Brief regering : Ontwikkelingen in de bevolkingsonderzoeken kanker
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
Nr. 508 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 november 2020
De jaarlijkse monitors van de bevolkingsonderzoeken naar baarmoederhalskanker, borstkanker
en darmkanker over 2019 zijn beschikbaar en treft u bij deze brief aan1. Deze bevolkingsonderzoeken zijn goed lopende programma’s die veel gezondheidswinst
opleveren. Ze kennen wel een aantal aandachtspunten. Een daarvan is de heel langzaam
teruglopende deelname. Dit vraagt om blijvende inzet. Daarnaast is er een voortdurende
inzet op verbetering van de programma’s, zodat deze in de pas blijven lopen met de
wetenschappelijke ontwikkelingen. Met een goede inzet van informatietechnologie, moderne
screeningsmethoden en met behulp van evaluaties worden deze uitdagingen aangepakt.
Hieronder neem ik u mee in alle ontwikkelingen. Allereerst ga ik in op de monitors
en de belangrijkste aandachtspunten daarin. Vervolgens ga ik op een aantal specifieke
thema’s in die binnen de bevolkingsonderzoeken spelen. Tot slot ga ik in op de grote
invloed die de COVID-19 pandemie heeft op de bevolkingsonderzoeken.
Resultaten van de bevolkingsonderzoeken
Monitor Baarmoederhalskanker 2019
Het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker richt zich op cliënten van 30 tot 60 jaar.
Cliënten in de doelgroep ontvangen periodiek een uitnodiging voor een onderzoek. Het
onderzoek bestaat uit afname via een uitstrijkje en de test op de aanwezigheid van
het hoog risico Humaan Papilloma Virus (hierna hrHPV). Alternatief voor deelnemers
die moeite hebben met het afnemen van een uitstrijkje en aangegeven hebben hier prijs
op te stellen is de zelfafnameset (hierna ZAS). Voor deelnemers met een testuitslag
die hrHPV positief is, volgt een cytologisch onderzoek.
De belangrijkste resultaten die de monitor laat zien zijn:
• De deelnamegraad in 2019 was 56,0%. De deelnamegraad was daarmee lager dan in 2018
en 2017 (respectievelijk 57,6% en 57,0%).
• Van de deelnemers nam 8,6% deel door middel van een ZAS. Dit is een toename ten opzichte
van vorig jaar (6,8%).
• Bij 9,8% van de deelnemers werd hrHPV gevonden. De meeste hrHPV positieve bevindingen
werden gedaan bij de jonge deelnemers. Het percentage hrHPV positieve bevindingen
loopt iets op vanaf 2017.
• In 2019 werden 13.500 deelnemers doorverwezen naar de gynaecoloog. Dit is 3% van het
totaal aantal deelnemers en 31,0% op basis van alle hrHPV positieve deelnemers bij
wie cytologie is uitgevoerd.
• Bij 5.000 personen werd een voorstadium van baarmoederhalskanker (CIN 2+) gevonden,
dat is 1,1% van alle deelnemers.
Het jaar 2019 is het derde jaar dat het vernieuwde bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker
is uitgevoerd. Net zoals in de twee voorgaande jaren laat de monitor zien dat de vernieuwing
ertoe leidt dat relevante afwijkingen beter worden opgespoord. Dit verlaagt het risico
op baarmoederhalskanker bij de deelnemers en levert extra gezondheidswinst op. Het
gebruik van de ZAS neemt nog steeds toe. Het vervallen van de wachttijd voor het opsturen
van de ZAS na het aanvragen daarvan zal hieraan bijgedragen hebben.
Op basis van de resultaten van het bevolkingsonderzoek van de afgelopen jaren is onderzocht
hoe het aantal niet relevante doorverwijzingen teruggedrongen kan worden. Daarnaast
blijft het langzaam maar gestaag teruglopen van het bereik een punt van zorg. Om dit
tegen te gaan is onderzocht welke mogelijkheden er zijn om drempels voor deelname
verder te verlagen door een verbreding van de inzet van de ZAS. Nu mogelijkheden voor
verbetering van zowel de inzet van de ZAS als het verminderen van niet relevante doorverwijzingen
in beeld zijn gebracht, ga ik de Gezondheidsraad vragen te adviseren over scenario’s
ter verbetering van het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. Aan de hand van
het advies besluit ik over verdere maatregelen om onnodige drempels voor deelname
weg te nemen. Deze kunnen worden uitgevoerd, zodra de nieuwe aanbestedingen (die nu
van start gaan) afgerond zijn.
Monitor Borstkanker 2019
Voor het bevolkingsonderzoek borstkanker worden cliënten tussen 50 en 75 jaar om de
twee jaar uitgenodigd om röntgenfoto’s van hun borsten (mammografie) te laten maken.
De röntgenfoto’s worden beoordeeld door screeningsradiologen. Bij een afwijking op
de foto worden deelnemers doorverwezen voor nader onderzoek in een ziekenhuis. De
monitor voorziet in gegevens over zowel de deelname aan het bevolkingsonderzoek over
de jaren 2018 en 2019, alsook over de (medische) uitkomsten van deelname over de jaren
2017 en 2018. Dit onderscheid is erin gelegen dat de tijd tussen een verwijzing na
screening en het definitieve resultaat van vervolgonderzoek ertoe leidt dat collectieve
gegevens over medische uitkomsten een jaar later beschikbaar komen.
De belangrijkste resultaten die de monitor laat zien zijn:
• De deelnamegraad blijft een lichte, maar constante daling vertonen van 78,8% in 2014
naar 75,7% in 2019.
• Het gemiddelde screeningsinterval is gestegen van 23,1 maanden in 2017 naar 25,1 maanden
in 2019.
• Het verwijscijfer per 1000 deelnemers voor een vervolgonderzoek was 2,2% in 2018 en
2,4% in 2019.
• Het aantal fout-positieve uitslagen per 1000 gescreende deelnemers is licht gedaald
van 16,3 in 2017 naar 15,7 in 2018 terwijl de voorspellende waarde van de screening
over deze jaren licht is gestegen van 29% naar 30%.
• Het eigenlijke detectiecijfer – het aantal gevonden kankers door de screening per
1.000 deelnemers – is nagenoeg gelijk gebleven: 6,6 per 1.000 gescreende deelnemers
in 2017 en 6,7 in 2018. In absolute aantallen werd er 2017 door de screening bij 6.812
deelnemers kanker ontdekt (0,66% van de deelnemers); in 2018 was dit bij 6.519 deelnemers
het geval (0,67% van de deelnemers).
Het percentage uitgenodigde cliënten is gedaald en de screeningsintervallen zijn toegenomen.
Dit wordt grotendeels verklaard door een toenemend tekort aan screeningslaboranten,
waardoor de capaciteit van de onderzoekscentra kleiner werd. Hierover heb ik uw Kamer
op 9 september 20192 en 20 december 20193 geïnformeerd. Daarnaast werd een nieuw ICT-systeem ingevoerd, waardoor onderzoekscentra
ongeveer 2 weken niet operationeel waren.
Uit de monitor blijkt het belang van het blijven meedoen aan het bevolkingsonderzoek.
Bij cliënten die voor de eerste keer meedoen zijn meer doorverwijzingen te zien (5,9%)
dan bij de vervolgrondes (1,9%). Dit verschil wordt veroorzaakt doordat bij de eerste
screening er nog geen beelden aanwezig zijn uit eerdere rondes. Beelden van eerdere
rondes maken bij een volgende ronde een betere beoordeling mogelijk of doorverwijzen
nodig is. De in dit verband relevante deelnametrouw aan het bevolkingsonderzoek vertoont
een minieme daling van 0,8% over de laatste 5 jaar, maar is met 91,0% nog steeds hoog
te noemen.
Monitor Darmkanker 2019
Het bevolkingsonderzoek darmkanker is voor mannen en vrouwen van 55 tot en met 75
jaar. Zij ontvangen elke twee jaar een uitnodiging. Het bevolkingsonderzoek bestaat
uit een ontlastingstest die bloed in de ontlasting meet. Bij een ongunstige testuitslag
(een hoeveelheid bloed in de ontlasting die boven de afkapwaarde ligt) wordt de deelnemer
uitgenodigd voor een intakegesprek en volgt er een kijkonderzoek van de darm (coloscopie).
De belangrijke resultaten die de monitor laat zien zijn:
• De deelnamegraad in 2019 aan het bevolkingsonderzoek was 71,5%. Er deden in totaal
ruim 1,5 miljoen mensen mee.
• Van deze 1,5 miljoen deelnemers hadden 67.000 deelnemers (4,3%) een ongunstige uitslag
van de ontlastingstest en werden doorverwezen voor het kijkonderzoek van de darm.
• Er werden ruim 3.000 darmtumoren en ruim 18.000 vergevorderde poliepen (advanced adenomen)
gevonden.
Dat is in totaal 36,7% van de deelnemers die na een ongunstige ontlastingstest een
kijkonderzoek van de darm ondergingen.
• Per 1.000 deelnemers die een ontlastingstest deden, hadden 2 deelnemers darmkanker
en 11,5 deelnemers een vergevorderde poliep.
• De wachttijd voor de intake van een kijkonderzoek van de darm was bij 94,7% van de
deelnemers minder dan 15 werkdagen. Dit is een gunstige ontwikkeling ten opzichte
van 2018 (73,7%).
Het bevolkingsonderzoek is in 2014 gestart en is gefaseerd ingevoerd. 2019 betreft
het eerste jaar waarin de totale doelgroep kon worden uitgenodigd. De deelnemers in
2019 bestonden daarmee uit personen die voor het eerst een uitnodiging ontvingen en
uit personen die voor een tweede of derde vervolgronde zijn uitgenodigd, voor een
kleine groep betrof het de vierde keer. Er tekenen zich daarbij een aantal trends
af, waarbij ook een onderscheid te maken valt tussen mannen en vrouwen.
Vrouwen doen meer mee dan mannen, zowel naar verhouding als absoluut. In totaal namen
in 2019 742.210 mannen en 826.301 vrouwen deel. Bij mannen bedroeg de deelnamegraad
respectievelijk 62%, 68% en 74% voor de eerste, tweede en derde ronde. Bij vrouwen
waren deze percentages respectievelijk 71%, 73% en 77%. De leeftijd speelt ook een
rol bij de deelname. Binnen de leeftijdsgroep 55–59 jaar steeg de deelnamegraad van
de eerste naar de tweede ronde; binnen de leeftijdsgroepen 65–69 jaar en 70–74 jaar
steeg de deelnamegraad van de tweede naar de derde ronde. Voor de totale deelname
is vanaf 2016 een lichte daling te zien van 73,2% naar 71,5% in 2019. Dit komt doordat
met het uitrollen van het bevolkingsonderzoek steeds jongere groepen deelnemers aan
de screeningsgroep zijn toegevoegd. Omdat de deelnamegraad lager ligt bij jongere
personen is de deelname van de totale screeningsgroep gedaald.
Mannen worden meer doorverwezen voor een kijkonderzoek van de darm dan vrouwen. In
2019 werden in totaal 38.391 mannen verwezen, waarbij het verwijscijfer respectievelijk
5,1%, 5,1% en 5,3% bedroeg in de eerste, tweede en derde ronde. Het aantal doorverwezen
vrouwen bedroeg 29.000, en met een stijgende lijn van verwijzing per ronde van respectievelijk
3,4%, 3,5% en 3,6%. Bij mannen wordt ook vaker een darmkanker of een vergevorderde
poliep vastgesteld dan bij vrouwen. Per 1.000 mannen hebben er 17,5 darmkanker of
een vergevorderde poliep; per 1.000 vrouwen betreft dat 9,9. Dit getal wordt het detectiecijfer
genoemd.
Een vergelijking tussen de uitnodigingsrondes toont dat de zogenaamde «Positief Voorspellende
Waarde» afneemt in latere rondes, ten opzichte van de eerste ronde. Dit houdt in dat
het aantal deelnemers waarbij relevante bevindingen (darmkanker of vergevorderde poliepen)
gevonden worden, ten opzichte van het totaal aantal deelnemers met een ongunstige
uitslag van de ontlastingstest, daalt. Dit ligt in de lijn der verwachting: er worden
minder afwijkingen gevonden in de vervolgrondes doordat deze in de eerdere uitnodigingsronde
reeds gevonden en behandeld zijn.
Verbeteringen en ontwikkelingen in de bevolkingsonderzoeken
Deelname
De afgelopen jaren zien we een langzame daling in de deelname aan bevolkingsonderzoeken
naar baarmoederhalskanker en borstkanker. Voor darmkanker is het nog te vroeg om iets
te kunnen zeggen over een eventuele trend in de deelname. Voor het bevolkingsonderzoek
baarmoederhalskanker is naar aanleiding van de dalende deelnamegraad specifiek onderzocht
wat redenen en ervaren barrières zijn. Over het algemeen zijn vrouwen zeer tevreden
over de uitvoering van het bevolkingsonderzoek en hebben zij een heel hoge intentie
tot deelname. De meest genoemde concrete reden om toch niet deel te nemen aan het
bevolkingsonderzoek is dat het uitstrijkje vervelend lijkt, met angst voor gêne en
pijn. Daarnaast wordt aangegeven «dat het er niet van komt» en dat men bang is voor
de uitslag. De uitkomsten van het onderzoek worden meegenomen om de toegankelijkheid
te verbeteren. Hierbij komt specifieke aandacht voor de eerst genodigden (30-jarigen),
omdat hun deelname nu het laagste is.
Voor alle drie de bevolkingsonderzoeken geldt dat het kunnen maken van een goed geïnformeerde
keuze om wel of niet deel te nemen voorop staat. Het is geen doel op zich om zo veel
mogelijk mensen aan het bevolkingsonderzoek te laten deelnemen, al wordt dan wel op
bevolkingsniveau de meeste gezondheidswinst behaald. Voor een individuele deelnemer
kan het bevolkingsonderzoek groot voordeel hebben, indien kanker in een vroeg stadium
wordt ontdekt en daardoor beter kan worden behandeld. Tegelijkertijd loopt een deelnemer
wel een risico onnodig te worden doorverwezen en daardoor overbodige onderzoeken of
behandelingen te ondergaan. De voorlichting rond de bevolkingsonderzoeken is erop
gericht mensen te helpen een goede afweging te maken tussen de mogelijke voor- en
nadelen, zodat ze een goed geïnformeerde keuze kunnen maken om wel of niet deel te
nemen. Het RIVM verkent de komende periode of de communicatie over de bevolkingsonderzoeken
naar kanker kan worden verbeterd om mensen beter te ondersteunen bij het maken van
die keuze. Daarbij moet oog zijn voor de grote verscheidenheid onder de deelnemers
waar het gaat om persoonlijke omstandigheden en gezondheidsvaardigheden. Zo wordt
specifiek materiaal ontwikkeld voor laaggeletterden en mensen met lage gezondheidsvaardigheden.
Vernieuwing IT-systeem
Sinds medio 2019 zijn alle drie de bevolkingsonderzoeken aangesloten op hetzelfde
IT-systeem ScreenIT. Aan dit systeem is ook een digitaal portaal gekoppeld waarin
genodigden hun afspraken voor het bevolkingsonderzoek kunnen beheren. Via dit systeem
kunnen deelnemers ook hun bezwaar aangeven tegen gebruik van hun screeningsgegevens
voor wetenschappelijk onderzoek om de bevolkingsonderzoeken te verbeteren. Voor het
ontsluiten van de gegevens conform de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens
in de zorg is het nu mogelijk om dit aan te vragen bij de screeningsorganisaties.
In 2021 wordt onderzocht wat nodig is om verder te kunnen aansluiten bij de landelijke
ontwikkelingen zoals de persoonlijke gezondheidsomgeving.
MRI in het bevolkingsonderzoek borstkanker
Op 27 november 20194 heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn verzoek aan de Gezondheidsraad voor een advies
over de inzet van een MRI in bevolkingsonderzoek borstkanker voor cliënten met zeer
dicht borstweefsel, aanvullend op de gebruikelijke mammografie. Aanleiding waren de
verwachtingvolle resultaten uit de zogenaamde DENSE-studie. Gelijktijdig heb ik het
RIVM opdracht gegeven om de uitvoeringsconsequenties in kaart te brengen. Op 6 oktober
jl. heeft de Gezondheidsraad zijn advies uitgebracht5. De verkorte uitvoeringstoets van het RIVM is op dezelfde dag gepubliceerd. De Gezondheidsraad
adviseert om het bevolkingsonderzoek borstkanker (nu) niet uit te breiden met MRI.
Aanvullend gebruik van MRI bij cliënten met zeer dicht borstweefsel signaleert vaker
borstkanker dan alleen mammografie, maar leidt ook tot meer foutpositieve uitslagen
en tot meer overdiagnose en overbehandeling. De voordelen wegen daarmee voor de Gezondheidsraad
nauwelijks op tegen de nadelen. De Gezondheidsraad ziet in de CEM-techniek (mammografie
met een contrastmiddel) op korte termijn een eenvoudiger en goedkoper alternatief.
De raad adviseert om daar een proefbevolkingsonderzoek voor op te zetten als onderdeel
van een bredere samenhangende onderzoeksaanpak. Die zou niet alleen gericht moeten
zijn op cliënten met zeer dicht borstweefsel, maar op alle cliënten in het bevolkingsonderzoek
borstkanker. Tevens adviseert de Gezondheidsraad om binnen enkele jaren het volledige
bevolkingsonderzoek naar borstkanker te evalueren. De verkorte uitvoeringstoets van
het RIVM betreft in eerste instantie de gevolgen van invoering van MRI als aanvullende
techniek. De toets bevat echter ook handzame informatie die relevant is indien het
alternatief van de CEM-techniek verder wordt onderzocht. Mijn streven is om, conform
uw verzoek, mijn standpunt op het advies aan uw Kamer te sturen voor het Algemeen
Overleg Preventie van 3 december 2020. In mijn standpunt zal ik ook ingaan op de uitvoeringstoets
van het RIVM.
Leeftijdsgrenzen bevolkingsonderzoek darmkanker
In mijn reactie op het advies van de Gezondheidsraad «Afkapwaarde in bevolkingsonderzoek
darmkanker» dd. 2 september 20196 heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn voornemen voor een integrale evaluatie van
het bevolkingsonderzoek darmkanker. De Gezondheidsraad zal in 2021 met de evaluatie
aan de slag gaan. In mijn antwoord op de vraag van het Kamerlid Hermans op 3 februari
2020 heb ik aangegeven dat deelnameleeftijd aan het bevolkingsonderzoek – waaronder
een eventuele verlaging van 55 naar 50 jaar – ook onderdeel van deze evaluatie zal
zijn. Op 8 september heeft de actiegroep «Red 1000 levens» een petitie aan uw vaste
Kamercommissie VWS aangeboden om niet te wachten tot de evaluatie in 2021, maar de
leeftijdsgrens zo snel als mogelijk tot 50 jaar te verlagen. Ik sta ervoor open de
leeftijdsgrens te wijzigen, mits de voordelen in termen van geredde levens ook opwegen
tegen de nadelen van overbodig vervolgonderzoek en behandeling. Een verlaging naar
50 jaar betekent uitbreiding van het programma met een groep van meer dan 1,2 miljoen
personen.
Een mogelijke keuze voor een dergelijke majeure operatie wil ik kunnen nemen op basis
van zorgvuldige afwegingen die het totaal van effectiviteit en de doelmatigheid van
het programma betreffen. In de voorgenomen evaluatie zullen daartoe ook andere relevante
aspecten worden betrokken – zoals de bovengenoemde afkapwaarde en de mogelijkheden
tot risicostratificatie – en in samenhang met elkaar worden bekeken. De uitkomsten
van de evaluatie en eventuele adviezen over het aanpassen van het huidige uitnodigingsbeleid
kunnen in één worden bezien en eventueel doorgevoerd.
Actualiteiten
Nevenbevindingen bij bevolkingsonderzoek borstkanker
Het afgelopen jaar is verschillende keren met uw Kamer gecommuniceerd over nevenbevindingen
bij het bevolkingsonderzoek borstkanker. Het meest recent is mij door middel van een
motie van lid Ploumen van 24 juni 20207 gevraagd te onderzoeken hoe ervoor kan worden gezorgd dat vrouwen met een implantaat,
waarbij nevenbevindingen zijn die kunnen wijzen op (dreigende) gezondheidsschade,
de gelegenheid wordt geboden dit met de huisarts te bespreken.
Op de eerste plaats is het een goed idee als vrouwen, waarbij in het bevolkingsonderzoek
borstkanker een nevenbevinding is gevonden met betrekking tot een implantaat, die
kan wijzen op dreigende gezondheidsschade, hierover in gesprek treden met de huisarts.
Naar aanleiding van de motie heb ik overleg gevoerd met het RIVM. Het RIVM heeft overlegd
met de betrokken beroepsgroepen. Mede in vervolg op de (maatschappelijke) aandacht
die is besteed aan de problematiek van vrouwen met gezondheidsschade als gevolg van
implantaten, hebben beroepsgroepen de Richtlijn Borstvergroting uit 2014 heroverwogen.
Dit heeft geresulteerd in de publicatie van de herziene Richtlijn Borstprothesechirurgie
op 16 oktober jl. De richtlijn is het initiatief van de Nederlandse Vereniging voor
Plastische Chirurgie, en in samenwerking met betrokken beroepsgroepen maar ook met
Patiëntenfederatie Nederland tot stand gekomen.
Eerder heb ik aangegeven dat het bevolkingsonderzoek borstkanker niet is bedoeld om
afwijkingen van borstimplantaten op te sporen of te beoordelen8. De herziene richtlijn onderstreept dat de verantwoordelijkheid voor controle en
begeleiding rondom een borstprothese en voor de initiatieven die daartoe genomen moeten
worden, primair bij de verantwoordelijke plastisch chirurg en de vrouw ligt. Het bevolkingsonderzoek
is geen controlemoment waarop zekerheid wordt geboden over de aanwezigheid en aard
van mogelijke andersoortige afwijkingen. Op de mammografie die in het bevolkingsonderzoek
wordt gemaakt, is namelijk vaak niet goed zichtbaar of er sprake is van een scheur
en/of lekkage van de aanwezige implantaten, en ook niet of hierdoor gezondheidsschade
kan ontstaan. De methode is daarmee niet geschikt om rupturen van de implantaten te
onderzoeken. De screeningsradiologen zullen conform deze richtlijn handelen bij de
beoordeling van borstfoto’s, en zullen daarom nevenbevindingen met betrekking tot
implantaten in principe niet melden.
Tegelijkertijd is het voorstelbaar dat als er wel iets wordt gezien dat mogelijk wijst
op (dreigende) gezondheidsschade, dit van belang is voor de deelneemsters. Daarom
zal de beoordelende radioloog in het bevolkingsonderzoek borstkanker toch de huisarts
informeren, indien de radioloog het zinvol acht dat er meer onderzoek naar een nevenbevinding
wordt gedaan. De vrouw mag hierbij vertrouwen op de kennis en kunde van de radioloog.
Vrouwen worden daarmee in de gelegenheid gesteld om met hun huisarts te overleggen
over de gerapporteerde nevenbevinding. Conform mijn toezegging in de brief van 12 juni
jl.9 is de informatie op de site van het RIVM aangepast. Er wordt nu helder uitgelegd
wanneer vrouwen op de hoogte worden gebracht van een nevenbevinding, of wanneer de
radioloog vindt dat de voordelen daarvan niet opwegen tegen de nadelen. Hiermee beschouw
ik de motie van Kamerlid Ploumen10 als afgedaan.
Capaciteit binnen het bevolkingsonderzoek borstkanker
Op dit moment geldt dat er in delen van Nederland een oplopend tekort is aan screeningslaboranten
voor het maken van borstfoto’s in het bevolkingsonderzoek borstkanker. Ik heb uw Kamer
hierover op 20 september 2019 en 20 december 2019 geïnformeerd11. Inmiddels is de Covid-19 epidemie gaande en dit heeft gevolgen voor het bevolkingsonderzoek
naar borstkanker (zie ook verder in deze brief). Na de herstart van dit bevolkingsonderzoek
moeten bij het nemen van de foto’s maatregelen genomen worden om te borgen dat deelnemers
1,5 meter afstand van elkaar kunnen houden, naast extra veiligheidsmaatregelen die
eveneens de dagcapaciteit beïnvloeden. Daarnaast is het ziekteverzuim bij laboranten
hoger dan normaal als gevolg van de afspraken dat iedereen met klachten thuisblijft,
totdat met een negatieve test op Covid-19 is aangetoond dat er geen risico meer is
op besmetting. Dit alles leidt ertoe dat het bevolkingsonderzoek borstkanker de komende
tijd met een lagere capaciteit te maken heeft. De screeningsorganisaties streven ernaar
80–90% van de normale capaciteit te realiseren en regionale knelpunten op te lossen
door over de grenzen van regio’s heen te werken. Dit laatste kan betekenen dat laboranten
verder reizen voor hun werk, maar ook dat deelnemers verder reizen om aan de screening
te kunnen deelnemen. Dit is erop gericht te zorgen dat cliënten in Nederland een zo
gelijkwaardig mogelijk aanbod aan screening hebben. Maar ook met deze maatregelen
blijft het onmogelijk om cliënten die deel willen nemen om de twee jaar te screenen.
In overleg met het RIVM heb ik daarom besloten de screeningsorganisatie de mogelijkheid
te bieden het uitnodigingsinterval tijdelijk te verruimen naar maximaal 3 jaar. Dit
schept ruimte om de capaciteit zo gelijkwaardig mogelijk te verdelen. Daarnaast kan
hiermee capaciteit vrij worden gemaakt om extra laboranten op te leiden, zodat op
de langere termijn de capaciteit kan worden geborgd.
Ik vind het belangrijk dat de capaciteit aan laboranten zo effectief mogelijk wordt
ingezet. Er zijn de afgelopen jaren een aantal ontwikkelingen geweest die van belang
kunnen zijn voor een optimale inrichting van de screening. Nieuwe beeldvormende technieken
en veranderingen in de incidentie en behandelbaarheid van de ziekte kunnen bijvoorbeeld
aanleiding zijn om het programma in de toekomst anders in te richten. Ik zal de Gezondheidsraad
vragen om mij te adviseren over optimalisatie van het programma, binnen de kaders
van de beschikbare capaciteit aan zorgprofessionals.
Longkanker
In mijn brief van 8 juli 2020 over preventie longkanker12 ben ik ingegaan op de resultaten van een onderzoek van het Erasmus MC waaruit zou
blijken dat screening op longkanker bij rokers en ex-rokers nuttig kan zijn. Hoewel
de uitkomsten inderdaad veelbelovend zijn, kent het uitbreiden van een dergelijk onderzoek
tot een landelijk bevolkingsonderzoek enkele belemmeringen in de uitvoering. Zo het
noodzakelijk dat de doelgroep goed kan worden afgebakend. Bij de NELSON-studie konden
mensen meedoen die zelf aangaven een bepaalde hoeveelheid sigaretten per dag te roken
of te hebben gerookt gedurende bijvoorbeeld 10 jaar. Het is lastig te bepalen wat
te doen als mensen ook wel minder sigaretten hebben gerookt, of gedurende een jaar
tijdelijk niet rookten. Waar we met de huidige bevolkingsonderzoeken naar kanker mensen
uit leeftijdscategorieën uitnodigen, zouden we bij longkanker mensen uitnodigen louter
op geleide van wat mensen zelf opgeven. Deze zelfopgave kan niet gecontroleerd worden
terwijl de criteria ook niet goed afgebakend kunnen worden. Omdat deze belemmeringen
voorlopig niet weggenomen kunnen worden, ligt invoering van een bevolkingsonderzoek
longkanker niet voor de hand. Ik heb in genoemde brief aangegeven dat daarom vooral
wordt ingezet op het ontmoedigen van roken als belangrijkste oorzaak van longkanker.
Bestuurlijke structuur bevolkingsonderzoeken kanker
In najaar 2019 is gestart met een traject tot een nieuwe bestuurlijke structuur van
de bevolkingsonderzoeken naar kanker om deze meer toekomstbestendig te maken. Op 17 april
201913 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de achtergronden. Het afgelopen jaar hebben de
betrokken partijen het Ministerie van VWS, het RIVM en de vijf regionale screeningsorganisaties
gewerkt aan een contourendocument voor een gewenste taak- en verantwoordelijkheidsverdeling
en een daarbij behorende optimale onderlinge bestuursstructuur. Wezenlijk onderdeel
daarbij is dat in de nieuwe bestuurlijke ordening de eigenlijke uitvoering van de
bevolkingsonderzoeken gebeurt door één landelijke organisatie in plaats van de huidige
vijf organisaties. Daartoe hebben de vijf regionale screeningsorganisaties een fusietraject
ingezet. Dit heeft geleid tot de bestuurlijk gefuseerde landelijke organisatie «Bevolkingsonderzoek
Nederland» per 1 september jl. De komende tijd zal de juridische fusie plaatsvinden.
VWS en RIVM zullen met Bevolkingsonderzoek Nederland met concrete praktische afspraken
invulling geven aan de contouren voor de onderlinge samenwerking. De verwachting is
dat het hele traject voor de zomer van 2021 is afgerond.
Caribisch Nederland
Op 20 december 201914 heb ik u geïnformeerd over de gestarte pilot borstkankerscreening en de verkenning
door het Centrum voor Bevolkingsonderzoek van het RIVM met een advies voor de uitvoering
en de organisatiestructuur van de pilots bevolkingsonderzoeken op Caribisch Nederland.
In de brief van 5 oktober jl.15 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten en evaluatie van de pilot. Hierin
heb ik ook een doorkijk gegeven naar de doelstellingen die ik de komende jaren wil
bewerkstelligen door een opdrachtverlening aan het RIVM, namelijk om te komen tot
het opzetten van een duurzame programmastructuur voor bevolkingsonderzoeken op Caribisch
Nederland, waarvan de basis uiterlijk 2022 staat.
COVID-19 pandemie
De COVID-19 pandemie heeft grote invloed gehad op de bevolkingsonderzoeken en heeft
dat nog steeds. U bent hierover op meerdere momenten geïnformeerd. De bevolkingsonderzoeken
zijn op 16 maart jl. tijdelijk gestopt.16 Hiermee is de druk op de reguliere zorg door verwijzingen vanuit de bevolkingsonderzoeken
tijdelijk verminderd. Zodra er weer ruimte in de reguliere zorg ontstond voor doorverwijzingen
vanuit de bevolkingsonderzoeken zijn deze weer van start gegaan, met als inzet om
zo snel mogelijk weer op volle sterkte te kunnen draaien.17 Randvoorwaarden hierbij waren de beschikbare capaciteit van de benodigde vervolgzorg
en de beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmiddelen om verantwoord te kunnen
screenen.18 Ook wordt gewerkt aan het waar mogelijk inlopen van de ontstane achterstanden.19
Alle drie de bevolkingsonderzoeken zijn voor de zomer weer gestart. De bevolkingsonderzoeken
naar baarmoederhalskanker en darmkanker worden inmiddels weer volledig uitgevoerd.
Het bevolkingsonderzoek borstkanker is op halve kracht gestart, is tussentijds opgeschaald
richting 75% en zal de komende tijd waar mogelijk verder opschalen (zie de alinea
«Capaciteit binnen bevolkingsonderzoek borstkanker»). Het bevolkingsonderzoek darmkanker
is inmiddels met de inhaalslag begonnen. Mits voldoende capaciteit in de zorg kunnen
de achterstanden eind eerste kwartaal 2021 zijn weggewerkt. Het bevolkingsonderzoek
baarmoederhalskanker werkt aan de inhaalslag, naar verwachting kan deze in 2021 plaatsvinden
en loopt deze in ieder geval nog door in 2022. Gezocht wordt naar mogelijkheden om
meer snelheid te maken.
Inmiddels komt de tweede COVID-golf over ons heen. Alles is erop gericht om te voorkomen
dat de bevolkingsonderzoeken weer stil komen te liggen. Het RIVM heeft samen met de
ketenpartners verschillende maatregelen uitgewerkt die kunnen worden ingezet wanneer
de reguliere zorg onder zodanige druk komt te staan dat minder vervolgzorg beschikbaar
is.
Dit geeft de mogelijkheid de bevolkingsonderzoeken bij te sturen om negatieve gevolgen
zo beperkt mogelijk te houden. Met de tweede golf loopt ook de deelname aan het bevolkingsonderzoek
baarmoederhalskanker terug. Deelnemers lijken terughoudend te zijn om de huisarts
te bezoeken om zich te laten screenen. Om dit te ondervangen krijgen deelnemers direct
de zelfafnameset als alternatief voor het uitstrijkje aangeboden.
Het RIVM verwacht eind dit jaar de eerste inzichten te hebben over de gevolgen van
het tijdelijk stopzetten van de bevolkingsonderzoeken. De monitors die volgend jaar
uitkomen zullen een uitgebreider inzicht geven in de gevolgen van de COVID-19 pandemie
voor de bevolkingsonderzoeken.
De COVID-19 pandemie heeft in 2020 directe en grote invloed gehad op de bevolkingsonderzoeken.
Positief is dat ondanks de onrust die dit met zich mee bracht de inzet op verbetering
en innovatie gewoon is doorgegaan. Ik heb grote waardering voor de inzet van alle
partijen in de keten die dit mogelijk hebben gemaakt.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis
Indieners
-
Indiener
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport