Brief regering : Regionale initiatieven leven lang ontwikkelen
30 012 Leven Lang Leren
Nr. 120
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juli 2019
Aanleiding
Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van SZW voor 2019 (Handelingen
II 2018/19, nr. 29, items 5 en 8 en nr. 30, items 4 en 7) heb ik in reactie op vragen van het lid Heerma de toezegging gedaan voor een gezamenlijke
brief over de wijze waarop regionale scholingsinitiatieven van de grond komen en welke
landelijke regelingen daaraan in de praktijk kunnen bijdragen. Met deze brief, die
ik mede namens de Staatssecretaris van SZW verstuur, kom ik deze toezegging na. Lid
Heerma vroeg tevens naar de stand van zaken van de motie van de leden Heerma en Van
Weyenberg1 waarin de regering gevraagd wordt regionale initiatieven die bijdragen aan de realisatie
van een leven lang leren actief te ondersteunen. Ik kan melden dat er met de brief
Leven Lang Ontwikkelen van 27 september 20182 uitvoering is gegeven aan deze motie.
Ik schets in deze brief eerst het belang van leven lang ontwikkelen, ook voor mensen
zonder werk en de ondersteuning daarbij vanuit regionale samenwerkingsverbanden. Vervolgens
beschrijf ik een aantal voorbeelden van nieuwe scholingsinitiatieven in de arbeidsmarktregio
die bijdragen aan het realiseren van een inclusieve arbeidsmarkt en leven lang ontwikkelen.
Tot slot ga ik in op landelijke regelingen en randvoorwaarden die regionale scholingsinitiatieven
en samenwerking ondersteunen. In het bijzonder besteed ik aandacht aan de samenwerking
tussen het mbo-onderwijs, UWV en gemeenten gericht op scholing van werkzoekenden en
werkenden zonder startkwalificatie via de pilots «praktijkleren met een praktijkverklaring
in het mbo».
Leven Lang Ontwikkelen in de regio’s
Het kabinet wil een doorbraak realiseren op het gebied van een Leven Lang Ontwikkelen
(LLO) en een positieve en sterke leercultuur tot stand brengen.3
Kern van de aanpak is het stimuleren van de eigen regie van mensen op hun loopbaan
en hun leven, zodat ze zich kunnen blijven ontwikkelen en hun eigen keuzes kunnen
maken.4 LLO maakt mensen vitaal, flexibel en duurzaam inzetbaar op de arbeidsmarkt. Het voorkomt
dat mensen vastlopen in hun loopbaan of werkloos raken. Daarnaast draagt LLO bij aan
een soepel functionerende arbeidsmarkt. Het kabinet wil daarom van «repareren» naar
«vooruitkijken»: mensen moeten zich niet pas scholen bij werkloosheid of dreigend
baanverlies, maar leren en ontwikkelen zien als vanzelfsprekende onderdelen van hun
werk en hun leven.
Het kabinet kan de beoogde doorbraak alleen realiseren samen met sociale partners,
O&O organisaties, onderwijsinstellingen, uitvoeringsorganisaties en alle andere betrokkenen.5 Leven Lang Ontwikkelen krijgt in belangrijke mate vorm en inhoud in regionale initiatieven.
Daarom is het goed dat er sterke verbindingen zijn tussen deze initiatieven en het
landelijke beleid.
Iedereen draagt een eigen verantwoordelijkheid voor permanente ontwikkeling en duurzame
inzetbaarheid op de arbeidsmarkt. Werknemers en werkzoekenden moeten hun vaardigheden
op peil houden en zich blijven ontwikkelen. Werkgevers investeren in ontwikkeling
en kansen, en dragen bij aan een positieve leercultuur. Ook onderwijsinstellingen
moeten anticiperen op morgen, en jongeren en ouderen de skills leren die niet alleen
bij huidige banen passen, maar ook bij banen die nu nog helemaal niet bestaan. Voor
niet-werkenden spelen gemeenten en uitvoeringsorganisaties een belangrijke ondersteunende
rol. De overheid zorgt bij leven lang ontwikkelen voor de noodzakelijke randvoorwaarden
en versterkt en stimuleert daarnaast ook bestaande initiatieven. Hierbij hoort ook
de praktische en financiële ondersteuning van groepen die uit zichzelf niet of onvoldoende
aan scholing deelnemen.
Bestaande regionale samenwerkingsverbanden van publieke en private partijen adresseren
deze opgaven of onderdelen daarvan. Voorbeelden daarvan zijn de regionale Werkbedrijven
(met focus op participatie van kwetsbare werkzoekenden), de Regionale Meld- en Coördinatiepunten
voortijdig schoolverlaten (RMC’s; met focus op het behalen van een startkwalificatie
door jongeren tot 23 jaar) en de Economic Boards (met focus op de economische ontwikkeling).
De regionale werkbedrijven zijn overlegplatforms in elk van de arbeidsmarktregio’s
waar bestuurders van gemeenten, UWV en sociale partners afspraken maken over een regionale
samenwerkingsagenda voor de arbeidsmarkt. In eerste instantie zijn deze afspraken
gericht op de ondersteuning van mensen uit de doelgroep van de banenafspraak. In veel
regio’s verbreedt de samenwerking zich tot de brede doelgroep kwetsbare werkzoekenden.
Gemeenten en UWV zoeken bij de uitvoering in toenemende mate de verbinding met andere
organisaties, het Beroepsonderwijs, het Voortgezet Speciaal Onderwijs en het Praktijkonderwijs,
met private opleiders en arbeidsbemiddelaars.
In de RMC’s werken RMC-regio’s samen met partijen op het gebied van zorg en arbeid,
waaronder werkgevers. Het doel is om voorwaarden te scheppen voor jongeren tot de
leeftijd van 23 jaar om een voor hen hoogst haalbare en meest passende onderwijs-
en/ of arbeidsmarktpositie te bereiken.
Een ander regionaal samenwerkingsverband is de Economic Board. Deze regionale boards
stimuleren de samenwerking tussen gemeenten, provincie, onderwijs, kennisinstellingen
en bedrijfsleven om te komen tot een welvarende en gezonde regio. Daarbij gaat het
niet alleen om de economische ontwikkeling, maar is er ook aandacht voor de maatschappelijke
agenda: gezondheid, circulariteit en de energietransitie. Hoewel de Economic Boards
divers zijn in samenstelling, doelen en werkwijze is de algemene noemer het verbinden
van partijen, ondersteunen van nieuwe initiatieven op thema’s uit de regionale en
grootstedelijke agenda en het helpen wegnemen van knelpunten.
Regionale scholingsinitiatieven
Het is uitermate positief dat er veel regionale initiatieven worden ontplooid om invulling
te geven aan de samenwerking op het terrein van leven lang ontwikkelen voor zowel
werkenden als niet-werkende werkzoekenden. Deze initiatieven kennen een grote verscheidenheid
in uitwerking. Dat is begrijpelijk. Zonder andere initiatieven te kort te willen doen,
wil ik enkele voorbeelden met name noemen.
Twents Fonds voor Vakmanschap
Vanuit de wens om de Twentse economie vitaal te houden zijn afspraken gemaakt tussen
ondernemers, onderwijs, gemeenten, UWV, leerwerkloket Twente en loopbaanstation Almelo
om te investeren in mensen zodat zij de benodigde kennis en vaardigheden bijleren
om aan het werk te komen en te blijven. De provincie Overijssel ondersteunt het initiatief.
Het Twents Fonds richt zich op werkenden, ZZP’ers en werkzoekenden uit Twente die
zich willen om-, her- of bijscholen in een vakrichting tot en met mbo-niveau 4. Dit
wordt ondersteund met een scholingscheque om de kosten van de opleiding te kunnen
betalen. Hier gaat meestal een loopbaanadvies aan vooraf van het leerwerkloket (regio
Enschede) of het loopbaanstation (regio Almelo). Zonder noemenswaardige reclame hebben
vanaf de start medio januari 2019 tot eind mei al meer dan 300 mensen de weg naar
het fonds weten te vinden.
Noordelijke Scholingsalliantie (NSA)
De alliantie bestaat uit publieke (gemeenten, UWV, provincies, sociale partners) en
private partijen (O&O-fondsen, werkgevers) in de drie noordelijke provincies. Vanuit
ieders verantwoordelijkheid willen de partners gezamenlijk komen tot één Noordelijke
werkwijze en bestaande activiteiten in het kader van een leven lang ontwikkelen versterken.
Door financiële middelen te combineren kunnen mensen vanuit de huidige situatie (werkend,
niet-werkend, schoolgaand) worden (om)geschoold en aan het werk worden geholpen. De
eerste ervaringen worden nu opgedaan met de sectoren techniek, bouw en zorg. Op langere
termijn is het de wens de beroepsbevolking wendbaarder en weerbaarder te maken op
de arbeidsmarkt.
Leren en ontwikkelen (Leo) in Limburg en experimenteren met een innovatief scholingsbudget
Begin dit jaar is in Limburg loopbaancentrum Leo gestart. Met Leo faciliteren de Provincie
en partners uit onderwijs en bedrijfsleven alle inwoners van Limburg om zelf regie
te nemen over de eigen ontwikkeling en loopbaan. Het maakt onderdeel uit van het bredere
plan «Zo werkt Limburg». Daarbinnen wordt in Zuid-Limburg geëxperimenteerd met een
intersectoraal scholingsbudget. Naast de inzet van de eigen regelingen van vier deelnemende
O&O fondsen (OTIB, DOORZAAM, CAICT en A+O fonds Gemeenten) wordt per fonds € 10.000
euro ingelegd om 20 mobiliteitstrajecten te realiseren. Naast O&O fondsen leveren
UWV en gemeenten uit de Arbeidsmarktregio Zuid-Limburg ook hun bijdrage. Op deze manier
kan ervaring worden opgedaan om de samenwerking tussen de aangesloten partijen verder
uit te bouwen en op te schalen.
1000-banenplan Groningen
In 2018 is het convenant voor het 1000-banenplan afgesloten tussen de Nationaal Coördinator
Groningen (een samenwerking van zes Groninger gemeenten in het aardbevingsgebied,
de provincie Groningen en de rijksoverheid), sociale partners, ROC’s en Centrum Veilig
Wonen. Werk in zicht6 voert het plan uit. Het Ministerie van SZW verstrekt op basis van een convenant € 6
mln. in vier jaartranches (2018–2021).
In het 1000-banenplan zorgen partijen er samen voor dat de werkgelegenheid die voortkomt
uit de bouwopgave van de aardbevingsschade ten goede komt aan de werkzoekenden en
bedrijven in dit gebied. Het plan richt zich op het om- toe -en bijscholen van werkzoekenden
naar kansrijke sectoren in bouw en techniek. Daarnaast werkt men met social return
en een regionale aanbestedingskalender.
Doel van het 1000-banenplan is om in 4 jaar minimaal 1000 personen een duurzame arbeidsplaats
te bieden. De eerste rapportage7 laat zien dat er in 2018 668 mensen zijn geplaatst in betaald werk of stage, waarvan
262 voor meer dan een half jaar. Deze plaatsingen zijn verdeeld over WW, Participatiewet
en mensen zonder uitkering. Ook hebben 169 mensen een maatwerkscholing ontvangen.
Er zijn 469 mensen betaald of als stage aan het werk in het kader van social return.
House of skills
In het land zijn op in meerdere regio’s zgn. «houses of skills» actief. De organisatie
in Amsterdam is een bekend voorbeeld. De initiatieven hebben gemeen dat er wordt gekeken
naar vaardigheden die werknemers nu en in de toekomst nodig hebben. In Amsterdam wordt
het vervolgens op innovatieve wijze vertaald naar begeleiding gericht op het aan het
werk krijgen en houden van mensen. Nieuwe vaardigheden kunnen worden getraind. Ontbrekend
scholingsaanbod wordt in samenwerking met de betrokken onderwijsorganisaties ontwikkeld.
Bij matching wordt gekeken naar taken (in plaats van functies) die met vaardigheden
kunnen worden uitgevoerd. Zo worden mensen aan het werk geholpen in sectoren met een
grote vraag naar werknemers. Zo zijn ook werkgevers geholpen met personeel dat beschikt
over vaardigheden waar in de sector behoefte aan is.
Sectorspecifieke voorbeelden van branche-regio samenwerking
Hierbij mag de rol van het Techniekpact niet onvermeld blijven. Hoewel in eerste instantie
gericht op de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt in de technieksector wordt
breder geprofiteerd van de netwerken en samenwerkingsverbanden die zijn ontstaan.
Sinds 2018 is leven lang ontwikkelen één van de vier speerpunten in het Techniekpact.
Ook in de zorg komen mooie regionale samenwerkingsverbanden tot stand. In het programma
«Werken in de zorg» (een samenwerking van de ministeries van VWS en SZW met onder
meer UWV, Divosa, ActiZ en VGN) wordt via inzet van scholing geprobeerd de kans op
een baan van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te vergroten. Kenmerkend zijn
de korte trainingsprogramma’s en gerichte begeleiding om de mensen met beperkingen
stap voor stap klaar te stomen voor een baan in veelal ondersteunende functies.
RegioOpleiders Zwolle: arbeidsmarktrelevant opleiden
Het is een nieuw samenwerkingsverband tussen mbo, hbo en private opleiders8 die tezamen één loket vormen voor werkgevers en werknemers met als doel arbeidsmarktrelevant
op te leiden. RegioOpleiders vervult een makel- en schakelfunctie in de Regio Zwolle.
Zij haalt scholingsvraagstukken van (samenwerkende) werkgevers op en legt deze neer
bij de aangesloten publieke en private opleiders. Deze instellingen bieden vervolgens
passend, niet regulier bekostigd onderwijs aan. Zo kunnen werknemers zich blijven
ontwikkelen en krijgen zij onderwijs aangeboden waar in de praktijk behoefte aan bestaat.
Landelijke ondersteuning van regionale scholingsinitiatieven
Het kabinet is ter ondersteuning van een brede gezamenlijke aanpak van leven lang
ontwikkelen vorig jaar gestart met een meerjarig actiegericht programma, met als ambitie
de eigen regie van mensen te versterken.9 Een van de sporen van dit programma gaat specifiek over het verbeteren van de regionale
ondersteuning voor leven lang ontwikkelen. Het kabinet wil dat (niet) werkenden en
werkgevers betere ondersteuning krijgen bij hun leer- en ontwikkelvragen. Daarvoor
is het belangrijk dat zij makkelijker terecht kunnen bij publiek-private, regionale
samenwerkingsverbanden. Inmiddels zijn daarom drie pilots gestart met leerwerkloketten-plus
(zie verderop). Aandachtspunt daarbij is samenwerking, kennisdeling en afstemming
met andere regionale en sectorale initiatieven om samen tot een beter landelijk dekkend
en lerend netwerk te komen.10 Verder is de SER – eveneens in de kamerbrief van 27 september 2018 – gevraagd een
rol te spelen als aanjager van een beweging van onderop om leven lang ontwikkelen
te stimuleren en de samenwerking en kennisdeling van de regionale en sectorale initiatieven
te bevorderen. De SER zal naar verwachting na de zomer verslag uitbrengen van activiteiten
die in dit kader zijn uitgevoerd, waaronder een inventarisatie van knelpunten in de
samenhang tussen leven lang ontwikkelen en de sociale zekerheid.11
In de kamerbrief over leven lang ontwikkelen12 van 3 juni 2019 heeft het kabinet verder uitgewerkt hoe de eigen regie van mensen
op hun loopbaan wordt gestimuleerd met individuele leerbudgetten en een meer flexibel
onderwijsaanbod.
In de voorliggende brief staan de rol van de regio bij LLO en in het bijzonder het
bevorderen van de duurzame participatie en ontwikkeling van kwetsbare werkzoekenden
met en zonder baan centraal.
Er zijn diverse middelen beschikbaar voor de regionale partijen die betrokken zijn
bij het uitvoeren van regionale activiteiten in het kader van duurzame participatie
en leven lang ontwikkelen. De meeste instrumenten richten zich op generieke bijdrage
die ten goede kan komen aan individu, werkgever, sector of publiek-private samenwerking
in regio’s. Regio’s kunnen daar dus ook profijt van hebben. Enkele maatregelen zijn
specifiek gericht op regio’s en het versterken van economie/arbeidsmarkt of het versterken
van samenwerking. Eerder heeft u een overzicht ontvangen van de beschikbare financiële
middelen13.
a) Publieke financiële middelen inzetbaar voor scholing14
Via de Integratie-uitkering ontvangen gemeenten structureel middelen voor de begeleiding en ondersteuning van
de doelgroep van de Participatiewet naar werk. Gemeenten kennen een belangrijke mate
van beleidsvrijheid bij de aanwending van deze middelen.
Bij UWV is de financiering via 2 wegen geregeld: Voor de arbeidsongeschiktheidswetten
(WIA, WAO, Wajong) heeft UWV via de re-integratiebudgetten structureel ruimte voor het inzetten van scholing. Voor de WW is er eenmalig een
scholingsbudget van € 30 mln. voor de periode tot en met 2020 beschikbaar gesteld.
Vanuit het ESF zijn er middelen beschikbaar gesteld voor het aan het werk helpen van mensen met
een grote afstand tot de arbeidsmarkt (vooral via de arbeidsmarktregio’s) en het stimuleren
van een duurzaam inzetbaarheidsbeleid bij arbeidsorganisaties (o.a. via sectoren).
Vanaf 2021 begint een nieuwe programmeringsperiode ESF, waarvoor de voorbereidingen
zijn gestart. Focus komt te liggen op het aan het werk helpen en aan het werk houden
van mensen met een kwetsbare positie ten opzichte van de arbeidsmarkt.
Regio’s kunnen een aanvraag doen in het kader van de regiodeals van het Ministerie van LNV. Het doel is het aanpakken van regionale knelpunten, waaronder
eventuele mismatch op de arbeidsmarkt. Met regiodeals en de inzet van de regio-envelop
wil het kabinet via een integrale aanpak bijdragen aan brede welvaart in Nederland.
Eind 2018 zijn in het kader van de 2e tranche 12 aanvragen geselecteerd voor verdere uitwerking tot regiodeal. Dit is in
een Kamerbrief met u gedeeld15. De voorbereidingen voor de 3e tranche lopen nu.
b) Loopbaanadvies in de arbeidsmarktregio’s: 34 regionale leerwerkloketten voor werkgevers
en werknemers
Leerwerkloketten vervullen een nuttige adviesfunctie voor de aansluiting van scholing
en arbeidsmarkt voor werkzoekenden met en zonder baan en werkgevers. Dit zijn regionale
samenwerkingsverbanden van onderwijs, ondernemers en overheid (gemeenten en UWV),
waarin o.a. SBB (Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs bedrijfsleven), sectoren
en brancheverenigingen, RMC (Regionale Meld- en Coördinatiepunten voortijdig schoolverlaten),
MKB, ROC »s, hogescholen, private opleiders en vakbonden samenwerken. Scholieren,
studenten, werkenden, werkzoekenden en werkgevers kunnen terecht voor onafhankelijk
advies over opleidingen, EVC en werkend leren. Er is expertise over scholing, competentietesten,
laaggeletterdheid, educatietrajecten, bbl-trajecten, subsidiemogelijkheden, het opzetten
van arrangementen van werving, werk en scholing. SZW kent een structurele rijksbijdrage
toe van € 4,5 miljoen per jaar, € 1 miljoen voor het landelijke programmateam en € 3,5
miljoen voor de arbeidsmarktregio’s. UWV faciliteert de regionale samenwerkingsverbanden
leren en werken/leerwerkloketten vanuit zijn landelijke rol in opdracht van SZW. UWV
voorziet de regio’s uit de € 3,5 mln. in een basisfinanciering; de regionale samenwerkingsverbanden
organiseren hierop aanvullend met behulp van cofinanciering de samenwerking naar regionale
behoefte.
Op grond van de afspraken in het Regeerakkoord over een doorbraak op het gebied van
leven lang ontwikkelen wordt een versterking van de regionale ondersteuningsstructuur
voor (niet) werkenden en werkgevers verkend. Daartoe wordt in de arbeidsmarktregio’s
Fryslan, Twente en Rijnmond pilots «Leerwerkloket plus» uitgevoerd met uitgebreide
dienstverlening en samenwerking met regionale scholingsinitiatieven16.
c) Doorlopende leerlijn: pilots praktijkleren mbo met een praktijkverklaring
Voor mensen voor wie een startkwalificatie (nog) een brug te ver is
Het mbo is niet alleen belangrijk voor jongeren, maar kan ook veel betekenen voor
werkzoekenden en werkenden. De helft van de mensen in de bijstand en een kwart van
de mensen met een werkloosheidsuitkering heeft geen startkwalificatie17. Dit belemmert hen op weg naar werk. Zij zijn kwetsbaar op de arbeidsmarkt. Ze zijn
vaker werkloos en uitkeringsafhankelijk. Leren in de praktijk kan helpen om mensen
weer mee te laten doen. Maar voor sommigen is het behalen van een volledig mbo-diploma
(incl. entreeopleiding) of een mbo-certificaat nog een brug te ver. Met de pilots
praktijkleren met de praktijkverklaring in het mbo verkennen we welke kansen deze
praktijkleerroute op maat voor werkenden en werkzoekenden zonder startkwalificatie
biedt om de overgang naar werk te versoepelen en de kans op duurzaam werk te vergroten.
De pilots worden, in opdracht van de ministeries van OCW en SZW, uitgevoerd onder
regie van de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs bedrijfsleven (SBB) en de Programmaraad
en met steun van de MBO Raad, Nederlandse Raad voor Training en Opleiding (NRTO),
VNO-NCW, MKB-Nederland, FNV, Divosa, VNG, UWV, en Cedris.
Opstap naar werk en basis voor verder doorleren
De praktijkleerroute met een praktijkverklaring in het mbo kan een belangrijke opstap
zijn naar werk en legt een basis voor verder doorleren in het mbo. De pilots vormen
een aanvulling op twee andere vormen van praktijkleren in het mbo: de diplomagerichte
leerroute in de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) waarbij het volgen van de opleiding
wordt gecombineerd met een betaalde baan en de nieuwe mogelijkheid tot het behalen
van een mbo-certificaat (de certificaatgerichte leerroute)18.
Met deze nieuwe vorm van praktijkleren wordt de toegankelijkheid van het mbo vergroot
voor werkzoekenden en werkenden: op basis van iemands capaciteiten kan een passende
leerroute in het mbo vormgegeven worden en er is altijd de mogelijkheid tot doorontwikkeling.
Voor werkgevers is het een mooi instrument om (potentiële) werknemers die (nog) geen
bbl-diploma of mbo-certificaat kunnen behalen breder en beter inzetbaar te maken binnen
het bedrijf.
Belangstelling om deel te nemen is groot
Samenwerkingsverbanden van erkende leerbedrijven, mbo-scholen, gemeenten, UWV, sociale
werkbedrijven voeren vanaf 2018 tot en met 2020 in de regio de pilots praktijkleren
met een praktijkverklaring uit. De belangstelling om deel te nemen aan de pilots is
groot. Twaalf arbeidsmarktregio’s19 zijn dit voorjaar in de eerste tranche begonnen en vanaf juni hebben elf nieuwe regio’s20 zich bij hen aangesloten. Vaak wordt ook de reeds bestaande samenwerking tussen gemeente,
UWV, mbo-scholen SBB en andere partners in het Leerwerkloket aan de pilot verbonden.
Elke regio streeft naar deelname van 150 kandidaten. In totaal is dus het streven
dat in deze (regionale) pilots ca 3.500 werkzoekenden zonder startkwalificatie via
een praktijkleerroute op maat naar werk toe worden begeleid. De deelnemende regio’s
kunnen de pilot opnemen als onderdeel van hun regionale actieplan Perspectief op werk
en het geld dat daarvoor beschikbaar wordt gesteld inzetten. Ook regionale werkbedrijven
kunnen deze aanpak stimuleren bij het begeleiden van mensen uit de Participatiewet
naar werk.
Naast de regionale pilots zijn er drie pilots met landelijke samenwerkingsverbanden.
Zo willen DOORZAAM (O&O-fonds van de uitzendbranche), Randstad en Start People, in
samenwerking met ROC Rivor en diverse werkgevers, ervaring opdoen met de praktijkleerroute
op maat om de duurzame inzetbaarheid van werkende uitzendkrachten te verbeteren. De
Dienst Justitiële inrichtingen (een agentschap van het Ministerie van Justitie en
Veiligheid) bereidt een pilot voor om, in samenwerking met het mbo en de centrumgemeente
van enkele arbeidsmarktregio’s, in een aantal gevangenissen de overgang van detentie
naar werk versoepelen door middel van inzet van de praktijkleerroute op maat.
Brancheorganisaties VGN en ActiZ werken een pilot uit in de zorg, in samenwerking
met diverse mbo-scholen en gemeenten in een aantal regio’s. Deze pilot is gericht
op het vergemakkelijken van de overgang van dagbesteding naar werk en op werkzoekenden
zonder startkwalificatie.
Hoe werkt praktijkleren met een praktijkverklaring in het mbo21
De invulling van de pilots is maatwerk, maar vaste onderdelen zijn begeleiding, een
leerbaan en een vorm van een inkomen. Het leren in de praktijk via de pilots praktijkleren
met een praktijkverklaring in het mbo vindt plaats bij één van de ruim 250.000 erkende
leerbedrijven. De werkende of werkzoekende doorloopt een intensieve periode van werken
en leren op de werkplek waarin hij intensief wordt begeleid. In de praktijk van een
erkend leerbedrijf leert hij werkprocessen, die onderdeel zijn van de mbo-kwalificatiestructuur.
Hij volgt in de meeste gevallen geen lessen en doet geen examen, maar krijgt wel een
praktijkverklaring. Als gedurende het traject blijkt dat het volgen van lessen of
afleggen van examens wel tot iemands mogelijkheden behoort kan dat uiteraard wel en
heeft dat de voorkeur. Zo kan hij ook aan andere bedrijven laten zien wat hij kan.
Dit kan de kans op en/of het behoud van werk vergroten. Het is mogelijk ook een stimulans,
een opstap om direct of later in zijn carrière nog door te leren.
De kandidaat krijgt een vorm van inkomen. Dat kan aanvankelijk een uitkering zijn
als het aanleren van werknemersvaardigheden een belangrijk onderdeel is van de praktijkleerroute.
Of dit is inkomen uit werk als sprake is van een leerbaan met een arbeidscontract.
Leren en evalueren
De pilots praktijkleren met een praktijkverklaring in het mbo lopen tot en met 2020
en worden gemonitord en geëvalueerd. De monitoring van SBB en de Programmaraad is
erop gericht om gedurende de pilot van elkaar te leren en om te komen tot verbeteringen
in praktijk en beleid. Onderzoeksbureau KBA voert een evaluatie uit van proces en
resultaat.
De ambitie is om bij goede ervaringen deze nieuwe vorm van praktijkleren, speciaal
bedoeld voor werkzoekenden en werkenden die nog geen startkwalificatie hebben en waarvoor
het behalen van een volledig mbo-diploma of een mbo-certificaat nog een brug te ver
is, landelijk uit te rollen en een vaste plek te geven in de regionale uitvoeringspraktijk.
Vanuit de landelijke koepelorganisaties zal dit gezamenlijk ondersteund en gefaciliteerd
worden.
Eerste ervaringen
Uit de eerste ervaringen blijkt dat enkele samenwerkingsverbanden al voortvarend zijn
gestart met uitvoering van de praktijkleerroute op maat; de eerste kandidaten hebben
begin juni al een praktijkverklaring ontvangen. De meeste samenwerkingsverbanden zijn
echter nog bezig om een infrastructuur in te richten om de samenwerking tussen mbo-scholen
en partijen van werk en inkomen in de regio vorm te geven. Om die samenwerking te
ondersteunen is een werkwijzer in de maak met praktische uitleg van begrippen en goede
voorbeelden van samenwerking. Deze werkwijzer is deze zomer beschikbaar. De werkwijzer
is geschreven voor klantadviseurs van de gemeenten en UWV om de verschillende mogelijkheden
binnen het mbo toe te lichten.
d) Betere afstemming scholing op behoefte werkgevers
Een ander voorbeeld van ondersteuning door het rijk van regionale samenwerking is
die tussen beroepsonderwijs en bedrijfsleven. Een goede samenwerking is van belang
voor een goede aansluiting van het lesprogramma op de behoefte aan personeel. Alleen
dan kunnen leerlingen doorstromen van school naar werk. Het Ministerie van OCW faciliteert
via het Regionaal Investeringsfonds (RIF) het verbeteren van deze aansluiting door
duurzame publiek-private samenwerkingen te stimuleren tussen onderwijs en bedrijfsleven.
Met het RIF stimuleert het kabinet ook provincies en gemeenten (indien gewenst vanuit
de publiek-private samenwerking) te investeren in het beroepsonderwijs. In 2018 heeft
de Minister van OCW de regeling Regionaal Investeringsfonds mbo verlengd tot 2022.
In deze regeling wordt elk jaar € 25 miljoen euro beschikbaar gesteld voor projecten
die de aansluiting van middelbaar beroepsonderwijs en arbeidsmarkt verbeteren middels
publiek-private samenwerking. Er is om extra inzet gevraagd op het thema leven lang
ontwikkelen.
e) Versterken regionale samenwerking voor kwetsbare werkzoekenden
Perspectief op Werk is een extra impuls van de arbeidstoeleiding van mensen die willen
en kunnen werken, maar niet zelfstandig de weg naar werk vinden. Een (structureel)
intensievere samenwerking tussen publieke en private partijen moet zorgen voor meer
kansen en goede matches tussen werkzoekenden en werk. In de uitvraag voor de actieplannen
zijn vier pijlers beschreven om te komen tot meer en betere 1 op 1 matching: aanbod,
vraag, route en scholing. Scholing en praktijkleren als onderdeel van de begeleiding
kan een belangrijke rol spelen om een deel van de mismatch tussen vraag en aanbod
te overbruggen. De MBO Raad heeft aangegeven daarbij haar expertise voor arrangementen
te delen en zich in te zetten voor het scholen van personen met een afstand tot de
arbeidsmarkt.
De wethouders van de centrumgemeente in de arbeidsmarktregio’s en de regionale vertegenwoordiger
van werkgeverszijde wordt gevraagd het voortouw te nemen bij het opstellen en uitvoeren
van een regionaal actieplan. Voor arbeidsmarktregio’s met een goedgekeurd plan is
€ 1 miljoen in 2019 en € 1 miljoen in 2020 beschikbaar. Perspectief op Werk is naast
een extra impuls ook een leertraject om vanuit de praktijk te bezien hoe de bemiddeling
van deze groep verbeterd kan worden.
Vanaf 2021 is er jaarlijks € 17 miljoen beschikbaar voor het versterken van de arbeidsmarktregio’s22. Deze middelen worden deels ingezet voor landelijke ondersteuning van de arbeidsmarktregio’s
en worden deels via de centrumgemeenten van de arbeidsmarktregio’s uitgekeerd. Met
de VNG worden hierover nog nadere afspraken gemaakt.
Ter afsluiting
Iedereen moet zich kunnen blijven ontwikkelen ongeacht zijn of haar arbeidsmarktpositie.
De arbeidsmarkt functioneert in belangrijke mate regionaal. In veel regio’s werken
overheid, onderwijs, werkgevers en kennisinstellingen samen aan duurzame participatie
en leven lang ontwikkelen, ook voor werkzoekenden zonder baan en kwetsbare werkenden.
In de brief heb ik voorbeelden beschreven van dergelijke regionale initiatieven. Ik
heb uiteengezet welke generieke landelijke regelingen en financiële middelen de partijen
in de regio’s hierbij kunnen benutten. Ook heb ik aangegeven met welke specifieke
regelingen het kabinet de regio’s actief ondersteunt. Hier kunnen we in de toekomst
nog verder aan bijdragen door de resultaten van de pilots praktijkleren en leerwerkloket
plus te verankeren in beleid. Ik zal u op de hoogte houden van het verloop en de resultaten
van beide pilots.
Tot slot zeg ik graag toe de positie van kwetsbare werkzoekenden met en zonder baan
en de rol van de regio’s bij de verdere ontwikkeling van het beleid uitdrukkelijk
te blijven betrekken. Bij de verdere uitwerking van het adviesgesprek in het kader
van het STAP-budget23 zal worden gekeken naar de werkzame elementen van bestaand beleid, zoals de regionale
leerwerkloketten en het ontwikkeladvies 45+, dat komend jaar zal worden geëvalueerd.24 Dit in het bijzonder met het oog op het vanuit het STAP-budget mogelijk maken van
externe loopbaanbegeleiding of ontwikkelingsadvies voor groepen met lage deelname
aan scholing ook gebruik te maken, indien daaraan behoefte is.25
Verder zal ik bij de toegezegde adviesaanvraag aan de SER – vanuit zijn aanjaagfunctie
– over hoe er gekomen kan worden tot een eenduidig overzicht van voor scholing beschikbare
private middelen, breder dan het publieke budget, ook verzoeken te kijken naar de
rol van scholingsbudgetten die via de regionale publiek-private samenwerkingsinitiatieven
ingezet worden26. Tevens zal ik vragen daarbij zo mogelijk de positie van kwetsbare werkzoekenden,
met of zonder baan, te betrekken.27
Mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid