Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de uitzending van DeMonitor.nl d.d. 2 februari 2019 inzake Pleegouders: ‘Problematiek van kinderen in pleegzorg is zwaarder geworden’
31 839 Jeugdzorg
Nr. 635 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 april 2019
Met deze brief stel ik uw Kamer op de hoogte van de voortgang van pleegzorg en de
intensiveringen die ik daarop samen met de organisaties van pleegouders, de jeugdsector
en gemeenten wil aanbrengen. Op uw verzoek ga ik in deze brief ook in op een recente
uitzending van de Monitor over pleegzorg1 en enkele nog openstaande moties en toezeggingen. Tevens ontvangt u een geactualiseerd
overzicht van te ontvangen brieven en rapporten naar aanleiding van de Regeling van
werkzaamheden van 26 maart 2019 (zie par. 5).
Het toegezegde plan over de opvang van de meest kwetsbare jongeren in gesloten jeugdhulp
heeft de Kamer inmiddels ontvangen voor bespreking in het geplande AO van 17 april.
Zoals eerder toegezegd ontvangt de Kamer in de loop van mei de in voorbereiding zijnde
aanpak van jeugdhulp in gezinshuizen c.q. kleinschalige gezinsgerichte voorzieningen.2
1. Uitgangspunt: zo thuis mogelijk opgroeien
We willen dat kinderen «zo thuis mogelijk» opgroeien. Elk kind heeft recht op een liefdevolle en stabiele leefomgeving zodat
het kind gezond, veilig en gelukkig op kan groeien. Het uitgangspunt dat kinderen
«zo thuis mogelijk» opgroeien ligt ten grondslag aan het actieprogramma Zorg voor de Jeugd en alle partijen
die betrokken zijn bij dit programma delen dit uitgangspunt.
Het vraagt veel inzet van partijen om dit uitgangspunt tot realiteit te brengen. Als
we elk kind een liefdevolle en stabiele omgeving willen geven moeten we beter worden
in preventie zodat kinderen vaker in het eigen gezin kunnen opgroeien, moeten we pleegzorg
versterken, meer investeren in kleinschalige gezinsgerichte voorzieningen, alternatieven
ontwikkelen voor gesloten jeugdhulp en huidige vormen van gesloten jeugdhulp om- en
afbouwen.
Dat kinderen «zo thuis mogelijk» opgroeien vraagt maatwerk voor elke jeugdige (een heldere analyse en een toekomstperspectief),
dat het gezin onderdeel is van de analyse, de hulp en de aanpak én dat de hulp, ondersteuning
en behandeling zo thuis mogelijk wordt aangeboden. Het vraagt bovendien een integrale
en intersectorale benadering (lokale teams, onderwijs, specialistische jeugdhulp)
en jeugdprofessionals die hun vak verstaan.
Ik zie dat alle betrokken partijen al hard aan het werk zijn om dit uitgangspunt tot
realiteit te maken. Zo zien we in verschillende jeugdzorgregio’s, waaronder Flevoland,
dat zij bezig zijn met dit onderwerp en daar veel energie op inzetten.
Aan de andere kant zie ik dat we nog een weg te gaan hebben. Ook de komende tijd blijft
het daarom van belang om met alle betrokken partijen te werken aan deze uitgangspunten.
Door het volledige pallet aan jeugdhulp beter in te zetten zorgen we ervoor dat elk
kind een passende, stabiele en liefdevolle omgeving heeft om in op te groeien, of
dit nou in het eigen gezin is, een pleeggezin, een gezinshuis of een kleinschalige
gezinsgerichte voorziening. Met alle betrokken partijen zijn we aan de slag om meer
kinderen «zo thuis mogelijk» te laten opgroeien. We ondersteunen de ontwikkeling van pleegzorg met het plan pleegzorg3 (zie par. 2 van deze brief), we hebben een plan van aanpak gezinshuizen/kleinschalige
gezinsgerichte voorzieningen in voorbereiding en we verbeteren de gespecialiseerde
zorg aan jeugdigen met het plan «passende zorg voor de meest kwetsbare jongeren» dat uw Kamer recent heeft ontvangen.
De uitzending van de Monitor4 laat eens te meer zien dat een goede matching van cruciaal belang is, zowel voor
pleegkinderen als voor pleegouders. De uitzending laat op ingrijpende wijze zien wat
het met pleegkinderen en pleegouders doet als er onvoldoende hulp en ondersteuning
is, als pleegzorgrelaties vroegtijdig beëindigen en als pleegkinderen overgeplaatst
worden. Kinderen met een hulpvraag dienen zo snel mogelijk op een voor hun passende
plek hulp te ontvangen en zo min mogelijk te worden overgeplaatst. Pleegzorgrelaties
worden nog te vaak vroegtijdig afgebroken (in 2017 zijn 590 plaatsingen niet gepland
en niet gewenst beëindigd5). Ook blijkt het nog lastig om voldoende pleegouders en gezinshuisouders te werven
om kinderen een plek in een gezin te bieden (in 2017 zijn 2.647 nieuwe pleegouders
geaccepteerd en zijn 2.620 pleegouders gestopt). En pleegouders en pleegkinderen ervaren
nog te vaak dat ze niet de hulp en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Dit
zijn grote opgaven die ik samen met de sector aanga.
Intensiveringen pleegzorg
Met het plan zijn de grootste opgaven binnen de pleegzorg opgepakt en zijn veel belangrijke
resultaten geboekt (zie ook par. 2). Alle betrokken partijen zien het belang van goede
pleegzorg en werken hard om de dagelijkse praktijk voor
pleegkinderen en pleegouders te verbeteren. Desalniettemin zijn er (zoals hierboven
geschetst) ook nog grote complexe opgaven. Ik ben met de organisaties van pleegouders,
de jeugdsector en gemeenten in gesprek over hoe we een aantal intensiveringen kunnen
aanbrengen op het in uitvoering zijnde plan zodat we een toekomstbestendiger antwoord
kunnen geven op de opgaven die er liggen. Hierbij richten we ons op het versterken
van de implementatie zodat onze acties in alle regio’s en gemeenten weerklank vinden
en pleegkinderen en pleegouders merkbaar betere hulp ervaren. De actielijnen en acties
van het plan (zie ook par. 2) blijven onverminderd van belang. We zijn in gesprek
over de volgende intensiveringen:
– Betere plaatsing en matching
De partijen die verbonden zijn aan het plan bevorderen dat men in de praktijk leert
van de ervaringen met pleegzorgtrajecten die niet verlopen zoals van te voren is verwacht.
Door met betrokken partijen casussen gezamenlijk te bespreken willen ze tot een betere
plaatsing en matching komen en nagaan wat hier in de praktijk voor nodig is. Partijen
maken hierbij gebruik van een door het NJi ontwikkelde leidraad voor matching.
– Meer pleegouders
We verbeteren de werving van pleegouders, zodat kinderen vaker en sneller terecht
kunnen bij een geschikt pleeggezin. Met alle aanbieders optimaliseren we interne wervingsprocessen
zodat meer potentiële pleegouders ook daadwerkelijk pleegouder worden. We maken hierbij
gebruik van de inzichten die een analyse van de huidige wervingsprocessen ons heeft
geboden (zie ook par. 2 van deze brief). Ik ga met pleegzorgaanbieders in gesprek
over de wijze waarop ik ondersteuning kan bieden bij de werving van pleegouders.
– Minder vroegtijdige beëindigingen
We gaan het aantal vroegtijdige beëindigingen van pleegzorgrelaties substantieel verminderen,
zodat kinderen verzekerd zijn van goed passende en duurzame pleegzorg. Via het lopende
«actieonderzoek continuïteit in de pleegzorg» (zie ook par. 2) gaan we samen met pleegzorgaanbieders na wat in de praktijk werkt
bij het tegengaan van vroegtijdige beëindigingen en de uitval van pleegouders. Pleegzorgaanbieders
worden actief bijgestaan om de geleerde lessen uit dit actieonderzoek in de praktijk
door te voeren en pleegouders proactief bij te staan met hulp en ondersteuning.
– Goede ondersteuning voor pleegouders
We verbeteren structureel het leer- en ontwikkelaanbod voor pleegouders, zodat pleegouders
beter worden ondersteund en goed in staat worden gesteld om voor hun pleegkind(eren)
te zorgen. Jeugdzorg Nederland (JN), de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen
(NVP) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zullen het online en offline
leren en ontwikkelen van pleegouders verder versterken door nieuw leermateriaal en
een online platform waar pleegouders duidelijke informatie kunnen vinden te ontwikkelen
(zie ook paragraaf 2).
– Luisteren naar pleegkinderen
We stimuleren dat pleegkinderen structureel een stem krijgen binnen de pleegzorg en
in de uitwerking van onze acties. We reflecteren op regelmatige basis bij hen of onze
acties bijdragen aan de problemen die zij ervaren.
– Lerende sector
We verbeteren structureel onze kennis binnen de pleegzorg. We stellen een kennisagenda
op en leren actief van casuïstiek. We gaan via casuïstiek na hoe we de praktijk voor
pleegkinderen, pleegouders, ouders en alle andere betrokken partijen kunnen verbeteren.
– Goede samenwerking
We stimuleren een betere samenwerking tussen pleegouders en professionals (jeugdbeschermers
en pleegzorgbegeleiders), zodat er meer duidelijkheid is over de rolverdeling, taken
en verantwoordelijkheden, rechten en plichten en communicatie en de samenwerking rond
het pleegkind verbetert.
Vanuit verschillende plannen (zoals hierboven beschreven) werken we hard aan het «zo thuis mogelijk» laten opgroeien van kinderen. Ik begrijp dat dit een groot beslag legt op alle betrokken
partijen, waarbij ik ook besef dat de (werk)druk binnen de sector hoog is. Aan de
andere kant zie ik een grote gedeelde ambitie om de hulp en ondersteuning voor kinderen
en jongeren op dit vlak structureel beter te maken. Ik ga daarom de komende tijd met
de betrokken partijen na wat er nodig is om deze ambities en de hierboven geschetste
intensiveringen waar te maken. Ik zal uw Kamer hiervan op de hoogte houden via de
reguliere voortgangsrapportage Zorg voor de Jeugd.
2. Voortgang pleegzorg
Cijfers pleegzorg6:
– In 2017 hebben 23.206 jeugdigen (voor korte of lange tijd) bij 16.655 pleeggezinnen
gewoond.
– In 2017 zijn 4.857 jeugdigen in pleegzorg ingestroomd en hebben 4.956 jeugdigen pleegzorg
verlaten.
– In 2017 zijn 2.647 nieuwe pleegouders geaccepteerd en zijn 2.620 pleegouders gestopt
(1.485 netwerkpleegouders en 1.135 bestandspleegouders).
– In 2017 was er een toename van 35% van het aantal mensen dat informatie over pleegzorg
heeft aangevraagd (ten opzichte van 2016).
– In 2017 betrof 83% van de plaatsingen voltijdspleegzorg, 12% deeltijdpleegzorg en
5% een combinatie.
– In 2017 werd 46% van de pleegkinderen bij bekenden geplaatst.
– In 2017 was bij 590 plaatsingen sprake van een ongeplande en ongewenste beëindiging.
Pleegzorg neemt een belangrijke positie in bij het «zo thuis mogelijk» laten opgroeien van kinderen. Met het plan – dat de Kamer in mei 2017 heeft ontvangen7- willen Jeugdzorg Nederland (JN), de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP),
het Nederlands Jeugdinstituut (NJI), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG),
de Ministeries van VWS en JenV samen met Stichting Belangenbehartiging Pleeggrootouders
Nederland (SBPN) en het Landelijk Overleg PleegOuderRaden (LOPOR) de pleegzorg als
instrument van jeugdhulp langs vier actielijnen verbeteren:
1) Continuïteit en stabiliteit, ook na het 18e jaar
2) Toerusten van pleegouders
3) Werven en screenen van pleegouders
4) De positie van pleegzorg als vorm van jeugdhulp
In de bijlage8 bij deze brief wordt de voortgang van de uitvoering van het plan beschreven. Hieronder
volgt een samenvatting:
Actielijn 1: Continuïteit en stabiliteit, ook na het 18e jaar
Om kinderen een liefdevolle en stabiele omgeving te bieden binnen de pleegzorg is
het van belang dat pleegzorgrelaties stabiel zijn, niet vroegtijdig beëindigen en
dat er snel een helder perspectief is voor het pleegkind, zijn/haar pleegouders en
biologische ouders. Hiertoe zijn de volgende acties en resultaten gerealiseerd:
• Handboek matching
In 2017 is een handboek matching9 gepubliceerd waarmee professionals een stappenplan kunnen doorlopen om langdurig
uit huis geplaatste jongeren te koppelen aan een pleeggezin of gezinshuis.
• Methodiek voor begeleiding
Het NJi heeft samen met zorgaanbieders en PI Research in 2018 een methodiek voor begeleiding
gepubliceerd, waarvan professionals aangeven dat het waardevolle hulpmiddelen zijn
bij het realiseren van stabiele plekken voor pleegkinderen.
• Verlengde pleegzorg: 21 jaar nieuwe standaard
Met ingang van 1 juli 2018 is pleegzorg standaard verlengd naar 21 jaar.
Hierdoor versoepelt de overgang naar volwassenheid en worden pleegkinderen en pleegouders
meer zekerheid geboden in deze levensfase. Het Rijk heeft hiervoor structureel € 13,7
mln toegevoegd aan het Gemeentefonds. Momenteel werk ik aan wettelijke verankering
van deze afspraak.
Vervolgstappen:
De komende tijd richten we ons via het «actieonderzoek continuïteit in de pleegzorg» op het verminderen van het aantal vroegtijdige beëindigingen van pleegzorgplaatsingen
(breakdown) en uitval van pleegouders. Binnen dit actieonderzoek wordt samen met aanbieders
en pleegouders onderzocht wat in de praktijk helpt bij het tegengaan van breakdown
en uitval van pleegouders. Naar verwachting komen de resultaten van dit actieonderzoek
in het najaar van 2020 beschikbaar.
Actielijn 2: Toerusten van pleegouders
Pleegzorg moet van goede kwaliteit zijn en dat vraagt om goed toegeruste pleegouders.
Pleegouders moeten de hulp en ondersteuning ontvangen die ze nodig hebben, goed betrokken
worden bij het hulpverleningsproces en makkelijk toegang hebben tot heldere informatie.
Hiertoe zijn de volgende acties en resultaten gerealiseerd:
• Onafhankelijk informatiepunt
De NVP heeft in 2017 een onafhankelijk informatie- en belangenbehartigingspunt ingericht
waar pleegouders en pleegkinderen terecht kunnen met vragen.
• Onderzoek financiële aspecten pleegzorg
In opdracht van VWS is in 2018 onderzoek verricht naar de financiën rond pleegzorg.
In aansluiting hierop is de fiscale vrijstelling van pleegvergoedingen met ingang
van 8 november 2018 structureel gemaakt10.
• Project «Versterken van de kracht van pleegouders»
JN en de NVP hebben in samenwerking met de VNG het huidige leer- en ontwikkelaanbod
voor pleegouders geïnventariseerd, nagegaan wat de behoeften van pleegouders zijn,
geanalyseerd welke lacunes er nog zijn in het huidige aanbod, leerlijnen en tools
voor pleegouders ontwikkeld en methodieken en instrumenten ontwikkeld (denk aan monitorinstrumentarium
voor leeraanbod, train-de-trainer methodieken, zelfreflectietool).
Vervolgstappen:
JN, de NVP en de VNG zullen het offline en online leren en ontwikkelen van pleegouders
verder versterken. Ze gaan divers nieuw leermateriaal en -aanbod voor pleegouders
(laten) ontwikkelen en hebben onder andere een centraal online platform voor pleegouders
in voorbereiding. Het doel is dat pleegouders hier terecht kunnen voor hun informatiebehoeften
en met elkaar in contact kunnen komen.
Daarnaast wordt momenteel de wet verbetering positie pleegouders (welke grotendeels
is overgenomen in de Jeugdwet) geëvalueerd. Binnen deze evaluatie wordt nagegaan welke
positie pleegouders innemen in het hulpverleningsproces en welke verbeteringen hier
nog mogelijk zijn. Deze evaluatie wordt naar verwachting in juni bij de voortgangsrapportage
Zorg voor de Jeugd, inclusief een beleidsreactie, aan uw Kamer aangeboden.
Motie Westerveld inzake overleg met de fiscus
Het lid Westerveld heeft per motie11 gevraagd om samen met de Belastingdienst na te gaan welke fiscale knelpunten pleegouders
mogelijk ondervinden. De NVP heeft aangegeven fiscale knelpunten te zien in onder
meer de kinderopvangtoeslag en de inkomensafhankelijke combinatiekorting voor pleegouders.
Het fiscale systeem voor pleegouders wijkt op punten af van dat van biologische ouders,
aangezien pleegouders worden gezien als verzorgers die voor deze verzorging gecompenseerd
worden via de pleegvergoeding en eventuele toeslagen. De gesprekken met het Ministerie
van Financiën de NVP en VWS over hoe het belastingstelsel uitpakt voor pleegouders
zijn nog gaande. Ik zal uw Kamer via de reguliere voortgangsrapportages Zorg voor
de Jeugd over deze ontwikkelingen informeren.
Actielijn 3: Werven en screenen van pleegouders
Om pleegzorg goed in te zetten hebben we voldoende pleegouders nodig. Om kinderen
te voorzien van een stabiele omgeving is het van belang dat het proces van screening
zorgvuldig is en dat aspirant pleegouders goed worden voorbereid op het pleegouderschap.
Sinds de lancering van het plan zijn de volgende resultaten geboekt:
• De campagne «supergewone mensen gezocht»12 is in 2015 gelanceerd.
• JN heeft onderzocht waarom het aantal belangstellenden dat zich na afloop van een
informatieavond aanmeldt voor een voorbereidingsprogramma in 2016 was afgenomen. Op
basis van de bevindingen zijn de informatieavonden aangepast.
• JN heeft goede voorbeelden van werving, binding en behoud van pleegouders verzameld
en verspreid onder pleegzorgaanbieders.
• In 2017 en in 2018 is een «week van de pleegzorg» georganiseerd om extra aandacht
te vragen voor het belang van pleegzorg en pleegouders.
• Er zijn acties gerealiseerd rond het optimaliseren van de voorbereiding en screening
van aspirant pleegouders. Zo is de procedure voor het verkrijgen van een verklaring
van geen bezwaar door de Raad voor de Kinderbescherming aangescherpt en komt in april
een aangepast Kwaliteitskader voorbereiding en screening in de pleegzorg beschikbaar.
De Minister voor Rechtsbescherming heeft uw Kamer hier, in antwoord op vragen het
lid Kuiken, onlangs uitgebreid over geïnformeerd13.
Vervolgstappen en motie Raemakers en Dijksma
De leden Raemakers en Dijksma hebben mij per motie14 verzocht om ook na afloop van de campagne «supergewone mensen gezocht» de werving van pleegouders te borgen. Werving van pleegouders vraagt meer dan alleen
landelijke aandacht voor het onderwerp. Om voor elk kind die dat nodig heeft een geschikt
pleeggezin te vinden is het van belang dat per kind bekeken wordt welk pleeggezin
deze plek kan bieden en hoe dit gezin geworven kan worden. Dit kan in het netwerk
van het kind zijn, maar kan ook een bestandspleeggezin betreffen.
Ik heb hier samen met JN invulling aan gegeven. Hiertoe hebben we Garage2020, dat
zich richt op vernieuwing in de jeugdhulp, de opdracht gegeven om de huidige wervingsprocessen
te analyseren om na te gaan of de huidige werkwijzen geoptimaliseerd konden worden.
De analyse van Garage2020 geeft veel inzichten en aanknopingspunten waarmee we het
proces van werving en voorbereiding kunnen verbeteren. Zo wordt bijvoorbeeld geadviseerd
om contact te faciliteren tussen aspirant pleegouders en ervaren pleegouders gedurende
het wervingsproces. Momenteel bespreek ik met JN op welke manier JN en VWS invulling
kunnen geven aan deze inzichten en hoe we huidige wervingsprocessen kunnen optimaliseren,
bijvoorbeeld door nog pro-actiever naar aspirant-pleegouders te communiceren en maatwerkondersteuning
te bieden. Daarnaast ben ik met JN in gesprek over landelijke inspanningen rond de
werving van pleegouders. Over de uitkomsten van deze gesprekken zal ik uw Kamer nader
informeren bij de eerstvolgende voortgangsrapportage Zorg voor de Jeugd.
Actielijn 4: De positie van pleegzorg als vorm van jeugdhulp
Om kinderen «zo thuis mogelijk» te laten opgroeien is het nodig dat gemeenten in de
praktijk hier uitvoering aan geven. Vanuit het plan ondersteunen we gemeenten bij
het realiseren van dit uitgangspunt. Hiertoe hebben we onder andere de volgende acties
verricht:
• Handreiking voor gemeenten
Binnen het project «ruimte voor jeugdhulp in gezinsvormen» heeft het NJi, in samenwerking
met JN, de NVP en de VNG, een handreiking15 ontwikkeld waarmee gemeenten aan de hand van vijf ontwikkelpunten hun jeugdhulp in
gezinsvormen kunnen versterken. Na publicatie van deze handreiking zijn gemeenten
op maat ondersteund en geadviseerd bij hun vraagstukken op dit gebied.
• Inzet van ervaringsdeskundige pleegouders
De NVP werkt aan het stimuleren van het structureel betrekken van pleeggezinnen bij
beleidsontwikkeling rond pleegzorg op alle niveaus en heeft zich tot doel gesteld
om eind 2019 minstens 300 ervaringsdeskundige pleegouders te ondersteunen om de stem
van pleegouders in beleidsontwikkeling te laten horen.
Vervolgstappen:
Vijf jeugdhulpregio’s zijn in november 2018 gestart met een pilottraject16 om jeugdhulp in gezinsvormen in hun regio te stimuleren. De resultaten van de pilots,
welke verwacht worden aan het eind van dit jaar, zullen worden benut bij de verdere
beleidsontwikkeling rond de inzet van jeugdhulp in gezinsvormen en zullen inzicht
geven in wat gemeenten kunnen doen om meer gezinsgerichte voorzieningen te creëren
en in de praktijk de overstap te maken van residentiële jeugdhulp in gezinsvormen.
Het NJi en de VNG faciliteren een gemeentelijke werkgroep die ontstaan is uit de wens
van een aantal gemeenten om samen te komen en ervaringen uit te wisselen. Per bijeenkomst
wordt ingegaan op een thema dat gerelateerd is aan jeugdhulp in gezinsvormen, zoals
bijvoorbeeld matched care (de juiste plek voor het kind). Hierbij worden kennis, ervaringen
en goede voorbeelden gedeeld, waarmee gemeenten elkaar verder kunnen helpen.
3. Opvang in gezinshuizen
Aanpak voor gezinshuizen c.q. kleinschalige, gezinsgerichte voorzieningen
Mede naar aanleiding van een motie van de leden Voordewind en Peters17, zijn samen met (franchiseorganisaties voor) gezinshuizen, jeugdhulpaanbieders en
gemeenten aandachtspunten en knelpunten bij de opvang in gezinshuizen in kaart gebracht.
In september 2018 is een kernteam geformeerd met belangrijke gesprekspartners uit
het veld van kleinschalige gezinsgerichte voorzieningen, waaronder JN, Gezinshuis.com, de VNG, de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) en het NJi.
Dit kernteam heeft in november 2018 met ruim 60 deelnemers (gemeenten, gezinshuisouders,
jeugdhulpaanbieders, zorgboeren, VNG, brancheorganisaties, residentiële instellingen
en andere professionals) aandachtspunten en knelpunten besproken die men ervaart bij
de ontwikkeling en stimulering van kleinschalige, gezinsgerichte voorzieningen. De
aandachtspunten c.q. knelpunten zijn in een vijftal hoofdthema’s te onderscheiden
te weten:
1. Plaatsing en matching van de jeugdigen
2. Ombouw van residentiële voorzieningen
3. Inhoud en vakmanschap
4. Continuïteit en stabiliteit ook na het 18e jaar
5. Randvoorwaarden voor kleinschalige gezinsgerichte voorzieningen
Momenteel werk ik met deze partijen een gedragen plan van aanpak voor gezinshuizen
c.q. kleinschalige gezinsgerichte voorzieningen uit. Ik verwacht dit plan van aanpak
in mei dit jaar te kunnen aanbieden aan uw Kamer. Vanwege het uitgangspunt van «zo thuis mogelijk» opgroeien en de inhoudelijke samenhang van pleegzorg, opvang in gezinshuizen en de
transformatie van gesloten jeugdhulp (zoals in paragraaf 1 van deze brief geschetst)
wordt het plan van aanpak voor gezinshuizen c.q. kleinschalige, gezinsgerichte voorzieningen
ontwikkeld in nauwe samenhang met het plan «passende zorg voor de meest kwetsbare jongeren», waarbij ook het aanpalende zorglandschap voor jeugdhulp met verblijf wordt betrokken.
Ook de recente motie van het lid Voordewind c.s. vraagt beide plannen in samenhang
te bezien.18
Kwaliteitskader voor gezinshuizen.
Op instigatie van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft een kernteam van
veldpartijen samen met het NJi en de Hogeschool Leiden een kwaliteitskader voor gezinshuizen
ontwikkeld met subsidie van VWS. Dit is een belangrijk middel om duidelijkheid te
scheppen over de veldnormen waaraan gezinshuizen dienen te voldoen. Het ontwikkelde
kader is dan ook het resultaat van een intensief traject met (ervarings)deskundigen
welke tot een door het veld gedragen eindproduct heeft geleid. Dit eindproduct wordt
aan het veld gepresenteerd tijdens een symposium voor professionals werkzaam in het
veld van gezinshuizen en kleinschalige gezinsgerichte voorzieningen.
Factsheet bij uithuisplaatsing
Het NJi heeft een factsheet «jeugdhulp met verblijf: welke plek past het beste bij dit kind» in voorbereiding. De factsheet kan een leidraad zijn voor de professionals en plaatsende
instanties bij de matching en plaatsing van uit huis te plaatsen kinderen en kan het
gesprek over de best passende plek tussen professionals onderling en tussen professionals en het gezin ondersteunen. De factsheet geeft criteria, aandachtspunten en risico’s
weer voor plaatsing in respectievelijk pleegzorg, gezinshuis of residentiële zorg.
Voor het slagen van een plaatsing is en blijft een goede matching tussen het kind
en de verblijfplek van groot belang. De professionele inschatting van de betrokken
professionals en de gedeelde besluitvorming met het individuele gezin staan uiteraard
voorop. Eind mei zal deze factsheet gepubliceerd worden op de site van het NJi.
Motie Voordewind over verlenging leeftijdsgrens binnen gezinshuizen
Mede naar aanleiding van de motie van het lid Voordewind19 over een mogelijke verlenging van de leeftijdsgrens binnen gezinshuizen, wordt momenteel
door een extern bureau onderzoek verricht naar de aard en omvang van overgangsproblematiek
(18-/18+) binnen gezinshuizen. Dit onderzoek moet inzicht bieden in de organisatorische,
juridische en financiële consequenties van eventuele verlengde jeugdhulp in gezinshuizen
en de behoefte hieraan bij de betreffende jongeren. Het onderzoek wordt naar verwachting
in de tweede helft van april afgerond.
4. Toezeggingen
Onderstaand informeer ik u over de uitvoering van twee toezeggingen in het plenaire
debat over zelfdoding in de jeugdhulp van 13 februari 2019.
Onderzoek Flevoland
Het lid Kuiken heeft nadere informatie gevraagd over het onderzoek dat Hogeschool
Windesheim Flevoland in opdracht van de gemeente Almere heeft uitgevoerd: «action
learning» uitstroom 24-uurs zorg uit oktober 2017.20 Het is een explorerend onderzoek naar de wijze waarop behandelingen in de residentiele
zorg worden vormgegeven. Het onderzoek bevat een analyse van de behandeling van jeugdigen,
die verbleven in de 24-uurs zorg en de jeugdzorgplus. De resultaten van dit onderzoek
zijn niet zonder meer te vertalen naar alle residentieel geplaatsten jeugdigen. Dat
laat onverlet dat er wel een richting uit kan worden afgeleid.
Erkende succesfactoren bij residentiele behandelingen zijn het maken van een verklarende
analyse van het gedrag en problematiek, het betrekken van het gezin, cognitief gedragstherapeutische
interventies, en het werken volgens richtlijnen en het inzetten van evidence based behandelingen. Uit een dossieranalyse blijkt dat slechts één dossier een verklarende
analyse bevat. In tegenstelling tot de richtlijnen ontvangen slechts vier jeugdigen
een evidence based behandeling en worden slechts zeven gezinnen betrokken bij de behandeling.
De uitkomsten van het onderzoek bevestigen het belang van acties die we hebben ingezet
met het Actieprogramma Zorg voor de Jeugd (het beter betrekken van ouders en jeugdigen
bij de behandeling, jeugdigen zo thuis mogelijk opgroeien en het investeren in vakmanschap).
Het plan De best passende zorg voor kwetsbare jeugdigen dat de Kamer op 25 maart heeft ontvangen (Kamerstuk 31 839, nr. 634) bevat concrete acties op deze drie punten voor de hulp aan jeugdigen in gesloten
jeugdhulp.
Het onderhavige onderzoek is – naast actuele casuïstiek – mede aanleiding geweest
voor het bredere landelijke onderzoek (op initiatief van Accare en financieel ondersteund
door VWS) naar «ketenbreed leren en werken aan tijdige inzet van passende hulp». Het
onderzoek is in het najaar van 2018 gestart en duurt drie jaar. Doel van het onderzoek
is leren van 75 complexe casussen, bijvoorbeeld van kinderen die een OTS (onder toezicht
stelling) met uithuisplaatsing krijgen of die langdurig in residentiële zorg verblijven.
De vraag is wat we in de toekomst bij deze kinderen anders kunnen doen, zodat problemen
in hun ontwikkeling vaker voorkomen kunnen worden, of eerder beter worden aangepakt.
De opbrengsten van dit onderzoek moeten eraan bij gaan dragen dat kinderen tijdig
passende hulp krijgen, waardoor zij niet meer in een situatie komen waarin zij (langdurig)
in een residentiele instelling verblijven.
Traumabehandeling
Het lid Kuiken heeft ook aandacht gevraagd voor de behandeling van traumatische ervaringen
van kinderen en jeugdigen. Traumaklachten blijven te vaak onopgemerkt en beïnvloeden
de ontwikkeling van het kind negatief. Ik wil dat er meer bewustwording komt over
de schadelijke gevolgen van trauma’s en het belang van traumascreening en traumabehandeling.
Als blijkt dat er sprake is van huiselijk geweld en kindermishandeling dan dient er
altijd een afweging te worden gemaakt of traumascreening nodig is. Daarom zet ik binnen
het programma Geweld hoort nergens thuis in op het maken van afspraken over en het ontwikkelen van handvatten voor het maken
van de afweging of traumascreening nodig is en voor het uitvoeren van de traumascreening.
We wachten niet op het ontwikkelen van handvatten, we gaan ook al direct aan de slag.
Aan de hand van pilots vindt een verkenning plaats van wat in de praktijk werkt en
wat uitvoerbaar is. Hiernaast wordt er momenteel binnen het programma Richtlijnen
jeugdhulp en jeugdbescherming een richtlijn trauma ontwikkeld. Deze richtlijn heeft
tot doel de traumasensitiviteit onder jeugdprofessionals te vergroten om over- en
onderdiagnostiek van traumagerelateerde problemen zo veel mogelijk te voorkomen.
Ook het toegezonden plan Passende zorg voor de meest kwetsbare jongeren heeft aandacht
voor trauma’s. Instellingen gaan inzetten op het verspreiden van traumakennis en het
zo vroeg mogelijk herkennen dat nare levenservaringen traumatisch zijn geweest. Door
tijdige behandeling willen zij de kans vergroten dat kinderen thuis goed opgroeien.
Doel is dat daardoor de instroom naar uithuisplaatsing, gesloten zorg en separeren
vermindert.
5. Verdere planning
Bij brief van 11 februari 2019 ter voorbereiding op het debat over zelfdodingen jeugdhulp
heb ik uw Kamer geïnformeerd over de brieven en rapporten die ik voornemens ben vóór
het zomerreces aan uw Kamer toe te zenden.21 Onderstaand heb ik het overzicht geactualiseerd naar aanleiding van uw verzoeken
bij Regeling van werkzaamheden van 26 maart 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 66,
Regeling van Werkzaamheden).
a) Brief implementatie «De best passende zorg voor kwetsbare jongeren»: april
Op 25 maart heb ik u het plan «De best passende zorg voor kwetsbare jongeren» toegezonden.
Dit plan hebben de gezamenlijke veldpartijen opgesteld om zowel de gesloten jeugdhulp
te verbeteren, als het aantal gesloten plaatsingen terug te dringen. Daarmee geven
zij invulling aan de transformatiedoelstellingen van Zorg voor de Jeugd voor de gesloten
jeugdhulp. Bij Regeling van werkzaamheden van 26 maart 2019 heeft de Kamer verzocht
om een nadere toelichting op de implementatie en de met het plan gemoeide kosten.
Ik streef er naar de Kamer hierover tijdig te informeren vóór het op 17 april a.s.
geplande AO over de gesloten jeugdhulp.
b) Verdiepend onderzoek jeugd: eind april 2019
Om van signalen over gemeentelijke tekorten naar feiten te komen heb ik in het Algemeen
Overleg van 3 oktober 2018 (Kamerstuk 34 477, nr. 44) aangegeven dat we onder gezamenlijk opdrachtgeverschap van VWS en VNG een verdiepend
onderzoek jeugd gaan uitvoeren. Hierover bent u geïnformeerd per brief op 7 november22. Het onderzoek omvat:
1. een analyse van de volumeontwikkeling, die zichtbaar is in de beleidsinformatie Jeugd;
2. een benchmarkanalyse naar de uitvoering van de Jeugdwet, in de context van het sociaal
domein;
3. een analyse van goedgekeurde aanvragen in het kader van het Fonds Tekortgemeenten.
Het onderzoek bevindt zich in de afrondende fase. Ik heb de intentie om het onderzoek
eind april aan uw Kamer te sturen.
c) Plan gezinsgerichte opvang: mei 2019
Uw Kamer heeft via verschillende moties aandacht gevraagd voor gezinsgerichte vormen
van jeugdhulp. Met betrokken partijen, waaronder de VNG, Jeugdzorg Nederland en organisaties
van gezinshuizen is een (actie)plan in voorbereiding om de (inzet van) gezinshuizen
te stimuleren, conform de motie van de leden Voordewind en Peters.23
d) Onderzoek jeugd-GGZ: begin juni 2019
In het debat over de Evaluatie van de Jeugdwet van juni 2018 heeft het lid Raemakers
gevraagd om een «actieonderzoek-jeugdggz» naar knelpunten en oplossingen, in overleg
met de sector en ouders en jongeren (Handelingen II 2018/19, nr. 97, item 13). In reactie daarop heb ik aangegeven dat bij dit onderzoek niet alleen de knelpunten,
maar ook de goede voorbeelden van succesvolle integratie van jeugd-ggz in beeld worden
gebracht. Op ons verzoek heeft ZonMW aan Nivel, NJi en Stichting Alexander een gezamenlijke
opdracht gegeven dit onderzoek uit te voeren in overleg met de sector en ouders en
jongeren. Dit onderzoek is nu in uitvoering. De uitkomsten komen naar verwachting
begin juni 2019 beschikbaar. De Kamer kan de uitkomsten van het onderzoek desgewenst
betrekken bij het door het lid Westerveld bij regeling van werkzaamheden van 15 januari
2019 gevraagde plenaire debat over de jeugd-ggz (Handelingen II 2018/19, nr. 40, item 7).
e) Voortgangsrapportage Zorg voor de Jeugd: begin juni 2019
In het Wetgevingsoverleg Jeugd van 12 november 2018 (Kamerstukken 35 000 XVI en 35 000 VI, nr. 107) is de eerste voortgangsrapportage Zorg voor de Jeugd met uw Kamer besproken. In
dit debat heb ik uw Kamer toegezegd, mede naar aanleiding van de aanvaarde moties,
op diverse thema’s in samenhang nader te informeren in de eerstvolgende voortgangsrapportage
(evaluatie landelijk transitie arrangement, aanpak wachtlijsten, verlengde jeugdhulp
(o.a. leeftijdsgrens gezinshuizen), minder doorplaatsen, doorzettingsmacht, reikwijdte
van door gemeenten geleverde jeugdhulp e.d.). Mede vanwege het beschikbaar komen van
de CBS-jaarcijfers 2018 op 30 april 2019 en de planning van de hiervoor genoemde onderzoeken,
verwacht ik uw Kamer de eerstvolgende voortgangsrapportage begin juni 2019 te kunnen
aanbieden.
Bij brief van 26 maart 2019 vraagt de Kinderombudsvrouw aandacht voor meer samenhang
in de hulp aan kinderen en gezinnen. Zij ontvangt signalen dat kwetsbare kinderen,
ondanks de inspanningen op verschillende domeinen, niet de hulp krijgen die ze nodig
hebben. Het lid Agema heeft bij Regeling van werkzaamheden van 26 maart 2019 gevraagd
deze signalen van de Kinderombudsvrouw te bespreken in een plenair debat (Handelingen
II 2018/19, nr. 66, Regeling van Werkzaamheden). Graag ga ik in op het verzoek van
de Kinderombudsvrouw de door haar ontvangen signalen te bespreken. Gezien de samenhang
met de doelen van het programma Zorg voor de Jeugd – jeugdhulp, jeugdbescherming en
jeugdreclassering merkbaar beter voor kinderen en gezinnen – stel ik voor de uitkomsten
van mijn gesprek met de Kinderombudsvrouw te betrekken bij de eerstvolgende voortgangsrapportage
Zorg voor de Jeugd.
Tot slot
Om kinderen «zo thuis mogelijk» te laten opgroeien nemen pleegzorg en gezinshuizen een belangrijke positie in. Binnen
deze domeinen worden er goede resultaten geboekt maar liggen er ook nog vele opgaven.
Dit beseffen alle betrokken partijen. Ik ga dan ook graag in gezamenlijkheid met alle
betrokken partijen verder aan de slag om gezinsgerichte jeugdhulp te versterken. Ik
zal uw Kamer via de reguliere voortgangsrapportages Zorg voor de Jeugd informeren
over het resultaat van onze inspanningen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.