Brief regering : Voortgang versnelling woningbouw
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 754 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juni 2021
Voldoende goede woningen op de juiste plek, passend bij de financiële mogelijkheden
en wensen van mensen. Op de aanpak van het woningtekort en de herstructurering heb
ik samen met de medeoverheden, corporaties en marktpartijen de afgelopen jaren flink
ingezet. Door woningbouw waar mogelijk te versnellen, door het financieel ondersteunen
van (betaalbare) woningbouw via de Woningbouwimpuls, door gebiedsspecifieke afspraken,
door concrete afspraken met de corporaties, het verbeteren van de randvoorwaarden,
door focus op diverse aandachtgroepen en aandacht voor de kwaliteit van de leefomgeving
in kwetsbare gebieden. De afgelopen jaren is een goede basis gelegd voor de aanpak
van het woningtekort. Er is echter nog een weg te gaan; het woningtekort is historisch
hoog en steeds meer mensen hebben moeite met het vinden van een passende en betaalbare
woning.
De aanpak van het woningtekort blijft onverminderd urgent. Om de vele woningen, 900.000
tot het jaar 2030 te kunnen bouwen, zijn flinke investeringen nodig. Ik heb hier onderzoek
naar gedaan, zodat een volgend kabinet hierover kan besluiten. Uit de onderzoeken1 komt naar voren dat zonder financiële steun vanuit het Rijk er onvoldoende wordt
gebouwd, in een lager tempo en met minder betaalbare woningen.
Om de bouw van de 900.000 woningen te realiseren, zetten we in op drie sporen:
1. Via de 14 grootschalige woningbouwgebieden kunnen aankomende tien jaar circa 200.000
woningen worden gerealiseerd (in totaal 440.00 tot aan 2040). Deze gebieden zijn essentieel
voor de benodigde schaal en continuïteit in de woningbouw die voor marktpartijen nodig
is om te investeren.
2. Met (een vervolg van) de Woningbouwimpuls wordt ingezet op het sneller bouwen van
meer betaalbare woningen door heel Nederland.
3. Door het creëren van de juiste voorwaarden voor woningbouw zorgen we ervoor dat de
woningbouw snel en onder de juiste condities kan plaatsvinden, zoals stikstof en infrastructurele
ontsluiting.
In deze brief licht ik een aantal prominente woningbouwthema’s toe waarop de afgelopen
maanden voortgang is geboekt en waaruit mogelijk een vervolg voortkomt. Ik sluit daarbij
aan op de brieven over de voortgang versnelling woningbouw die ik in november en december
2020 naar uw Kamer heb gezonden.2 Tevens reageer ik met deze brief op een aantal moties en toezeggingen.
Woningbouw in getallen
De afgelopen jaren (2016–2020) lag de woningbouwproductie gemiddeld op 75.000 woningen
per jaar. Versnelling van de woningbouw kost tijd, inzet en financiële middelen. Ik
zie dat alle partijen zich inzetten op zowel het vergroten van het planaanbod als
op het verhogen van de woningbouwproductie. Hetgeen ook resultaat heeft. Sinds het
begin van de kabinetsperiode is, met uitzondering van het jaar 2017, elk jaar meer
dan de beoogde 75.000 woningen gerealiseerd door nieuwbouw en de transformatie van
leegstaande winkels, kantoren en fabriekspanden tot woningen. In het eerste kwartaal
van 2021 zijn al 21.000 woningen gerealiseerd, waarvan 19.000 nieuwbouwwoningen. Dit
is een stijging van 15% ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar en 19% meer dan
twee jaar geleden. De uitbreiding van de woningvoorraad is ondanks de coronacrisis
dan ook op peil gebleven. Eind maart 2021 zijn er in de voorgaande twaalf maanden
per saldo 78.700 woningen aan de voorraad toegevoegd.
Ook het aantal verleende bouwvergunningen vertoont een opgaande lijn: vijf kwartalen
op rij neemt het aantal bouwvergunningen toe en zijn het eerste kwartaal van dit jaar
18.000 bouwvergunningen verleend. Deze stijgende lijn was ook hard nodig gezien de
terugval van het aantal omgevingsvergunningen in 2019 vanwege de stikstofcrisis.
Ondanks een flinke toename van de woningbouwproductie loopt deze nog niet in de pas
met de alsmaar verdere stijging van de behoefte naar betaalbare woningen. Sinds de
aanvang van deze kabinetsperiode steeg de bevolking harder dan door het CBS was geraamd
en terwijl de woningbouw tijdens de crisis achtergebleven. De coronapandemie en de
bouw van jaarlijks ruim 75.000 woningen heeft de scherpe stijgende lijn van het woningtekort
weliswaar wat getemperd, maar het actuele woningtekort staat voor dit jaar alsnog
op 279.000 woningen (3,5% van de woningvoorraad). Het woningtekort is in 2021 het
hoogst in de provincies Flevoland (5,4%), Noord-Holland (4,8%), Utrecht (4,5%) en
Zuid-Holland (4,0%). De verwachting is dat het tekort de komende jaren eerst nog verder
zal toenemen tot 2025 om daarna gestaag af te nemen. De komende tien jaar zijn 900.000
extra woningen nodig om woningzoekenden voldoende kans te geven op een goede en betaalbare
woning.
Inzet 2017–2021
Om hier een goede basis voor te leggen, heb ik afgelopen jaren ingezet op passende
woningen voor iedereen. Via de nieuwbouw en herstructurering. Voor de nieuwbouw heb
ik mij ingezet via 4 sporen:
• Allereerst via generiek beleid, door partijen te stimuleren de planvorming en realisatie
te versnellen.
• Verder door daar waar het tekort het meest urgent is met een specifieke inzet op gebiedsniveau
de woningbouw te stimuleren,
• en het aanjagen van woningbouw door corporaties.
• Daarnaast blijft inzet nodig om waar mogelijk randvoorwaarden te verbeteren en knelpunten
op te lossen. Ook voor aandachtsgroepen.
Naast de nieuwbouw zijn er volop kansen in de bestaande bouw om de woonkwaliteit en
woonomgeving te verbeteren. De inzet blijft nodig om de huidige woningvoorraad en
woonomgeving te verbeteren en te verduurzamen.
Om het woningtekort aan te pakken zijn grote investeringen onvermijdelijk: in de aanpak
van het woningtekort én in de randvoorwaarden daarvoor.
Aanpak woningtekort: nieuwbouw
1. Generiek versnellen en aanjagen van planvorming en investeringen
Voor de bouw van 900.000 woningen tot 2030 hebben we alle partijen nodig: overheden,
corporaties en marktpartijen. De afgelopen jaren hebben we de samenwerking met deze
partijen geïntensiveerd. Om invulling te geven aan de grote en urgente woningbouwopgave
en dat het niet alleen bij plannen blijft. Samen kunnen we meer bereiken.
Plancapaciteit en vergunningverlening
Ik heb me de afgelopen jaren hard gemaakt voor het verhogen van de plancapaciteit
om de benodigde woningbouwproductie te realiseren. In de brief van 8 december jl.
heb ik uw Kamer gemeld dat er afspraken zijn gemaakt over de woningbouwproductie per
provincie om te voorzien in de toename van de woningbehoefte en om het woningtekort
op een gestaag tempo terug te dringen. Ik heb daar waar nodig afspraken gemaakt over
uitbreiding van de plancapaciteit tot 130 procent tot 2030 in de stedelijke gebieden
en gebieden met een grote bouwopgave om vertraging van plannen en planuitval op te
vangen. De vruchten van deze inzet beginnen zich af te werpen. De netto plancapaciteit3 bedraagt 961.300 woningen voor de periode tot 2030. Zowel het aantal woningbouwplannen
(de plancapaciteit), als ook de vergunningenverlening en de woningbouwproductie is
in de afgelopen kabinetsperiode fors toegenomen.
Harde plancapaciteit gestegen
Het resultaat van de gezamenlijke inzet op het vergroten van de plancapaciteit is
zichtbaar in de nieuwe Inventarisatie plancapaciteit4, die u als bijlage aantreft bij deze brief5. De nieuwe inventarisatie plancapaciteit komt tegemoet aan de wens om meer inzicht
te geven in de betaalbaarheid van de woningbouwplannen. In de rapportage wordt inzicht
gegeven in de verdeling van de woningbouwplannen naar eigendomsverhouding (huur/koop)
en naar prijssegment. Het afgelopen half jaar is er plancapaciteit toegevoegd voor
140.000 woningen tot 2030. Voor de periode tot 2030 (9 jaar) betekent dit een totale
plancapaciteit voor 961.300 te bouwen nieuwe woningen.6 Voor de periode na 2029 is geen totaaloverzicht te geven. Volgens de nieuwe inventarisatie
zijn er plannen voor gemiddeld 107.000 woningen per jaar voor de periode tot 2025.
Voor de langere termijn tot 2030 zitten er voor 426.000 woningen in plannen. Dat zijn
er gemiddeld 85.200 per jaar, een toename ten opzichte van de 66.000 per jaar in de
vorige meting.
In totaal zijn er van de 961.300 woningen in plannen voor de periode tot 2030, 335.000
«hard» (35%). Voor de korte termijn tot 2025 zijn er 257.200 woningen in harde plannen.
Dat zijn gemiddeld 64.300 harde plannen per jaar. Dit aantal is hoger dan in de vorige
meting. Ook voor de langere termijn is er een toename van het aantal harde plannen.
Uit deze cijfers blijkt ook een toename van het aantal woningen in harde plancapaciteit
in de provincie Zuid-Holland. De woningbouwopgave in Zuid-Holland ligt tussen de 200.000
en 230.000 woningen tot en met 2030, zoals in het BO Mirt 2020 is afgesproken. Voor
het berekenen het percentage van de plancapaciteit is het midden van de bandbreedte
gepakt van 215.000 woningen. Op dit moment is in totaal 130% plancapaciteit daarvoor
gereserveerd. Tot 2025 is 42% van de plancapaciteit hard en voor de periode 2025–2030
is 13% hard. In de periode tot 2025 is voor 63.600 woningen de plancapaciteit hard.
Hiermee geef ik uitvoering van mijn toezegging aan uw Kamer uit het Algemeen Overleg
Bouwen van december 2020 (Kamerstuk 35 517, nr. 72).
Om de woningbouwopgave gezamenlijk met de medeoverheden vorm te geven is de afgelopen
periode regelmatig gesproken met provincies over de landelijke aanpak en een gezamenlijke
regie. Daarbij is met alle provincies en woondealregio’s ook intensief gesproken over
de aanpak van versnelling van het woningtekort. Die bestuurlijke afspraken resulteren
in een woningbouwproductie van circa 900.0007 woningen tot 2030. Met de provincies, waaronder Zuid-Holland, zal ik intensief in
gesprek blijven over de versnelling van de woningbouw.
Nationaal woningbouwberaad
Door de medeoverheden is begin dit jaar het voorstel van de leden Rietkerk en Crone
van de Eerste Kamer om een Nationaal Woningbouwberaad op te richten met instemming
ontvangen.8 Ik zie toegevoegde waarde om het Nationaal Woningbouwberaad te benutten en heb het
voornemen om binnenkort het eerste overleg van het Nationaal Woningbouwberaad plaats
te laten vinden. Op deze tafel kunnen de ontwikkelingen en problemen over de woningbouwopgave
worden besproken en kan er over de regio- en provinciegrenzen heen gekeken worden.
Daarmee vormt dit overleg tevens een goede aanvulling op de bestaande overleggen met
de regio’s. Hiermee geef ik ook uitvoering aan mijn toezegging aan de Eerste Kamer
om na te denken over het instellen van een Nationaal Woningbouwberaad.
Regie en monitoring
De roep om regie van de rijksoverheid om de juiste integrale keuzes te maken voor
de goede leefomgeving neemt toe, zoals de inzet voor klimaatadaptatie, de energietransitie,
de woningbouwopgave en duurzame economische ontwikkeling om de brede welvaart te vergroten.
Met de NOVI geef ik vorm aan de rol van het Rijk. En in de regionale verstedelijkingsstrategieën
die Rijk in regio gezamenlijk opstellen in de zeven regio’s met de grootste druk op
de woningmarkt komt die integrale afweging samen. Hier geven Rijk en regio concreet
invulling aan hoe de woningbouwopgave versneld en in samenhang met andere opgaves
wordt opgepakt. De uitwerkingen, afspraken en visies zijn gemaakt. Nu moeten we de
handen uit de mouwen steken en aan de slag gaan met de uitvoering.
Voor de realisatie van die woningbouwopgave, binnen de integrale afweging, is versterking
van de regie in samenwerking met alle overheden, corporaties en marktpartijen nodig.
Samen met medeoverheden en met betrokkenheid van marktpartijen en corporaties werk
ik de wijze waarop deze regie vorm moet worden gegeven nader uit. Ik denk daarbij
aan wederkerige afspraken over het aantal te bouwen woningen, het aandeel betaalbare
woningen, bereikbaarheid, herstructurering en duurzaamheid en afspraken over invulling
van randvoorwaarden die nodig zijn zoals beschikbaarheid van grond, financiële bijdragen,
kennis en capaciteit en het versnellen van planologische procedures.
Via monitoring van de woningbouwplannen en de realisaties moet op provinciaal en gemeentelijk
niveau meer inzicht verkregen worden in het proces van planontwikkeling tot oplevering.
Het ligt in de rede dat met de uitbreiding van wederkerige afspraken, zoals in voorgaande
alinea benoemd, ook de monitoring betrekking krijgt op een groter aantal onderwerpen.
De monitoring voor de planontwikkeling is inmiddels gestart. Zo kan er vroegtijdig
geanticipeerd worden op vertragingen en belemmeringen. Voor dit proces is een gezamenlijk
traject opgestart door het Ministerie van BZK in samenwerking met het Interbestuurlijk
Provinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse gemeenten (VNG) almede met
vertegenwoordigers van provincies, Woondealregio’s en gemeenten.
Eén van de eerste uitkomsten van het gezamenlijke traject is de Nationale Woningbouwkaart
waarop de geïnventariseerde woningbouwplannen per gemeente in kaart zijn gebracht.
De Nationale Woningbouwkaart zal gebruikt worden als ondersteuning van de kernboodschap:
voldoende woningbouwplannen voor het bouwen van 900 duizend woningen in de komende
tien jaar. De woningbouwlocaties zijn er, maar nu moet de inzet verlegd worden naar
realisatie. Met deze brief stuur ik u in bijlage 3 ook de Nationale Woningbouwkaart
toe9.
Woningbouwimpuls
In 2019 heb ik met de woningbouwimpuls 1 miljard euro beschikbaar gesteld voor de
bouw van ten minste 65.000 betaalbare woningen. Daar profiteren vooral mensen met
een laag of middeninkomen van. Na twee succesvolle tranches kunnen gemeenten in september
voor de derde, en voorlopig laatste keer een aanvraag indienen voor een Rijksbijdrage.
Ook is de tussentijdse evaluatie inmiddels afgerond. In mijn brief van 25 mei jl.
zijn de belangrijkste bevindingen opgenomen. Zo pas ik de Regeling Woningbouwimpuls
aan waarmee de wijziging van de 500 woningengrens naar 200 woningen mogelijk wordt
gemaakt voor de derde tranche. Bijna 200 gemeenten kunnen hiervan gebruik maken.
De woningbouwopgave is groot en vereist de gezamenlijke inzet van alle partijen. Door
de inzet van de Woningbouwimpuls en cofinanciering van medeoverheden worden er vanuit
de eerste twee tranches 96.000 woningen sneller en meer betaalbaar gebouwd de komende
jaren. Dat is ruim 10% van de opgave van de komende tien jaar.
Ondanks dat de middelen voor de Woningbouwimpuls na de derde tranche zijn uitgeput,
zijn er nog veel projecten in Nederland waar de publieke kosten de opbrengsten overtreffen.
Dit zijn woningbouwontwikkelingen die nodig zijn om de opgave van 900.000 woningen
te realiseren, naast de 14 grootschalige woningbouwgebieden en herstructurering van
bestaande woonwijken. In de bijlage van deze brief treft u een onderzoek van Rebel10 naar de kostenkant van de overige woningbouwprojecten naast de 14 grootschalige woningbouwgebieden.
Het rapport is gebaseerd op de opgave van provincies en de eerste twee tranches van
de WBI. De inschatting van Rebel is dat deze projecten een aanzienlijke onrendabele
top hebben. De keuzes die gemaakt worden ten aanzien van betaalbaarheid, leefbaarheid
en infrastructuur bepalen de omvang van de onrendabele top. Het is aan het nieuwe
kabinet om te beslissen in welke mate wordt geïnvesteerd en hoe de inzet van het Rijk,
medeoverheden, corporaties en marktpartijen eruit moet komen te zien.
Beschikbaarheid van grond
Voor de woningbouw is de beschikbaarheid van grond essentieel. Het gaat dan niet alleen
om de locatie waar de woningen worden gebouwd. Er is ook grond nodig om de stikstofopgave
op te lossen en/of hinder gevende bedrijven te kunnen verplaatsen om ruimte te maken
voor woningbouw. Grondposities van het Rijk kunnen daar een rol bij spelen. Onderdeel
van het grondbeleid zijn ook de instrumenten die kunnen worden ingezet om realisatie
van woningbouwplannen zeker te stellen. Het is belangrijk dat gemeenten de instrumenten
die ze tot hun beschikking hebben ook daadwerkelijk inzetten. In mijn brief naar aanleiding
van de motie van het lid Nijboer (Kamerstuk 32 847, nr. 610) over braakliggende terreinen11 ben ik ingegaan op de beschikbare instrumenten. De inzet van deze instrumenten kan
onderdeel worden van de wederkerige afspraken over het aantal te bouwen woningen.
Ik verwacht dat, vaker dan nu, gemeenten naast facilitair grondbeleid het instrumentarium
voor actief grondbeleid ter hand zullen nemen om een ruimtelijk plan te realiseren.
Hierbij wil ik gemeenten zoveel mogelijk ondersteunen. Momenteel wordt de verkenning
actief grondbeleid afgerond die de vragen met betrekking tot actief grondbeleid zal
beantwoorden en mij beter in staat stelt om medeoverheden te ondersteunen. Ik verwacht
rond het zomerreces uw Kamer hierover te informeren.
Flexwonen
Flexwonen biedt naast reguliere woningbouw een specifieke oplossing die op kortere
termijn al kan helpen in het terugdringen van de woningnood. Recent heb ik uw Kamer
geïnformeerd over de stand van zaken via Kamervragen. In mei 2019 heb ik de stimuleringsaanpak
flexwonen geïntroduceerd, waarmee ik de bouw van flexwoningen faciliteer. Sindsdien
is een duidelijke stijgende lijn te zien in de productiecijfers: in 2020 zijn 5.000
flexwoningen gerealiseerd. Desondanks behalen we de beoogde 15.000 flexwoningen per
jaar nog niet.
Ik verwacht overigens de komende jaren wel een hogere productie, onder meer als gevolg
van de 50 miljoen euro die ik vorig jaar beschikbaar heb gesteld voor de huisvesting
van kwetsbare groepen alsmede door de 50 miljoen die dit jaar nog volgt. Met de VNG
en Aedes heb ik bovendien afgesproken dat zij zorgdragen voor de realisatie van 10.000
flexwoningen in de komende jaren.
2. Gebiedsspecifiek versnellen en aanjagen van planvorming en investeringen.
Zoals ik in de eerdergenoemde brief van 6 november 2020 heb benoemd, vragen de grote
regionale verschillen naast een generieke aanpak ook om een gebiedsgerichte inzet
in de meest knellende regio’s. Zo heb ik afspraken gemaakt over de aanpak van het
woningtekort via Woondeals. En zijn 14 gebieden geïdentificeerd waar het kabinet meer
regie op verstedelijking wil nemen. 12
Woondeals
De afgelopen twee jaar heb ik met zes stedelijke regio’s13 woondeals gesloten. In de woondeals zijn afspraken gemaakt langs vier sporen: (1) versnellen
van de woningbouwlocaties, (2) de aanpak van excessen op de woningmarkt, (3) gebiedsontwikkeling
en (4) stedelijke vernieuwing. De woondeals zorgen voor korte lijnen en een goede
interbestuurlijke samenwerking. Zo boeken we gezamenlijk resultaten op de vier sporen.
Naar aanleiding van de motie Koerhuis-Dik-Faber over aansluiting van Amersfoort bij
de woondeal Utrecht, ben ik in gesprek gegaan met bestuurders van de provincie Utrecht
en de regio´s Utrecht en Amersfoort. In deze gesprekken is verkend of er een vorm
is te vinden waarbij de regio Amersfoort zich kan aansluiten bij de woondeal Utrecht.
Op basis van de uitkomsten van deze gesprekken, werkt mijn ministerie samen met de
regio Amersfoort en de provincie Utrecht en in overleg met de regio Utrecht, aan een
addendum voor de regio Amersfoort bij de woondeal Utrecht.
Bijzondere aandacht heeft uw Kamer blijkens diverse moties voor een aantal gebieden.
Zo heeft Kamerlid Koerhuis opgeroepen om met de betreffende gemeenten en provincies
uit de regio Zwolle-Deventer in gesprek te gaan over een mogelijke woondeal Zwolle-Deventer,
eventueel aangevuld met Apeldoorn.
Ook hebben de leden Koerhuis en Terpstra opgeroepen om een woondeal Noord-Holland-Noord
te sluiten. Inmiddels is het Ministerie van BZK in overleg met de regio Zwolle-Deventer
en Apeldoorn en Noord-Holland-Noord om een gezamenlijk beeld over de motie te krijgen
en over een aanpak voor vervolg van de woonopgave. Daarmee wordt uitvoering gegeven
aan bovengenoemde moties. De input van de gesprekken met de genoemde regio’s vormen
belangrijke input richting het nieuwe kabinet. Het is aan het nieuwe kabinet om de
uitvoeringskracht in de gebieden waar de woningdruk groot is verder vorm te geven.
Ontwikkeling van de 14 grootschalige woningbouwgebieden
Voor 14 grootschalige woningbouwgebieden14, waarover ik u eind 2020 heb geïnformeerd, werkt het Rijk met de betrokken overheden
in een integrale aanpak aan de planontwikkeling. Deze 14 gebieden zijn essentieel
om continuïteit en schaal van woningbouw te garanderen, innovatie te stimuleren en
hebben ook een grote betekenis voor de steden als geheel. Het zijn stuk voor stuk
complexe, grootschalige gebiedsontwikkelingen, veelal binnenstedelijk, een aantal
buiten stedelijk en aansluitend bij de NOVI, in de gezamenlijk ontwikkelde regionale
verstedelijkingsstrategieën15 en de verstedelijkingsvisie van de gemeenten, provincies en het Rijk.
In veel van deze gebieden is een ingrijpende transformatie nodig. De 14 grootschalige
woningbouwgebieden versterken de bestaande stad op infrastructureel, economisch en
sociaal terrein (ook met betrekking tot kwaliteit openbare ruimte en voldoende groen).
Op deze locaties kunnen tot 2040 circa 440.000 woningen (waarvan circa 210.000 in
de periode tot 2030) worden gebouwd. De realisatie van deze gebieden vraagt dan ook
om forse financiële investeringen en zal een veelvoud van private investeringen betreffen.
Het grootste deel van de publieke investeringen hebben betrekking op de infrastructuur.
Voor deze gebieden zijn door het Rijk en de betrokken overheden businesscases gemaakt.
De businesscases maken systematisch inzichtelijk hoe de bekostiging van de gebieden
eruitziet en geven een raming van de benodigde publieke investeringen. Het onderzoek
deel ik spoedig met uw Kamer. Het is aan het nieuwe kabinet hoe dit moet worden ingevuld
en hoe de inzet van het Rijk en de regio voor de verdere ontwikkeling van deze locaties
en infrastructuur verder vorm krijgt.
Gnephoek Alphen aan den Rijn
Naar aanleiding van de motie van de leden Terpstra en Koerhuis over de Gnephoek (Kamerstuk
35 517, nr. 58) is ambtelijk een verkennend overleg gestart met de provincie en de gemeente. Vóór
de zomer zal bestuurlijk overleg plaatsvinden om gezamenlijk feiten en doelen te bespreken.
Het overleg zal gaan om de integrale benadering van de opgaven: de opvang van de woningbehoefte,
verstedelijking, de ontwikkeling van landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische
waarde, de opgaven voor klimaat, biodiversiteit, waterkwaliteit, recreatie, mobiliteit
en bereikbaarheid. Tevens zal ik contact leggen met ontwikkelaars en met andere betrokken
partijen zoals het Hoogheemraadschap en kennisinstituten, om ambitie en inzet te bespreken.
Met deze partijen hebben de medeoverheden al intensief contact. Het overleg is in
de context van de gezamenlijk op te stellen verstedelijkingsstrategie voor Zuid-Holland
en de nadere uitwerking van het NOVI-gebied Groene Hart. Op basis van de overleggen
zullen conclusies worden betrokken in de Verstedelijkingsstrategie voor Zuid Holland.
Dat zal plaatsvinden in het BO MIRT eind dit jaar of uiterlijk het BO Leefomgeving
voorjaar 2022. Daarover zal uw Kamer worden geïnformeerd.
IJmeerverbinding
Op dit moment wordt uitwerking geven aan de motie van het lid Koerhuis16 waarin de regering wordt verzocht om een tussenrapportage op te stellen met kansrijke
opties voor de IJmeerverbinding. Voor het zomerreces ontvangt u de voortgangsbrief.
Toezegging over de gevangenissen in Doorn en Hoorn
In het Algemeen Overleg Bouwen (Kamerstuk 32 847, nr. 708), gehouden op 9 december jl., heeft de heer Koerhuis geïnformeerd naar de stand van
zaken van de transformatie van gevangenissen in Doorn en Hoorn. Het Rijksvastgoedbedrijf
en de gemeente Utrechtse Heuvelrug zijn vanaf begin 2018 aan de slag met de transformatie
van de gevangenis in Doorn naar een woonbestemming nadat duidelijk werd dat het gebruik
als COA-locatie zou eindigen. Er is in 2019 een marktverkenning uitgevoerd naar de
kansen en geschiktheid voor andere functies voor de panden en de gronden. Echter op
het moment dat hierover de consultatie van de omgeving zou worden gestart, heeft het
Ministerie van Justitie en Veiligheid bij het RVB aangegeven de voormalige jeugdgevangenis
in te willen zetten voor de uitvoering van ander beleid of taken waar dit departement
verantwoordelijk voor is. Op grond van de Regeling beheer onroerende zaken Rijk 2017
dient eerst te worden nagegaan of overtollig vastgoed inzetbaar is voor een dergelijke
specifieke taak van het Rijk, voordat overgegaan kan worden tot externe verkoop (en
ontwikkeling). Eind januari 2021 is hierover met de gemeente een eerste verkennend
gesprek gevoerd, ik zal uw Kamer nader informeren over het verdere proces.
Ten aanzien van de gevangenis in Hoorn (ic de gevangenis te Zwaag) geldt dat de gemeente
Hoorn en het Rijksvastgoedbedrijf hebben afgesproken dat de voormalige gevangenis
wordt gesloopt. Uiterlijk medio 2022 besluiten die partijen over de definitieve herbestemming
van het terrein na de sloop van het gebouw. Een voorwaarde van de gemeente hierbij
is, dat de herontwikkeling van de voormalig gevangenis de andere thans lopende woningbouwontwikkelingen
in de gemeente niet in de weg mag staan. Dat maakt dat de start van deze ontwikkeling
hierop zal worden afgestemd en dat de herontwikkeling van deze locatie vanaf de tweede
helft van 2022 weer kan worden opgepakt.
3. Stimuleren woningbouw door corporaties
Naast mijn generieke en gebiedsspecifieke aanpak zet ik ook gericht in op het aanjagen
van woningbouw door corporaties. Zij hebben immers een essentiële rol in de voortgang
van de bouw van met name betaalbare woningen, maar woningbouw door corporaties is
de afgelopen jaren fors achtergebleven bij wat nodig is. De korting op de verhuurderheffing
voor nieuwbouwwoningen draagt bij aan meer woningbouw door corporaties.
Taskforce Nieuwbouw Woningcorporaties
Eind 2020 heb ik samen met Aedes en de VNG de Taskforce Nieuwbouw Woningcorporaties
opgericht om de bouw van 150.000 sociale huurwoningen en 10.000 flexwoningen te versnellen.
De Taskforce richt zich op het oplossen van knelpunten die de bouw kunnen belemmeren
en vertragen.17 De leden van de Taskforce worden hierbij ondersteund door adviseurs en experts van
RVO en het Expertteam Woningbouw.
De Taskforce volgt sinds januari van dit jaar de voortgang van de bouw van de sociale
huurwoningen en de flexwoningen waarvoor Vermindering Verhuurderheffing Nieuwbouw
(RVVN) is aangevraagd. De Taskforce maakt hierbij gebruik van de resultaten van de
enquête die RVO in de corporatiesector heeft uitgezet en de gegevens uit de RVVN.
Hiermee zit de Taskforce dicht op de ontwikkelingen in de praktijk.
Het percentage uitval en vertraging is op dit moment laag. Door de inzet van expertise
en diplomatie bij projecten die dreigen vast te lopen, wordt bijgedragen aan planoptimalisatie.
Het geven van second opinion en doen van concrete aanbevelingen zorgt hierbij voor
het compacter maken van het besluitvormingsproces en het inzetten van zo kort mogelijk
planprocedures. Zo kunnen betrokken partijen de realisatie van de woningen efficiënt
oppakken en kunnen projecten sneller of beter gerealiseerd worden.
Aangezien de druk op de woningmarkt groot is in de woondealregio’s, onderhoudt de
Tasforce nauwe contacten met deze regio’s. Ik blijf alert op de ontwikkelingen en
zal uw Kamer ook in volgende brieven informeren.
Investeringsruimte corporaties
De investeringen van corporaties in de middenhuur stijgen de komende vijf jaar ten
opzichte van vorig jaar op sectorniveau met 56% naar ruim 2,5 miljard euro. Desondanks
is ook de aanvullende leencapaciteit in de niet-DAEB gegroeid, zo blijkt uit de meest
recente cijfers over de bestedingsruimte van woningcorporaties. Voor nieuwbouw van
middenhuur is deze gestegen naar 14,4 miljard euro op sectorniveau. Deze stijgende
lijn sluit aan bij de verschillende maatregelen die ik het afgelopen jaar heb genomen,
zoals het tijdelijk buiten werking stellen van de markttoets en de bestuurlijke afspraken
waarin ook de bouw van meer middenhuur door corporaties is afgesproken.
Met de RVVN stel ik corporaties in staat om de komende jaren meer nieuwe sociale huurwoningen
te bouwen, maar om door te kunnen blijven bouwen zijn extra maatregelen nodig. Corporaties
moeten tot 2035 circa 115 miljard euro investeren om aan hun opgaven te voldoen. Uit
het onderzoek naar de opgaven en middelen en de actualisatie hiervan18 blijkt dat in de meeste woningmarktregio’s de financiële ruimte onvoldoende is voor
deze opgave. In totaal komen corporaties tot 2035 ruim 24 miljard euro tekort, waarbij
al rekening is gehouden met de huidige en toekomstige financiële ruimte.
Het eerste regionale knelpunt ontstaat al vanaf 2024 in de regio Haaglanden/Midden-Holland/Rotterdam.
Daar dat gedurende de huidige begrotingsperiode van corporaties is, zijn er nu al
minder investeringsplannen dan nodig is voor de (bouw)opgave. Daarbij speelt mee dat
er in deze regio een zeer grote opgave ligt, terwijl de corporaties, en met name saneringscorporatie
Vestia, slechts beperkte middelen hebben.
Voor Vestia werk ik op dit moment samen met gemeenten en corporaties aan een duurzame
oplossing. Om uitvoering te geven aan de motie-Beckerman breng ik tevens in kaart
hoe het Rijk breder zou kunnen bijdragen aan de aanpak van de volkshuisvestelijke
problematiek in de regio Haaglanden/Midden-Holland/Rotterdam in relatie tot Vestia.
Ik streef ernaar uw Kamer voor de zomer nader over de duurzame oplossing voor Vestia
te informeren.
4. Verbeteren van randvoorwaarden, aanpak van knelpunten, ook voor aandachtsgroepen
De effectiviteit van het aanjagen van de woningbouw op alle niveaus en met alle partijen
is mede afhankelijk van de randvoorwaarden waarbinnen partijen opereren. Daarom blijft
inzet op het verbeteren van deze randvoorwaarden, onder meer door het oplossen van
knelpunten waar deze zich voordoen, ook de komende kabinetsperiode belangrijk.
Innovatie en conceptuele bouw
De grote woningbouwopgave kan verder enkel gerealiseerd worden als we ook «anders
en slimmer» gaan bouwen. We staan in Nederland namelijk niet alleen voor de opgave
om in de komende 10 jaar een woningbouwproductie van 900.000 te realiseren, waarbij
de behoefte aan betaalbare woningen groot is. Tegelijkertijd zijn er grote duurzaamheidsopgaven,
waaronder het reduceren van de CO2-uitstoot, de transitie naar een circulaire economie en het terugdringen van stikstofuitstoot.
Met alleen de «klassieke» manier van bouwen gaat het niet lukken om deze uitdagingen
te combineren. Gelukkig zijn er veelbelovende ontwikkelingen in de bouwsector richting
een andere manier van bouwen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om verdere industrialisatie
(automatisering, robotisering) van de productie in fabrieken, slimme digitale ontwerpprocessen,
flexibele en demontabele woningbouwconcepten, het gebruiken van standaard modules
en bouwen met biobased materialen als hout, vlas of hennep.
Die ontwikkelingen wil ik stimuleren en optimaal benutten voor het duurzaam en betaalbaar
versnellen van de woningbouw en ik hoop ook dat het volgende kabinet dat ook zal doen.
Het onderwerp leeft namelijk bij steeds meer (markt)partijen en de bereidheid tot
samenwerking is groot, getuige bijvoorbeeld de circa 100 organisaties die de City
Deal Circulair en Conceptueel bouwen hebben ondertekend. Met name van fabrieksmatige
woningbouwconcepten wordt een grote bijdrage verwacht aan zowel het verduurzamen als
het versnellen en betaalbaar houden van woningbouw. Als bijlage 4 bij deze brief stuur
ik uw Kamer daarom het Programma conceptuele bouw en industriële productie toe19. In dit programma heb ik samen met verschillende partijen die aangesloten zijn bij
de City Deal Circulair en Conceptueel bouwen en in antwoord op de motie van de leden
van Eijs en Dik-Faber20 in kaart gebracht wat er nodig is om een schaalsprong te maken in deze manier van
bouwen. Ten opzichte van de huidige bouwpraktijk betekent dat er flinke veranderingen
nodig zijn. Zo zal de aanpak van nieuwbouw veranderen van projecten ontwikkelen naar
producten inkopen en verschuift de productie grotendeels van de bouwplaats naar de
fabriek. In plaats van projectspecifieke activiteiten (zoals inkoop of ontwerp), wordt
steeds meer projectoverstijgend gewerkt. De kwaliteitsborging verschuift van het bouwkundig
toetsen van projecten naar het keuren van producten. Tot slot is de stap van eindige
naar biobased materialen nodig om de benodigde duurzaamheidsprestaties te realiseren.
Mijn voornemen is, met instemming van uw Kamer, een start te maken met de voorgestelde
acties. Zoals het nader onderzoeken van de mogelijkheden om de vergunningverlening
voor industriële woningbouwconcepten te versnellen, waar de leden Boulakjar en Koerhuis
met hun motie van 15 april jl.21 ook om hebben gevraagd. Daarbij kijk ik ook naar het standaardiseren van duurzaamheidseisen
om te veel lokale variatie na invoering van de Omgevingswet te voorkomen. Ook de doorontwikkeling
van de Conceptenboulevard tot openbare nationale catalogus van woningbouwconcepten
en een strategisch communicatietraject voor gemeenten en provincies om bekender te
raken met de mogelijkheden en voordelen van conceptuele bouw en industrialisatie.
Ik zal uw Kamer periodiek informeren over de voortgang.
Aandachtsgroepen
Goede en betaalbare huisvesting staat voor mensen met lage inkomens en mensen met
een bijzondere woonbehoefte (aandachtsgroepen) onder druk. Daarom heeft het kabinet
voor de jaren 2020 en 2021 in totaal 100 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de
stimuleringsregeling voor de huisvesting van aandachtsgroepen. Met de bijdrage voor
het jaar 2020 kunnen op korte termijn met de verschillende projecten bijna 12.400
woningen/woonplekken versneld worden gerealiseerd.
Door de coronacrisis is deze huisvesting verder onder druk komen te staan. De huidige
aandacht en beleidsinzet voor aandachtsgroepen richten zich met name op de huisvestingsproblematiek
van specifieke groepen. Omdat deze groepen met elkaar concurreren om, en samenkomen
in, dezelfde schaarse voorraad woonruimte, is het wenselijk om het beleid voor deze
groepen in samenhang te bezien. Een deel van de regulier woningzoekenden zijn gebaat
bij hetzelfde type woningen als mensen uit aandachtsgroepen. Daarom is het van belang
vol in te zetten op het bouwen van meer woningen
In mijn brief van 31 mei jl. (Kamerstuk 32 847, nr. 752) heb ik u geïnformeerd over de interbestuurlijke werkgroep die ik heb ingesteld waarin
de Ministeries van BZK, SZW, JenV, VWS, OCW, VNG, alsmede Aedes, G4-gemeenten en G40-gemeente
samen participeren. Ik beoog zo het volgende kabinet een goede basis te geven voor
de versterking van het beleid rondom de huisvesting van aandachtsgroepen. Het rapport
van deze werkgroep dat begin juli naar verwachting zal worden opgeleverd, bevat concrete
aanbevelingen en een financiële uitwerking waarmee een nieuw kabinet vorm kan geven
aan integraal beleid gericht op de huisvesting van aandachtsgroepen. Uiteraard zal
ik u dit rapport doen toekomen.
Recreatieparken
Op 12 november 2018 hebben de leden Krol en Beckerman tijdens het Wetgevingsoverleg
(Kamerstuk 35 000 VII, nr. 78) een motie22 ingediend om, in overleg met een gemeente en een eigenaar van een verouderd recreatiepark,
een voorbeeldproject te initiëren waarbij een recreatiepark verbouwd wordt tot een
aantrekkelijk seniorendorp. Hierbij informeer ik uw Kamer over de motie.
In navolging op de aangenomen motie is vakantiepark Città Romana, gelegen in Hellevoetsluis,
in 2019 in beeld gekomen op initiatief van de eigenaar van het vakantiepark. Op 3 juli
2020 hebben op initiatief van het Ministerie van BZK, de VVE van Città Romana, de
gemeente Hellevoetsluis en de provincie Zuid-Holland een intentieovereenkomst ondertekend
om een onderzoekspilot te starten op het vakantiepark. In opdracht van de gemeente
Hellevoetsluis en de provincie Zuid-Holland is vervolgens onderzoeksbureau ZKA Leisure
Consultants een onderzoek gestart naar verschillende toekomstscenario’s voor Città
Romana, waaronder het toestaan van permanente bewoning. De gemeente en de provincie
bevinden zich momenteel in de afrondende fase van hun onderzoek.
Capaciteit medeoverheden
Om ervoor te zorgen dat de woningbouw doorgaat moeten belemmeringen bij procedures
en realisatie van planvorming zoveel mogelijk worden weggehaald. Gemeenten heb ik
daarom extra ondersteund bij vergunningverlening en andere procedures door een financiële
stimulans van 30 miljoen euro voor zogenoemde flexpools. Zo kan de capaciteit van
medeoverheden worden versterkt met ambtenaren met technische kennis over planvorming
en vergunningsverlening.
De ondersteuning van de capaciteit van medeoverheden blijft van belang voor het vergroten
van het aantal nieuwbouwwoningen. Lokaal komen medeoverheden bij woningbouwprojecten
ingewikkelde vraagstukken tegen. Denk aan de verduurzamingsopgave, stikstofinpassing,
ruimtebeslag, wet en regelgeving en het komen tot een sluitende businesscase. Vraagstukken
die de zo gewenste versnelling van woningbouw in de weg kunnen staan.
Ik bied met de inzet van Het Expertteam Woningbouw ondersteuning bij deze vraagstukken
door onafhankelijk maatwerkadvies, geënt op de lokale situatie. In de jaarrapportage
van het expertteam over 2020, die ik als bijlage 5 meestuur23, leest u meer over hoe dat in de praktijk gaat. De inzet van het team wordt goed
gewaardeerd door gemeenten, daarom zal het aanbod van het expertteam ook in 2021 worden
uitgebreid. Zo zal het team worden ingezet bij het aanjagen van sociale woningbouw
in samenwerking met de Taskforce Nieuwbouw Corporaties. En zal het team sparringsessies
organiseren met marktpartijen en gemeenten. Deze brede inzet bij verschillende doelgroepen
en thema’s levert kennis voor andere partijen en waardevolle signalen voor beleidsontwikkeling.
Nationaal transformatieplan
Naast nieuwbouw kan ook de transformatie van bestaande panden een bijdrage leveren
aan het terugbrengen van het woningtekort. Momenteel werk ik in dit kader de motie24 over het Nationaal transformatieplan uit. Ik verwacht in het vierde kwartaal uw Kamer
hierover te informeren.
Herstructurering
De aanpak van het woningtekort door de woningvoorraad flink uit te breiden is een
cruciaal onderdeel van mijn inzet om prettig en betaalbaar wonen voor iedereen mogelijk
te maken. Maar in de afgelopen tijd is terecht ook steeds meer aandacht ontstaan voor
het belang van investeren in leefbaarheid en het verduurzamen van kwetsbare gebieden
om aan dat doel bij te dragen. Zoals aangekondigd in de brief van 6 november 2020,
heb ik het Volkshuisvestingsfonds ingesteld om naast de uitbreiding van de woningvoorraad
ook te investeren in leefbaarheid en het verduurzamen van kwetsbare gebieden. In verschillende
gebieden in Nederland staat de leefbaarheid namelijk onder druk. Daarom heeft het
kabinet besloten om 450 miljoen euro beschikbaar te stellen om te investeren in leefbaarheid
en verduurzaming van de woningvoorraad in de meest kwetsbare gebieden. Met deze bijdrage
krijgt het verbeteren van de kwaliteit van de bestaande voorraad en het verbeteren
van de woonomgeving in kwetsbare gebieden een eerste stimulans.
De regeling voor het fonds is op 12 maart jl. gepubliceerd. In de laatste twee weken
van maart heb ik gemeenten geïnformeerd met technische briefings. Het loket voor het
indienen van aanvragen is inmiddels gesloten. Het animo voor het Volkshuisvestigingsfonds
blijkt groot. Er zijn 48 aanvragen ingediend, waarbij een aantal meerdere deelplannen
kent. Het beschikbare budget is hiermee ruim twee keer overtekend. Dit benadrukt de
grote behoefte aan het versterken van de woonkwaliteit en woonomgeving.
De komende periode buigt een onafhankelijke toetsingscommissie zich over de aanvragen
en brengt advies uit aan mij. Ik heb de volgende leden van de toetsingscommissie benoemd:
Karin Laglas (voorzitter, voormalig corporatiebestuurder en projectontwikkelaar),
Ellen van Selm (burgemeester Opsterland, voorzitter Plattelandsgemeenten, lid klankbordgroep
Actieplan Bevolkingsdaling) en Staf Depla (ZZP’er bestuurder en adviseur, oud-wethouder
Eindhoven). Ik ben voornemens om rond de zomer de specifieke uitkeringen toe te kennen.
Tot slot
Afgelopen jaren heeft de focus voornamelijk gelegen bij het vergroten van het aanbod
betaalbare woningen. Met de Woningbouwimpuls, de aftrek in de verhuurheffing voor
nieuwbouw door corporaties, de regeling voor de huisvesting van kwetsbare groepen
en het Volkshuisvestingsfonds worden ook na deze kabinetsperiode betaalbare woningen
in grote getalen gebouwd. Daar profiteren vooral mensen met een laag of middeninkomen
van. Over de voortgang blijf ik u informeren.
We zijn er echter nog niet. Naar verwachting neemt het woningtekort de komende jaren
nog toe en er ligt een enorme opgave van 900.000 te bouwen woningen. We hebben nog
veel werk voor de boeg om te zorgen voor voldoende goede betaalbare woningen op de
juiste plek. Een duidelijke opdracht, heldere taakverdeling en bijbehorende middelen
zijn daarbij onmisbaar.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties