Brief regering : Verkenning zakelijk fonds asbestdaken
25 834 Problematiek rondom asbest
Nr. 172 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 juni 2020
Zoals ik aan uw Kamer heb toegezegd, heb ik een verkenning laten uitvoeren naar de
mogelijkheden om naast een fonds voor particulieren ook een fonds voor bedrijven op
te richten om daarmee leningen te kunnen verstrekken voor het saneren van asbestdaken.
Aan zowel het particuliere als het zakelijke fonds ligt een businesscase ten grondslag.
De reden voor het uitvoeren van een verkenning lag in het feit dat er voor het zakelijke
fonds vragen waren gerezen rondom financiële en juridische risico’s, mede omdat er
geen sprake meer is van een verbod maar van een aanpak gericht op het stimuleren van
de vrijwillige sanering van asbestdaken. Antwoorden op deze vragen zijn van belang
om te kunnen besluiten of kan worden overgegaan tot de oprichting van het fonds zoals
in de businesscase is beschreven. Ik heb de verkenning laten uitvoeren door SIRA Consulting
BV. Het rapport van SIRA «Verkenning asbestdakenfonds voor bedrijven, ex ante evaluatie
doeltreffendheid en doelmatigheid business case asbestdakenfonds voor bedrijven» bied
ik u hierbij aan1. Ik zal in deze brief eerst ingaan op de verkenning die SIRA heeft uitgevoerd, inclusief
de gegeven aanbevelingen. Vervolgens geef ik hierop een beleidsreactie. Ten slotte
informeer ik u over de stand van zaken rondom het particuliere fonds en het blootstellingsonderzoek
sanering asbestdaken.
Doelstelling verkenning
De centrale doelstelling van de verkenning die SIRA heeft uitgevoerd is een ex ante
evaluatie van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het zakelijk asbestdakenfonds
voor bedrijven om weloverwogen te kunnen besluiten om wel of niet te starten met de
oprichting van een zakelijk fonds asbestdaken.
Methodiek
De verkenning is systematisch opgebouwd door eerst vast te stellen of sprake is van
een maatschappelijke opgave en te analyseren of daarbij sprake is van marktfalen wat
ingrijpen vanuit de overheid rechtvaardigt. Vervolgens heeft SIRA de bestaande businesscase
geanalyseerd, met name gericht op de daarin gedane aannames en financiële risico’s
in relatie tot doeltreffendheid en doelmatigheid.
SIRA heeft de verkenning uitgevoerd door middel van een literatuurstudie van het asbestdakendossier,
met name gelet op de maatschappelijke doelstellingen, en de businesscase. Vervolgens
is een verdiepingsslag gemaakt door de betrokken stakeholders te interviewen, provincies,
gemeenten, het Programmabureau, SVn, de Rabobank en LTO Nederland.
Bevindingen
SIRA onderschrijft dat sprake is van een maatschappelijke opgave om de sanering van
asbestdaken aan te pakken. Een deel van de veelal agrarische eigenaren is financieel
gezond en kan de sanering zelf financieren. Een ander deel van de eigenaren heeft
geen middelen en zal ook niet bereid zijn om vrijwillig te saneren. Ten slotte zal
een deel saneren als zij worden geholpen met hun financieringsprobleem. Dat financieringsprobleem
kan bestaan uit onvoldoende vermogen (onderpand) bezitten of onvoldoende perspectief
op het kunnen terugbetalen van de lening doordat op redelijke korte termijn wordt
gestopt met bedrijfsactiviteiten. De markt, bestaande uit reguliere financiële producten
waaraan wettelijke voorwaarden aan kredietwaardigheid zijn gesteld, kan deze groep
met financieringsproblemen niet helpen. In die zin spreekt SIRA van marktfalen. Daarvoor
lijkt dus een aanvullend financieel product nodig. Dat Rijk en provincies/gemeenten
hierin samen optrekken beoordeelt SIRA vanuit het solidariteitsbeginsel positief.
SIRA is kritisch over de eerdere aannamen die zijn gedaan in de businesscase, waarvan de opzet dateert uit de periode dat nog sprake was van een asbestdakenverbod.
Zeker door het vervallen van het asbestdakenverbod kan nu niet met voldoende zekerheid
worden uitgegaan van de benodigde omvang van het zakelijke fonds ter waarde van € 300 miljoen
en het daarmee samenhangende aantal te verstrekken leningen van circa 1.000 per jaar.
Voldoende deelname door provincies en/of gemeenten is ook een cruciale kritische factor.
De businesscase is gebaseerd op deelname door alle provincies, maar dit lijkt niet
reëel op korte termijn en er moet zelfs rekening mee worden gehouden dat het uiteindelijke
aantal beperkt zal zijn. Enkele provincies zijn nog steeds geïnteresseerd in deelname,
enkele hebben aangeven niet deel te zullen nemen, maar een eigen regeling te treffen
en een groot deel heeft zich nog niet uitgesproken.
De hoge beheerskosten van het zakelijke fonds leiden door genoemde onzekerheden tot
relatief grote financiële risico’s omdat de kosten per lening daardoor onevenredig
hoog kunnen worden. Daardoor oordeelt SIRA negatief over de doelmatigheid en de doeltreffendheid
van het zakelijke fonds. Dit kritische beeld wordt breed onderschreven door de betrokken
stakeholders.
Conclusies/aanbevelingen SIRA
SIRA oordeelt positief over het oprichten van een alternatief instrument voor de ondersteuning
in de financiering van de sanering van asbestdaken van bedrijven, omdat bestaande
mogelijkheden in de markt niet toereikend zijn. SIRA beveelt aan om met de stakeholders
zorgvuldig verschillende opties af te wegen. Daarbij zou moeten worden ingezet op
lage beheerskosten, flexibel kunnen inspelen op deelname door andere overheden en/of
private financiers en zeker ook variatie in vraag bij eigenaren van asbestdaken. Dat
moet leiden tot een oplossing die bij de betrokken stakeholders voldoet aan de wensen.
De volgende opties zijn door SIRA aangedragen:
1. Zekerheden aan banken via een borgstellingskrediet: banken kunnen hiermee in staat
worden gesteld om leningen met een hoger risicoprofiel te verstrekken. Een dergelijke
regeling bestaat al om startende jonge boeren of tuinders te ondersteunen bij het
opzetten van een duurzaam en toekomstbestendig bedrijf.
2. Transitiefonds: een fonds dat de sanering van asbestdaken combineert met revitalisering
(stoppende ondernemers) en duurzaamheid. Er moet dan wel worden gezocht naar oplossingen
met lage beheerskosten, bijvoorbeeld door het beheer aan te besteden.
3. Bijdragen Rijk aan provinciale regelingen: SIRA schrijft dat Rijk zou kunnen aanbieden
een deel van het risico te dragen waardoor het voor provincies aantrekkelijk wordt
om een regeling te treffen. Beheerskosten zijn beperkt, er wordt geen grotere constructie
opgericht dan strikt nodig is.
SIRA wijst ook op initiatieven vanuit de markt waarbij wordt aangeboden het asbestdak
te saneren in ruil voor het ter beschikking stellen van het dak voor de productie
van zonne-energie (zoals het initiatief van Univé dat SIRA noemt).
Beleidsreactie
SIRA oordeelt kritisch over het zakeliijk fonds. Ik ben desondanks blij met de duidelijkheid
die de verkenning heeft geboden over het fonds zoals dat was beoogd. Ik had graag
nu de stappen gezet om te komen tot de oprichting van het zakelijke fonds, maar kan
niet anders dan concluderen dat het verstandig is om alternatieve opties zorgvuldig
af te wegen en daarin een goede doelmatige en doeltreffende keuze te maken. Uit overleg
met de koploperprovincies en enkele gemeenten blijkt dat de conclusie dat het anders
moet, volledig wordt onderschreven.
Het is goed dat de verkenning door SIRA bevestigt dat geredeneerd vanuit de maatschappelijke
opgave en het geconstateerde marktfalen, een financieel instrument nodig is om te
stimuleren dat de asbestdaken bij bedrijven worden gesaneerd. De opties die SIRA daartoe
aandraagt zijn interessant en geven richting aan het vervolg. Belangrijk is dat de
partners van de samenwerkingsverklaring en de zakelijke eigenaren van asbestdaken
op redelijke termijn perspectief wordt geboden. Ik wil daarom dit najaar duidelijkheid
hebben over de verschillende opties waarbij de doelmatigheid en de doeltreffendheid
is onderbouwd, onder meer aan de hand van informatie over verschillende doelgroepen,
een overzicht van bestaande en in ontwikkeling zijnde instrumenten en wensen en mogelijkheden
van andere overheden en andere partners. Met deze informatie wil ik samen met de betrokken
partners een goed onderbouwde afweging van de opties maken, waarbij ook zal worden
gelet op de snelheid waarmee een instrument operationeel te krijgen is.
Ik zal u in ieder geval voor het eind van dit jaar informeren over de uitkomsten en
de voortgang, als onderdeel van de voortgang van de acties uit de samenwerkingsverklaring.
Particuliere fonds voor asbestdaken
De conclusies uit de verkenning van het zakelijke fonds gelden niet voor het particuliere
fonds. Een essentieel verschil met het zakelijke fonds is dat het particuliere fonds
werkt met reeds bestaande infrastructuur en dat bijna alle gemeenten al een regeling
hebben met SVn. Daardoor is geen sprake van vaste beheerskosten, maar van uitvoeringskosten
per lening. De kosten per lening nemen dus niet toe als sprake zou zijn van tegenvallende
deelname door provincies en gemeenten en/of tegenvallend gebruikmaking van het fonds
door particuliere eigenaren.
In aanvulling op mijn brief van 11 mei 2020 (Kamerstuk 25 834, nr. 169), waarin ik onder andere ben ingegaan op het particuliere fonds, kan ik melden dat
het particuliere fonds voor asbestdaken in oprichting is. Ik heb het voornemen om
in de najaarsnota op te nemen dat de bijdrage van het Rijk wordt verleend via een
subsidiebeschikking, zodat na vaststelling daarvan het fonds verder kan worden geformaliseerd.
Vooruitlopend hierop zal ik SVn in staat stellen de voorbereidende werkzaamheden te
verrichten.
Blootstellingsonderzoek sanering asbestdaken
In opdracht van mijn ministerie voert Arcadis momenteel het blootstellingsonderzoek
sanering asbestdaken uit. Het doel van dit onderzoek is vaststellen welke concentraties
asbestvezels in de lucht ontstaan tijdens het verwijderen van asbestdaken. Hiervoor
wordt ook gemeten tijdens saneringen waarbij gebruik wordt gemaakt van water of schuim
om emissie van vezels te beperken. Helaas loopt de uitvoering van het onderzoek vertraging
op vanwege de bijzondere omstandigheden als gevolg van de Corona-crisis. Hierdoor
is het niet mogelijk gebleken om tijdig geschikte onderzoekslocaties te verkrijgen.
Het onderzoek kan daarom niet voor de zomer worden opgeleverd, maar naar verwachting
in het najaar.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer
Indieners
-
Indiener
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat