Brief regering : Verslag informele Energieraad van 2 april 2019
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 760 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 april 2019
Bijgaand stuur ik uw Kamer het verslag van de informele Energieraad die op 2 april
2019 onder Roemeens voorzitterschap plaatsvond in Boekarest.
Tijdens de informele Energieraad werd gesproken over het toekomstig energiesysteem
van de Europese Unie. Tevens was er een bijeenkomst met landen van het Oostelijk Partnerschap
en een lunchdiscussie over energie-efficiëntie. En marge werd door een aantal lidstaten
een verklaring over «sustainable and smart gas infrastructure» ondertekend. Een aantal
lidstaten, waaronder Nederland, vond deze verklaring niet ambitieus genoeg en heeft
deze daarom niet getekend.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
BIJLAGE: VERSLAG INFORMELE ENERGIERAAD 2 APRIL 2019
Toekomstige energiesysteem van de Energie Unie
De lidstaten wisselden op verzoek van het Roemeens Voorzitterschap van gedachten over
het toekomstig energiesysteem van de Europese Unie. Nederland heeft geïntervenieerd
langs de lijnen die u in de Geannoteerde Agenda zijn medegedeeld. Daarbij heeft Nederland
het belang benadrukt van klimaatneutraliteit in 2050, systeemintegratie, technologieneutraliteit
en van leveringszekerheid. Nederland heeft de Commissie opgeroepen om te komen met
een waterstof actieplan. Verder heeft Nederland aandacht gevraagd voor de inzet van
afvang en opslag van CO2 (CCS) als transitietechnologie en voor het belang van wind op zee en de samenwerking
met 9 andere landen (Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Zweden, Denemarken,
Duitsland, België, Luxemburg en Frankrijk) en de Europese Commissie in de Noordzee-energiesamenwerking.
Net als Nederland gaven ook andere bij de Noordzee-energiesamenwerking betrokken lidstaten aan waarde te hechtten aan samenwerking op het gebied
van infrastructuur voor wind op zee. Ook het inzetten van waterstof werd door meerdere
lidstaten en de Europese Commissie gezien als een belangrijk onderdeel van de energietransitie.
Waterstof wordt door deze landen beschouwd als een hernieuwbaar gas voor de verduurzaming
van het gassysteem, een geschikte energiedrager voor opslag en transport van duurzame
energie, en belangrijk voor de verduurzaming van met name industrie en mobiliteit.
Tenslotte zagen naast Nederland ook andere lidstaten de afvang en opslag van CO2 (CCS) als techniek die een bijdrage kan leveren aan CO2-reductie.
Door enkele Oost-Europese lidstaten werd het belang van een «just and fair transition»
genoemd. Zij gaven aan dat er rekening gehouden moet worden met geografische en regionale
verschillen. Een enkele lidstaat met groot aandeel kolen in de energiemix gaf aan
Europese financiële steun voor de meest geraakte regio’s te verwelkomen.
Een betere benutting en uitbreiding van de capaciteit van Europese interconnectoren
werd breed gesteund. Meerdere lidstaten benadrukten in hun interventies ook het belang
van de «Connecting Europe Facility» (CEF) om grensoverschrijdende energieprojecten
te realiseren. Tegelijkertijd bepleitten enkele Oost-Europese lidstaten het belang
van een zekere mate van zelfvoorzienendheid voor industriële regio’s.
Ten slotte noemden veel lidstaten leveringszekerheid als een belangrijk thema. Flexibiliteit,
sector koppeling en systeemintegratie werden in dat kader genoemd als bouwstenen voor
een toekomstig energiesysteem.
Het Roemeens voorzitterschap gaf aan de discussie te gebruiken bij het opstellen van
concept-raadsconclusies die zij in juni aan de energieministers zal voorleggen.
Politieke verklaring
En marge van de informele Energieraad hadden lidstaten de mogelijkheid om de verklaring
over «Sustainable and Smart Gas Infrastructure for Europe» te ondertekenen. Nederland
staat positief tegenover een Europese discussie over de vraag hoe gasinfrastructuur
een rol kan spelen in de langetermijnstrategie van de Europese Unie met het oog op
klimaatneutraliteit in 2050, en hoe duurzame gassen zoals waterstof kunnen bijdragen
aan de energietransitie. Uiteindelijk heeft Nederland samen met een grotere groep
lidstaten besloten de verklaring niet te ondertekenen, omdat er uit de definitieve
tekst onvoldoende ambitie sprak richting het klimaatbeleid in het algemeen en de Europese
Langetermijnstrategie in het bijzonder. De verklaring is uiteindelijk door overwegend
Oost- en Zuid-Europese lidstaten getekend.
Bijeenkomst met de energieministers van het Oostelijk Partnerschap
Tijdens de bijeenkomst met de energieministers van het Oostelijk Partnerschap (Armenië,
Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Georgië, Moldavië en Oekraïne) is voornamelijk geïntervenieerd
door Oost-Europese Lidstaten en door de landen van het Oostelijk Partnerschap zelf.
Interventies benadrukten de meerwaarde van het aanleggen van interconnectoren tussen
deze landen en de EU (al dan niet door grondgebied van derde landen). Het belang van
de «Zuidelijke Corridor»1 werd herhaaldelijk genoemd. Het belang van diversificatie van energieleveranciers
en energiebronnen werd door meerdere landen onderstreept. Daarbij werd ook het realiseren
van «reverse-flow» capaciteit van interconnectoren, waarmee energie ook in de andere
richting geleverd kan worden, gezien als een mogelijkheid om extra flexibiliteit in
het systeem te realiseren.
Lunchbijeenkomst over energie-efficiëntie
Gedurende de werklunch is met de aanwezige landen verder gesproken over energie-efficiëntie.
Het voorzitterschap vroeg de aanwezigen om a) best practices te delen op het gebied
van energie-efficiëntie, b) aan te geven in hoeverre regionale en lokale autoriteiten
een rol spelen in het creëren van bottom-up effecten op het gebied van initiatieven
rond energie-efficiëntie en c) wat de aanwezigen in hun landen als barrières beschouwen
om energie-efficiëntiemaatregelen te implementeren. Nederland heeft de werking en
de totstandkoming van het energieakkoord uit 2013 toegelicht. Daarbij heeft Nederland
aangegeven dat het akkoord tot stand is gekomen met meer dan 40 verschillende stakeholders
om ruimte te laten voor bottom-up initiatieven. Ten slotte verklaarde Nederland dat
(gebrekkige) informatievoorziening over energieverbruik en besparingsmogelijkheden
en kosten van investeringen in energie-efficiëntie barrières kunnen vormen voor het
bereiken van maatregelen op het gebied op energie-efficiëntie.
Indieners
-
Indiener
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat