Brief regering : Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud 3, vaststellingsproces NOW 1 en wijzigingsregeling NOW 1 en 2
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 142 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 september 2020
1. Inleiding
Nederland is door de uitbraak van het COVID-19-virus vanaf begin dit jaar en de daarmee
verband houdende overheidsmaatregelen geconfronteerd met buitengewone omstandigheden
die een enorme impact hebben op het maatschappelijk leven in het algemeen en die ook
ingrijpende gevolgen hebben voor de arbeidsmarkt. De uitval van economische vraag
als gevolg van deze situatie heeft sinds medio maart een zware wissel getrokken op
de samenleving, op het bedrijfsleven en op de werkgelegenheid.
Het kabinet heeft de economie ondersteund met het eerste en tweede Noodpakket (Kamerstuk
35 420, nrs. 14 en 28). Eén van de onderdelen van de eerste twee noodpakketten betrof de Tijdelijke Noodmaatregel
Overbrugging voor Werkbehoud (NOW). Voor deze maatregel zijn twee afzonderlijke regelingen
getroffen, de NOW-1 en de NOW-2, waarbij de eerste regeling het mogelijk maakte een
tegemoetkoming in de loonkosten te ontvangen voor de maanden maart t/m mei 2020 en
de tweede regeling dit mogelijk maakte voor de maanden juni t/m september 2020.
Met de steun uit het eerste en tweede Noodpakket zijn veel bedrijven en burgers geholpen;
zij hebben in deze moeilijke tijden de ondersteuning gekregen die nodig was. Tegelijkertijd
is duidelijk dat de economische gevolgen van het COVID-19-virus langer bij ons zullen
blijven. Daarom is 28 augustus jl. een verlenging van de noodmaatregelen aangekondigd,
het zogenoemde Steun- en herstelpakket.1 Uw Kamer heeft hier op 29 september mee ingestemd. Daarbij is reeds duidelijk gemaakt
dat met ingang van 1 oktober 2020 de NOW wederom wordt verlengd, met drie keer drie
maanden, tot en met 30 juni 2021.
Vooruitlopend op de publicatie van de NOW-3 regeling – medio oktober – informeer ik
uw Kamer middels deze brief over de precieze voorwaarden van de NOW-3. Ik zal met
name nader ingaan op de onderwerpen die zijn veranderd ten opzichte van de NOW-1 en
2. Daarna besteed ik aandacht aan enkele wijzigingen die in de NOW-1 en 2 zijn aangebracht
en aan de opening van het vaststellingsloket voor de NOW-1 bij UWV op 7 oktober. Zoals
aangekondigd in de brief van de Minister van VWS van afgelopen maandag over extra
maatregelen rondom het covid-19-virus, blijft het kabinet in gesprek met de sociale
partners over het steun- en herstelpakket in brede zin. Dit overleg met hen is op
heel korte termijn gepland.
2. Nadere uitwerking NOW-3
Vanaf het begin van de COVID-19-crisis wordt er een uitzonderlijke prestatie geleverd
door het UWV, waar ik ze zeer erkentelijk voor ben. Met de invoering van de NOW-3
wordt de druk op het UWV niet minder. De NOW is zo vormgegeven dat op zeer korte termijn
een robuuste regeling kan worden uitgevoerd waarbij snelle ondersteuning van bedrijven
voorop staat. Ook na 7 maanden is dit nog steeds het uitgangspunt. Dit maakt dat er
weinig ruimte is om rekening te houden met bedrijfsspecifieke kenmerken of om gedetailleerde
voorwaarden te stellen. De NOW 3 lijkt daarom ook op zijn voorgangers. Achtereenvolgens
behandel ik het doel en vergoedingen binnen de NOW-3, de voorwaarden binnen de NOW-3
(ook ten opzichte van de NOW-2), de wijze waarop de omzetdaling en de loonsom worden
bepaald, de wijze van aanvraag en voorschotverlening, de vaststelling van de subsidie
en, ten slotte, misbruik en oneigenlijk gebruik.
a. Doel van de NOW en hoogte van de subsidie
Het voortzetten van de ondersteuning via de NOW biedt werkgevers en het personeel
dat bij hen in dienst is voor langere tijd zekerheid over de tegemoetkoming in de
loonkosten die zij kunnen verwachten. Die zekerheid is, gelet op de onzekere externe
omstandigheden in verband met het COVID-19-virus, van groot belang. Bedrijven blijven
dus ondersteund worden om deze crisis te overbruggen. Zo blijft ook de werkgelegenheid
zoveel mogelijk behouden.
Tegelijkertijd komt er binnen de NOW-3 meer ruimte voor werkgevers om hun bedrijfsvoering
aan te passen aan de nieuwe werkelijkheid. Naarmate de crisis langer duurt, moeten
bedrijven die langdurig omzetverlies lijden, ook de mogelijkheid krijgen om te kunnen
herstructureren. Was bij de introductie van de NOW-1 nog de verwachting dat de economie
zich na een (diep) dal snel zou herstellen, inmiddels is duidelijk, ook uit CPB-onderzoek2, dat het economisch herstel veel tijd en inspanningen zal vragen. Ook is de verwachting
dat er fundamentele veranderingen op zullen treden in de economie vanwege de beperkingen
die langere tijd nodig zijn om het coronavirus in te dammen. Die veranderingen vergen
ook een andere inzet van mensen en bedrijfsmiddelen. In de NOW-3 wordt daarom ruimte
geboden aan werkgevers om de onderneming te herstructureren waar dat nodig is vanwege
de langdurige veranderingen in de economie. Dat doen we door werkgevers de mogelijkheid
te bieden de loonsom enigszins te kunnen laten dalen zonder dat dit leidt tot verlaging
van het subsidiebedrag. Op die manier hebben bedrijven en werknemers de gelegenheid
zich samen voor te bereiden op de nieuwe economische situatie: niet alle werkgelegenheid
kan immers worden behouden.
Een loonsomdaling kan op verschillende manieren tot stand komen: dit kan bijvoorbeeld
door natuurlijk verloop, door een loonsverlaging in overeenstemming met werknemers
(bijvoorbeeld door afspraken over baangarantie in ruil voor salarisdaling) of in het
uiterste geval door ontslag. In het geval van ontslag blijft de reguliere ontslagbescherming
volledig in stand. Een werkgever kan er echter ook voor kiezen om de loonsom niet
te laten dalen.
Tegelijkertijd wordt het vergoedingspercentage stapsgewijs verlaagd, om bedrijven
ook op die manier te stimuleren zich aan te passen aan de nieuwe economische realiteit.
Een geleidelijke afbouw van de steun voorkomt tevens een grote schok op de arbeidsmarkt
na afloop van de NOW-regeling. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven kunnen
vergoedingspercentages binnen de NOW worden aangepast, al zal het altijd enige tijd
vragen om de benodigde aanpassingen in de uitvoering van de NOW door te voeren.In
de derde tranche3 (1 oktober- 31 december 2020) bedraagt het maximale vergoedingspercentage 80%, en
kan de loonsom met 10% dalen. In de vierde tranche (1 januari-31 maart 2021) bedraagt
het maximale vergoedingspercentage 70%, met een loonsomvrijstelling van 15%. In de
vijfde tranche (1 april-30 juni 2021) gaat het om maximaal 60% van de loonsom met
een loonsomvrijstelling van 20%; Bij alle drie de tranches blijft de forfaitaire opslag,
zoals die ook gold bij de NOW-2 (40%), in stand. In het kader van een geleidelijke
afbouw wordt ook het minimale omzetverlies om in aanmerking te komen voor subsidie
verhoogd van 20% in de derde tranche naar 30% in de vierde (vanaf 1 januari 2021)
en vijfde tranche (vanaf 1 april 2021). Ten slotte wordt de maximering van het in
aanmerking te nemen loon binnen de NOW-3 aangepast: in de vijfde tranche (vanaf 1 april
2021) wordt de tegemoetkoming gemaximeerd op eenmaal het maximum dagloon (€ 4.845
per maand4), in plaats van op twee maal het maximum dagloon (€ 9.691 per maand5). Op die manier komt de vijfde tranche dichter bij de reguliere sociale zekerheid
te liggen, waarin ook het maximale dagloon geldt.
b. Voorwaarden verbonden aan de NOW
Er zijn verschillen in voorwaarden tussen NOW-2 en NOW-3. Dat gaat ten eerste om het
vervallen van korting in het geval van bedrijfseconomisch ontslag en ten tweede om
het introduceren van een inspanningsverplichting voor de werkgever om werknemers die
afvloeien naar nieuw werk te begeleiden. Tot slot blijft in de NOW-3 ook in 2021 een
verbod gelden op het uitkeren van bonussen, dividenden en inkoop van eigen aandelen.
In de NOW-3 worden als gezegd de kortingen geschrapt die golden binnen de NOW-1 en
2 ten aanzien van het doen van een aanvraag tot ontslag van een werknemer om bedrijfseconomische
omstandigheden. Ten eerste vervalt in de NOW-3 de korting van 5% op het gehele subsidiebedrag
als de werkgever bij grotere ontslagaanvragen geen overeenstemming heeft bereikt met
de belanghebbende vakbonden of, bij gebreke daaraan, een andere werknemersvertegenwoordiging.
Bij ontslag van 20 of meer werknemers in een werkgebied van de Wet Melding Collectief
Ontslag (WMCO) blijven ook in de NOW-3 uiteraard wel de gewone regels rondom collectief
ontslag onverkort van kracht, waaronder de verplichting tot het raadplegen van de
belanghebbende vakbonden en indien aanwezig, de Ondernemingsraad.
Ten tweede geldt in de NOW-3 niet meer dat 100% (in de NOW 2, 150% in de NOW 1) van
het loon van de werknemer die wordt ontslagen om bedrijfseconomische redenen, voor
de gehele subsidieperiode in mindering wordt gebracht op de subsidie. Dit betekent
dat in de NOW-3 de werkgever subsidie ontvangt over de loonkosten die hij tijdens
de subsidieperiode heeft zolang een werknemer in die periode daadwerkelijk in dienst
is. Belangrijk is dat de reguliere ontslagbescherming uiteraard van toepassing blijft.
De gewone regels van het ontslagrecht, waaronder de preventieve toets door UWV, blijven
onverkort van toepassing, en bij ontslag is de werkgever een transitievergoeding verschuldigd.
Een andere verandering ten opzichte van de NOW-2 is dat in de NOW-3 een nieuwe inspanningsverplichting
is opgenomen voor de werkgever om mee te werken aan de begeleiding naar nieuw werk
van de werknemer, ter uitvoering van de motie van het lid Asscher6. Deze verplichting is van belang tegen de achtergrond van de bij de bekendmaking
van het steun- en herstelpakket aangekondigde intensivering ten aanzien van het sociaal
beleid. Nu de werkgelegenheid niet helemaal behouden kan blijven, is het belangrijk
dat werkenden worden geholpen in het vinden van een nieuwe baan. Gegeven de crisis
en de onzekere arbeidsmarkt, zijn er mensen die meer hulp nodig hebben om de overgang
naar nieuw werk te maken. Voor hen is het belangrijk dat er additionele begeleiding
is vanuit de regionale arbeidsmarkt en sociale partners, waar het gericht kan worden
ingezet. Afhankelijk van de behoefte kan de dienstverlening bestaan uit scholing,
instrumenten en voorzieningen.
Van de werkgever mag verwacht worden dat hij zich inspant om werknemers zo snel en
soepel mogelijk aan nieuw werk te helpen op het moment dat een werkgever noodsteun
ontvangt en gebruik maakt van de ruimte voor loonsomdaling door werknemers te ontslaan.
Op het moment dat werknemers hun baan verliezen, is dit vaak, zeker nu, omgeven met
onzekerheid en betekent het een terugval in inkomen. Van werk-naar-werkbegeleiding
kan in veel gevallen uitkomst bieden, en kan ervoor zorgen dat werknemers snel nieuw
perspectief krijgen op de arbeidsmarkt.
De maatregelen uit het flankerende beleid7 bieden hier veel mogelijkheden, waar de werkgever bij het voldoen aan deze verplichting
gebruik van kan maken. Daarom wordt aan het ontvangen van subsidie op grond van deze
regeling de voorwaarde gesteld, dat een werkgever zich inspant om werknemers die afvloeien
naar nieuw werk te begeleiden.
Naast deze algemene inspanningsverplichting heb ik daarnaast in uitwerking van de
motie van het lid Asscher in samenwerking met UWV onderzocht of het mogelijk is om
een sanctie te introduceren die opgelegd kan worden aan werkgevers die aantoonbaar
niet aan deze verplichting tot begeleiding van werk naar werk voldoen.
Het is mogelijk om in de regeling op te nemen dat het niet voldoen aan de voorwaarde
een korting van 5% op het subsidiebedrag tot gevolg heeft. Deze korting wordt toegepast
als de werkgever geen contact heeft gezocht met UWV in het kader van begeleiding van
werk naar werk, terwijl hij wel bedrijfseconomisch ontslag voor een werknemer aanvraagt.
De redenering hierbij is dat als de werkgever evident stappen zet om werknemers te
ontslaan, van de werkgever kan worden verwacht dat hij de mogelijkheden gebruikt die
het kabinet biedt met het sociaal pakket, en dat hij contact kan leggen met UWV over
hoe hij ondersteund kan worden bij het begeleiden van werk naar werk van werknemers.
De werkgever is verplicht om in het tijdvak waarin hij subsidie heeft aangevraagd
contact op te nemen met UWV via de UWV telefoon NOW als hij gedurende dat subsidietijdvak
voor een of meerdere van zijn werknemers een ontslagaanvraag wegens bedrijfseconomische
redenen indient bij UWV. Bij de vaststelling van de subsidie controleert UWV of de
werkgever gedurende het subsidietijdvak een aanvraag voor bedrijfseconomisch ontslag
heeft ingediend en of de werkgever contact met UWV heeft opgenomen via de UWV telefoon
NOW. Als wordt vastgesteld dat een werkgever bedrijfseconomisch ontslag heeft aangevraagd,
maar geen contact heeft gehad met UWV over van werk naar werk begeleiding, zal de
subsidie met 5% gekort worden.
De laatste belangrijke voorwaarde binnen de NOW-3 ziet op het niet-uitkeren van dividend
of bonussen dan wel de inkoop van eigen aandelen. Net als in de NOW-2 is het uitgangspunt
dat van bedrijven die een beroep doen op overheidssteun in het kader van de NOW verwacht
mag worden dat zij alles in het werk stellen om hun financiële positie te versterken
om de werkgelegenheid in hun bedrijf veilig te stellen en voor toekomst een buffer
op te bouwen. Dit leidt ook tot een doelmatige besteding van overheidsmiddelen. Daarom
blijft de eis dat er geen bonussen of dividend wordt uitgekeerd of eigen aandelen
worden ingekocht, waarmee kapitaal aan de onderneming onttrokken wordt. In de eerste,
tweede en derde tranche geldt dit voor 2020, maar voor de vierde en vijfde tranche
van de NOW 3 geldt dit voor 2021.
c. Bepaling omzetdaling en loonsom
De twee belangrijkste criteria voor de bepaling van de hoogte van de subsidie zijn
de omzetdaling en de loonsom. Zoals ik hierboven heb aangegeven, moet in de derde
tranche het minimale omzetverlies 20% zijn om in aanmerking te komen voor subsidie,
en wordt dit verhoogd naar 30% in de vierde en vijfde tranche. De wijze van het berekenen
van omzetdaling blijft gelijk aan de NOW-1 en 2: de omzetdaling wordt bepaald door
een vierde van de omzet van 2019 te vergelijken met de omzet in een door de werkgever
te kiezen periode van drie maanden. Het is van belang, ook voor de vierde en vijfde
tranche (in 2021), vast te houden aan deze referentieperiode in 2019 omdat de omzet
in dat jaar nog niet is vertekend door de gevolgen van de COVID 19-crisis. Net als
in de NOW-1 en 2 kan per tranche worden aangegeven over welke periode de omzetdaling
moet worden berekend, waarbij de startdatum altijd op de eerste van de maand moet
liggen en de kalendermaand moet vallen binnen de desbetreffende tranche. De omzetperiode
begint derhalve altijd uiterlijk op de eerste dag van de derde kalendermaand binnen
een tranche. Op die manier sluit de omzetberekening beter aan bij bedrijven die te
maken hebben met een omzetverlies dat «na-ijlt». Indien er al een aanvraag is ingediend
voor NOW-2 en de subsidie is verleend, dient de periode van omzetdaling voor de derde
tranche van NOW-3 aan te sluiten op die periode van omzetdaling waarvoor in NOW-2
subsidie is aangevraagd. Dit geldt ook voor de drie tranches in de NOW-3. Indien er
aanspraak wordt gemaakt op de NOW-subsidie in opeenvolgende tranches, dienen de omzetperiodes
dus op elkaar aan te sluiten.
Wat betreft de bepaling van de loonsom geldt dat de voorschotten van alle drie de
tranches zullen worden gebaseerd op de loonsom van juni 2020. Hiervoor is gekozen
omdat juni de meest representatieve maand is waarbij de loongegevens waren vastgesteld
in de polisadministratie van het UWV, nog voor de bekendmaking van het steun- en herstelpakket,
wat risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik vermindert. Om deze reden is ook gekozen
voor één referentiemaand, in plaats van drie verschillende maanden. Daarnaast is het
ook het meest wenselijk om één maand te kiezen, zodat de loonsomvrijstellingen, waar
ik hieronder meer over uitweid, altijd met dezelfde maand worden vergeleken. Indien
de polisadministratie voor de maand juni 2020 niet gevuld is wordt uitgegaan van de
loonsom van april 2020.
Zoals hiervoor uiteengezet, krijgen werkgevers binnen de NOW-3 de mogelijkheid hun
loonsom tijdens de subsidieperiode met een bepaald percentage te laten dalen ten opzichte
van juni 2020, zonder dat dat gevolgen heeft voor de subsidie. Het vrijstellingspercentage
van de loonsom loopt per tijdvak op van 10% naar 15% tot 20%. Dit betekent bijvoorbeeld
dat als de loonsom van oktober tot en met december 2020 (de derde tranche) ten opzichte
van driemaal de loonsom van juni 2020 is gedaald met maximaal 10%, dit geen effect
heeft op de hoogte van de subsidie. Als de loonsom meer dan 10% is gedaald, wordt
de subsidie lager vastgesteld op het teveel gedaalde deel.8 Als de loonsom in de derde tranche (1okt-31 dec 2020) bijvoorbeeld is gedaald met
20%, is de loonsom met 10% «teveel» gedaald. In dat geval wordt de subsidie alleen
over die 10% lager vastgesteld en niet over de gehele daling van 20%. Voor elke euro
die teveel is gedaald ten opzichte van de referentieperiode, ontvangt de werkgever
resp. 80, 70 of 60 cent minder subsidie, afhankelijk van de betreffende tranche.
d. Aanvraag, voorschotverlening en vaststelling subsidie
Het UWV streeft ernaar het aanvraagloket voor de derde tranche te openen op 16 november,
voor de duur van vier weken, tot 13 december 2020, waarbij er subsidie kan worden
aangevraagd voor de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2020. Na het toekennen
van de subsidie, zal de aanvrager een voorschot van 80% ontvangen in drie termijnen.
Het aanvraagtijdvak voor de vierde tranche is 15 februari tot en met 14 maart 2021.
Voor de vijfde tranche is het beoogde aanvraagtijdvak 17 mei tot en met 13 juni 2021.
Aanvragen kunnen alleen worden ingediend via het daarvoor ontworpen formulier dat
via www.uwv.nl beschikbaar wordt gesteld. Er geldt een beslistermijn van 13 weken na ontvangst van
de volledige aanvraag. In de praktijk wordt ernaar gestreefd om de betaling van het
eerste voorschot binnen 2 à 4 weken na ontvangst van de volledige aanvraag te realiseren,
zodat er ook aansluiting is met de bevoorschotting uit de NOW 2.
Om de NOW 3 uitvoerbaar te houden voor UWV, is ervoor gekozen om de vaststelling voor
de drie tijdvakken in één keer uit te voeren, vanaf 1 september 2021. Als een werkgever
voor alle drie de tijdvakken subsidie heeft ontvangen, vindt de vaststelling voor
alle drie de tranches plaats vanaf 1 september 2021, maar moet voor iedere tranche
een aparte aanvraag om vaststelling worden gedaan. Nadere informatie over het vaststellingsproces
volgt nog. De werkgever heeft weer 24 weken om een aanvraag tot vaststelling te doen.
In het geval een werkgever een accountantsverklaring moet overleggen is deze periode
38 weken.
e. Misbruik en oneigenlijk gebruik
Evenals NOW 1 en 2 is NOW 3 een M&O-gevoelige regeling. Er is afhankelijkheid van
(door derden geleverde) gegevens bij de aanvraag en vaststelling van de subsidie.
Dat komt met name doordat de NOW gebaseerd is op een bevoorschottingssystematiek en
schattingen bij de aanvraag en vervolgens pas in de vaststellingsfase het omzetverlies
en de loonsom over de subsidieperiode definitief kan worden bepaald. Dit leidt ertoe
dat in een aantal gevallen bedragen (gedeeltelijk) onverschuldigd betaald kunnen zijn
en teruggevorderd moeten worden. Voor zover mogelijk zijn M&O-risico’s gemitigeerd
met beheersmaatregelen. Het is echter realistisch te verwachten dat er nog onvolkomenheden
in de aanpak zullen zijn waarbij meer restrisico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik
moeten worden aanvaard dan bij reguliere omstandigheden gebruikelijk zou zijn.
De Algemene Rekenkamer heeft onderzoek gedaan naar het beleid om misbruik en oneigenlijk
gebruik bij de NOW te voorkomen. Op 23 september 2020 heeft de Algemene Rekenkamer
aan u de brief «uitkomsten onderzoek naar M&O-beleid van NOW-regeling» gestuurd. Zoals
ik dat in mijn reactie daarop heb aangegeven, ben ik positief gestemd dat de Algemene
Rekenkamer constateert dat SZW en UWV de M&O-risico's in beeld hebben en dat er een
heldere onderbouwing ligt van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de NOW-regeling.
Ik werk daarbij met het UWV samen om zicht te houden op de uitvoering van de NOW-regeling
en op de ontwikkelingen en mitigerende maatregelen. Ik zal misbruik en oneigenlijk
gebruik op de voet volgen en de Kamer hierover blijven informeren.
3. Vaststellingsproces NOW-1
Werkgevers kunnen vanaf 7 oktober 2020 voor NOW 1 een verzoek indienen om hun subsidie
definitief vast te laten stellen. Ik ben, samen met het UWV, hard aan de slag met
de voorbereidingen voor de opening van het loket. Met de invoering van de NOW-3 en
de nog lopende uitvoering van de NOW-2 wordt extra veel gevraagd van het UWV, en moet
het UWV zijn capaciteit gaan verdelen tussen de vaststelling van de NOW-1, de uitvoering
van de NOW-2 en de invoering van de NOW-3. Hierdoor kan het UWV waarschijnlijk pas
eind november uitsluitsel geven over de definitieve vaststellingen. Overigens geldt
dat het UWV regulier 52 weken de tijd heeft om een aanvraag vast te stellen en het
daarom ruim binnen de in de regeling geldende termijnen blijft.
Voor de vaststelling is het natuurlijk van belang dat werkgevers tijdig weten wat
zij moeten doen om een aanvraag tot vaststelling in te dienen. UWV zal deze week de
werkgevers hierop attenderen. Ook zullen volgende week veel gestelde vragen over het
vaststellingsproces op rijksoverheid.nl gepubliceerd worden.
Natuurlijk kunnen werkgevers nu al stappen ondernemen om hun vaststellingsaanvraag
voor te bereiden. Zo is het van belang dat alle werkgevers hun administratie op orde
hebben voor ze een vaststellingsverzoek indienen. Werkgevers moeten immers hun definitieve
omzetdaling opgeven en kunnen hierop ook gecontroleerd worden. Daarnaast zal een deel
van de werkgevers een accountantsverklaring of derdenverklaring nodig hebben.
Ik heb op 8 september jl. het accountantsprotocol voor de verantwoording van de NOW
1 openbaar gemaakt.9 Werkgevers hebben bij een voorschot vanaf € 100.000,– of een definitieve subsidie
vanaf € 125.000,–- op grond van NOW-1 een accountantsverklaring nodig. Accountantskantoren
kunnen op basis hiervan al voorbereidingen doen om na de vaststelling van de Standaarden
van de NBA aan de slag te gaan als een werkgever hierom verzoekt. Doordat werkgevers
vanaf 7 oktober 38 weken hebben om een verzoek tot vaststelling in te dienen, kunnen
zij, als ze dit willen, in veel gevallen het onderzoek laten meelopen met de jaarrekeningcontrole
of jaarafsluiting. Het is raadzaam dat werkgevers hierover tijdig afspraken maken
met hun accountant. Werkgevers die niet meer voldoen aan de voorwaarden voor de regeling,
bijvoorbeeld omdat ze uiteindelijk geen 20% omzetverlies in de betreffende periode
hebben geleden, moeten hun gehele voorschot terugbetalen. Deze werkgevers hoeven geen
accountantsverklaring of verklaring van een derde deskundige in te leveren bij hun
verzoek om vaststelling.
Sommige werkgevers zullen een verklaring van een derde deskundige nodig hebben. Ondernemingen
hebben deze derdenverklaring nodig bij een voorschot boven de € 20.000– of een subsidie
boven de € 25.000,–. Een derdenverklaring kan door een administratiekantoor, belastingconsulent,
boekhouder, branche-organisatie of accountant afgegeven worden. Bij het inrichten
van deze derdenverklaring is een afweging gemaakt tussen het beheersen van de risico’s
op misbruik en oneigenlijk gebruik van de NOW-subsidie enerzijds en de administratieve
lasten voor ondernemingen anderzijds. De werkzaamheden die gevraagd worden betreffen
een uitgebreid gesprek met de leiding van de organisatie waarin onder andere de totstandkoming
van de aanvraag tot vaststelling aan bod komt, de structuur van de organisatie en
de gevolgen hiervan voor de aanvraag en specifieke werkzaamheden op de door de werkgever
opgegeven omzetdaling (zoals ten aanzien van een aantal facturen, creditboekingen
en aansluiting van de administraties) en werkzaamheden ten aanzien van het uitbetalen
van lonen. De werkgever dient door de deskundige geconstateerde afwijkingen te herstellen
in de aanvraag, anders kan de derde deskundige deze verklaring niet afgeven. De deskundige
derde zal door het beperkt aantal werkzaamheden echter ook geen zekerheid geven dat
er geen afwijkingen in de aanvraag zitten die niet onder de werkzaamheden vallen.
Bijgevoegd ontvangt u de derdenverklaring zoals deze door mij als bijlage van de NOW-1
regeling zal worden vastgesteld10. Ik wil graag de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, de Nederlandse
Orde van Administratie- en Belastingdeskundigen, het Register Belastingadviseurs en
de SRA bedanken voor de constructieve bijdragen om gezamenlijk te zorgen voor deze
derdenverklaring.
Verder is relevant dat de werkgever zich ervan bewust moet zijn of hij onderdeel is
van een groep/concern of dat hij meerdere loonheffingennummers in hetzelfde bedrijf
heeft. In deze situaties moet voor alle ondernemingen binnen de groep of voor alle
loonheffingnummers dezelfde omzetdaling en omzetdalingsperiode te worden doorgegeven.
Dit is alleen anders als een werkgever een aanvraag doet op werkmaatschappijniveau
op grond van artikel 6a van de regeling. In dat geval gelden echter wel aanvullende
voorwaarden voor waar de werkgever aan moet voldoen en waarover hij een assurancerapport
van een accountant dient te overleggen. Ik roep werkgevers dan ook op om hier extra
alert op te zijn in hun voorbereiding, om fouten en terugvorderingen op bovenstaande
punten zoveel mogelijk te voorkomen. Bij twijfel kunnen zij het beste ook hun financieel
dienstverlener of accountant benaderen. Tevens is relevant dat de hoogte van de totale
subsidie bepalend is voor het type verklaring dat vervolgens bij elke aanvraag tot
vaststelling per loonheffingennummer bijgevoegd dient te worden. De ontvangen voorschotten
respectievelijk de definitieve subsidiebedragen dienen dan bij elkaar opgeteld te
worden.
Werkgevers kunnen zelf een inschatting maken hoe hoog het definitieve subsidiebedrag
wordt en of zij een derden- of accountantsverklaring nodig hebben op https://www.simulatienow.nl/.
Als werkgevers hun aanvraag tot vaststelling hebben ingediend en UWV concludeert dat
het definitieve subsidiebedrag lager is dan het voorschot dat een werkgever heeft
ontvangen zal een bedrag worden teruggevorderd. De reguliere betalingstermijn bij
terugvordering bedraagt 6 weken. Binnen die termijn kan de werkgever verzoeken om
een betalingsregeling. UWV zal deze verzoeken welwillend behandelen en een betalingsregeling
aanbieden van 12-maandelijkse termijnen. In gevallen waarin ook dit tot problemen
leidt bij het voldoen aan de verplichtingen uit de betalingsregeling, kan door de
werkgever contact worden opgenomen met het UWV en zal vervolgens samen met de werkgever
worden bekeken welk terugbetalingsschema haalbaar en passend is. Op deze wijze zal
de terugvordering zo volledig mogelijk kunnen plaatsvinden, terwijl voorkomen wordt
dat de financiële positie van bedrijven door de terugvordering onnodig verslechterd.
4. Aanpassingen in de NOW-1 en 2
De afgelopen tijd is gebleken dat het nodig is de NOW-1 en 2 op een aantal punten
aan te passen. Daartoe strekt de bij deze brief gevoegde wijzigingsregeling (vierde
aanpassing van de NOW) die de NOW-1 en 2 op enkele onderdelen wijzigt, die vandaag
is gepubliceerd in de Staatscourant. De meer inhoudelijke onderdelen licht ik hieronder
kort toe.
a. Herstelmogelijkheid aanvraag op werkmaatschappijniveau
Zoals bij brief van 7 september jl.11 reeds aangekondigd aan uw Kamer pas ik de NOW-1 en NOW-2 aan om een herstelmogelijkheid
te creëren voor bedrijven die onderdeel zijn van een groep en op werkmaatschappijniveau
een NOW-subsidie willen ontvangen. Ik maak het mogelijk om in plaats van op het moment
van de aanvraag om subsidieverlening, op het moment van de vaststellingsaanvraag te
voldoen aan de voorwaarden die gelden voor subsidievaststelling op het niveau van
de werkmaatschappij.
b. Schrappen verplichting om documenten mee te sturen als bewijs voor omzetdaling
Deze aanpassing regelt dat een werkgever bij de aanvraag om vaststelling van de subsidie
in beginsel geen documenten mee hoeft te sturen als bewijs voor de opgegeven omzetdaling
(voor alle werkgevers) en het voldoen aan de voorwaarden die zijn verbonden aan een
aanvraag op werkmaatschappijniveau. Uiteraard dient de werkgever nog wel steeds in
het aanvraagformulier de benodigde informatie aan te leveren voor het bepalen van
de uiteindelijke omzetdaling; ook dient – indien van toepassing – een derdenverklaring
of accountantsverklaring te worden aangeleverd. De documenten van de werkgever ten
grondslag liggen aan het opgegeven omzetverlies en het voldoen aan de voorwaarden
voor een aanvraag op werkmaatschappijniveau kunnen wel opgevraagd worden als er nader
onderzoek wordt gedaan.
c. Aanpassen vervaldatum regeling NOW-1
Oorspronkelijk voorzag NOW-1 voor de vaststelling van de subsidie in een beslistermijn
van 22 weken, die later is verruimd naar 52 weken.12 Daarnaast zijn de termijnen voor de vaststellingsaanvraag aangepast. Ten eerste gaat
die termijn pas vanaf 7 oktober 2020 lopen, in plaats van direct na afloop van het
gekozen omzettijdvak. Voor bedrijven die een accountantsverklaring moeten overleggen
geldt een verlengde aanvraagtermijn van 38 weken, die eveneens vanaf 7 oktober begint
te lopen.13 Toentertijd is de vervaldatum van de regeling hierop niet aangepast, dat gebeurt
bij deze alsnog. De regeling vervalt met ingang van 1 augustus 2022.
d. Verduidelijking ten aanzien van het dividendverbod
De bepalingen die het verbod regelen op het uitkeren van dividend en bonussen bevatten
een verwijzing naar de jaarvergadering, waarin de jaarrekening van 2020 werd vastgesteld.
De bedoeling daarvan was om duidelijk te maken dat het verbod alleen zag op het jaar
2020 en niet op 2021. De verwijzing zou evenwel de suggestie kunnen wekken dat werkgevers
hun dividend, bonussen en inkoop eigen aandelen kunnen opsparen en vlak na de jaarvergadering
alsnog kunnen uitkeren over 2020. Dit zou uiteraard in strijd zijn met het doel van
de betreffende bepalingen: namelijk geen dividend en bonussen voor de directie laten
uitkeren en eigen aandelen laten inkopen over 2020. Om deze onduidelijkheid weg te
nemen, wordt de oorspronkelijk als verduidelijking bedoelde zinsnede geschrapt.
5. Afsluiting
Met deze brief heb ik uw Kamer meer duidelijkheid gegeven over de nadere invulling
van de NOW 3 en de laatste stand van zaken rondom de NOW-1 en 2. Ik hoop de definitieve
regeling van de NOW-3 binnen twee weken te publiceren en naar uw Kamer te versturen.
De aanpassingsregeling voor de NOW-1 en 2 vindt u bijgevoegd bij deze brief14. Uiteraard zal ik uw Kamer daarna blijven informeren over het gebruik van de SZW-steunmaatregelen
uit het steun- en herstelpakket met de zogenoemde monitoringsbrieven.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Indieners
-
Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid