Brief regering : Voortgangsrapportage Agenda persoonsgebonden budget (pgb)
25 657 Persoonsgebonden Budgetten
Nr. 325 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 oktober 2019
Al sinds 1995 levert het persoonsgebonden budget (pgb) een bijdrage aan de zelfbeschikking
van mensen die langdurige verzorging of professionele hulp nodig hebben. Het pgb heeft
zich ontwikkeld tot een volwaardig alternatief voor zorg in natura, maar ook tot een
instrument met een uiterst complexe uitvoeringspraktijk. Daarom is het ook niet vreemd
dat niet altijd alles vlekkeloos verloopt, soms tot ongenoegen van budgethouders.
Tegelijkertijd weten we dat het gros van de gebruikers tevreden is over de mogelijkheden
die het pgb hen biedt. Die waardering is een stimulans om samen te werken aan een
verdere optimalisering van het instrument. De Agenda pgb die ik op 18 december 2018
naar uw Kamer stuurde, is hiervoor een dragend vehikel1: een overzicht van maatregelen die bijdragen aan de toekomstbestendigheid van het
pgb (zie ook bijlage 1)2. Ik kondigde ook aan uw Kamer periodiek te informeren over de voortgang van de acties.
Deze rapportage is de eerste in een reeks waarin ik u in samenhang laat zien welke
progressie het afgelopen half jaar geboekt is met de Agenda pgb.
Los hiervan is uw Kamer reeds apart geïnformeerd over de wijze waarop verstrekkers
hun pgb-tarieven vaststellen3, de wijze waarop de gemeentelijke toegang is georganiseerd waar het gaat om verstrekking
van Wmo-pgb’s, bemiddelingsbureaus4, de stand van zaken bij de ontwikkeling van pgb 2.05 en de stappen die zijn gezet bij het ondersteunen van ouderinitiatieven6.
Met tevredenheid meld ik u dat de eerste resultaten van de Agenda zijn bereikt:
• Een nieuw kader voor pgb-vaardigheid dat budgethouders en verstrekkers helpt bij het
maken van een weloverwogen keuze voor een pgb (communicatie en voorlichting);
• Een digitale publicatie met maatregelen om administratieve lasten te beperken (beperking
bureaucratie);
• De capaciteit bij de Inspectie SZW wordt fors uitgebreid (fraudebestrijding en handhaving);
• Onderzoek dat in de Agenda is aangekondigd, is aanbesteed of in gang gezet (kennis
en onderzoek).
Deze resultaten zijn eerste stappen op weg naar een toekomstbestendig pgb. Ik verwacht
dat budgethouders en verstrekkers gebruik zullen maken van de nieuw ontwikkelde instrumenten.
Ook verwacht ik dat het beleid de komende periode beter onderbouwd en aangescherpt
kan worden met kennis uit de lopende onderzoeken. De effecten hiervan zullen pas na
verloop van tijd zichtbaar worden. Door nu deze investeringen te doen, zorgen we ervoor
dat het pgb ook op termijn beschikbaar kan blijven voor mensen die hier baat bij hebben.
Voordat ik meer in detail inga op de voortgang van de acties uit de Agenda, wil ik
mijn waardering uitspreken voor de samenwerking rondom het pgb. Ondanks het grote
aantal betrokken partijen, met elk hun eigen verantwoordelijkheden en belangen, constateer
ik dat de organisaties van budgethouders, verstrekkers, uitvoeringsinstanties, beleidsmakers,
ICT-ontwikkelaars, organisaties van toezichthouders en handhavers, zorgaanbieders,
zorgverleners en brancheverenigingen, positief en constructief samenwerken om het
pgb toekomstbestendig te maken. De geleverde inzet door deze partijen is groot. Dit
verdient waardering en geeft mij het vertrouwen dat we in de toekomst meer goede resultaten
gaan boeken.
In de Agenda Pgb presenteerde ik zeven – gezamenlijk geprioriteerde – thema’s. Deze
thema’s zijn samengevat in het onderstaande model:
Figuur 1: thema’s Agenda pgb
In de volgende paragrafen ga ik in op de resultaten die sinds de verzending van de
Agenda in december 2018 bij elk van deze thema’s zijn geboekt.
1 Voorlichting en toerusting
De nadruk van de maatregelen uit de Agenda pgb ligt op de voorkant van het proces:
goede informatie en voorlichting voor de (potentiële) doelgroep. Door bij de toekenning
van een pgb transparant en duidelijk met elkaar te spreken over benodigde vaardigheden
en verantwoordelijkheid van budgethouder (of vertegenwoordigers) selecteert zich een
groep budgethouders uit die in staat is om zelf regie te nemen over de zorg die zij
nodig hebben. Daarnaast verkleint een goed geïnformeerde budgethouder de kans op (administratieve)
problemen in het vervolgtraject. Zo houden we dit waardevolle instrument beschikbaar
voor mensen die hier veel baat bij hebben.
1.1 Weten waar je aan begint
In de maanden na de toezending van de agenda, heeft VWS samen met de VNG, ZN, SVB,
Per Saldo en de BVKZ een plan voor verbetering van de voorlichting over het pgb opgesteld.
De activiteiten zijn gericht op het optimaliseren van bestaande informatievoorziening.
Daarmee worden potentiële budgethouders in staat gesteld om bewust te kiezen voor
de inkoop van zorg of ondersteuning met een pgb. Dit geldt ook voor zorgverleners
die door de verbeterslag in staat zijn om een bewuste keuze te maken en goed voorbereid
aan de slag te gaan.
Als gevolg van dit plan wordt alle bestaande informatie over pgb’s – op de websites
van rijksoverheid, SVB en Per Saldo – dit najaar grondig doorgelicht op inhoud en
taalgebruik. Vervolgens worden basisteksten ontwikkeld die de branche- en belangenorganisaties,
maar ook het Rijk, VNG en SVB kunnen gebruiken in hun eigen voorlichtingsmateriaal.
Dit zorgt voor toegankelijke, actuele en vooral ook uniforme informatie. Geïnteresseerden
die visueel zijn ingesteld, bedienen we met een aantal filmpjes en infographics die
ondersteunend zijn aan de geschreven voorlichtingsteksten.
Naast de bestaande informatievoorziening is ook een nieuw kader voor pgb-vaardigheid
ontwikkeld (zie paragraaf 2.1). De hierin opgenomen informatie voor potentiële budgethouders
en/of hun vertegenwoordigers wordt ook meegenomen in het voorlichtingsplan. Ook de
informatie en tools voor zorgverleners op de websites van de Kamer van Koophandel,
ondernemersplein en meldennieuwezorgaanbieders.nl, worden als onderdeel van dit plan doorgelicht en aangepast. Professionals die contact
hebben met potentiële budgethouders – zoals medewerkers van wijk-, jeugd- en gezinsteams,
CIZ, huisartsen of cliëntondersteuners – rusten we toe met informatie over het kader
voor pgb-vaardigheid.
VWS geeft samen met de genoemde betrokken partijen uitvoering aan deze acties. De
voorlichting nieuwe stijl moet begin 2020 gereed zijn.
Pilot toerusting pgb-houders
In mijn recente brief van 2 juli jl. heb ik toegezegd om uw Kamer via de voortgangsrapportage
Agenda pgb te informeren over de pilot van zorgkantoor Zilveren Kruis en Per Saldo
over een betere invulling van de toerusting van pgb-houders. Binnen zorgkantoor Zilveren
Kruis en Per Saldo wordt momenteel hard gewerkt aan verschillende scenario’s voor
de pilot. Daarbij gaat het om het verschillen in welke informatie, op welk moment,
in welke vorm en door wie wordt gegeven. Het is belangrijk om de scenario’s vooraf
goed uit te werken als basis voor evaluatie. De start van de pilot is voorzien in
het eerste kwartaal van 2020.
1.2 Inrichten digitaal platform
In het voorjaar hebben vertegenwoordigers van budgethouders, verstrekkers, gemeenten
en VWS met elkaar gesproken over het inrichten van een digitaal platform voor kennisuitwisseling
tussen uitvoerende partijen. Aanleiding waren signalen over verschillen in uitvoering
door verstrekkers, bij gelijke casuïstiek. Een aan dit platform gerelateerde commissie
van deskundigen zou kunnen adviseren bij ingewikkelde situaties.
De verkennende gesprekken wezen uit dat het platformidee niet wordt gedragen door
alle partijen. Weliswaar werd de casuïstiek herkend, maar gemeenten zijn beducht voor
een dubbeling met bestaande initiatieven. Daarom is afgesproken om eerst te inventariseren
welke bestaande uitwisselingsgremia er zijn waar bij kan worden aangesloten. In het
najaar wordt deze activiteit opnieuw opgepakt.
2 Pgb-vaardigheid en verantwoordelijkheid
Een belangrijk uitgangspunt van de Agenda pgb is om – als belangrijk aspect van het
nemen van regie op je eigen zorg – de vaardigheden die nodig zijn voor een goed beheer
van een pgb, vooraf te toetsen. Een weloverwogen keuze voor een pgb verkleint de kans
op problemen zoals terugvorderingen, het ontvangen van minder (of geen) zorg of zorg
van slechte kwaliteit.
2.1 Ontwikkelen kader voor pgb-vaardigheid
In de Agenda pgb kondigde ik een nieuw kader voor pgb-vaardigheid aan dat helpt bij
het maken van een weloverwogen keuze voor een pgb. Dit kader voor pgb-vaardigheid
is intussen ontwikkeld in goede samenwerking met de VNG, ZN en Per Saldo en beschikbaar
gesteld aan verstrekkers en zorgvragers. In mijn brief van 2 juli 20197 gaf ik aan dat het kader in augustus in gebruik zou worden genomen. Dat is inmiddels
gebeurd. Het kader voor pgb-vaardigheid en de bijbehorende toelichting is als bijlage
aan dit rapport toegevoegd (bijlage 2)8.
Het kader beschrijft in 10 belangrijke punten wat je moet kennen en kunnen om als
zorgvrager of vertegenwoordiger goed met een pgb om te gaan. Het kader is domein-overstijgend
opgesteld en kan dus gebruikt worden voor de uitvoering van de Jeugdwet, Wmo2015,
Zvw of Wlz. Het heeft primair een voorlichtend karakter, maar het ondersteunt ook
de verstrekkers (gemeenten, zorgkantoren en zorgverzekeraars). Door het stellen van
de juiste vragen in een keukentafel- of bewuste-keuze-gesprek komen zij tot een goede
onderbouwing voor het wel of niet toekennen van een pgb. Zo helpt het de mensen de
zorg te krijgen die ze nodig hebben. Dat kan via een pgb of zorg in natura.
De implementatie van het kader gaat gepaard met pilots die gekoppeld zijn aan een
evaluatieonderzoek. In deze domein-overstijgende pilots committeert een groep verstrekkers
zich aan volledige implementatie van het kader. Zo kunnen we goed de inhoud en de
toepassing van het kader evalueren waarbij ook de vraag aan de orde is of het kader
verankerd moet worden en zo ja, hoe dit het beste kan. Begin 2020 zullen de pilots
van start gaan. Het streven is circa 35 verstrekkers te laten deelnemen. Overige verstrekkers
kunnen het kader op vrijwillige basis (blijven) gebruiken. De eerste evaluatie wordt
medio 2020 uitgevoerd en neemt het perspectief van zorgvragers en verstrekkers mee.
Er wordt rekening gehouden met verschillen in uitvoering tussen de verschillende pgb-domeinen.
Ik ga ervan uit dat na een periode van experimenteren en evalueren, alle verstrekkers
en hun budgethouders gebruik maken van dit kader. Acties om dit te stimuleren worden
de komende periode uitgewerkt. Ik zal uw Kamer informeren over de uitkomsten van de
pilots en het evaluatieonderzoek.
2.2 Juridische verankering verantwoordelijkheid vertegenwoordigers
Budgethouders mogen niet de dupe worden van slecht beheer van het pgb door een vertegenwoordiger.
Daarom inventariseer ik de juridische mogelijkheden om vertegenwoordigers aan te spreken
bij verkeerde besteding van het pgb. De eerste probleemanalyse geeft nog geen helder
beeld. Een kwantitatief beeld van de problematiek (per zorgwet) ontbreekt, mede omdat
er geen organisatie is die hier gegevens over bijhoudt. Wel constateer ik dat er in
het veld verwarring bestaat in situaties waar sprake is van meerdere vertegenwoordigers.
Bijvoorbeeld over de rolverdeling van de verplicht gestelde gewaarborgde hulp in de
Wlz ten opzichte van wettelijk vertegenwoordigers. Deze onduidelijkheid kan leiden
tot overlap van verantwoordelijkheden en afschuifgedrag. Op dit punt wil ik daarom
helderheid verschaffen.
Om het beeld van de problemen bij vertegenwoordiging en de mogelijke oplossingen aan
te scherpen, voeren we de komende tijd extra gesprekken met de partners in het veld.
De rol van de gewaarborgde hulp wordt hierin meegenomen. Ik zal de Kamer nader informeren
over de uitkomsten hiervan.
2.3 Onderzoek daling jeugd-pgb’s
Het aantal pgb’s in het domein van de zorg voor jeugdigen is in de afgelopen periode
gedaald. Omdat deze daling niet direct verklaarbaar is, heb ik in de Agenda pgb opgenomen
de achtergrond hiervan te onderzoeken. Er is met Per Saldo gesproken over de uitgangspunten
van het onderzoek, de aanbesteding is gedaan en inmiddels zijn de onderzoeksactiviteiten
opgestart. Ik verwacht begin volgend jaar het rapport naar uw Kamer te kunnen sturen.
3 Indicatiestelling
Rondom de indicatiestelling voor pgb’s in de Zorgverzekeringswet zijn in de Agenda
pgb een drietal acties aangekondigd om de kwaliteit van indicatiestellingen te verbeteren.
Ook rondom de toegang tot pgb’s die door gemeenten worden verstrekt, zijn acties aangekondigd.
Deze acties worden hieronder doorgenomen.
3.1 Professionaliteit en kwaliteit indicatiestelling
Met ingang van 1 januari 2020 is geregeld dat zorgverzekeraars kunnen nagaan of een
indicerend verpleegkundige is ingeschreven in het kwaliteitsregister van de beroepsvereniging
Verzorgenden Verpleegkundigen (V&VN). Zo kan de verzorgende eenvoudig aantonen dat
hij over de benodigde diploma’s beschikt om juiste indicaties te kunnen stellen. Voor
de betreffende verpleegkundigen is het voordeel dat zij niet telkens hun diploma’s
hoeven te overleggen in het contact met de verschillende zorgverzekeraars.
Een tweede resultaat dat de afgelopen periode geboekt is, is dat V&VN informatie over
het Zvw-pgb in de toolbox indicatieproces heeft opgenomen. De toolbox is een dynamisch
hulpmiddel dat wijkverpleegkundigen kan helpen om tot een goede indicatie te komen.
Tools en informatie kunnen en zullen er worden uitgehaald, of juist worden toegevoegd
wanneer er iets ontbreekt.
3.2 Inzetten cyclisch proces
Met ingang van 1 januari 2019 hebben zorgverzekeraars in het aanvraagformulier pgb
voor de indicerend verpleegkundige de vraag opgenomen of, en zo ja wanneer, het zinvol
is de zorg (periodiek) te evalueren. Tot de invoering hiervan was dit niet standaard.
Ik verwacht dat deze extra vraag bijdraagt aan het inzetten van een cyclisch proces
van evaluatie en herindicatie.
3.3 Doorontwikkelen praktijkteam indicatiestelling
Vorig jaar heeft een team van professionals in een aantal sessies complexe casuïstiek
rondom indicatiestellingen besproken. In de bestuurlijke afspraken 2019–2021 is vastgelegd
dat de aanbevelingen van dit zogenaamde praktijkteam dit jaar worden opgepakt. Intussen
is duidelijk geworden dat de partijen (ZN, V&VN en Per Saldo) het concept van praktijkteams
Zvw-pgb willen verbreden. Bijvoorbeeld door regionale bijeenkomsten te organiseren
waarvan de uitkomsten landelijk worden gevolgd en besproken. De partijen zijn nog
met elkaar in gesprek over de verdere vormgeving en uitwerking hiervan.
3.4 Toegang tot de Wmo2015 en de Jeugdwet
De afgelopen maanden ben ik in vervolg op de evaluatie hervorming langdurige zorg
door Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) in gesprek geweest met onder meer verschillende
gemeenten, cliënten en zorgaanbieders. Deze gesprekken zijn mede input geweest voor
mijn brief van 20 juni 20199 waarin ik uitgebreid reageer op de evaluatie hervorming langdurige zorg door het
SCP. Veel thema’s die bij deze bijeenkomsten aan bod zijn gekomen zijn gerelateerd
aan de gemeentelijke toegang. Het was mooi om te zien dat door de gekozen methodiek10 partijen die betrokken zijn bij de ondersteuning en zorg – cliënten, gemeenten en
zorgaanbieders – gezamenlijk tot betrekkelijk eenvoudige en concrete oplossingen komen.
Bovendien liggen die ten dele binnen hun eigen invloedssfeer. Zo kunnen door cliënten
ervaren knelpunten op lokaal of regionaal niveau verminderd worden of zelfs worden
opgelost. Een aantal knelpunten wordt in vervolgbijeenkomsten nader besproken en uitgewerkt.
Ook (de toegang tot) het pgb is een thema dat in meerdere van deze «Merkbaar Beter
Thuis» bijeenkomsten is besproken. De komende maanden organiseren we in het verlengde
hiervan verschillende follow ups. Daarin worden specifieke thema’s nader uitgewerkt,
óók thema’s die de toegang tot het pgb in het gemeentelijke domein kunnen versterken.
Denk hierbij aan: het toepassen van het «no wrong door» principe, de inrichting van
sociale wijkteams, de rol van onafhankelijke cliëntondersteuning en het terugdringen
van administratieve lasten.
Als onderdeel van actielijn 1 van het programma zorg voor de jeugd: «betere toegang
tot jeugdhulp voor kinderen en gezinnen», doet KPMG in opdracht van het Ministerie
van VWS en de VNG onderzoek naar basisfuncties voor lokale teams, zowel gericht op
jeugd als WMO. Deze basisfuncties zijn de inhoudelijke componenten (leidende principes)
die gemeenten moeten organiseren, ongeacht de verschijningsvorm van het lokale team.
De resultaten van dit onderzoek en de eerste contouren voor implementatie en ondersteuning
richting de gemeenten, stuur ik begin november (voorafgaand aan het wetgevingsoverleg
jeugd van 18 november) naar de Tweede Kamer.
4 Collectieve woonvormen
In de Agenda heb ik meerdere acties aangekondigd om knelpunten ten aanzien van collectieve
woonvormen aan te pakken. Zo weten zorgvragers of hun vertegenwoordigers vaak niet
wat er geregeld moet worden wanneer zij in een collectieve woonvorm willen wonen of
zelf een collectieve woonvorm willen starten. Op het gebied van voorlichting voor
deze groep heb ik meerdere acties uitgezet. Zo wil ik bestaande toerustingsmogelijkheden
voor pgb-gefinancierde collectieve woonvormen meer bekendheid geven. Ook breng ik
in kaart hoe de continuïteit van collectieve woonvormen behouden kan blijven wanneer
ouders wegvallen. Deze acties overlappen deels de acties voor ouderinitiatieven die
ik eerder aankondigde.
4.1 Verbeteren voorlichting over pgb-gefinancierde woonvormen
Op 5 juli 2019 deed ik in mijn brief11 over ouderinitiatieven de toezegging uw Kamer in het najaar te informeren over de
stand van zaken. Dat doe ik met deze brief. Zoals in juli aangegeven, laat ik een
toolkit ontwikkelen voor woon- en ouderinitiatieven. Deze toolkit bevat alle relevante
informatie over het opzetten en beheren van een woon- en ouderinitiatief. Omdat Per
Saldo deskundig is op dit terrein en reeds gesubsidieerd wordt voor het geven van
voorlichting en advies aan budgethouders, heb ik hen gevraagd om deze toolkit te ontwikkelen.
Per Saldo heeft daar positief op gereageerd en is gestart met het vullen van de toolkit.
Denk hierbij aan informatie over het organiseren van zorg, brandveiligheid van de
woning, personeelssamenstelling, medicatieveiligheid, subsidies en informatie over
het borgen van vertegenwoordiging zodat een wooninitiatief gecontinueerd wordt wanneer
een ouder of vertegenwoordiger wegvalt.
4.2 TKV, checklist + informatie over pgb-gefinancierd collectief wooninitiatief
In de Agenda pgb kondigde ik aan te onderzoeken welke vaardigheden budgethouders nodig
hebben voor het wonen in een collectieve woonvorm. Om eventuele aanvullende eisen
te kunnen toevoegen aan het nieuwe kader voor pgb-vaardigheid (zie paragraaf 2.1)
is dit besproken in de werkgroep van VNG, ZN en Per Saldo die het kader ontwikkelde.
De werkgroep heeft geconstateerd dat het huidige kader voor pgb-vaardigheid volstaat,
ongeacht waar de zorg wordt ontvangen (thuis of in een wooninitiatief). Het nieuwe
TKV-kader is daarmee geschikt voor alle budgethouders, óók voor budgethouders die
(willen gaan) wonen in een collectieve woonvorm.
Ik heb toegezegd een checklist te ontwikkelen waarmee zorgvragers de mate van eigen
regie bij een collectief wooninitiatief kunnen beoordelen. Deze checklist is door
Per Saldo opgesteld en wordt onderdeel van de eerder genoemde toolkit. Voorts is in
de Agenda pgb toegezegd om aanvullende informatie te verstrekken aan budgethouders
en verstrekkers over de beoordeling van kwaliteit van de geleverde zorg of ondersteuning.
Hiervoor is – naast de huidige wet- en regelgeving – gebruik gemaakt van bestaande
kwaliteitskaders voor de gehandicapten- en ouderenzorg. Ook deze informatie over het
bewaken van kwaliteit in een kleinschalige woonvorm zal deel uitmaken van de toolkit.
Budgethouders en verstrekkers die te maken hebben met kleinschalige wooninitiatieven,
kunnen met deze informatie hun voordeel doen.
4.3.1 Bundelen van pgb’s, kwaliteit en rechtmatigheid bij collectieve woonvormen
Ik heb toegezegd de implicaties van het bundelen van pgb’s bij collectieve woonvormen
te onderzoeken. Op dit moment wordt bij uiteenlopende kleinschalige wooninitiatieven
onderzocht wat in de praktijk de implicaties zijn van het bundelen van pgb’s uit verschillende
wetten, zoals bijvoorbeeld de Wlz en Wmo2015. De onderzoekers vergelijken kleinschalige
wooninitiatieven waarin budgethouders de zorg individueel inkopen en wooninitiatieven
waarbij de zorg met (deels) gebundelde pgb’s wordt ingekocht. Het resultaat van dit
onderzoek geeft inzicht in de redenen van bewoners van collectieve woonvormen voor
het wel of niet (of deels) samenvoegen van pgb’s voor de inkoop van zorg. De onderzoekers
kijken ook of het bundelen van pgb’s effect heeft op de individuele regie van de budgethouder,
de aard en omvang van de verleende zorg en de mogelijkheden om de besteding van het
pgb te controleren op rechtmatigheid.
De uitkomsten van dit onderzoek zijn naar verwachting in maart 2020 beschikbaar.
4.3.2 Kwaliteit en rechtmatigheid bij pgb gefinancierde collectieve woonvormen
Met het wetsvoorstel Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) komt er een meldplicht voor
nieuwe zorgaanbieders om toezicht op kwaliteit door de IGJ mogelijk te maken. Nieuwe
zorgaanbieders komen zo beter in beeld en worden voor de aanvang van de zorgverlening
bewust gemaakt van de eisen aan de zorgverlening en hun verantwoordelijkheid daarvoor.
Nieuwe Wlz-pgb gefinancierde woonvormen dienen ook aan deze meldplicht te voldoen.
Dit geldt ook wanneer er sprake is van minder dan 10 zorgverleners. Daarnaast zijn
er kwaliteitswetten zoals de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz), Wet
medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) en de Wet op de beroepen in de individuele
gezondheidszorg (Wet BIG). Ook deze wetten zijn van toepassing op Wlz-pgb gefinancierde
woonvormen met minder dan 10 zorgverleners.
Zowel de budgethouder als het zorgkantoor hebben als taak toe te zien op de kwaliteit
van de ingekochte zorg en de rechtmatige besteding van het pgb. Daarnaast ziet ook
de IGJ toe op de kwaliteit van de geleverde zorg. Daarom zie ik op dit moment geen
aanleiding specifiek in gesprek te gaan met zorgkantoren over kwaliteit en rechtmatigheid
bij pgb-Wlz gefinancierde collectieve woonvormen met minder dan 10 zorgverleners,
zoals in de agenda pgb is aangekondigd.
In de Agenda pgb meldde ik met gemeenten in overleg te treden over de controle op
kwaliteit en rechtmatigheid bij toetredende aanbieders van woon- of ouderinitiatieven
(deels) gefinancierd door gemeenten. Het gesprek hierover wees uit dat de Wkkgz en
de Wtza bij strikte toepassing ook van toepassing zouden moeten worden op de Wmo2015.
Op basis van het overleg ben ik tot de conclusie gekomen dat de Wkkgz en de Wtza niet
van toepassing kunnen zijn op de Wmo2015. De meldplicht voor nieuwe aanbieders van
zorg is niet aan de orde bij aanbieders die ondersteuning bieden op basis van de Wmo
2015 omdat de IGJ in dit domein geen rol speelt. Daar wil ik geen wijziging in aanbrengen.
Om die reden kan de Wtza niet van toepassing zijn op nieuwe aanbieders van maatschappelijke
ondersteuning. Hier heb ik uw Kamer op 22 november 2018 al over geïnformeerd.
4.4 Eenduidigere financiering kleinschalige wooninitiatieven
Kleinschalige woonvormen kunnen vanuit de Wlz op verschillende manieren bekostigd
worden, via een ZZP, Modulair pakket thuis, een Volledig pakket thuis of een pgb.
Er is behoefte aan meer inzicht in de soorten bekostiging in relatie tot de bestaande
kleinschalige Wlz-wooninitiatieven. Dit om te kunnen beoordelen of een meer eenduidige
wijze van bekostiging van zorg nodig en mogelijk is. Onderzoek naar de financiering
van kleinschalige wooninitiatieven in de Wlz vindt gelijktijdig plaats met het onderzoek
naar het bundelen van pgb’s (zie paragraaf 4.3). Combinatie van beide onderzoeken
voorkomt dat zorgvragers en zorgaanbieders onnodig worden belast met verzoeken om
informatie. In het onderzoek zal in kaart worden gebracht hoe het huidige scala van
kleinschalige Wlz wooninitiatieven eruit ziet, voor welke leveringsvorm wordt gekozen
en waarom. De onderzoeksresultaten zijn in maart 2020 beschikbaar.
In de Agenda heb ik ook toegezegd de verschillen in budget van oud AWBZ-budgethouders
en Wlz-budgethouders die wonen in een wooninitiatief onder de loep te nemen. De verschillen
tussen oude en nieuwe pgb’s zijn ontstaan door een budgetgarantie die ten tijde van
de AWBZ is verstrekt. Budgethouders die geen budgetgarantie hebben en waarvan het
budget aantoonbaar onvoldoende is om de benodigde zorg in te kopen, kunnen een beroep
doen op de regeling Extra Kosten Thuis. Met deze regeling – die vanaf 1 juli 2018
geldt voor alle budgethouders in de Wlz – kan het reguliere budget met maximaal 25%
worden verhoogd. Het zorgkantoor beoordeelt deze aanvraag en kijkt daarbij onder anderen
naar de doelmatigheid van de ingezette zorg. Met name in geclusterde woonvormen of
gezinssituaties waar meerdere personen aanspraak maken op zorg is vaak een efficiëntere
organisatie mogelijk. Hiermee wordt rekening gehouden bij de beoordeling.
Veel van de verstrekte budgetgarantie is inmiddels afgebouwd. Voor twee groepen geldt
de afgegeven budgetgarantie echter nog steeds:
1. budgethouders waarvan het pgb-AWBZ bij eerste toekenning op basis van een zzp-indicatie
is opgehoogd met een budgetgarantie,
2. budgethouders die op 31 december 2012 reeds in een wooninitiatief woonden en daar
zijn blijven wonen.
Momenteel hebben nog circa 2.000 budgethouders een budgetgarantie waarvan er circa
1.650 in een wooninitiatief wonen. Met de garantie voor deze groep is een bedrag van
in totaal € 25 miljoen per jaar gemoeid. Het bedrag aan budgetgarantie voor de groep
in een wooninitiatief bedraagt circa € 19 miljoen.
De uitkomsten van het onderzoek naar eenduidig financieren en de situatie rondom de
budgetgarantie betrek ik bij eventuele vervolgstappen ten aanzien van financiering
van kleinschalige woonvormen.
Ouderinitiatieven
In mijn brief van 5 juli 2019 over ouderinitiatieven heb ik aangekondigd te verkennen
of een lichter regime voor ouderinitiatieven mogelijk is. In aanvulling op de schrapsessie
die reeds heeft plaatsgevonden en naar aanleiding van de motie Bergkamp en Hermans12 is geïnventariseerd wat Per Saldo, RPSW, Kans Plus en Naar Keuze vinden van een lichter
regime voor ouderinitiatieven. Deze partijen hebben aangegeven dat zij de eisen over
kwaliteit van zorg begrijpen en er ook achter staan. Zij willen ook dat de bewoners
van een woon- of ouderinitiatief kwalitatief goede en verantwoorde zorg ontvangen.
Daarnaast is het ook belangrijk dat de woonomgeving veilig is. Ook gaven de partijen
aan erkenning voor woon- en ouderinitiatieven belangrijk te vinden.
Ik vind deze kleinschalige woonvormen van toegevoegde waarde. De huidige wet- en regelgeving
maakt het mogelijk om woon- en ouderinitiatieven te starten en continueren. De genoemde
partijen geven echter aan dat wijzigingen in wet- en regelgeving voornamelijk zijn
gericht op individuele budgethouders of (grootschalige) zorginstellingen. Regelgeving
wordt daardoor vaak als niet-passend ervaren. De schrapsessies wezen bijvoorbeeld
uit dat de eisen uit de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) op het
terrein van governance als strikt worden ervaren. Een ander voorbeeld is de toepassing
van de Wet zorg en dwang. Momenteel onderzoek ik deze knelpunten. Wanneer ouders tegen
praktische problemen aanlopen is het zaak hier een oplossing voor te vinden. Naar
aanleiding van de schrapsessie ben ik in gesprek met ZN en VNG over het aanstellen
van één contactpersoon voor ouderinitiatieven bij verstrekkers. Op die manier kunnen
ouders die tegen een probleem aanlopen sneller en beter worden geholpen.
Bij het opstellen van nieuwe wet- en regelgeving die betrekking heeft op het pgb benader
ik Per Saldo om het perspectief van de woon- en ouderinitiatieven in te brengen. Zo
heeft Per Saldo naar aanleiding van de internetconsultatie voor de Wet Medezeggenschap
Cliënten Zorginstellingen 2018 inbreng geleverd die gericht was op kleinschalige woonvormen.
In het vervolg zal ik Per Saldo direct benaderen om mee te denken over implicaties
van wijzigingen in wet- en regelgeving voor woon- en ouderinitiatieven.
Met bovenstaande acties geef ik uitwerking aan het deel van de motie van het lid Hijink13 over ondersteuning aan ouders die vastlopen bij de ontwikkeling van een ouderinitiatief.
In (het tweede deel van) de motie van de leden Hijink en Slootweg14 werd de regering verzocht om het commercieel uitbaten van ouderinitiatieven te voorkomen.
Met mijn brief van 9 juli 201915 informeerde ik uw Kamer over investeringsmogelijkheden voor zorgaanbieders en het
bevorderen van kwaliteit en een transparante, integere en professionele bedrijfsvoering.
In deze brief zijn vier maatregelen aangekondigd die onder andere als doel hebben
om beter te waarborgen dat geld dat bedoeld is voor de zorg ook daadwerkelijk ten
goede komt aan zorg. De benoemde maatregelen zullen ook van toepassing zijn op woon-
en ouderinitiatieven in de Wlz. Ik monitor de uitwerking daarvan.
5 Informele zorg
De kwaliteit van informele zorg16 is moeilijk te toetsen, constateerde ik in de Agenda pgb. Ook leidt het inzetten
van informele zorgverleners soms (onbedoeld) tot financiële afhankelijkheid van een
gezin of sociale omgeving van het pgb. Waar en wanneer zich problematische situaties
zich voordoen met informele zorg, wordt nader onderzocht.
5.1 Onderzoek naar pgb als financieringsbron voor informele zorg
In de afgelopen maanden is de opzet van dit onderzoek uitgewerkt. Besloten is te starten
met een feitenonderzoek naar de aard en omvang van de geleverde informele zorg in
de verschillende zorgdomeinen. Dit onderzoek is begin oktober gestart. De eerste resultaten
worden naar verwachting begin 2020 opgeleverd. Een kwalitatieve verdiepingsslag volgt
kort daarna in de tweede fase. In dit traject worden ook externe partijen zoals Per
Saldo en BVKZ, betrokken.
5.2 Borging kwaliteit via pilots
Behalve onderzoek kondigde ik aan om bij 15 gemeenten en drie zorgkantoren in pilots
de problematiek rondom de kwaliteit van informele zorg beter in kaart te brengen.
In deze pilots wil ik aan de hand van een vooraf opgesteld format kijken naar informele
zorg in de vier domeinen: Wlz, Zvw, Wmo2015 en Jeugd. Het onderzoeksformat wordt mede
op basis van de informatie uit het onder 5.1 beschreven onderzoek naar de informele
zorg ontwikkeld. De start van de pilots is in de loop van 2020 voorzien.
6 Reduceren complexiteit en administratieve lasten
Dat het beheer van pgb’s door sommige budgethouders als complex wordt ervaren, is
bekend. Een deel van de oplossing ligt in verdere digitalisering waar op dit moment
met man en macht aan wordt gewerkt. Deze toekomstige oplossing ontneemt ons echter
niet de verantwoordelijkheid om de administratieve lasten binnen de huidige uitvoeringspraktijk
zoveel mogelijk te verminderen.
6.1 Schrapsessies pgb
In de periode van mei tot juli van dit jaar heeft een aantal schrapsessies plaatsgevonden.
Doel van deze sessies was het in kaart brengen van de administratieve last voor budgethouders
bij het aanvragen en beheren van een pgb en het formuleren van acties om deze last
te verminderen. Aan de sessies namen (vertegenwoordigers van) budgethouders en ketenpartijen
deel.
De verenigingen van budgethouders Per Saldo en Naar keuze hebben aansluitend nog een
eigen schrapsessie gedaan die heeft geleid tot een aantal aanvullende schrap- en verbeterwensen
die per brief bij VWS zijn ingediend.
Het resultaat van deze sessies is een digitaal boekje met 10 gedragen acties die in
de uitvoering kunnen worden gebruikt (zie bijlage 3)17. Het boekje is op 25 september op de website ordz.nl. gepubliceerd. De komende periode zullen deze 10 maatregelen in de praktijk nader worden uitgewerkt.
De aanvullende sessie van de belangenverenigingen geeft inzicht in een aantal verbeterpunten
die niet louter gaan over het schrappen van regels of het verbeteren van processen.
Deze raken meer fundamentele issues, zoals de wens naar eenduidige regels bij het
pgb voor gemeenten. Voor het nader onderzoeken van mogelijkheden voor uitwerking van
deze verbeterpunten zal VWS samen met Per Saldo in gesprek gaan met de ketenpartners
VNG, ZN en SVB.
6.2 Gegevensuitwisseling mogelijk maken, geen onnodige en dubbele uitvragen
Veel budgethouders ervaren het pgb-beheer als complex. Dubbele gegevens uitvraag is
daarbij een extra last. Momenteel bekijk ik samen met verschillende gemeenten waar
onnodige dubbele gegevensaanvraag vóórkomt. Vervolgens zullen we bezien of gegevensuitwisseling
een oplossing is. Gegevensuitwisseling moet uiteraard wel zorgvuldig gebeuren en conform
AVG. Daarom treed ik ook in overleg met de autoriteit persoonsgegevens. Naar verwachting
zal ook de uitrol van pgb 2.0 op termijn een bijdrage leveren aan de oplossing van
geconstateerde problematiek.
6.3 Stimuleren en toerusten van budgethouders om digitaal te gaan werken
Met de invoering van het PGB2.0-systeem zet ik verdere stappen in de digitalisering
van de pgb administratie. Op het punt van het stimuleren van budgethouders om digitaal
te (gaan) werken, volgen de ontwikkelingen die van PGB2.0. Dit najaar start een onderzoek
om meer inzicht te verkrijgen in de beweegredenen van het werken op papier dat nu
nog veelvuldig voorkomt. In de volgende voortgangsrapportage kan ik u de eerste uitkomsten
melden.
6.4 Onderzoek reikwijdte werkgeverstaken
In de Agenda kondigde ik onderzoek aan naar de reikwijdte van taken en verplichtingen
waaraan budgethouders zich moeten houden als werkgever van hun zorgverlener(s). Het
is van belang dat de budgethouder die werkgever is geworden van zijn zorgverlener
ook in staat is om de werkgeverstaken goed uit te voeren. Het werkgeverschap houdt
een aantal financiële verplichtingen in en dat wil ik goed inregelen. Het onderzoek
hiernaar is dit voorjaar van start gegaan. Daarin is een overzicht van werkgeversverplichtingen
gemaakt, inclusief de achtergrond daarvan. Vervolgens is in kaart gebracht hoe de
financiële consequenties van de werkgeversverplichtingen goed (structureel) ingeregeld
kunnen worden. Dit najaar zal dit deel van het onderzoek worden afgerond.
Het laatste deel van het onderzoek gaat in op de inrichting van de ondersteuning bij
de financiële en niet-financiële taken voor de budgethouder. Dit laatste onderdeel
wordt in 2020 opgepakt.
6.5 Vereenvoudigen financiering zorg in onderwijstijd
Nagenoeg gelijktijdig met deze brief stuur ik, samen met mijn collega van OCW, een
brief naar de Kamer over de voortgang onderwijs-zorg. Daarin wordt u geïnformeerd
over de stand van zaken met betrekking tot de vereenvoudiging van de financiering
van zorg in onderwijstijd.
7 Frauduleuze zorgaanbieders en bemiddelingsbureaus
Op 19 april 2018 heb ik het programmaplan «Rechtmatige Zorg 2018–2021 – aanpak van
fouten en fraude in de zorg» aan uw Kamer aangeboden. Het doel is een forse vermindering
van onrechtmatigheden in de zorg. Op 26 september 2019 stuurde ik hierover de tweede
voortgangsrapportage aan uw Kamer. Daarin wordt ingegaan op de maatregelen die in
het eerste halfjaar van 2019 genomen zijn en de resultaten die geboekt zijn.
Aansluitend bij de maatregelen uit dit programma, presenteerde ik vorig jaar in de
Agenda pgb een aantal activiteiten gericht op versterking van de rol van toezichthouders
en handhavers die te maken hebben met (verdenkingen van) fraude met pgb’s. Hieronder
een overzicht van het aantal signalen hierover:
Aantal pgb-fraudesignalen per wet
2016
2017
2018
Domein
Aantal
Aantal
Aantal
Wlz
37
118
74
Wmo 2015
18
38
45
Zvw
<5
22
23
Jeugdwet
<5
4
5
Onbekend
<5
15
9
Overig
8
0
0
Totaal
63
197
156
Bron: IKZ rapport signalen zorgfraude 2018
In 2018 registreerde het Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ) 156 signalen over fraude
met een pgb vanuit de Wlz, Wmo, Zvw of de Jeugdwet. Dat komt neer op 28% van de (in
totaal 558) signalen. Een jaar eerder hadden 197 van de in totaal 675 signalen betrekking
op fraude met een pgb (29%). In 2016 – toen het IKZ nog in opbouw was – had 14% van
de signalen betrekking op een pgb.
7.1 Uitbreiding opsporingscapaciteit
Om te zorgen dat de Inspectie SZW meer zorgfraudezaken kan oppakken, is in overleg
met de Staatssecretaris van SZW de opsporingscapaciteit bij de Inspectie SZW met 20
FTE uitgebreid. De werving hiervoor loopt op dit moment nog.
7.2 Versterken gemeenten bij aanpak fraude
Er is een werkgroep gestart – bestaande uit gemeenten en zorgkantoren – die onderzoekt
of er voldoende juridische mogelijkheden zijn om geld terug te kunnen vorderen bij
onrechtmatigheden. Op dit moment ervaren met name de gemeenten dat het civielrecht
een tijdrovende en (te) kostbare route is om ten onrechte verstrekte pgb-gelden terug
te vorderen.
7.3 Bemiddelingsbureaus
In de Verzamelbrief van 2 juli 2019 gaf ik aan dat bemiddelingsbureaus goed werk kunnen
verrichten als er bemiddeld wordt naar passende zorg of ondersteuning voor een budgethouder.
Een verbod hierop ontneemt budgethouders de mogelijkheid om via deze weg passende
zorg te vinden. Per Saldo heeft mede daarom aangegeven een verbod op bemiddelingsbureaus
onwenselijk te vinden. Daarnaast is handhaving van een dergelijke verbod praktisch
ook onmogelijk. Het aanpakken van frauduleuze bemiddelingsbureaus kan alleen via de
budgethouder verlopen. Een verstrekker heeft immers alleen een – juridische – relatie
met de budgethouder en niet met het bemiddelingsbureau. De pgb-voorwaarden die daarbij
aan de orde zijn, mogen niet gaan over zaken die buiten de link met de besteding van
het pgb vallen. Ik ben daarom voornemens de werkgroep te vragen welke andere mogelijkheden
er zijn voor regulering van bemiddelingsbureaus.
7.4 Pilot data-analyse: risicoscan pgb
In april 2019 is een pilot gestart van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), het VNG
Kenniscentrum Handhaving en Naleving (VNG KCHN) en 16 gemeenten waarin de risicoscan
pgb wordt getest. Gemeenten ontvangen signalen van de SVB die aanleiding kunnen zijn
om een onderzoek te starten naar de rechtmatigheid van de pgb-besteding. Dit najaar
vindt de evaluatie van de pilot plaats. Over de uitkomsten informeer ik u in de volgende
voortgangsrapportage.
Onderzoek gestart naar aanleiding van verdachte declaratie
Uit de scan kwam een aanbieder naar voren die een groot aantal uren per maand (600+)
gedeclareerd heeft. Aangezien het lijkt alsof dit een ZZP’er/freelancer betreft, is
het aantal uur verdacht te noemen. De gemeente is een onderzoek gestart.
De werkgroep van gemeenten en zorgkantoren brengt ook in kaart welke gegevensuitwisseling
nodig is voor succesvol fraudeonderzoek. Een eerste behoefte van gemeenten en zorgkantoren
blijkt te liggen in domein-overstijgende inzage in gegevens over aan wie een zorgverlener
pgb-zorg verleend. In het najaar van 2019 zal de werkgroep hierover advies uitbrengen.
Ook dit advies komt terug in de volgende voortgangsrapportage.
8 Experiment integraal budget
Ik heb uw Kamer op 18 december 2018 geïnformeerd over de voortgang van het experiment
integraal budget. Het streven was toen om per 1 januari 2019 te starten met de lokale
experimenten. Helaas is dit niet haalbaar gebleken. Het afronden en nader uitwerken
van de uitvoeringsafspraken met onder meer gemeenten, verzekeraars, zorgkantoren,
de NZa, het CIZ en de SVB heeft een langere tijdsperiode in beslag genomen dan beoogd.
De gemaakte afspraken bieden wel het vertrouwen voor de uitvoering van een solide
experiment, mede gelet op het brede commitment wat er is. Op basis van uitvoeringsafspraken
is nu een vorm van het gezinspgb mogelijk gemaakt. Ik informeer uw Kamer in het najaar
van 2020 over de tussenresultaten van het experiment.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport