Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid Agema, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 11 december 2018, over het bericht ‘AMC kocht honderden hoofden van omstreden Amerikaans bedrijf’
29 963 Evaluatie Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen
Nr. 20
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 januari 2019
Tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 11 december 2018 heeft het Kamerlid Agema
(PVV) om een brief gevraagd over het bericht «AMC kocht honderden hoofden van een
omstreden Amerikaans bedrijf» (Handelingen II 2018/19, nr. 34, item 22). Hierover hebben wij elkaar gesproken in het mondelinge vragenuur op 11 december
jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 34, item 3). Ook zijn er over dit onderwerp Kamervragen gesteld door het Kamerlid Bruins Slot
(CDA). Ik stuur u deze brief dan ook gezamenlijk met de beantwoording van deze vragen
(Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1367). In deze brief zal ik ingaan op het gebruik en verkrijgen van lichaamsmateriaal
uit het buitenland, voor wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijk onderwijs
(inclusief de nascholing van medisch-specialisten door wetenschappelijke instituten)
en voor commerciële toepassingen. Ik schets daarbij het wettelijke kader waaraan partijen
moeten voldoen. In het mondelinge vragenuur haalde ik ook het ontwerp voor een Wet
zeggenschap lichaamsmateriaal (Wzl) aan, waar deze casuïstiek ten dele onder zal vallen.
Daarom zal ik ook toelichten wat ik beoog met de Wzl. Het voorstel is in 2017 in internetconsultatie
geweest, momenteel verwerk ik de opmerkingen die uit de consultatie volgden. Ik verwacht
dat in 2020 het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer kan worden ingediend.
Gebruik van lichaamsmateriaal uit het buitenland
Op zaterdag 8 december wijdde Nieuwsuur een item aan internationale handel in lichaamsmateriaal
door commerciële dienstverleners uit de Verenigde Staten. Deze bedrijven kwamen in
opspraak na publicaties van persbureau Reuters. In de berichtgeving werd gesteld dat
nabestaanden beperkt geïnformeerd zouden zijn over wat er precies zou gebeuren met
de gedoneerde lichamen. Zo zouden ze niet altijd weten dat de gedoneerde lichamen
over de hele wereld gebruikt worden. Bovendien werd gesteld dat de bedrijven donoren
werven door financieel voordeel te bieden aan de donoren of nabestaanden.
In de Verenigde Staten bestaan al enige tijd commerciële dienstverleners waaraan donoren
of nabestaanden het lichaam kunnen doneren. Eventuele winst maken dergelijke bedrijven
door het leveren van diensten rond het bewaren, verschepen en gebruiken van dit lichaamsmateriaal.
Bijvoorbeeld door het bieden van een trainingsomgeving en lichaamsmateriaal, waarmee
chirurgen operaties kunnen oefenen. Een ander voorbeeld is het overnemen van administratieve
handelingen rond het vervoer of bewaren van het lichaamsmateriaal. De in de Verenigde
Staten gedoneerde lichamen worden ontleed en in delen naar andere landen verscheept
voor wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijk onderwijs en voor commerciële
toepassingen zoals geneesmiddelenontwikkeling of de ontwikkeling van medische hulpmiddelen.
De afnemers zijn vaak universiteiten, maar kunnen ook farmaceutische bedrijven of
producenten van medische hulpmiddelen zijn. In Nederland hebben onder andere het Erasmus
UMC en het Amsterdam AMC lichaamsmateriaal aangeschaft van commerciële bedrijven die
gevestigd zijn in de Verenigde Staten. Vanwege de berichtgeving omtrent deze bedrijven,
werken deze universitair medische centra (UMC) niet meer met deze bedrijven.
Ik heb met onder andere de Nederlandse Anatomen Vereniging (NAV), het Amsterdam AMC
en het Erasmus UMC gesproken om een beter beeld te krijgen van de beweegredenen om
lichaamsmateriaal van overledenen uit het buitenland te verkrijgen en te gebruiken.
Daarbij heb ik ook gevraagd waarom dit materiaal niet van Nederlandse donoren kan
worden betrokken en waarom sommige anatomische instituten in Nederland beperkingen
kennen op de inschrijving van Nederlandse donoren. De Nederlandse anatomische instituten
zijn verbonden aan de UMC’s. Ieder instituut hanteert een eigen beleid in het accepteren
van lichaamsdonoren. Het is daarom mogelijk dat het ene instituut een tijdelijke stop
op inschrijvingen invoert, terwijl een ander instituut alleen donoren onder een bepaalde
leeftijd accepteert. De beschikbare capaciteit van een instituut verklaart een mogelijke
beperking op inschrijvingen.
Soms zien UMC’s zich genoodzaakt om internationaal te zoeken naar de juiste hoeveelheid
of juist geprepareerd lichaamsmateriaal. Voor wetenschappelijk onderzoek of wetenschappelijk
onderwijs kan het nodig zijn om een grotere hoeveelheid van een bepaald soort lichaamsmateriaal
te gebruiken dan een UMC ter beschikking heeft. Bijvoorbeeld om de werking van bepaalde
ziektes op het lichaam te onderzoeken, of om medische specialisten nieuwe operatietechnieken
te leren. Niet altijd is het logistiek mogelijk voor een UMC om deze hoeveelheden
te bewaren en te leveren. Daarnaast zijn er verschillende methoden om lichamen en
lichaamsmateriaal te conserveren. In Nederland worden lichamen meestal gebalsemd.
Voordeel hiervan is dat het lichaamsmateriaal voor lange tijd bewaard kan worden.
Gebalsemd lichaamsmateriaal is vaak geschikt voor onderwijs of onderzoek. Voor sommige
operatietechnieken is balseming echter minder geschikt, omdat het materiaal minder
beweeglijk is en de weefseltextuur kan veranderen. Een geschiktere methode om het
lichaam of lichaamsmateriaal te bewaren kan dan zijn om het diepgevroren te bewaren.
Op dit moment kiezen de meeste UMC’s niet of slechts beperkt voor deze methode voor
hun eigen donoren, omdat dit een grotere logistieke belasting meebrengt. Het vergt
bijvoorbeeld het plaatsen van koelsystemen, met voldoende reservegeneratoren voor
eventuele stroomstoringen. Een ander nadeel is dat eenmaal ontdooid lichaamsmateriaal
zeer kort kan worden bewaard. Bij balseming kan het lichaamsmateriaal veel langer
worden bewaard.
Overigens heb ik begrepen dat er door sommige UMC’s maatregelen worden genomen om
de koelcapaciteit te vergroten. Ook is het aantal lichamen dat ter beschikking wordt
gesteld in Nederland de afgelopen jaren gestegen.
Uit de gesprekken heb ik begrepen dat de meeste Nederlandse anatomische instellingen
expliciete toestemming vragen aan de donoren of nabestaanden om het lichaamsmateriaal
aan andere anatomische instituten in Nederland ter beschikking te mogen stellen. Zij
worden geïnformeerd over hoe het lichaam van een overledene gebruikt wordt. Hierbij
wordt ook genoemd dat dit gebruikt wordt voor nascholing van medisch specialisten
of voor andere (para)medische opleidingen. Bovendien gaan de lichamen of het lichaamsmateriaal
dat donoren in Nederland bestemmen voor ontleding in het belang van wetenschap of
onderwijs na hun overlijden, niet naar buitenlandse instellingen. Een uitzondering
is één UMC die een samenwerking heeft met de universiteit op Sint Maarten, omdat op
dit eiland een tekort aan ter beschikking gestelde lichamen was. Aan deze universiteit
zijn wel lichamen geleverd, maar alleen indien de donor toestemming heeft gegeven
om het lichaam aan een ander anatomisch instituut ter beschikking te stellen.
Nederlandse wetgeving
Wet op de lijkbezorging
In Nederland kan men het lichaam na overlijden ter beschikking stellen voor ontleding
in het belang van de wetenschap of het wetenschappelijk onderwijs. Dit wordt geregeld
in de Wet op de lijkbezorging (Wlb). Deze wet heeft alleen betrekking op personen
die in Nederland overlijden. Ontleding in dit kader kan pas als iemand zelf bij leven,
of een nabestaande, hiertoe expliciete toestemming heeft gegeven.
Naast de toestemmingsvereiste bevat de Wlb ook andere voorschriften om te waarborgen
dat deze ter beschikkingstelling en de ontleding zorgvuldig verloopt. De ontleding
gebeurt door of onder toezicht van een arts, pas wanneer de burgemeester hiertoe schriftelijk
verlof heeft verleend en pas als sinds het overlijden minstens 36 uur is verstreken.
Door de betrokkenheid van een arts wordt onder meer geborgd dat op een zorgvuldige
en respectvolle wijze met het lichaam wordt omgegaan.
De Wlb regelt niet waar de ontleding plaats moet vinden. In de praktijk geeft men
in Nederland expliciete toestemming aan een vooraf bepaald anatomisch instituut, waarna
het gehele lichaam aan dit instituut wordt afgestaan. Deze zijn onderdeel van de universiteiten,
waar het wetenschappelijk onderzoek of onderwijs plaatsvindt. Een verplichte schenking
aan een anatomisch instituut is niet opgenomen in de Wlb. Het is toegestaan dat het
na ontleding resterende lichaamsmateriaal voor de wetenschap of het wetenschappelijk
onderwijs wordt overgedragen aan een ander instituut.
Import en export
Van transport uit de Verenigde Staten naar Nederland moet aangifte worden gedaan bij
de Douane. Die aangiftegegevens worden bewaard door de Douane. In deze aangifte geeft
men aan wat voor goederen dit betreft. Risicogericht en steekproefsgewijs controleert
de Douane de aangiften. Van de Douane heb ik begrepen dat er momenteel maximaal één
zending per maand aan lichaamsmateriaal plaatsvindt naar Nederland, dat niet is bestemd
voor geneeskundige diagnose van diegene van wie het materiaal is afgenomen, en evenmin
voor toepassing op de mens (zoals transplantatie) of voor repatriëring. De helft van
deze zendingen wordt doorgevoerd naar een ander land.
Het lid Bruins Slot (CDA) heeft onder andere gevraagd of er geen strengere eisen zouden
moeten gelden rond de import of export van lichaamsmateriaal, naar het voorbeeld van
de lijkenpas of laissez-passer bij het vervoer van lichamen die naar Nederland worden
vervoerd voor lijkbezorging. Voor het vervoer van lichamen voor de lijkbezorging van
in het buitenland overleden Nederlanders, kunnen op grond van de Overeenkomst van Straatsburg inzake het vervoer van lijken verschillende bescheiden nodig zijn. Bijvoorbeeld een lijkenpas of laissez-passer.
Deze bescheiden zijn vooral bedoeld om de vrijstelling van invoerrechten en omzetbelasting
te garanderen met als doel het proces van repatriëring juist te vergemakkelijken.
Deze regeling staat daarmee los van de invoer of uitvoer van lichaamsmateriaal voor
andere doelen.
Voor het vervoeren van gedoneerd lichaamsmateriaal bestemd voor geneeskundige behandelingen
zoals huid en hoornvlies, gelden aanvullende regels. Deze zijn uitgewerkt in onder
andere de Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal. Dit is bedoeld om de patiënt
die een transplantaat ontvangt te beschermen.
Hoewel ik het van groot belang acht dat ook het transport van ander lichaamsmateriaal
zorgvuldig gebeurt, zie ik geen reden om extra regelgeving op het gebied van import
of export te stellen voor lichaamsmateriaal dat niet gebruikt wordt voor geneeskundige
behandelingen. De verantwoordelijkheid voor een zorgvuldige, respectvolle en veilige
omgang met lichaamsmateriaal zou moeten (blijven) liggen bij degene die het lichaamsmateriaal
beheert. Met het oog hierop ben ik voornemens om in de Wzl de beheerder een centrale
rol te geven. Dit is de (natuurlijke) persoon die lichaamsmateriaal en daaraan gerelateerde
gegevens bewaart met het oog op latere verstrekking ten behoeve van het gebruik daarvan.
In deze casus is een UMC dat het lichaamsmateriaal uit het buitenland ontvangt, dus
beheerder. Onder de verantwoordelijkheid van de beheerder zal onder andere vallen
het zorgdragen voor een geschikte wijze van vervoer in geval van overdracht van dat
lichaamsmateriaal aan een andere partij. De beheerder heeft immers de expertise om
hiervoor – zo nodig in overleg met de ontvangende partij – de juiste maatregelen te
nemen. Ik ben voornemens hierover regels te stellen in de toekomstige Wzl, waarover
later in deze brief meer.
Zeggenschap, wetenschappelijke vooruitgang en commercialiteit
De Kamer noemde dat er ethische aspecten verbonden zijn aan het gebruiken van lichaamsmateriaal,
zeker als er sprake zou zijn van niet adequaat geïnformeerde donoren of van onwenselijke
financiële prikkels. Dat onderschrijf ik ten zeerste.
Belangrijke waarden in Nederland, gefundeerd in onze Grondwet, zijn de onaantastbaarheid
van het lichaam en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Deze beginselen
beschermen ons tegen inbreuken op ons lichaam of onze persoonlijke levenssfeer waar
we geen toestemming voor geven en bieden de grondslag voor zelfbeschikking. Na de
dood behouden we deze rechten.1
2 Bij handelingen met ons lichaam of lichaamsmateriaal worden deze beginselen vertaald
naar informed consent: deze handelingen zijn in principe pas toegestaan als de betrokkene
hier geïnformeerde toestemming voor heeft gegeven. Dit onderstreept het belang dat
gebruikers van lichaamsmateriaal transparant moeten handelen en de potentiële donor
zoveel mogelijk en op een passende wijze moeten informeren over dit gebruik. Tegelijkertijd
brengt de medische wetenschap en gezondheidszorg ons land veel goeds. In de toekomstige
Wzl breng ik daarom het belang van zeggenschap in balans met het belang van een aantal
doelen van het gebruik van lichaamsmateriaal die van grote maatschappelijke waarde
zijn, waaronder wetenschappelijk onderzoek en onderwijs.
Of het nu gaat om het ter beschikking stellen van een lichaam voor wetenschappelijk
onderzoek of onderwijs na het overlijden, of om het doneren van lichaamsmateriaal
bij leven, beiden zijn altruïstische daden. Het bieden van financiële prikkels aan
de donor bij het doneren van het lichaam(-smateriaal) past niet in het Nederlandse
stelsel. Dit zou immers tot onwenselijke prikkels kunnen leiden. Zo kunnen kwetsbare
mensen verleid worden om ingrepen op het lichaam te ondergaan of het lichaam of lichaamsdelen
dan wel ander lichaamsmateriaal af te staan om financiële redenen.
In diverse wetten is het dan ook verboden om financiële prikkels te bieden voor donatie
van lichaamsmateriaal, bijvoorbeeld door artikel 2 van de Wet op de orgaandonatie
en artikel 4, lid 2 van de Wet inzake bloedvoorziening. Ook in de toekomstige Wet
zeggenschap lichaamsmateriaal (Wzl) zal worden opgenomen dat het verboden is om een
vergoeding te geven die meer bedraagt dan de door de donor of de beslissingsbevoegde
in verband daarmee gemaakte kosten. Deze wetten gaan over het doneren van lichaamsmateriaal,
niet het doneren van het lichaam. Dit laatste wordt geregeld in de Wet op de lijkbezorging
(Wlb), waarin staat dat iemand bij leven toestemming kan geven om zijn of haar lichaam
na overlijden te laten ontleden in het belang van de wetenschap of het wetenschappelijk
onderwijs. In de huidige praktijk is er geen sprake van het bieden van financiële
prikkels voor het doneren van een lichaam. Een verbod is momenteel nog niet expliciet
geregeld. Daarom ben ik voornemens om met de Wzl ook in de Wlb te expliciteren dat
een hogere vergoeding aan de donor of beslissingsbevoegde dan eventueel gemaakte kosten,
verboden is. Zoals ik in mijn antwoorden op de door het lid Bruins Slot gestelde vragen
heb aangegeven staat hieraan niet in de weg dat de donor een financiële vergoeding
wordt geboden voor door hem in verband met het ter beschikking stellen van het lichaamsmateriaal
gemaakte kosten (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1367).
Ik kom daarmee bij het volgende aspect dat naar voren werd gebracht: de aanwezigheid
van commerciële partijen rond het doneren en gebruiken van lichaamsmateriaal. Ons
land kent geen absoluut verbod op commerciële activiteiten met lichaamsmateriaal,
deze kunnen daarom ook in Nederland plaatsvinden. Met de financiële middelen die commerciële
bedrijven kunnen inzetten wordt veel geïnnoveerd. Universiteiten werken daarom soms
samen met deze bedrijven, bijvoorbeeld bij het ontwikkelen van nieuwe technologieën
of geneesmiddelen. Hierbij hanteren zij veldnormen om op een zorgvuldige manier met
het lichaamsmateriaal om te gaan. Ik noem hierbij de Gedragscode Verantwoord omgaan met lichaamsmateriaal ten behoeve van wetenschappelijk
onderzoek van de Federa uit 2011.
De medisch-wetenschappelijke vooruitgang die met een dergelijke samenwerking wordt
bereikt, kan van grote maatschappelijke waarde zijn. Ik wil dit dan ook niet belemmeren
door het verbieden van commerciële activiteiten met lichaamsmateriaal. Wel wil ik
het uitgangspunt van informed consent verstevigen en in de Wzl waarborgen opnemen
zodat er zorgvuldig en respectvol met lichaamsmateriaal wordt omgegaan.
Wet zeggenschap lichaamsmateriaal
De noodzaak voor een Wzl wordt al langere tijd door uw Kamer onderkend. Er zijn momenteel
verschillende situaties waarin gebruik wordt gemaakt van lichaamsmateriaal dat niet
(meer) gebruikt wordt voor behandeling of diagnose van de donor, en waarin nog niet
in (voldoende) regels over de zeggenschap of het gebruik wordt voorzien. Dit leidt
in de praktijk tot onzekerheid in het veld. Een aantal voorbeelden van deze situaties
licht ik hiertoe. Eerder noemde ik al de Wlb. Deze wet is alleen van toepassing op
het doneren van lichamen na overlijden in Nederland aan de wetenschap als wijze van
lijkbezorging en dus niet op lichamen die of lichaamsmateriaal dat afkomstig is uit
andere landen. Ook stelt de Wlb geen gebruikersvoorschriften na ontleding, buiten
dat ontleding – van in Nederland gedoneerde lichamen – in het belang van wetenschappelijk
onderzoek of wetenschappelijk onderwijs moet zijn. Voor het afstaan en gebruiken van
lichaamsmateriaal bij leven, geldt de Wlb niet. De Wet Medisch Wetenschappelijk Onderzoek
met mensen (WMO) regelt het speciaal afnemen van lichaamsmateriaal voor wetenschappelijk
onderzoek bij leven, mits de afname en het gebruik een meer dan minimale belasting
en risico’s voor de proefpersoon meebrengt. Het gebruik van lichaamsmateriaal dat
wordt afgestaan met minimale belasting of risico voor de proefpersoon (zoals het afstaan
van speeksel of urine) wordt niet geregeld in de WMO. Het gebruik voor wetenschappelijk
onderzoek van lichaamsmateriaal dat overblijft uit een geneeskundige behandeling of
diagnose (restmateriaal) van de donor, valt niet onder de WMO en evenmin onder de
Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst. Daarnaast bestaan er nog onvoldoende
wettelijke kaders voor het gebruik van lichaamsmateriaal voor onderwijsdoeleinden
(afgestaan bij leven) of voor kwaliteitsbewaking.
De Wzl heeft betrekking op lichaamsmateriaal dat niet (meer) gebruikt wordt in het
kader van een geneeskundige behandeling of diagnose van diegene van wie het materiaal
is afgenomen. Bijvoorbeeld op lichaamsmateriaal dat overblijft uit een geneeskundige
behandeling (restmateriaal) en op lichaamsmateriaal dat uit
het buitenland wordt geïmporteerd en niet bedoeld is voor geneeskundige behandeling.
De Wzl zal een aanvulling vormen op de bijzondere regelingen die al op dit terrein
bestaan, zoals de WMO, de Embryowet en de Wlb. Het gebruik van lichaamsmateriaal voor
geneeskundige doeleinden, zoals transplantatie, valt niet onder de Wzl.
Ik wil met de toekomstige Wzl regelen dat lichaamsmateriaal dat niet (meer) bedoeld
is voor geneeskundige behandeling, in principe alleen mag worden bewaard en gebruikt
indien de donor voor deze doelen toestemming voor heeft gegeven. Dit vergt dat aan
de donor volledige en begrijpelijke informatie wordt verstrekt. In deze informatie
moet in ieder geval terugkomen wat de bestemming is van eventuele inkomsten die uit
het gebruik van het lichaamsmateriaal kunnen voortvloeien, bijvoorbeeld inkomsten
bedoeld om een organisatie kostendekkend te maken of inkomsten bedoeld als winst.
Bovendien benadruk ik in de Wzl dat in Nederland gebruikt lichaamsmateriaal «om niet»
moet zijn gedoneerd: een eventuele vergoeding voor donatie mag niet hoger zijn dan
de kosten die de donor heeft gemaakt in verband met de terbeschikkingstelling.
Eerder gaf ik al aan dat ik bij de regeling van de zeggenschap ook andere belangen
moet meewegen. In bepaalde gevallen moet het mogelijk blijven om lichaamsmateriaal
ook te gebruiken zonder expliciete toestemming. Dit kan het geval zijn bij bepaalde
wetenschappelijke onderzoeken of bij het gebruik van restmateriaal voor kwaliteitsbewaking
die verband houdt met diagnostische processen. Ik zal bij de verdere uitwerking van
de Wzl nader bezien in welke gevallen en onder welke voorwaarden het gebruik zonder
toestemming mogelijk moet zijn.
In de Wzl zal de beheerder van lichaamsmateriaal zorgdragen voor een zorgvuldige omgang
met het lichaamsmateriaal. De beheerder is de (natuurlijke of rechts)persoon die menselijk
materiaal en daaraan gerelateerde gegevens bewaart met het oog op latere verstrekking
ten behoeve van gebruik daarvan. Dit kunnen bijvoorbeeld UMC’s of biobanken zijn.
In het item van Nieuwsuur betrof het lichaamsmateriaal afkomstig van een partij buiten
Nederland. De partij in Nederland die het materiaal ontvangt en bewaart met de intentie
het te (laten) gebruiken wordt in de Wzl gezien als de beheerder. Niet altijd is de
beheerder zelf betrokken bij de donatie van het lichaamsmateriaal. In de Wzl wil ik
regelen dat de beheerder in dat geval zich ervan vergewist dat de toestemming op een
zorgvuldige en geïnformeerde manier is verkregen.
De beheerder zal in de Wzl verantwoordelijk zijn voor het verstrekken van informatie
over het afnemen, bewaren en gebruiken van lichaamsmateriaal en voor het verkrijgen
van toestemming in de gevallen waarin dat vereist is, of zich te vergewissen dat dit
is gebeurd. Daarnaast zal de beheerder verantwoordelijk zijn voor een zorgvuldige
overdracht van lichaamsmateriaal aan een andere partij. Bijvoorbeeld door maatregelen
te treffen voor zorgvuldig vervoer en in afspraken met de ontvangende partij vast
te leggen voor welke doelen en onder welke voorwaarden het lichaamsmateriaal na overdracht
mag worden bewaard en gebruikt.
De beheerder zal ook worden verplicht om een beheerreglement op te stellen. Een dergelijk
reglement is bedoeld om te omschrijven hoe de beheerder aan de verplichtingen in de
Wzl voldoet, bijvoorbeeld hoe het materiaal wordt bewaard, waartoe het mag worden
gebruikt en welke de maatregelen de beheerder neemt om de persoonlijke levenssfeer
van de donor te borgen.
Met deze brief is getracht de waarden te schetsen die centraal staan voor de manier
waarop wij in Nederland omgaan met het lichaam en lichaamsmateriaal, zowel van overledenen
als afgestaan bij leven. Hoewel dit in Nederland al grotendeels goed is geregeld,
zijn er situaties die buiten de reikwijdte van de huidige wetgeving vallen. Dit betreft
bijvoorbeeld het gebruiken van lichaamsmateriaal dat uit het buitenland afkomstig
is. Met de toekomstige Wet zeggenschap lichaamsmateriaal wordt een eenduidig kader
geboden voor handelingen met lichaamsmateriaal dat niet (meer) gebruikt wordt voor
geneeskundige behandeling of diagnose. Het uitgangspunt van deze wet is informed consent,
met gereguleerde uitzonderingen om van het informed consent af te wijken. Daarmee
wordt het belang van zeggenschap in balans gebracht met maatschappelijke belangen,
zoals medisch wetenschappelijke vooruitgang.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport