Brief regering : Verbetertraject kinderopvangtoeslag
31 322 Kinderopvang
Nr. 379
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 december 2018
Op 25 april jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over het besluit om de problematiek van
terugvorderingen aan te pakken en daarbij bijzondere aandacht te hebben voor hoge
terugvorderingen, door verbeteringen binnen het huidige stelsel van de kinderopvangtoeslag
bij de Belastingdienst door te voeren.1 Als gevolg van mijn besluit is het aangekondigde wetsvoorstel «Wet nieuw financieringsstelsel
kinderopvang» niet bij uw Kamer ingediend. Met deze brief informeer ik, mede namens
de Staatssecretaris van Financiën, uw Kamer nader over het verbetertraject kinderopvangtoeslag
bestaande uit oplossingsgerichte maatregelen en kansrijke verkenningen.
Aanleiding
Een aanzienlijk deel van de ouders die gebruik maken van kinderopvangtoeslag, krijgt
te maken met terugvorderingen en nabetalingen. Regelmatig mondt dit uit in hoge terugvorderingen.
Er is een groep ouders voor wie de terugvordering kan oplopen tot enkele duizenden
euro’s of meer. De zogenaamde doelgroepers (studenten, re-integreerders en integreerders)
maken hiervan deel uit.
Omdat de kinderopvangtoeslag inkomensafhankelijk is, krijgen vooral huishoudens met
een laag inkomen en (dus) een relatief hoge toeslag, te maken met hoge terugvorderingen.
Dit kan leiden tot betalingsproblemen, omdat deze terugvorderingen voor huishoudens
met een laag inkomen een relatief grote financiële last kunnen veroorzaken.
Dit kabinet geeft prioriteit aan het terugdringen van schuldenproblematiek. Het verminderen
van hoge terugvorderingen levert daar een bijdrage aan.
Verbetertraject Kinderopvangtoeslag
Op 9 juli jl. heb ik op vragen van uw Kamer geantwoord dat in overleg tussen medewerkers
van mijn departement en de Belastingdienst het verbetertraject verder wordt opgezet
en specifieke maatregelen nader worden uitgewerkt.2 Het uitgangspunt is daarbij om de problematiek van de hoge terugvorderingen te verminderen.
Daarnaast zullen de in deze brief genoemde maatregelen ook het totaal aantal terugvorderingen
verminderen. In de concretisering van de maatregelen gericht op het terugdringen van
de hoge terugvorderingen zal ook aandacht zijn voor vermindering van complexiteit
die ouders kunnen ervaren bij het aanvragen en/of wijzigen van kinderopvangtoeslag.
De afgelopen jaren zijn er al veel verbeteringen doorgevoerd bij de Belastingdienst,
met als doel het terugdringen van de hoge terugvorderingen bij burgers. Daar wordt
met dit verbetertraject een nieuwe impuls aan gegeven.
Naast het verbetertraject wordt in de periode 2018–2020 het Interdepartementale Beleidsonderzoek
(IBO) Toeslagen uitgevoerd.3 In het IBO Toeslagen wordt in den brede bezien welke verbetermogelijkheden er zijn
rond het toeslagenstelsel. Daarbij wordt ook gekeken welke veranderingen er verder
binnen het huidige stelsel in gang gezet kunnen worden, onder andere gericht op het
verder terugbrengen van terugvorderingen in aantal en hoogte bij alle vier de toeslagen.
In het verbetertraject Kinderopvangtoeslag wordt – naast het invoeren van concrete
maatregelen – een aantal verkenningen van verbetermogelijkheden uitgevoerd, waarvan
de uitkomsten in het IBO worden ingebracht.
Maatregelen en verkenningen
De maatregelen kinderopvangtoeslag zijn ingedeeld in vier thema’s, die ik hierna toelicht.
De eerste drie thema’s worden nu opgepakt. Binnen het vierde thema (»Verkenningen»)
worden een aantal mogelijke maatregelen nader verkend.
Thema A: Eerder signaleren
De Belastingdienst wil, op basis van gegevens die bij andere organisaties beschikbaar
zijn, eerder afwijkingen tussen de kinderopvangtoeslag-aanvraag en de daadwerkelijke
situatie signaleren en de ouder(s) daarover benaderen. Hierbij is extra aandacht voor
doelgroepouders, bij wie het risico op hoge terugvorderingen groter is.
1) Intensivering gegevenslevering kinderopvangorganisaties
Een deel van de hoge terugvorderingen ontstaat door een te hoog aantal opgegeven opvanguren.
Door meer gebruik te maken van tussentijdse gegevens van kinderopvangorganisaties
over daadwerkelijk afgenomen opvanguren kan de Belastingdienst vaker en eerder het
signaal geven aan ouders dat hun voorschotaanvraag mogelijk te hoog is of doorloopt
terwijl er geen opvang meer plaatsvindt. De ouder kan vervolgens de voorschotaanvraag
hierop aanpassen en zo een terugvordering voorkomen of beperken.
In 2019 wordt met meer kinderopvangorganisaties afspraken gemaakt over maandelijkse
gegevensuitwisseling. De maatregel wordt gefaseerd doorgevoerd waarbij de ambitie
voor de langere termijn is om met alle kinderopvangorganisaties intensiever gegevens
uit te wisselen.
2) Intensivering controle gewerkte uren en doelgroepstatus
Een deel van de hoge terugvorderingen ontstaat doordat er door de ouders minder is
gewerkt dan het aantal opgegeven opvanguren vereist, bijvoorbeeld door het ten onrechte
verkrijgen of behouden van een doelgroepstatus.
De Belastingdienst gaat op korte termijn met de desbetreffende publieke gegevensleveranciers
in gesprek over het uitwisselen van gegevens over de gewerkte uren en de doelgroepstatus.
Door al tijdens het toeslagjaar deze gegevens te ontvangen en te vergelijken met gegevens
die de ouder bij de aanvraag van de kinderopvangtoeslag heeft aangegeven, kan de Belastingdienst
eventuele verschillen eerder constateren en de ouder daarop attenderen.
Halverwege 2019 worden, afhankelijk van de leverende partijen, de eerste gegevensuitwisselingen
verwacht. In het najaar van 2019 wordt het optimaal gebruik van deze gegevens in een
pilot getest en vastgesteld. Op basis van de uitkomsten van de pilot wordt het structureel
gebruik maken van de geleverde gegevens binnen de Belastingdienst eind 2019 geïmplementeerd.
3) Maximum uren doelgroepers
Doelgroepers komen in aanmerking voor het maximum aantal uren kinderopvangtoeslag
per maand (230 uur per kind). Achteraf kan blijken dat ze recht hadden op een lager
aantal uren, bijvoorbeeld omdat hun kind minder uren naar de opvang is gegaan. Dit
kan leiden tot hoge terugvorderingen. De mogelijkheid voor doelgroepouders om dit
maximum aantal uren aan te vragen wijkt af van het maximum aantal uren dat andere
ouders van wie kinderen naar de buitenschoolse opvang (BSO) gaan, kunnen aanvragen.
Bij werkende ouders wordt een onderscheid gemaakt tussen kinderen op de dagopvang,
waarvoor een maximum geldt van 140% van het aantal uren dat de minst werkende partner
werkt, en kinderen op de buitenschoolse opvang (BSO) waarvoor een maximum geldt van
70% van het aantal uren dat de minst werkende partner werkt. De regelgeving zal op
dit punt worden aangepast.
Ook bij de andere verbetervoorstellen (casemanagement, intensivering controles, verbeteren
digitale dienstverlening) zal aan deze doelgroepen expliciet aandacht worden geschonken,
aangezien zij relatief gezien vaak te maken krijgen met hoge terugvorderingen.
Thema B: Begeleiden van ouders met een grote kans op terugvorderingen
Het aanvragen van kinderopvangtoeslag en het doorgeven van wijzigingen vergt dat ouders
kennis hebben van de toeslagprocedure en zich bewust zijn van het belang tijdig de
juiste gegevens door te geven aan de Belastingdienst. De Belastingdienst is daarom
onlangs gestart met een pilot casemanagement. In deze pilot worden ouders die reeds
te maken hebben met een terugvordering kinderopvangtoeslag begeleid om het «goed»
te doen. De pilot moet uitwijzen op welke manier persoonlijke begeleiding het beste
ingezet kan worden. De pilot zal begin 2019 worden geëvalueerd en, bij succesvolle
resultaten, breder worden geïmplementeerd.
Thema C: Verbeteren digitale dienstverlening
De systematiek van kinderopvangtoeslag gaat ervan uit dat een ouder in staat is (vooraf)
zijn eigen inkomen te schatten, het aantal uren dat er gewerkt gaat worden en het
aantal uren dat er kinderopvang zal worden afgenomen. Daarnaast wordt ervan uitgegaan
dat de ouder alle wijzigingen die plaatsvinden tijdig doorgeeft aan de Belastingdienst.
In de praktijk gebeurt dit nog onvoldoende.
Het verbeteren van de digitale dienstverlening is erop gericht ouders beter te ondersteunen
bij het aanvragen en het doorgeven van wijzigingen met betrekking tot de kinderopvangtoeslag.
Fouten door onduidelijkheid in de digitale aanvraag- en/of wijzigingsprocedure dienen
zoveel mogelijk te worden voorkomen.
Op korte termijn worden de eerste verbeteringen in het burgerportaal ten aanzien van
het reduceren van foutgevoeligheden doorgevoerd. Er wordt verder ingezet op:
1) het verbeteren van de digitale dienstverlening ten aanzien van het aantal gewerkte
uren en de doelgroepstatus in het aanvraag- en mutatieproces;
2) het digitaal informeren van ouders; zo zullen ouders door middel van een app geattendeerd
kunnen worden om op het juiste moment de juiste actie te ondernemen, en kunnen zij
de wijzigingen eenvoudig doorgeven;
3) het vergemakkelijken een goede schatting te maken van het aantal opvanguren.
Naar verwachting zijn deze maatregelen eind 2019/begin 2020 geïmplementeerd.
Thema D: Verkenningen
Voor een aantal potentiële maatregelen wordt een nadere verkenning verricht, met het
oog op de beleidsmatige gevolgen en uitvoerbaarheid. Het is de verwachting dat de
maatregelen die op basis van de verkenningen kunnen worden getroffen, bij gebleken
uitvoerbaarheid, het totaal aantal terugvorderingen aanzienlijk kunnen verminderen.
Zo zal er een verkenning plaatsvinden naar het gebruik van een vastgesteld inkomen
(t-2) in plaats van het actuele inkomen (t) voor de kinderopvangtoeslag, het daarbij
behorende vangnet en het introduceren van een gedeeltelijk voorschot (90%).4 Randvoorwaarde bij deze verkenningen is dat de uitkomst voor alle toeslagen moet
gaan gelden. Deze verkenningen zullen op korte termijn starten. De uitkomsten zullen
beschikbaar worden gesteld aan het IBO Toeslagen.
Ook zal er een verkenning naar het proportioneel vaststellen van kinderopvangtoeslag
plaatsvinden. Als een ouder niet alle gestelde kosten aan kinderopvang voor een bepaald
jaar heeft betaald, bestaat er geen recht op kinderopvangtoeslag. Dat leidt ertoe
dat het in dat jaar uitgekeerde voorschot volledig wordt teruggevorderd. Dit staat
soms niet in verhouding tot de reden van het niet volledig betalen van de gestelde
kosten. Het leidt bovendien tot hoge terugvorderingen. De beleidsmatige en uitvoeringstechnische
gevolgen worden nader verkend.
Samenwerking met veldpartijen
Ik vind het belangrijk brancheorganisaties en belangenorganisaties van ouders in de
kinderopvang te betrekken bij dit verbetertraject. De Belastingdienst deelt dit belang.
Op 28 juni jl. heeft een bijeenkomst met de veldpartijen en de Belastingdienst plaatsgevonden,
waarin de verbetervoorstellen uit de brief van 25 april 2018 zijn besproken. Daarnaast
hebben medewerkers van de Belastingdienst en mijn departement recentelijk gesprekken
gevoerd met diverse veldpartijen. Die gesprekken zijn nuttig gebleken. Ze onderstrepen
dat dit verbetertraject succesvol kan zijn als veldpartijen actief betrokken zijn
en blijven.
Fasering, monitoring en prestatiemeting
Binnen het verbetertraject is gestart met bovenstaande vier thema’s. Aanvullende maatregelen
die gedurende het traject worden aangedragen, zullen worden getoetst op de bijdrage
aan het verminderen van de hoge terugvorderingen en worden eventueel in een later
stadium geïmplementeerd.
Met de maatregelen worden goede stappen gezet in het aanpakken van de hoge terugvorderingen.
Hier ligt een gezamenlijke opgave voor de Belastingdienst, waar het de uitvoering
van de maatregelen betreft, en mijn departement, wanneer aanpassing van wet- en regelgeving
aan de orde is. Het effect van de maatregelen zal doorlopend worden gemonitord.
Over de voortgang van de implementatie zal uw Kamer in beginsel worden geïnformeerd
door middel van de periodieke rapportages van de Belastingdienst, waarvan de eerstvolgende
in het voorjaar van 2019 gereed zal zijn.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark
Indieners
-
Indiener
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid