Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de stand van zaken met betrekking tot “Gegevensuitwisseling in de zorg/gegevensbescherming”
27 529 Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) in de Zorg
Nr. 196 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 november 2019
Op 29 januari 2019 heb ik u de position paper «Het Patiëntgeheim» van Patiëntenfederatie
Nederland (hierna: de Patiëntenfederatie) gestuurd.1 Op 1 oktober 2019 heb ik u in een brief mijn reactie op de position paper (hierna:
kamerbrief) gegeven.2 In deze kamerbrief heb ik – op basis van een juridische analyse – aangegeven dat
de bescherming onder het huidige recht voldoende is en dat geen aanvullende wet- of
regelgeving nodig is, maar bewustwording.
Tijdens het Algemeen Overleg van 9 oktober 2019 inzake «Gegevensuitwisseling in de
zorg/gegevensbescherming» (Kamerstuk 27 529, nr. 195) (hierna: het AO) heb ik met uw Kamer gesproken over onder meer de kamerbrief. Er
bleek naar aanleiding van een reactie van de Patiëntenfederatie op de kamerbrief enige
onduidelijkheid te bestaan over de vraag of de bescherming onder het huidige recht
daadwerkelijk voldoende is. In het AO heb ik u toegezegd in samenwerking met de Patiëntenfederatie
na te gaan of er mogelijk juridische lacunes zijn rondom de bescherming van gezondheidsgegevens.
Op 16 oktober 2019 heeft de Vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en
Sport (VWS) mij gevraagd om een stand van zakenbrief met betrekking tot deze toezegging.
Hierbij treft u mijn reactie aan. Deze reactie gaat vooral in op het verschoningsrecht,
omdat mij is gebleken dat de Patiëntenfederatie een lacune ziet in het feit dat het
afgeleid verschoningsrecht niet is gecodificeerd.
Jurisprudentie Hoge Raad verschoningsrecht
Zoals in mijn juridische analyse bij de kamerbrief is aangegeven geldt er – naast
de waarborgen die gelden op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming
(AVG) – op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad3 onder omstandigheden een afgeleid verschoningsrecht. Dit kan wanneer het gaat om
gegevens:
– die tot stand zijn gebracht in de vertrouwelijke communicatie tussen arts en patiënt;
én
– waarvan met de verstrekking de vertrouwelijkheid niet is opgegeven.
Aangezien dit afgeleid verschoningsrecht op grond van jurisprudentie gewaarborgd is,
wordt in de praktijk door opsporingsambtenaren al op deze manier omgegaan met het
afgeleid verschoningsrecht.
Codificatie
Het afgeleid verschoningsrecht wordt op dit moment gecodificeerd in het kader van
de Modernisering van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. De Minister van Justitie
en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming houden u middels voortgangsrapportages
op de hoogte van de voortgang van het project. Op korte termijn zult u een nieuwe
voortgangsrapportage van hen ontvangen.
Dat afgeleid verschoningsrecht in het nieuwe Wetboek van Strafvordering geldt uiteraard
ook voor medische gegevens die tot stand zijn gekomen in de vertrouwelijke relatie
tussen arts en patiënt. En ook ten aanzien van digitaal opgeslagen gegevens. Het feit
dat codificatie plaatsvindt laat onverlet dat het afgeleid verschoningsrecht dus al
van toepassing en gewaarborgd is, op grond van de jurisprudentie van de Hoge Raad.
Conclusie
Op grond van het bovenstaande is nog steeds mijn conclusie dat de bescherming van
de gezondheidsgegevens van de patiënt op grond van de huidige wet- en regelgeving,
de jurisprudentie, het Medmij afsprakenstelsel en de aanstaande codificatie van het
afgeleide verschoningsrecht in het Wetboek van Strafvordering, voldoende is en dat
ingezet moet worden op een goede toepassing van de bestaande regels en op bewustwording.
Ik ga binnenkort in gesprek met de Patiëntenfederatie over de vormgeving van een bewustwordingscampagne.
Tenslotte heeft de Patiëntenfederatie in het kader van het patiëntgeheim mijn aandacht
gevraagd voor het vereiste dat de toestemming om gezondheidsgegevens te delen in vrijheid
gegeven moet zijn, ook als er sprake is van een afhankelijkheidsrelatie. Ik zal met
de Patiëntenfederatie nagaan of er hier nog concrete aandachtspunten zijn.
Ook de Landsadvocaat zal ik vragen of er juridisch gezien met betrekking tot de bescherming
van gezondheidsgegevens opgeslagen bij een leverancier van gezondheidsapps of in een
Persoonlijke Gezondheidsomgeving (PGO) nog concrete aandachtspunten zijn, bovenop
de juridische analyse die reeds gemaakt is. Ik zal mijn adviesaanvraag aan de Landsadvocaat
afstemmen met de Patiëntenfederatie.
Zoals tijdens het hierboven genoemde AO aangegeven, informeer ik u nog nader over
de financiële middelen voor de bewustwordingscampagne en over een mogelijk medisch
loket.
De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins
Indieners
-
Indiener
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg