesting van arbeidsmigranten.
Vakantieparken
Op veel plekken in Nederland werken ondernemers, gemeenten, regio’s en provincies
aan de toekomst van vakantieparken. Er spelen diverse afwegingen rondom de aanpak
van vakantieparken, zoals toeristische, sociaalmaatschappelijke en ook bewoningsaspecten.
Ik informeer u over de laatste ontwikkelingen.
Actie-agenda vakantieparken
Op 27 januari jl. heb ik de Actie-agenda Vakantieparken 2021–2022 ondertekend17. Deze Actie-agenda bouwt voort op de opgedane kennis en het ontstane netwerk in de
eerdere Actie-agenda Vakantieparken 2018–2020. Partijen ondernemen gerichte en concrete
acties om de veelzijdige problematiek op vakantieparken aan te pakken. Daarbij worden
bruggen geslagen tussen het economisch-, veiligheids-, sociaal- en fysieke domein
(Wonen en RO). In het commissiedebat «volkshuisvestelijke en ruimtelijke ordeningsaspecten»
van 16 september jl. (Kamerstuk 32 847, nr. 816) heeft het Lid Bromet (GroenLinks) gevraagd naar de voortgang van de Actie-agenda
Vakantieparken. Ik heb toegezegd een stand van zaken aan uw Kamer te doen toekomen.
Deze toezegging doe ik door middel van de volgende stand van zaken af.
Hierbij kan ik u melden dat de verschillende acties uit de actie-agenda in gang zijn
gezet, waarbij de volgende acties zijn afgerond:
– Kwaliteits- en afwegingskader «Wonen in recreatiewoningen». Het kwaliteits- en afwegingskader helpt gemeenten bij het verzamelen én wegen van
de informatie om de toekomst van een niet-vitaal vakantiepark te bepalen. Het kader
biedt gemeenten een praktisch overzicht van de factoren die belangrijk zijn om mee
te nemen in de afweging om permanente bewoning al dan niet toe te staan. De uiteindelijke
afweging blijft aan gemeenten om te maken.
– Expert- en aanjaagteam Transformatie van Vakantieparken. Wanneer gemeenten een park
willen transformeren naar de bestemming Wonen, kan het Expertteam transformatie van
Vakantieparken ondersteuning bieden bij vraagstukken rondom bijvoorbeeld draagvlak,
eigendomsposities en kwetsbare bewoners. Sinds dat het Expertteam in september is
opgestart hebben al ruim tien gemeenten zich gemeld voor een adviestraject.
De volgende acties naderen afronding:
– Fenomeenanalyse ondermijning op vakantieparken. Op vakantieparken vinden diverse criminaliteits-
en ondermijningsfenomenen plaats. In opdracht van het Ministerie van J&V wordt begin
2022 een fenomeenanalyse opgeleverd. Deze analyse moet inzicht geven in hoe criminelen
kunnen opereren op vakantieparken. Daarnaast wordt onderzocht welke barrières kunnen
worden opgeworpen om criminele activiteiten te blokkeren.
– Workshops voor toezichthouders. Er worden tot begin 2022 een aantal workshops georganiseerd
voor toezichthouders. Het CCV (Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid)
heeft samen met onder andere het Gelderse project Ariadne en de Koninklijke Marechaussee
een programma samengesteld, waarin verschillende thema’s aan bod komen, zoals wettelijke
bevoegdheden van toezichthouders, identificatiebewijzen en ontwikkelingen rondom drugsproblematiek,
arbeidsuitbuiting en mensenhandel. De workshops vinden verspreid over Nederland plaats.
– Update handreiking inschrijving BRP. Gemeenten zijn verplicht om mensen in te schrijven
op hun feitelijke woonadres. Dit geldt ook wanneer dit woonadres geen woonbestemming
heeft, zoals bij een recreatiewoning. Om gemeenten hierin te ondersteunen, is recentelijk
een «Handreiking briefadressen en het voorkomen van dakloosheid» opgesteld door Divosa in opdracht van BZK en VWS. Deze handreiking ziet primair
op de registratie van een briefadres (als een woonadres ontbreekt). Ook gaat deze
handreiking uitgebreid in op de casuïstiek rond inschrijving op vakantieparken (woonadres).
De handreiking zal onder alle Nederlandse gemeenten worden verspreid.
Diverse andere acties worden momenteel opgepakt en uitgevoerd. Ik noem een aantal:
– Pilots sociaal domein. In drie onderscheidende experimenten worden opschaalbare methoden
voor het aanpakken van sociale problematiek op vakantieparken en gebieden ontwikkeld.
Centraal staat het komen tot goede woonplekken en passende zorg en ondersteuning voor
de kwetsbare bewoners. Vragen die centraal staan in de pilots zijn: hoe breng je de
duurzame woonbehoefte voor sociale stabilisering in kaart, wat zijn mogelijke oplossingen
voor vervolghuisvesting, en hoe geef je een integrale aanpak met alle relevante aspecten
binnen en buiten het sociaal domein vorm? Er zijn inmiddels drie experimentregio’s
geselecteerd en begin 2022 zullen de pilots van start gaan. De initiële looptijd van
de pilots wordt verlengd met een half jaar, tot 1 juli 2023. Hiermee is er voldoende
tijd om ervaring op te doen.
– Diverse leerkringen. Er is een aantal leerkringen opgestart, of worden momenteel opgestart.
Bij iedere leerkring staan kennisverspreiding, delen van ervaringen en maatwerk centraal.
Te denken valt aan de «Leerkring Omgevingswet», de «Leerking aanpak vakantieparken
voor provincies», de «Leerkring aanpak ondermijning op vakantieparken» en het «Netwerk
duurzame vakantieparken».
Motie Bisschop
Op 7 juli 2021 heeft uw Kamer de motie van het lid Bisschop (Kamerstuk 32 847, nr. 783) aangenomen. Deze motie roept op om het gesprek aan te gaan met brancheorganisaties
en medeoverheden om te bezien hoe tegemoet kan worden gekomen aan hun bezwaren tegen
de wijziging van het Besluit omgevingsrecht. De motie heeft relatie met de motie van
de leden Koerhuis en Van Eijs (Kamerstuk 32 847, nr. 622) (recreatiewoningen) en vraagt om de Kamer hierover vóór 2022 te informeren. Hierbij
kan ik u melden dat deze gesprekken nog niet hebben geleid tot oplossingen waarin
zowel aan de bezwaren van genoemde partijen, als aan de eerdere wens van de Tweede
Kamer, zoals geformuleerd in de motie van de leden Koerhuis en Van Eijs (recreatiewoningen),
tegemoet kan worden gekomen.
Ik ben daarom met brancheorganisatie en medeoverheden in overleg om nader onderzoek
te doen naar de neveneffecten van de wijzingen van het Besluit omgevingsrecht en mogelijke
oplossingsrichtingen. Op deze wijze zal ik uitvoering geven aan de motie Bisschop
(recreatiewoningen). Ik wacht met verzending van het ontwerpbesluit tot wijziging
van het Besluit omgevingsrecht (recreatiewoningen) aan de Afdeling advisering van
de Raad van State tot ik uw Kamer heb kunnen informeren over de uitkomsten van dit
onderzoek.
Naar verwachting kan ik uw Kamer en de Eerste Kamer in het voorjaar van 2022 informeren.
De Kamers hebben dan de mogelijkheid om zich uit te spreken over de conclusies van
het gedane onderzoek. Daarna zal ik het ontwerpbesluit ter advisering aan de Raad
van State sturen, conform de gebruikelijke procedure.
Opkopen van vakantieparken
In het Commissiedebat «volkshuisvestelijke en ruimtelijke ordeningsaspecten» van 16 september 2021 heb ik op de vraag van het lid Beckerman toegezegd
bij mijn collega’s van EZK onder de aandacht te brengen dat de Kamer een vraag over
het opkopen van vakantieparken door beleggers heeft gesteld. Ook heb ik toegezegd
daarbij te vragen of EZK bekend is met deze thematiek en hierop al zaken heeft lopen.
Ik heb bovenstaande bij mijn collega’s van EZK onder de aandacht gebracht. Er zijn
bij onze ministeries geen aanvullende signalen binnengekomen aangaande deze thematiek.
Naar aanleiding van twee recent aangenomen moties van het lid Beckerman, zal ik onderzoek
doen naar de ontwikkeling rondom het opkopen van vakantieparken en mogelijke gevolgen
daarvan. In de uitvoering van deze moties zal ik mijn collega-bewindspersonen betrekken.
Tot slot
Iedereen in Nederland moet goed en betaalbaar kunnen wonen. De afgelopen jaren heeft
het kabinet belangrijke stappen gezet en is de basis ontwikkeld voor een programmatische
aanpak van het woningtekort. Dit kabinet heeft veel geïnvesteerd in de woningbouw,
betaalbaarheid en toegankelijkheid en kwaliteit van de bestaande voorraad. Met wetten,
akkoorden en middelen. De ontwikkelingen voor de volkshuisvesting zijn echter nog
steeds zorgelijk. Met een vervolg op de Woningbouwimpuls en regelingen voor aandachtgroepen,
zoals bovenstaand aangegeven, zijn stappen gezet om met name meer betaalbare woningen
te realiseren.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties