Brief regering : Onderzoeken seksueel misbruik Jehova's Getuigen en verruiming van de aangifteplicht
34 843 Seksuele intimidatie en geweld
Nr. 39 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 januari 2020
Ruim twee jaar geleden luidde de Stichting Reclaimed Voices de noodklok over berichten
dat binnen de geloofsgemeenschap van de Jehova’s Getuigen sprake zou zijn van seksueel
misbruik. Het doen van aangifte en het actief naar buiten treden over seksueel misbruik
zou binnen de gemeenschap van de Jehova’s Getuigen worden ontmoedigd.
Uw Kamer en ik hebben die signalen destijds hoog opgenomen. Naast een oproep aan slachtoffers
om aangifte te doen – hetgeen geleid heeft tot verschillende meldingen bij politie
en justitie – heb ik er destijds bij het bestuur van de Jehova’s Getuigen (hierna:
het bestuur) op aangedrongen om zelf een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar
de aantijgingen. Tot mijn teleurstelling was het bestuur daar destijds niet toe bereid.
Vervolgens heb ik, na overleg met uw Kamer, het WODC verzocht twee onderzoeken uit
te voeren. In het eerste onderzoek stond de vraag centraal in hoeverre de gebruiken
en structuren van de gemeenschap invloed hebben op de omgang met vermeend seksueel
misbruik en de aangiftebereidheid. Het tweede onderzoek legde zich toe op de vraag
of de verruiming van de aangifteplicht tot de mogelijkheden behoort. Het rapport over
de verruiming van de aangifteplicht heb ik in november jongstleden aan uw Kamer gezonden.1 Vandaag is het rapport over de aangiftebereidheid binnen de gemeenschap van Jehova’s
Getuigen door het WODC gepubliceerd en dat doe ik u hierbij toekomen2.
Het rapport naar de aangiftebereidheid binnen de gemeenschap van de Jehova’s Getuigen
schetst een uitermate zorgelijk beeld. Uit het onderzoek blijkt dat er redenen zijn
om aan te nemen dat het doen van aangifte bemoeilijkt wordt door het gesloten karakter
van de gemeenschap en het risico dat het naar buiten treden met zich meebrengt voor
het slachtoffer. De problemen in de afhandeling van meldingen van seksueel misbruik
hebben volgens de respondenten ook verband met de gesloten cultuur van de gemeenschap
van Jehova’s Getuigen. Uit het onderzoek blijkt dat ouderlingen van de gemeenschap
sterk gericht zijn op het bijeenhouden van de gemeenschap door dader en slachtoffer
weer met elkaar te laten verzoenen. Het gevolg van de ervaren wijze van omgang met
de melding is dat deze leidt tot secundaire victimisatie. Slachtoffers voelen zich
onvoldoende gehoord, genegeerd, gestigmatiseerd en geïsoleerd.
Van elk bestuur van een organisatie, zo ook de gemeenschap van Jehova’s Getuigen,
waarbinnen signalen van seksueel misbruik in beeld komen, verwacht ik dat zij alles
in het werk stelt om seksueel misbruik tegen te gaan. Dit geldt in het bijzonder waar
het kinderen betreft. Het raakt mij als Minister voor Rechtsbescherming dan ook dat
zoveel kwetsbare slachtoffers het gevoel hadden alleen te staan, geen erkenning hebben
ervaren, en de weg naar justitie en officiële hulpinstanties niet, of pas laat, hebben
weten te vinden.
Recent heeft naar aanleiding van het rapport een gesprek op mijn ministerie plaatsgevonden
met het bestuur. Daarbij is er bij het bestuur op aangedrongen om de aanbevelingen
uit het rapport actief op te pakken. Het ging dan met name om het instellen van een
meldpunt binnen de gemeenschap van de Jehova’s Getuigen waar slachtoffers van (vermeend)
misbruik terecht kunnen.
Tot mijn ongenoegen reageerde het bestuur hier afwijzend op. In plaats van in te zetten
op het creëren van meer openheid en erkenning voor de positie van slachtoffers binnen
de gemeenschap, ontkende het de noodzaak daartoe. Intussen heeft het bestuur tijd,
middelen noch moeite gespaard om publicatie van het rapport tegen te houden. In het
kort geding dat daartoe gisteren diende bij de rechtbank Midden-Nederland is het bestuur
evenwel in het ongelijk gesteld. Voor de volledige reactie van het bestuur op het
rapport verwijs ik u naar de bijlage.
Nu de rapporten openbaar zijn, wil ik in een laatste indringend gesprek het bestuur
oproepen de aanbevelingen uit de rapporten over te nemen. Verandering ingegeven en
uitgedragen vanuit de Gemeenschap van de Jehova’s Getuigen zelf is immers het meest
effectief. Dit staat los van de mogelijkheden die de overheid op het gebied van wetgeving
en officiële hulpverlening heeft om tegen misstanden op te kunnen treden. Ik ga, naar
aanleiding van de definitieve rapporten en de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland,
persoonlijk met het bestuur in gesprek over de te nemen maatregelen vanuit de gemeenschap
van Jehova’s Getuigen zelf.
Ik betrek de uitkomsten van het gesprek met het bestuur, dat op korte termijn zal
plaatsvinden, bij mijn inhoudelijke reactie op de rapporten waarover ik uw Kamer spoedig
zal informeren.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Indieners
-
Indiener
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming