Brief regering : Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 25 november 2019
21 501-04 Ontwikkelingsraad
Nr. 227 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 december 2019
Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking
van 25 november 2019.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
VERSLAG RAAD BUITENLANDSE ZAKEN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING VAN 25 NOVEMBER 2019
Introductie
Hoge Vertegenwoordiger Mogherini stond in haar introductie stil bij de Internationale
Dag voor de uitbanning van geweld tegen vrouwen op 25 november 2019. Zij gaf aan dat
het onacceptabel is dat tenminste een derde van alle vrouwen wereldwijd te maken krijgt
met een vorm van geweld tijdens hun leven. Geweld tegen vrouwen is bovendien een belemmering
voor het bereiken van de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s). De EU heeft volgens
Mogherini de ambitie om leidend te blijven in de strijd tegen geweld tegen vrouwen.
Het Finse voorzitterschap gaf een korte toelichting op de door de Raad aangenomen
Raadsconclusies op het gebied van humanitaire hulp en internationaal humanitair recht1. In haar rol van Eminente Persoon voor de Grand Bargain benadrukte Minister Kaag dat de EU en haar lidstaten een gezamenlijke verantwoordelijkheid
hebben om kwalitatief goede financiering ter beschikking te stellen om op de wereldwijd
toenemende humanitaire noden te reageren. Het gaat dan niet alleen om de omvang van
de humanitaire hulp maar ook om de snelheid en kwaliteit waarmee deze wordt geboden
en dat deze bij voorkeur ongeoormerkt is. Nederland benadrukte ook het belang van
beter inzicht in het gebruik van ongeoormerkte financiering door humanitaire organisaties
(transparantie). Het is belangrijk om in de volgende twee jaar de Grand Bargain commitments na te komen. Ook vroeg Nederland aandacht voor het belang van geestelijke gezondheid
en psychosociale steun aan vluchtelingen en ontheemden en het feit dat deze elementen
helaas nog vaak ontbreken in het basispakket van humanitaire hulp. Nederland refereerde
aan de internationale conferentie die Nederland hierover op 7 en 8 oktober 2019 organiseerde.
De Hoge Vertegenwoordiger gaf een korte toelichting op de voorbereidingen voor het
Global Refugee Forum op 17 en 18 december 2019 in Genève, georganiseerd door Zwitserland en UNHCR. Het
betreft een bijeenkomst in het kader van de opvolging van het Global Compact on Refugees dat in december 2018 in New York werd aangenomen. Tevens werd tijdens de introductie
een stand van zaken gegeven van de Post-Cotonou onderhandelingen. Daarover volgt later
in dit verslag meer informatie, in relatie tot een verzoek van uw Kamer.
Europese financieringsarchitectuur voor ontwikkeling
De Raad sprak over de opvolging van het rapport van de Wise Persons Group (WPG) over de optimalisatie van de Europese financieringsarchitectuur voor ontwikkeling
en meer specifiek over de rol van en samenwerking tussen de Europese Investeringsbank
(EIB), de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD), Europese nationale
ontwikkelingsbanken (zoals FMO) en de Europese Commissie. De bespreking tijdens de
Raad was openbaar2. De voorzitter van de Wise Persons Group, Thomas Wieser, gaf een toelichting op de korte en lange termijn aanbevelingen in
het rapport. Op termijn zou volgens de WPG gestreefd zou moeten worden naar één goed
gekapitaliseerde EU klimaat- en duurzame ontwikkelingsbank die zich moet richten op
een zichtbare, effectieve en gestroomlijnde EU-inzet in derde landen. EIB en EBRD
zijn daarvoor beiden kandidaat maar hebben allebei voor- en nadelen, aldus Wieser.
Daarom zijn volgens de WPG haalbaarheidsstudies nodig.
Daarna gaven president Hoyer van de Europese Investeringsbank en president Sir Suma
Chakrabarti van de Europese Bank voor Reconstructie en Ontwikkeling (EBRD) hun visie
op de aanbevelingen van de Wise Persons Group, gevolgd door de leden van de Raad. Er was brede steun binnen de Raad voor de implementatie
van de korte termijn aanbevelingen van de WPG, zoals het realiseren van een sterkere
coördinerende rol van de Europese Commissie bij de inzet van de Europese ontwikkelingsfinancieringsinstellingen
en het realiseren van een versterkte samenwerking tussen deze instellingen. Ook werd
de aanbeveling voor meer strategische sturing vanuit de Raad omarmd. Daarbij werd
in het bijzonder de rol van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking genoemd
omdat het bereiken van ontwikkelingsimpact centraal moet staan. Ook was er brede steun
voor het uitvoeren van haalbaarheidsstudies naar de lange termijn aanbeveling van
de Wise Persons Group om een EU ontwikkelingsbank op te zetten, met de EIB of EBRD als basis. Door een
aantal lidstaten werd opgemerkt dat daarnaast de optie van het verbeteren van de bestaande
institutionele structuur meegenomen zou moeten worden in de overwegingen, bijvoorbeeld
door een sterkere taak- en of geografische specialisatie van betrokken banken. Een
aantal EU-lidstaten, waaronder Nederland, gaf aan dat de haalbaarheidsstudies uitgevoerd
zouden moeten worden door een onafhankelijke partij. Enkele lidstaten spraken reeds
een voorkeur uit voor de Europese Investeringsbank als basis voor een EU ontwikkelingsbank.
Zij wezen hierbij naar het feit dat de EIB reeds een EU-bank is, terwijl de EBRD een
breder aandeelhouderschap heeft. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland benadrukte
juist het belang van een open architectuur en het voorop stellen van ontwikkelingsimpact.
De rol van nationale ontwikkelingsbanken zoals FMO is daarbij belangrijk, zij hebben
immers reeds veel ervaring met investeren in de minst ontwikkelde en fragiele landen
en de mate van risico die hiermee gepaard gaat. Tenslotte benadrukte een aantal lidstaten
dat er geen onomkeerbare stappen zouden mogen worden gezet tot de politieke besluitvorming
over de uitkomsten van de haalbaarheidsstudies is afgerond.
Steun aan landen in transitie (working better together): Ethiopië en Soedan
De Raad sprak ook over het gezamenlijk ondersteunen van landen in transitie waarbij
specifiek werd ingegaan op Ethiopië en Soedan. Deze landen maken een economische en
democratische transitie door, waarbij een goed gecoördineerde ondersteuning vanuit
de EU en EU-lidstaten van groot belang is.
Zoals aangegeven in de Geannoteerde Agenda voor deze Raad was Nederland gevraagd om
een inleiding te geven over Ethiopië (Kamerstuk 21 501-04, nr. 225). De focus in de Nederlandse presentatie lag op het bevorderen van investeringen
en het creëren van banen, een belangrijk speerpunt van de EU in Afrika. Hiervoor is
zowel inzet in Ethiopië als daarbuiten nodig. Waardeketens zijn immers grensoverschrijdend.
Nederland benadrukte daarom twee handelingsperspectieven. Ten eerste een versterkte
EU-inzet om Ethiopische partners te ondersteunen bij onder meer het verbeteren van
het investeringsklimaat, bij het verbeteren van de aansluiting tussen het onderwijs
en de arbeidsmarkt, en het mobiliseren van de private sector. De Ethiopische regering
heeft de ambitie om 3 miljoen banen per jaar te creëren en wil in 2021 in de top 100
te staan van de Ease of Doing Business index van de Wereldbank. Nu staat Ethiopië nog op plaats 159. Deze ambities verdienen
steun, zo gaf Nederland aan. Tegelijkertijd is duidelijk dat er grote uitdagingen
liggen, bijvoorbeeld door politieke instabiliteit in delen van het land, waardoor
investeerders nu nog te veel risico’s zien. Ten tweede benadrukte Nederland het belang
van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) en het zorgdragen
voor duurzame productieomstandigheden in Ethiopië, waaronder het werken aan een leefbaar
loon. Concreet steunt Nederland de International Labour Organisation (ILO) in Ethiopië op het gebied van vaststelling en naleving van arbeidsstandaarden.
Meer in het algemeen gaf Nederland aan dat het de afgelopen jaren heeft ingezet op
het sluiten en implementeren van sectorconvenanten, een benadering die de komende
tijd geëvalueerd zal worden. Ook enkele andere lidstaten hebben afspraken gemaakt
met hun bedrijfsleven en/of wetgeving doorgevoerd. Nederland riep op om zowel nationaal
als op EU-niveau meer actie te ondernemen op het gebied van IMVO, onder andere in
de vorm van een EU-IMVO actieplan, op te stellen door de nieuwe Europese Commissie.
Zweden gaf een korte inleiding over het belang van EU-steun aan de civiel geleide
transitie in Soedan. De bespreking concentreerde zich vervolgens op Ethiopië. Er was
veel steun onder lidstaten om investeringen en banen in Ethiopië te bevorderen. Veel
lidstaten zijn hierop zelf ook actief. De Hoge Vertegenwoordiger concludeerde dat
er veel mogelijkheden zijn voor het aan elkaar verbinden van acties en het verder
versterken van samenwerking tussen EU en lidstaten, om daarmee de gezamenlijke impact
te vergroten.
Gender en onderwijs in Afrika
Tijdens de lunch sprak de Raad met de Ethiopische Minister van onderwijs Tilaye Gete
over de uitdagingen omtrent gender en onderwijs in Afrika. De Raad was het erover
eens dat het versterken van de positie van vrouwen en meisjes en het verbeteren van
(toegang tot) onderwijs cruciaal is om de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) te
behalen.
Minister Gete beschreef een aantal van de uitdagingen waar Ethiopië tegenaan loopt
op het gebied van hervormingen binnen het onderwijs en gendergelijkheid. Met name
in afgelegen en achtergestelde gebieden is het moeilijk een inclusief onderwijssysteem
te generen en genderongelijkheid tegen te gaan. Vrouwelijk leiderschap op scholen
en universiteiten kan wat betreft Minister Gete bijdragen aan het aantrekkelijk maken
van onderwijs voor meisjes. Ondanks de uitdagingen blijft kwalitatief goed onderwijs
een basiselement van de Ethiopische inzet. De politieke wil binnen de Ethiopische
regering is groot, maar blijvend engagement en steun van (internationale) partners
is nodig.
EU lidstaten wezen onder andere op het belang van training van docenten en beschikbaarheid
van goed en relevant lesmateriaal om onderwijs te verbeteren, juist ook in de meest
geïsoleerde gebieden. Maaltijden op school kunnen bovendien een extra prikkel zijn
voor aanwezigheid op school, met name voor jonge vrouwen. Ook werd verwezen naar de
Top in Nairobi (12–14 nov jl.) ter viering van het 25-jarig bestaan van het Actieprogramma
van de International Conference on Population and Development (ICPD25) waar regeringsleiders, staatshoofden en ministers toezeggingen deden voor
het realiseren van de doelen van de ICPD agenda, inclusief op het gebied van seksuele-
en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en family planning. Lidstaten noemden daarnaast het bevorderen van vrouwelijk ondernemerschap als cruciale
factor in het versterken van de positie van vrouwen en voor economische groei. Hoge
Vertegenwoordiger Mogherini bevestigde ten slotte opnieuw de EU steun voor Ethiopië
en voor diens hervormingsagenda, met name op het gebied van onderwijs.
Overig
Post-Cotonou
Graag maakt het kabinet van de gelegenheid gebruik om opvolging te geven aan het verzoek
van uw Kamer om een appreciatie en update over de voortgang van de onderhandelingen
over een nieuw verdrag tussen de EU en de Groep van Staten in Afrika, Cariben en de
Stille Oceaan (ACS), de actuele onderhandelingsinzet van Nederland en de relatie met
de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK).
De onderhandelingen over een nieuw verdrag tussen de EU en ACS landen (Post-Cotonou)
zijn nog gaande. Tijdens de Raad van 25 november gaf Eurocommissaris Mimica een toelichting
op de stand van zaken van de Post-Cotonou onderhandelingen van de EU met de landen
in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS). De onderhandelingen over
de regionale protocollen met de landen in respectievelijk het Caraïbisch gebied en
de Stille Oceaan zijn gevorderd maar er is sprake van vertraging in de onderhandelingen
over het Afrikaanse regionale protocol. De betrokkenheid van de Afrikaanse Unie bij
de onderhandelingen moet nog nader vorm krijgen. Ook de onderhandelingen over het
overkoepelende deel van het verdrag zijn nog gaande. Het Verdrag van Cotonou loopt
per 1 maart 2020 af. Naar verwachting zullen de onderhandelingen niet voor die tijd
zijn afgerond. Daarom ligt er nu een voorstel om het huidige Cotonou verdrag te verlengen
tot eind 2020 of, indien dit eerder is, tot de inwerkingtreding van de nieuwe overeenkomst
of de voorlopige toepassing daarvan tussen de EU en de ACS-lidstaten. Dit besluit
dient genomen te worden door het ACS-EU-Comité van ambassadeurs3.
Het kabinet vindt het belangrijk dat thema’s als mensenrechten, seksuele en reproductieve
gezondheid en rechten, samenwerking op het gebied van irreguliere migratie, en samenwerking
met het Internationaal Strafhof, een plek krijgen in het nieuwe verdrag, conform het
EU-onderhandelingsmandaat dat in juni 2018 is overeengekomen. Nederland ziet er daarom
op toe dat de Commissie het onderhandelingsmandaat nauwgezet blijft volgen.
Het Europees parlement heeft in een resolutie4 over het vervolgverdrag tussen de EU en ACS onder andere het belang van een versterkte
rol voor het maatschappelijk middenveld en heldere verwijzingen naar mensenrechten
en gendergelijkheid benadrukt. Ook wordt in deze resolutie vastgelegd dat het parlement
de voortzetting van een EU-ACP Joint Parliamentary Assembly als niet-onderhandelbaar beschouwt om in te kunnen stemmen met het vervolgpartnerschap.
Een aantal lidstaten, waaronder ook Nederland, heeft juist ingezet op het beperken
van de ACP-instituties binnen het vervolgpartnerschap. Nederland vindt dat de nadruk
moet liggen op samenwerking binnen de regionale protocollen, juist ook omdat de regio’s
sterk van elkaar verschillen.
Het onderhandelingsmandaat voor post-Cotonou neemt geen voorschot op het nieuwe Meerjarig
Financieel Kader. Onderhandelingen hierover lopen parallel aan de onderhandelingen
over Post-Cotonou. Financiering van programma’s in de ACS landen komt onder het huidige
MFK uit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), dat buiten de EU-begroting staat. De
Europese Commissie heeft voorgesteld dat deze financiering onder het nieuwe MFK zal
komen uit het Instrument voor Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking
(NDICI). Het kabinet is positief over dit voorstel. Het samenvoegen van instrumenten
zal naar verwachting bijdragen aan meer beleidscoherentie, efficiëntie, flexibiliteit
en transparantie.
Indieners
-
Indiener
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking