Brief regering : Beleidsreactie op het Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) rapport "Van asielzoeker tot zorgverlener"
19 637 Vreemdelingenbeleid
29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector
Nr. 2786
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID,
WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 november 2021
Op 10 mei 2021 overhandigde mevrouw Kremer, voorzitter van de Adviescommissie voor
Vreemdelingenzaken (hierna: ACVZ), het rapport getiteld ΄Van asielzoeker naar zorgverlener΄aan
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De kabinetsreactie op de verkenning
doen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport u mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
u hierbij toekomen1. In deze brief gaan wij in op de aanleiding van de adviesvraag, de conclusies en
oplossingsrichtingen.
Aanleiding
De Nederlandse zorgsector kent een tekort aan arbeidskrachten, nu acuut in tijden
van corona maar ook structureel. Het CBS verwacht dat huidige tekorten in de zorgsector
zullen toenemen, met name onder verpleegkundigen en verzorgenden. Vooral door de toenemende
vergrijzing stijgt de vraag naar zorg. Maar ook de uitstroom uit de arbeidsmarkt als
gevolg van de vergrijzing (pensionering) zet de personeelstekorten in de zorgsector
op scherp. De inzet van statushouders en asielzoekers in zorgberoepen zou een bijdrage
kunnen leveren aan het reduceren van deze personeelstekorten, naast andere manieren
om hier iets aan te doen zoals technologische ontwikkeling, verhoogde arbeidsproductiviteit
en verhoogde arbeidsparticipatie van Nederlanders zonder migratieachtergrond.
Om deze reden heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid gevraagd om – bij
wijze van een verkenning – advies uit te brengen over belemmeringen en kansen van
het inzetten van statushouders en asielzoekers in zorgberoepen. De precieze vraagstelling
luidt daarbij «hoe kan de (arbeids)participatie van in Nederland wonende asielzoekers
en statushouders (tezamen asielmigranten) in de zorg gestimuleerd worden?».
Conclusies en aanbevelingen
Asielmigranten komen volgens de ACVZ op hun weg naar werk als zorgverlener veel hindernissen
tegen die ze moeten overwinnen. Het rapport geeft een breed beeld van de knelpunten
waar asielmigranten tegenaan lopen voordat ze aan de slag kunnen in Nederland. In
het rapport wordt onder meer aangegeven wat de obstakels zijn in de asielprocedure,
zoals bijvoorbeeld bij het verkrijgen van een verblijfsvergunning en bij de taal-
en inburgeringstrajecten. Zo moeten zij lang wachten op de beslissing op hun asielaanvraag,
mogen niet snel aan de slag en worden onvoldoende begeleid naar gepast werk en/of
een opleiding die aansluit bij werk in de zorg. Mensen die in het buitenland werkten
als arts of verpleegkundige moeten in Nederland vaak eerst een complex en prijzig
traject doorlopen voor de erkenningsprocedure van buitenlandse diploma’s. Voor artsen
die buiten de Europese Economische Ruimte (EER) zijn opgeleid duurt dit traject minimaal
vier jaar. Eenmaal aan het werk krijgen asielmigranten die werken in de zorg vaak
onvoldoende begeleiding, gelden er andere normen en waarden rondom sociale interactie
op de werkvloer dan dat zij gewend zijn en krijgen zij daarnaast regelmatig te maken
met (onbewuste) vooroordelen of met discriminatie door patiënten en collega’s. Asielmigranten
zouden volgens de ACVZ beter moeten worden begeleid naar de arbeidsmarkt en wettelijke
en administratieve hindernissen voor de arbeidsdeelname van asielmigranten zouden
weggenomen moeten worden.
Wij zijn de ACVZ erkentelijk voor haar verkenning en de interessante adviezen voor
de inzet van meer asielmigranten in de zorgsector. Hieronder volgt een opsomming van
de oplossingsrichtingen zoals voorgesteld door de ACVZ, waarbij wij per aanbeveling
aangeven wat er reeds op dit vlak gebeurt. Gezien de demissionaire status van het
kabinet, is het echter aan een nieuw kabinet om nieuw beleid te ontwikkelen naar aanleiding
van de adviezen van de ACVZ.
Ad. 1. Wettelijke en administratieve hindernissen voor de arbeidsdeelname van asielmigranten
weg te nemen en te voorkomen dat deze zich in de toekomst opnieuw voordoen.
Ongedaan maken van wettelijke beperkingen
De ACVZ adviseert de overheid om wettelijke en administratieve hindernissen voor arbeidsdeelname
door asielmigranten zoveel mogelijk ongedaan te maken. Als alternatief geeft de ACVZ
het advies om werkgevers te helpen bij het verkrijgen van een tewerkstellingsvergunning
voor asielzoekers die in de zorg willen werken.
De regering zet in op activering en participatie vanaf dag één. Daartoe zijn er verschillende
projecten en programma’s bij het COA voor zowel asielzoekers als asielstatushouders.
Daarnaast heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Kamer tijdens
de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen
in verband met het toekomstbestendig maken van de wetgeving op het terrein van arbeidsmigratie
op 16 juni 2021 op verzoek van de leden Maatoug (GroenLinks), Van Weyenberg (D66)
en Van Baarle (DENK) toegezegd om te laten onderzoeken of de beperking van het aantal
weken dat een asielzoeker mag werken in lijn is met de Opvangrichtlijn2. Afhankelijk van onder andere deze uitkomsten zal gekeken worden of aanpassing van
regelgeving wenselijk en noodzakelijk is. Het UWV is verder bezig de aanvraag voor
tewerkstellingsvergunningen te digitaliseren wat moet leiden tot betere informatie
aan werkgevers, waaronder die in de zorg, over de vereisten voor een tewerkstellingsvergunning
en welke informatie hiervoor nodig is.
Investeer in de slagkracht van de IND
De ACVZ adviseert de overheid om te investeren in de slagkracht van de IND om achterstanden
in de behandeling van asielaanvragen weg te werken en te voorkomen dat er in de toekomst
achterstanden ontstaan, zodat mensen eerder aan inburgering en werk kunnen beginnen.
Zoals de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bij brief van 12 juli jl.3 aan uw Kamer heeft meegedeeld zijn sinds de start van de Taskforce in april vorig
jaar vrijwel alle openstaande oude aanvragen weggewerkt. Er is daarbij door alle betrokkenen
een uiterste inspanning geleverd om de betreffende vreemdelingen duidelijkheid te
bieden en de IND te ontdoen van de last van de achterstanden.
De IND stelt alles in het werk om ook de laatste resterende oude aanvragen af te ronden
en zo aan de betreffende personen de duidelijkheid te geven waar zij recht op hebben.
Er resteert niettemin een opdracht voor de komende periode. De IND zal de focus leggen
op het beslissen op openstaande aanvragen die gedaan zijn vanaf 1 april 2020. In circa
1.200 zaken is inmiddels sprake van een overschrijding van de beslistermijn van zes
maanden. Oorzaak van deze overschrijding is het feit dat prioriteit is gegeven aan
het wegwerken van de oude voorraad. Daartoe zal een deel van de ervaren medewerkers
van de Taskforce in dienst worden genomen bij de IND om hun werkzaamheden voort te
kunnen zetten. Ook worden de overige (externe) Taskforcemedewerkers tot het einde
van het jaar aangehouden om de instroom sinds 1 april 2020 binnen de wettelijke termijnen
te beslissen. Alle inspanningen zullen gedaan worden om de problematiek van de achterstanden
op te lossen, zodat deze in 2021 tot het verleden behoren.
Wegwerken van achterstanden BRP-straten gemeenten
De ACVZ geeft aan dan het wegwerken van achterstanden in de BRP-straten van gemeenten
zou kunnen bijdragen aan inburgering en het vinden van een baan.
Om een bankrekening te kunnen openen en een inkomen te ontvangen heeft men een Burgerservicenummer
(BSN) nodig. Asielzoekers die langer dan zes maanden in Nederland zijn dienen volgens
de regelgeving te worden ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP), waarmee
men tevens een BSN-nummer verkrijgt. De groep asielzoekers die langer dan 6 maanden
in Nederland verblijft zijn in beeld voor de BRP-inschrijving, maar vanwege achterstanden
lukt het niet om iedereen na zes maanden in te schrijven. Deze achterstanden zijn
ontstaan vanwege de loskoppeling van de BRP inschrijving van de asielprocedure door
de gevolgen van Covid-19. De achterstanden zijn op dit moment overzichtelijk, en bovendien
wordt momenteel een inspanning gepleegd om deze weg te werken als onderdeel van een
project om de BRP-samenwerking door te ontwikkelen.
Ad. 2 Asielmigranten die in de zorg aan te slag willen zoveel mogelijk te helpen om
die wens in vervulling te laten gaan, door ze in een vroeg stadium te identificeren,
intensief te begeleiden en door als gemeenten, onderwijsinstellingen en zorgorganisaties
goed samen te werken.
Identificeer en enthousiasmeer personen die in het land van herkomst werkzaam waren
als zorgverlener
De ACVZ stelt dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) de kansen van asielmigranten
op een baan in de zorg kan vergroten door diegenen die in het land van herkomst werkzaam
waren als zorgverlener te identificeren en te enthousiasmeren om in de Nederlandse
zorgsector aan de slag te gaan. Daarnaast geeft de ACVZ aan dat het COA hun kansen
verder kan vergroten door hen in gemeenten of regio’s te plaatsen met perspectief
op werk of een opleiding in de zorg.
Het COA spant zich in om een goed beeld te krijgen van de achtergrond van asielstatushouders
die bij hen verblijven. Dit doet het COA via een screeningsgesprek. Tijdens dit gesprek
inventariseert het COA onder meer de studieachtergrond, werkervaring en ambities van
de statushouder. Het screeningsgesprek levert een algemeen sectoraal beeld op, dat
niet is uitgesplitst naar specifieke beroepsgroepen binnen de zorg. Hiervoor is immers
benodigd dat per individuele bewoner eerst een validatie van diploma’s plaatsvindt.
Het screeningsgesprek vindt plaats voorafgaand aan de koppeling van een asielstatushouder
aan een gemeente. Binnen de landelijke huisvestingstaakstelling stuurt het COA in
samenspraak met gemeenten aan op een goede match tussen statushouder en gemeente,
vanuit het perspectief van inburgering en participatie. Hierbij wordt ook rekening
gehouden met de kans op werk. Hiermee wordt bovendien een vroege en uitgebreide informatieoverdracht
opgestart naar de gemeente, om een doorgaande lijn in de begeleiding van de asielstatushouder
te ondersteunen.
Het kabinet onderschrijft dat er geen tijd verloren moet gaan tijdens de asielprocedure.
Daarom wordt er ingezet op ondersteuning bij activering en participatie vanaf dag
één. Daartoe financiert de Minister van SZW verschillende projecten en programma’s
bij het COA voor zowel asielzoekers als asielstatushouders, waarbinnen zij de taal
kunnen leren en kennis kunnen maken met de Nederlandse arbeidsmarkt. Ook ontvangen
statushouders individuele begeleiding om (eerste) stappen te ondernemen voor het valideren
van diploma’s. In de praktijk blijkt dat in veel gevallen bijscholing nodig is voordat
bewoners in de zorg aan de slag kunnen. Ook is taal vaak een struikelblok. Indien
partijen zoals zorg- en/of onderwijsinstellingen initiatieven opzetten om omscholing
en/of bijscholing mogelijk te maken, kan het bewoners van het COA, die hiervoor in
aanmerking komen, stimuleren en waar mogelijk ondersteunen in het gebruik maken van
deze kansen. Als er in een regio mogelijkheden zijn voor opleiding en werk in de zorg,
zal het COA daar zo veel als mogelijk rekening mee houden bij het plaatsen op een
COA-locatie en het koppelen aan gemeenten. De winst voor integratie ligt echter vooral
in het terugdringen van de lange doorlooptijden van de IND en de wachttijden tot verhuizing
naar de gemeente. Voor de activering en participatie van statushouders is het van
belang dat zo snel mogelijk gestart wordt met de daadwerkelijke inburgering in de
gemeente.
Bied als gemeente een zorgopleiding en begeleiding aan en stel een casemanager aan
Gemeenten kunnen volgens de ACVZ de mogelijkheid bieden om met behoud van uitkering
een opleiding voor een baan in de zorg te volgen. Verder helpt het als gemeenten een
dedicated casemanager aanstellen die zich specifiek richt op statushouders. Diverse
pilots met dedicated casemanagers (die een lagere caseload krijgen) hebben uitgewezen
dat dit tot gunstige resultaten leidt in de zin van deelname aan de arbeidsmarkt.
Blijvende extra aandacht van gemeenten voor de begeleiding van vrouwelijke statushouders
en nareizigers is wenselijk, ook nadat het gezin niet langer afhankelijk is van een
uitkering omdat één van de partners een baan gevonden heeft.
Deze aanbeveling brengt de VNG via haar onlinekanalen onder de aandacht van gemeenten.
Zet in op werkervaringstrajecten voor statushouders en op blijvend taalonderwijs gedurende
de hele loopbaan
Gemeenten kunnen verder in samenwerking met onderwijsinstellingen en zorgorganisaties
volgens de ACVZ inzetten op trajecten waarbij werkervaring wordt opgedaan in combinatie
met scholing en waarbij maatwerk mogelijk is bij het opleiden van statushouders voor
een baan in de zorg. Denk aan modulair onderwijs waarin ook het taalonderwijs gericht
is op het werk dat de asielmigrant gaat doen en waarin veel aandacht is voor de sociale
vaardigheden die horen bij het werk in de zorg. Werkervaringsplaatsen bieden hiervoor
mogelijkheden. Er zijn goede voorbeelden die nagevolgd kunnen worden, zoals de projecten
«In de zorg-uit de zorgen» en «Statushouders in de zorg» (zie casusbeschrijvingen
in de verkenning). Om asielmigranten te behouden voor de zorg zou het volgens de ACVZ
helpen als zorgorganisaties tijdens de gehele loopbaan blijvend inzetten op taalonderwijs
en taalontwikkeling.
In het huidige Actieprogramma Werken in de zorg van het Ministerie van VWS wordt onder
andere ingezet op het verhogen van de instroom in de zorg. Er is hierbij ook specifieke
aandacht voor zij-instromers en mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. Dit betreft
een brede groep mensen en kunnen ook statushouders zijn. Via het SectorplanPlus is
subsidie beschikbaar gesteld voor scholing, training en cursussen die ervoor kunnen
zorgen dat mensen (beter) inzetbaar zijn en blijven in de zorg.
Er zijn, zoals ook in het rapport van de ACVZ wordt genoemd, verschillende regionale
initiatieven waarin partijen samenwerken om meer statushouders aan te trekken voor
of in te zetten in de zorg. De Minister van VWS vindt het belangrijk dat dergelijke
voorbeelden breed gevolgd worden. Dit gebeurt door dergelijke initiatieven te delen
in het Actie Leernetwerk, zodat andere partijen leren van de ervaringen met deze initiatieven.
Ad. 3 Het proces van erkenning van buitenlandse diploma’s te versnellen en te vereenvoudigen
en daarin meer mogelijkheden bieden voor een praktijkgerichte, op maat gemaakte aanpak
voor het opleiden en examineren van asielmigranten.
Inzet op versnelling en vereenvoudiging van procedure rondom buitenlandse diploma-erkenning
van statushouders met een zorgdiploma
De ACVZ adviseert de overheid om sterker in te zetten op het versnellen en vereenvoudigen
van de procedure rondom buitenlandse diploma-erkenning en door statushouders met een
buitenlands zorgdiploma bij alle stappen van de erkenningsprocedure (onder andere
financieel) te ondersteunen en te begeleiden.
Het is goed om hier op te merken dat lang niet voor alle beroepen in de zorg een BIG-registratie
vereist is. Van de ca. 1,2 miljoen zorgprofessionals die in de Nederland in de zorg
werken, zijn er in rond 350.000 geregistreerd in het BIG-register. Er is geen zicht
op de omvang van de groep asielmigranten met een buitenlands diploma voor een beroep
waarvoor BIG-registratie vereist is. Per 1 juni 2021 stonden er 12.052 personen met
een buitenlands diploma ingeschreven in het BIG-register, waarvan er 830 een nationaliteit
hebben van een land buiten de EER. Daarnaast stonden 906 personen ingeschreven met
een nationaliteit van een land buiten de EER die in bezit zijn van een Nederlands
diploma.
Waar het gaat om inzet van statushouders met een buitenlands diploma in de zorg is
het allereerst goed om te aan te geven dat de groep statushouders zeer divers is voor
wat betreft opleiding, ervaring en achtergrond en dat er ook een breed scala is aan
zorgberoepen waarin statushouders, die in de zorg willen werken, aan de slag zouden
kunnen. Het gaat enerzijds om de groep (hoogopgeleide) zorgprofessionals die in een
gereglementeerd beroep wil werken, zoals arts, verpleegkundige of tandarts, en reeds
in het bezit is van een diploma. Hiervoor zijn de procedures rondom diploma-erkenning
van kracht. Als deze buitenlands gediplomeerde zorgverleners de toelatingsprocedure
succesvol hebben doorlopen en in het BIG-register geregistreerd zijn kunnen zij zelfstandig
in hun beroep aan de slag. Buitenlands gediplomeerden die de erkenningsprocedure nog
moeten doorlopen of starten kunnen ook helpen. Zij kunnen bijvoorbeeld onder supervisie
werken van een BIG-geregistreerde professional, mits de bekwaamheid is vastgesteld.
Statushouders die in een niet-gereglementeerd beroep, zoals bijvoorbeeld zorghulp
of afdelingsassistent, willen werken of nog geen zorgopleiding hebben gevolgd kunnen
in principe solliciteren op een baan in de zorg of een zorgopleiding gaan volgen.
Uit het ACVZ-rapport komt naar voren dat buitenlandse diploma's en werkervaring in
Nederland vaak niet erkend worden en dat buitenlandse zorgverleners hierdoor een lange
procedure moeten volgen voordat ze in de zorg aan de slag kunnen. De toelatingsprocedure
die buitenlands gediplomeerde zorgverleners moeten doorlopen is gebaseerd op de Wet
BIG en de daarin opgenomen kwaliteitseisen aan zorgverleners die in Nederland kun
beroep willen uitoefenen. De kwaliteitseisen zijn bedoeld om de patiëntveiligheid
te waarborgen. In dat kader moeten statushouders een algemene kennis- en vaardighedentoets
afleggen, waarvan Nederlandse talenkennis een belangrijk onderdeel vormt. Niettemin
herkent de Minister van VWS deze signalen. Zoals ook bij brief aan uw Kamer van 28 mei
2021 gemeld, is de Minister in gesprek met een aantal betrokken partijen over het,
met behoud van kwaliteit, stroomlijnen en versnellen van de toelatingsprocedure die
buitenlands gediplomeerde zorgverleners moeten doorlopen om in Nederland zelfstandig
hun beroep te kunnen uitoefenen.4 Zoals aan uw Kamer aangegeven in de brief van de toenmalig Minister voor Medische
Zorg van 21 juni 2021 wordt dit gesprek gevoerd met de Commissie Buitenslands Gediplomeerden
Volksgezondheid (CBGV), de Vereniging Buitenlands Gediplomeerde Artsen (VBGA), het
UAF en Vluchtelingenwerk, de beroepsorganisaties KNMG, KNMT en V&VN, werkgeversorganisaties
Actiz en VGN, instituut Babel, het Ministerie van SZW en de uitvoeringsorganisatie
CIBG.5 Samen met deze partijen zijn in de afgelopen periode knelpunten en oplossingsrichtingen
verzameld die gaan over het erkenningsproces zelf, het vereiste kwaliteitsniveau van
zorgverleners en de informatievoorziening over de procedure, de praktische gevolgen
van de vereisten en de arbeidsmarktpositie.
Reeds ingezette acties hebben onder meer betrekking op verbetering van de informatievoorziening,
waaronder het instellen van een wekelijks spreekuur bij het CIBG per 1 juli jl. voor
aanvragers die bijvoorbeeld vragen hebben over de procedure. Hiernaast wordt gekeken
naar mogelijkheden om begeleiding van aanvragers te versterken, zodat buitenlandse
zorgverleners gemakkelijker de weg weten te vinden en niet onnodig tijd verliezen.
Voor wat betreft begeleiding wordt ook de uitvoering van de motie van de leden Paternotte
en Peters6 en het amendement7 meegenomen om de assessmentprocedure te ondersteunen die hoogopgeleide buitenlandse
zorgprofessionals moeten doorlopen als zij willen instromen in de Nederlandse zorgsector,
waar de Ministeries van VWS en SZW gezamenlijk aan werken. In dit kader worden in
een pilot de mogelijkheden onderzocht om via een buddysysteem vorm te geven aan een
betere begeleiding van hoogopgeleide zorgprofessionals die in Nederland aan de slag
willen. Verder wordt met de CBGV gekeken naar concrete stappen gericht op versnelling
en verkorting van de procedure die buitenlands gediplomeerden moeten doorlopen.
De Minister van VWS zal conform toezegging in bovengenoemde brief van 21 juni 2021
uw Kamer dit najaar nader informeren over de diverse activiteiten op dit vlak die
in de komende periode een vervolg zullen krijgen.
In dit kader heeft de Minister van VWS ook contact gehad met de Duitse autoriteiten
over hun erkenningsprocedure om te kijken hoe wij hiervan kunnen leren. Hiervoor verwijs
ik u naar de Kamerbrief van de Minister van VWS van 25 oktober jl8.
Faciliteer asielmigranten met het opdoen van werkervaring
De ACVZ adviseert zorgorganisaties asielmigranten kansen te bieden door te faciliteren
dat asielmigranten die in het land van herkomst zijn opgeleid tot zorgverlener, eventueel
na het afleggen van een algemene vaardighedentoets, kunnen werken en/of stage lopen
onder supervisie, zodat ze ervaring opdoen binnen het Nederlands gezondheidssysteem.
Ook kunnen zorgorganisaties volgens de ACVZ meer gebruik maken van het systeem van
erkenning van eerder verworven competenties (EVC).
Asielzoekers mogen gedurende de eerste zes maanden dat zij in Nederland zijn al vrijwilligerswerk
doen. Hiervoor is geen tewerkstellingsvergunning (TWV) vereist. Wel toetst het Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekeringen (UWV) of er sprake is van vrijwilligerswerk. Daarom heeft
een organisatie een vrijwilligersverklaring van het UWV nodig wanneer een asielzoeker
er vrijwilligerswerk gaat doen.
De aanbeveling ten aanzien van EVC sluit goed aan bij het beleid van het Ministerie
van OCW. Dit betreft een algemeen beleid waar ook asielmigranten en zorginstellingen
van kunnen profiteren. In de afgelopen jaren zijn er belangrijke stappen gezet om
verdere flexibilisering van het mbo en hoger onderwijs mogelijk te maken, mede gericht
op volwassenen die al de nodige werkervaring meebrengen.9 Verder heeft het nationaal kenniscentrum EVC in 2020, in afstemming met OCW, de kwaliteitscode
EVC aangepast zodat EVC-aanbieders vooraf met onderwijsinstellingen afspraken maken
over het in behandeling nemen van ervaringscertificaten. Mensen die na een EVC-procedure
een mbo- of hbo-diploma willen halen, weten op deze manier zeker dat een onderwijsinstelling
gaat kijken naar de werkervaring die zij al hebben aangetoond in het meegebrachte
ervaringscertificaat.
Verder is het in het mbo mogelijk gemaakt dat mensen, in leerbanen waarin werken met
leren wordt gecombineerd, een arbeidsmarktrelevant deel van een mbo-opleiding kunnen
volgen die worden afgerond met een mbo-certificaat of praktijkverklaring. In 2021
is hiervoor € 63 miljoen beschikbaar gesteld uit het steun- en herstelpakket van het
kabinet. Dit budget met kortdurende bij- en omscholing via praktijkleren in het mbo,
kan worden ingezet om werkenden en werkzoekenden die vanwege de pandemie extra ondersteuning
nodig hebben te begeleiden bij het vinden van nieuw werk.
We zien dat zorgaanbieders in een aantal gevallen al gebruik maken van EVC voor zij-instromers.
Gezien de grote tekorten en met het oog op toekomstgericht opleiden raadt de Minister
van VWS zorgaanbieders aan om meer in te zetten op verkort opleiden wanneer iemand
al over eerder verworven competenties beschikt. Dit kan ook breder ingezet worden
om asielmigranten met een zorgachtergrond snel inzetbaar te maken voor de zorg.
Zoals reeds gemeld in de brief van de toenmalig Minister voor Medische Zorg d.d. 21 juni
2021 staat voor buitenlands gediplomeerden die de toelatingsprocedure succesvol hebben
doorlopen, hun bevoegdheid en bekwaamheid vast en kunnen zij zelfstandig aan de slag.
Als dit niet het geval is – omdat zij bijvoorbeeld de erkenningsprocedure nog moeten
starten of doorlopen – kunnen zij nog steeds helpen. Zo kunnen zij dan bijvoorbeeld
onder supervisie werken van een BIG-geregistreerde professional, mits de bekwaamheid
is vastgesteld. Het vaststellen van de bekwaamheid is een professionele afweging ter
plaatse, bijvoorbeeld in het ziekenhuis. Ondanks deze mogelijkheden blijkt dat de
praktijk weerbarstig is. Dat komt ook naar voren uit het rapport van de adviescommissie.
Ad. 4 In te spelen op de dynamische en superdiverse samenleving waarin de zorgsector
opereert door meer te focussen op taken i.p.v. banen en door nieuwe beroepen te creëren
die horen bij een migratiesamenleving.
Focus op ondersteunende taken in plaats van banen met kwalificatie-eisen
In de zorgsector zou de focus volgens de ACVZ meer gericht kunnen zijn op (ondersteunende)
taken in plaats van banen met daarbij behorende kwalificatie-eisen. Zorgverzekeraars
en zorgorganisaties kunnen hier volgens de ACVZ een actieve rol in spelen. Ook ontstaan
er met het ouder worden van migranten die al in Nederland zijn, en de komst van nieuwe
migranten, kansen omdat er nieuwe beroepen nodig zijn die gewaardeerd moeten worden.
Er zou meer ruimte kunnen komen voor het erkennen van competenties en bekwaamheden
die te maken hebben met meertaligheid en het verbinden van verschillende werelden.
Het is zeker mogelijk om in de zorg (meer) banen te creëren die gericht zijn op ondersteunende
taken. Bijvoorbeeld met jobcarving, het opnieuw verdelen van werkzaamheden waardoor er nieuwe functies en arbeidsplaatsen
ontstaan. Het gaat dan vaak om het afsplitsen en weer samenvoegen van relatief eenvoudige
taken, waardoor er ondersteunende functies ontstaan waarvoor geen of een korte zorgopleiding
is vereist. Dit biedt de mogelijkheid om de zorg in te stromen, ook voor mensen zonder
zorgachtergrond. Het Ministerie van SZW heeft in samenwerking met het Ministerie van
VWS een brochure op laten stellen die handvatten biedt aan zorgorganisaties om met
jobcarving aan de slag te gaan («Jobcarving in de zorg». 25-01-2021). In de brochure
worden ook voorbeelden genoemd van zorgorganisaties die met behulp van jobcarving
nieuwe banen hebben gecreëerd.
Tegelijkertijd is het voor iedereen die in de zorg werkt of wil gaan werken, dus ook
voor statushouders die in de zorg willen werken, wenselijk dat zij zich kunnen blijven
ontwikkelen en op hun eigen niveau worden opgeleid. Zodat zij mee kunnen (blijven)
draaien in hun werk en zodat er geen potentieel verloren gaat. Het is van belang dat
mensen die in een ondersteunende functie in de zorg instromen en de ambitie en het
potentieel hebben om door te groeien, daartoe ook de mogelijkheid krijgen. Daar kan
bijvoorbeeld via bestaande wegen voor zij-instromers, of met behulp van aanvullende
ondersteuning zoals ook blijkt uit eerdergenoemde initiatieven. Verder is er via het
SectorplanPlus subsidie beschikbaar gesteld voor scholing, training en cursussen die
ervoor kunnen zorgen dat mensen (beter) inzetbaar zijn en blijven in de zorg.
De diversiteit in de samenleving vraagt inderdaad iets van de zorg en van de zorgverleners.
Door de diversiteit kan er behoefte zijn aan zaken als meertaligheid in de zorg of
het verbinden van verschillende werelden. Het is van belang om dat te (h)erkennen.
Waar echter precies behoefte aan, verschilt sterk: van de patiënt, van de zorgvraag,
van de omstandigheden, van de zorgverlener. Hoe deze behoefte wordt ingevuld zal daarom
ook per organisatie kunnen verschillen. Nieuwe functies, zoals bijvoorbeeld de functie
van cultureel mediator, kunnen daarbij een mogelijkheid zijn. Daarnaast is aandacht
voor cultuursensitief werken in de zorg over de hele linie van belang (zie ook hieronder).
Ad. 5 De verscheidenheid van de Nederlandse samenleving te beschouwen als uitgangpunt
van de organisatie van de zorg.
Stem personeelsselectie en ontwikkelingsmogelijkheden af op maatschappelijke werkelijkheid
van de migratiesamenleving
Het zou volgens de ACVZ goed zijn als zorgorganisaties hun werving en selectie van
personeel, het aanbod van trainingen en opleidingen én het zorgaanbod meer in overeenstemming
brengen met de maatschappelijke werkelijkheid van de migratiesamenleving. Het biedt
kansen als in trainingen en opleidingen voor het management, bestuur en medewerkers
de superdiversiteit van de Nederlandse samenleving (en dus de clientèle en de collega’s)
een vast onderdeel is.
De Minister van VWS erkent het belang van een diverse personeelssamenstelling en ontwikkelingsmogelijkheden
die zijn afgestemd op de specifieke behoeften van werknemers. Dit is onderdeel van
goed werkgeverschap. Het is dan ook aan werkgevers om dit vorm te geven.
De Minister van VWS onderschrijft ook het belang van cultuursensitief werken in de
zorg. Er zijn diverse organisaties die trainingen aanbieden over cultuursensitieve
zorg, zoals het landelijk expertisecentrum gezondheidsverschillen Pharos en KIT Royal
Tropical Institute. Met het oog op toekomstgericht opleiden en daarbij rekening houdend
met het gegeven dat er steeds meer diversiteit in de samenleving is, gaat de Minister
van VWS met de zorgopleidingen in gesprek over hoe cultuur sensitieve zorg beter ingebed
kan worden in curricula, zoals verzocht is in de motie van het lid Kuzu.10
Ook op andere vlakken wordt gewerkt aan het opbouwen en verspreiden van kennis over
cultuursensitieve zorg. In opdracht van het Ministerie van VWS ontwikkelt het Netwerk
van Organisaties van Oudere Migranten een leidraad cultuurspecifieke zorg, inclusief
een toolkit. Ook binnen het programma Waardigheid en trots is er aandacht voor cultuursensitieve
zorg. Organisaties als Pharos, Vilans en Kennisplatform Integratie en Samenleving
doen onderzoek naar dit thema en bieden handvatten voor werkgevers hoe ze beleid kunnen
vormgeven.
Verminder de werkdruk in de zorg, werk personen met een asielachtergrond in en stel
cultureel mediators aan
VWS, zorgverzekeraars en zorgorganisaties kunnen er volgens de ACVZ voor zorgen dat
de werkdruk in de zorg vermindert en het inwerken en coachen van (nieuwe) collega’s
met een asielachtergrond een vast onderdeel maken van een takenpakket en niet iets
wat een al overbelaste medewerker er ook nog bij moet doen. Zorgorganisaties kunnen
asielmigranten volgens de ACVZ verder de mogelijkheid bieden binnen de organisatie
de rol van cultureel mediator te vervullen, waarmee de organisatie verrijkt kan worden.
Voor een deel van de werknemers in de zorg is inderdaad sprake van een hoge werkdruk.
Binnen het Actieprogramma Werken in de zorg is daarom ook specifiek aandacht voor
het terugdringen van die werkdruk. Door in te zetten op het terugdringen van tekorten
en door in te zetten op anders werken. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het terugdringen
van overbodige administratieve lasten en het inzetten van technologische vernieuwingen
en e-health.
De Minister van VWS herkent het belang van het inwerken en coachen van nieuwe collega’s:
het is belangrijk dat iedereen die start in de zorg goed wordt ingewerkt en goed wordt
begeleid. Er zijn verschillende initiatieven waarin werkgevers deze begeleiding op
een vernieuwende manier vormgeven. Zo is er de ontwikkelafdeling van Aafje Thuiszorg,
waarin ervaren medewerkers veel tijd kunnen besteden aan het inweken van «ontwikkelkandidaten»;
of het initiatief «dweilen met de kraan dicht» van Sint Jozefoord, waarin oudere medewerkers
de functie van mentor krijgen en nieuwe zorgmedewerkers inwerken. Dergelijke initiatieven
worden gedeeld via het ActieLeerNetwerk.
Ad 6. Te zorgen voor een veilige werkomgeving voor alle medewerkers en de boodschap
uit te dragen dat een divers personeelsbestand normaal is en niet uitzonderlijk.
Maak discriminatie en racisme op de werkvloer bespreekbaar
Om een veilige werkomgeving voor iedereen te creëren zou het volgens de ACVZ helpen
als zorgorganisaties discriminatie en racisme op de werkvloer bespreekbaar maken en
handelen als hiervan sprake is. Zij kunnen verder een eenduidige boodschap uitstralen,
ook richting cliënten, dat de organisatie divers en inclusief is en expliciet benoemen
welke omgangsnormen daarbij horen. Hierbij kunnen zij volgens de ACVZ gebruik maken
van trainingen van bijvoorbeeld het College van de Rechten van de Mens om raden van
toezicht, managers en medewerkers bewust te maken van discriminerend gedrag en wat
dit voor effecten heeft op medewerkers. Zorgorganisaties kunnen managers en HR personeel
volgens de ACVZ tot slot trainen op het onderkennen van onbewuste vooroordelen bij
werving en selectie.
Het kabinet is van mening dat racisme en discriminatie nergens een plek dienen te
hebben, en dat geldt dus ook voor de zorg. Er moet alles aan gedaan worden om dit
tegen te gaan. Het Ministerie van VWS werkt momenteel aan het in kaart brengen van
specifieke knelpunten, feitelijke kennis en het voeren van het gesprek over het tegengaan
van discriminatie in zorg en welzijn. Voor dit laatste is aangesloten bij het brede
overleg in de samenleving dat plaatsvindt met vertegenwoordigers van o.a. Black Lives
Matter.
Daarnaast zijn er, zoals ook aangegeven in de brief van de toenmalig Minister voor
Medische Zorg d.d. 21 juni 2021 subsidiemogelijkheden om per zorgbranche een aanpak
te ontwikkelen om agressie en ongewenst gedrag, zoals discriminatie, tegen zorgverleners
op de werkvloer tegen te gaan (Kamerstuk 29 282, nr. 441).
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Medeindiener
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport