Brief regering : Vervolg ontwikkelingen consumptiefkredietmarkt
24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
32 013 Toekomst financiële sector
Nr. 579 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 februari 2021
De financiële weerbaarheid van huishoudens is een belangrijk speerpunt in mijn agenda
voor de financiële sector1 en van de Brede Schuldenaanpak van dit kabinet2. De coronacrisis en de (verwachte) economische effecten daarvan zorgen voor financiële
onzekerheid voor huishoudens, wat het belang van financiële weerbaarheid des te meer
onderstreept. Met het oog op adequate consumentenbescherming – een van de drie pijlers
in mijn agenda om de financiële weerbaarheid van huishoudens te versterken – heb ik
vorig jaar vanwege de gevolgen van de coronacrisis de maximale kredietvergoeding3 op jaarbasis tijdelijk verlaagd van 14 naar 10 procent. Hiermee wordt geborgd dat
consumenten tegen lagere maandlasten geld kunnen lenen.4 In deze brief informeer ik u, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming en de
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dat ik de crisismaatregel verleng tot
1 september 2021. Tevens informeer ik u over mijn voornemen om de wettelijke verificatieplicht
voor kredietverstrekkers te verlagen. Dit is het kredietbedrag waarboven een kredietverstrekker
de financiële situatie van consumenten moet controleren. Ik wil dat bedrag verlagen
van 1.000 euro naar 250 euro om consumenten beter te beschermen bij het afsluiten
van een klein krediet. Verder informeer ik u over de nieuwe meting van betalingsachterstanden
bij verzendhuiskredieten. Tot slot stuur ik u de uitkomsten van het onderzoek naar
de effecten van een structurele verlaging van de maximale kredietvergoeding, zoals
toegezegd in mijn brief van 27 oktober 2020.5
Verlengen tijdelijke crisismaatregel
In augustus 2020 heb ik de maximale kredietvergoeding in verband met de coronacrisis
tijdelijk verlaagd van 14 naar 10 procent op jaarbasis.6 Deze crisisregeling duurt in ieder geval tot 1 maart a.s. en kan onder het besluit
van augustus eenmaal met nog maximaal zes maanden worden verlengd. Omdat de crisis
nog steeds gaande is, maak ik van deze mogelijkheid tot verlenging gebruik. Consumenten
kunnen nog steeds een verlies van inkomen ondervinden door de crisis en behoefte hebben
aan krediet. Door de crisismaatregel te verlengen, blijven de kosten van krediet lager
en worden consumenten dus ook beter beschermd tegen de hoge kosten van krediet. De
maximale kredietvergoeding zal tot 1 september 10 procent op jaarbasis blijven. Dit
betekent dat ook kredieten die na 1 maart aanstaande worden afgesloten of nieuwe opnames
binnen de kredietlimiet van reeds afgesloten doorlopende kredieten, worden verstrekt
tegen maximaal het verlaagde rentepercentage. Ik zal – indien de gevolgen van de crisis
hiertoe aanleiding geven – een nieuw besluit voorbereiden om de kredietvergoeding
ook na 1 september langer tijdelijk te verlagen.
Nieuwe cijfers betalingsachterstanden verzendhuiskredieten
Op 5 januari 2020 heb ik uw Kamer geïnformeerd over cijfers van het BKR over betalingsachterstanden
bij verzendhuiskredieten.7 Verzendhuiskrediet is krediet dat is verstrekt door verzendhuizen (postorderbedrijven)
in de vorm van doorlopend krediet. Hoewel ik toen positieve ontwikkelingen bij aanbieders
heb geconstateerd, waren mijn zorgen over de verzendhuiskredieten, en de mate waarin
mensen door het aangaan van deze kredieten in financiële problemen kunnen komen, op
dat moment nog niet weggenomen. Ik heb dan ook toegezegd achterstanden bij verzendhuiskredieten
opnieuw te meten en te bezien of maatregelen van aanbieders leiden tot een (structurele)
verlaging van achterstanden, of dat aanvullende maatregelen nodig zijn.
Ik heb bij BKR opnieuw cijfers opgevraagd over betalingsachterstanden bij verzendhuiskredieten.
Hieruit blijkt dat het percentage kredieten met een achterstand over de gehele periode
is afgenomen tot 24,1 procent in juli 2020 (tabel 1).8 Dit was 33,8 procent in mei 2017. Het absolute aantal verzendhuiskredieten met een
betalingsachterstand is opnieuw afgenomen ten opzichte van de vorige meting in januari
2019 (–11%). Ook is na de vorige meting het maandelijks aantal nieuwe verzendhuiskredieten
met een achterstand verder gedaald (figuur 1). Ik vind het positief dat deze trend
zich doorzet.
Tabel 1: betalingsachterstanden bij verzendhuiskredieten.
Verzendhuiskrediet
Ultimo mei 2017
Ultimo jan 2019
Ultimo jul 2020
Aantal uitstaande kredieten
613.208
486.489
466.961
Aantal kredieten met betalingsachterstand
207.379
126.514
112.404
% Kredieten met betalingsachterstand
33,8%
26,0%
24,1%
Figuur 1: aantal nieuwe betalingsachterstanden bij verzendhuiskredieten per maand.
De maatregelen die aanbieders hebben genomen om achterstanden terug te dringen lijken
dus hun vruchten af te werpen.9 Bij het voorkomen van betalingsachterstanden spelen de leennormen ten behoeve van
verantwoorde kredietverstrekking een belangrijke rol. De Nederlandse Vereniging van
Banken (NVB) en de Vereniging van Financieringsmaatschappijen in Nederland (VFN) hebben
de leennormen in gedragscodes uitgewerkt.10 De NVB en VFN hebben in overleg met de AFM en het Nibud gewerkt aan een nieuwe methodiek
waarmee de financiële situatie van de klant preciezer in kaart wordt gebracht. Zo
zullen bijvoorbeeld ook de daadwerkelijke kosten voor kinderopvang en de auto worden
betrokken in het bepalen van de leenruimte. Hierdoor sluit het krediet beter aan op
wat klanten financieel kunnen dragen. De nieuwe methodiek zal op 1 april 2021 in werking
treden.11 Ik vind het goed dat kredietverstrekkers zelf maatregelen nemen om overkreditering
en de kans op problematische schulden tegen te gaan. Met de aanscherping van de leennormen
hebben zij een grote en belangrijke stap gezet.
Tegelijk zijn mijn zorgen over verzendhuiskredieten nog niet volledig weggenomen.
Ik noem twee elementen in het bijzonder. Allereerst blijkt dat 75 procent van de verzendhuiskredieten
met een betalingsachterstand is afgesloten voor 2015. Bijna 40 procent is zelfs afgesloten
voor 2010. Voor een groot deel van deze kredietovereenkomsten zijn de vorderingen
verkocht aan schuldopkopers. Ik vind het zorgelijk dat mensen zo lang met betalingsachterstanden
blijven zitten, zeker in het licht van de vaak kleine oorspronkelijke kredietbedragen
waar het hier om gaat. De VFN heeft mij toegezegd samen met haar leden-verzendhuizen
en alle betrokken partijen het gesprek aan te gaan om te trachten het aantal oude
overeenkomsten met achterstanden substantieel naar beneden te brengen. Ik juich dit
initiatief toe en ik zal monitoren wat hier de resultaten van zijn.
Ten tweede valt het op dat betalingsachterstanden vaker voorkomen bij kredieten kleiner
dan 1.000 euro.12 Dit is opmerkelijk, want juist bij deze kleine kredieten is het maandbedrag laag;
je zou juist verwachten dat mensen vaker in de problemen komen bij grotere kredieten
met hogere maandbedragen. Mogelijk komt dit doordat de kredietwaardigheid van de consument
door de kredietverstrekker niet goed wordt getoetst of het inkomen niet correct wordt
opgegeven. Kredietverstrekkers hebben pas vanaf een kredietbedrag van 1.000 euro een
wettelijke verplichting om de financiële situatie van de consument te verifiëren13, bijvoorbeeld aan de hand van een loonstrook. Om ook consumenten te beschermen die
een krediet afsluiten van minder dan 1.000 euro, wil ik deze wettelijke verificatieplicht
verlagen naar 250 euro.14 Ik wil dat kredietaanbieders vanaf dit verlaagde bedrag gaan toetsen en verifiëren
of het krediet wel aansluit bij de financiële situatie van de consument.
Structurele verlaging van de maximale kredietvergoeding
Ik heb SEO Economisch Onderzoek gevraagd om onderzoek te doen naar de effecten van
een structurele verlaging van de maximale kredietvergoeding, waaronder het effect
van een verlaging op de vraag naar en het aanbod van krediet.15 Het onderzoeksrapport is als bijlage bij deze brief opgenomen.16 Ik geef de uitkomsten van dit onderzoek hieronder op hoofdlijnen weer.
Opbouw kredietvergoeding
De kredietvergoeding omvat een vergoeding voor financieringskosten, operationele kosten,
een risicopremie en een winstmarge. Kleine kredieten kennen hogere operationele kosten
omdat de vaste kosten moeten worden terugverdiend met een lager kredietbedrag. Verstrekkers
van grotere leningen (banken en financieringsmaatschappijen) hebben doorgaans lagere
financieringskosten dan aanbieders van relatief kleinere (online) goederenkredieten.17 De onderzoekers vonden geen aanwijzingen dat grote overwinsten worden behaald bij
het verstrekken van krediet waarbij de rente gelijk is aan of dichtbij de maximale
kredietvergoeding van nu tijdelijk 10 procent. Voor een deel van het aanbod van kleine
kredieten is de winst waarschijnlijk licht negatief.18 Bij een maximale kredietvergoeding van 14 procent zijn ook kleinere (online) goederenkredieten
duidelijk winstgevend.
Effect op aanbod van krediet
Uit het onderzoek blijkt dat de rente van relatief kleine kredieten bij een verlaging
van de maximale kredietvergoeding als eerste moet worden verlaagd. Het betreft kredieten
tot doorgaans € 2.500 zoals roodstand, (online) goederenkrediet en creditcardleningen
waarbij – voorafgaand aan de tijdelijke verlaging – rentes van meer dan 12 procent
werden gehanteerd. Voor deze kredieten komt bij verlaging van de maximale kredietvergoeding
de winstmarge als eerste onder druk te staan, waardoor aanbieders zullen proberen
kosten te beperken. Hoe groter de verlaging van de maximale kredietvergoeding, hoe
waarschijnlijker het is dat aanbieders in de huidige vorm geen winst meer kunnen maken
en als gevolg daarvan hun voorwaarden aanpassen, zoals verhoging van de minimale looptijd
of het minimum kredietbedrag, of dat ze dat segment verlaten. Bij bepaalde kredieten
worden mogelijk kosten van gekoppelde producten verhoogd, zoals de kosten van het
betaalproduct dat is gekoppeld aan een creditcard of van de goederen die worden gekocht
met een (online) goederenkrediet. Bij een verlaging naar bijvoorbeeld 10 procent moeten
tevens enkele gemeentelijke kredietbanken de rentes voor sociale kredieten en saneringskredieten
verlagen. Voor kredietbanken die zelfstandig kostendekkend moeten zijn, kan een structurele
verlaging mogelijk impact hebben op hun dienstverlening.
Effect op vraag naar krediet
De onderzoekers concluderen dat een verlaging van de maximale kredietvergoeding naar
10 procent waarschijnlijk niet of nauwelijks effect heeft op de vraag naar krediet.
Bij de kleine kredieten die als eerste worden geraakt door een verlaging, is de vraagzijde
minder gevoelig voor de rente dan bij grotere kredieten. Dit komt doordat kleine kredieten
vaak worden gebruikt als gemaksproduct, denk aan roodstand of creditcard, of uit noodzaak
zoals bij een (online) goederenkrediet. Hoe groter de verlaging van de kredietvergoeding,
hoe meer grotere kredieten worden geraakt en hoe meer consumenten daarmee maandelijks
op de kosten van het krediet kunnen besparen. Consumenten zullen daardoor dan mogelijk
sneller geneigd zijn om (meer) te lenen.
Neveneffecten
In de veronderstelling dat de vraag naar krediet gelijk blijft, maar een deel van
het aanbod wegvalt bij een lagere vergoeding, zien de onderzoekers bij een (forse)
verlaging van de maximale kredietvergoeding vooral neveneffecten die samenhangen met
een verschuiving van de vraag naar andere vaak duurdere producten, zoals mogelijkheden
tot uitgesteld betalen en huren. Dat kan negatieve gevolgen hebben voor consumenten
die (tijdelijk) afhankelijk zijn van krediet.
In mijn brief van 18 mei jl. over de tijdelijke verlaging van de maximale kredietvergoeding
schreef ik dat het verlagen van de kredietvergoeding vraagt om het vinden van de juiste
balans tussen betere consumentenbescherming en beperking van de kans op het intreden
van onwenselijke effecten.19 Hier heeft het Nibud mij in een notitie ook op gewezen. In het onderzoeksrapport
van SEO Economisch Onderzoek is nu uitgebreid beschreven wat de mogelijke effecten
zijn van een structurele verlaging van de kredietvergoeding met diverse procentpunten.
Zoals hierboven kort is samengevat, kan een (forse) verlaging van de kredietvergoeding
ook negatieve gevolgen hebben. Deze negatieve gevolgen kunnen zowel zien op het aanbod
van met name kleiner krediet, als op de consument zelf. Op basis van het onderzoek
blijkt niet onomstotelijk bij welk percentage de juiste balans tussen gewenste en
ongewenste effecten gevonden is. Daarom laat ik een keuze voor het structureel verlagen
van de maximale kredietvergoeding over aan een volgend kabinet.
Vervolg
Met het verlengen van de crisismaatregel blijft de maximale kredietvergoeding tot
1 september maximaal 10 procent. Dit helpt huishoudens die als gevolg van de huidige
pandemie een verlies van inkomen ervaren en behoefte hebben aan krediet. Daarnaast
zijn er de laatste jaren de nodige inspanningen gedaan om betalingsachterstanden terug
te dringen. De nieuwe cijfers laten zien dat dat lukt. Toch is verdere actie nodig
om de achterstanden nog verder terug te dringen. De sector heeft zelf, samen met de
AFM en het Nibud, een stap gezet door de aanscherping van de leennormen die ervoor
zorgt dat krediet beter aansluit op wat klanten financieel kunnen dragen. De leennormen
zijn een belangrijk instrument om te voorkomen dat consumenten door het afsluiten
van consumptief krediet in de problemen komen.
Uit de cijfers van BKR blijkt dat veel van de huidige achterstanden zien op oude overeenkomsten.
Het is onwenselijk dat deze achterstanden zo lang blijven slepen. Ik verwelkom dan
ook het initiatief van VFN om te trachten het aantal oude overeenkomsten met achterstanden
substantieel naar beneden te brengen. Ik blijf dit monitoren.
De komende tijd ga ik de benodigde stappen voorbereiden om de wettelijke verificatieplicht
te verlagen naar 250 euro.20 Met het toevoegen van deze extra waarborg voor verantwoorde kredietverstrekking geef
ik ook invulling aan de motie van het lid Kuzu c.s.21 over het bemoeilijken van het opbouwen van schulden.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
Indieners
-
Indiener
W.B. Hoekstra, minister van Financiën