Amendement : Amendement van het lid Patijn over de mogelijkheid van een verbod op terbeschikkingstelling van arbeidskrachten explicteren
36 446 Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en enige andere wetten in verband met de invoering van regels voor het verlenen van toelating voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten)
Nr. 32
AMENDEMENT VAN HET LID PATIJN
Ontvangen 5 maart 2025
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I, onderdeel F, komt te luiden:
F
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Onder het stellen van regels
als bedoeld in de vorige zin kan worden verstaan een verbod om arbeidskrachten ter
beschikking te stellen.
2. Het tweede lid vervalt alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
Toelichting
Met dit amendement wordt voorgesteld artikel 12 van de Wet allocatie arbeidskrachten
door intermediairs (Waadi) nader in te kleuren, door expliciet te maken dat dit artikel
ook gebruikt kan worden om een verbod op terbeschikkingstelling van arbeidskrachten
(tba) op te leggen. Artikel 12 biedt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
reeds de mogelijkheid om voor bepaalde sectoren van het bedrijfsleven of voor segmenten
van de arbeidsmarkt per algemene maatregel van bestuur (AMvB) nadere regels te stellen
voor tba. Hierbinnen valt nu al de mogelijkheid om een verbod op tba op te leggen.
De indiener van het amendement wil de drempel om hier op over te gaan verkleinen en
als medewetgever expliciteren dat een verbod op tba tot de mogelijkheden behoort en
in sommige gevallen zelfs wenselijk is.
Indiener vindt het gerechtvaardigd om in sommige gevallen over te gaan op een verbod
op tba. Dit is het geval in het belang van goede arbeidsverhoudingen op de arbeidsmarkt
of in het belang van de bescherming van betrokken arbeidskrachten. Deze beperking
is daarom in het algemeen belang. De inbreuk op het vrije verkeer van diensten doorstaat
om die reden de proportionaliteitstoets. In deze gevallen is een inbreuk op het vrije
verkeer gerechtvaardigd. De indiener van het amendement is van mening dat er grove
uitwassen zijn op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld als het gaat om de uitbuiting van
arbeidsmigranten die veelal via tba werken. Indiener is van mening dat de wet toelating
tba een forse stap is in de goede richting, maar wil de mogelijkheid openhouden voor
aanvullend ingrijpen in de vorm van een verbod op tba voor sectoren en segmenten als
de situatie daartoe noopt.
Een verbod op tba aan bepaalde sectoren van het bedrijfsleven of voor segmenten van
de arbeidsmarkt betekent tevens een verbod op inlenen door deze sectoren en segmenten.
Als er een verbod op tba geldt, dan zullen inleners niet langer personeel via tba
in kunnen huren. Indiener wil bevorderen dat personeel weer direct in dienst komt,
waardoor het feitelijk en juridisch werkgeverschap weer op dezelfde plek ligt. Hierdoor
kan de verantwoordelijkheid niet worden afgeschoven naar de ander en wordt er meer
verantwoordelijkheid gevoeld voor het personeel op de werkvloer.
Dit amendement creëert een bevoegdheid voor de Minister om tba in te perken, naar
het voorbeeld van de Duitse wet «Gesetz zur Sicherung von Arbeitnehmerrechten in der
Fleischwirtschaft (GSA Fleisch)». Uit een evaluatie van deze wet blijkt dat de inperking
van tba heeft gezorgd voor positieve gevolgen voor werkenden1. Zo zijn de arbeidsomstandigheden en de arbeidsveiligheid van medewerkers verbeterd.
Het onderzoek concludeert dan ook dat er een verband is met de grote inzet van extern
personeel, omdat aannemers geen prioriteit geven aan de veiligheid en gezondheid op
het werk. Daarnaast is de druk op werknemers om te komen werken zelfs als ze ziek
zijn of om vakantie op te nemen in geval van ziekte aanzienlijk afgenomen. Tegelijkertijd
bleven negatieve gevolgen van het inperken tba uit. Zo kon een duurzame daling van
de productie niet worden vastgesteld. Ook was er vrijwel geen baanverlies: bijna alle
werkenden zijn in dienst getreden.
Ook uit andere onderzoeken blijkt dat de risico's op gevaarlijk werk of slecht werk
hoger zijn in tba dan als mensen direct in dienst zijn. Flexibel werk2 is vaker ongezond dan werk in vaste dienst3. Flexwerkers nemen zelden zitting in gezondheids- en veiligheidscommissies en ze
geven vaker aan dat ze niet gehoord worden als ze onderwerpen gerelateerd aan veiligheidskwesties
of ongezonde werkomstandigheden aankaarten. Bovendien wordt er minder goed geïnvesteerd
in het inwerken van flexwerkers, omdat ze vaker van baan veranderen. Internationale
studies tonen aan dat dit leidt tot meer ongelukken. In Nederland hebben vooral uitzendkrachten
een hoger risico op ongelukken. Ook de Nederlandse Arbeidsinspectie concludeert dat
uitzendkrachten oververtegenwoordigd zijn in de cijfers over arbeidsongevallen.4 De indiener merkt op dat flexibel werk ook op andere punten slechter scoort dan werk
in een (vast) dienstverband. Flexibel werk kent een gemiddeld lager uurloon en minder
opbouw van sociale zekerheid terwijl er wel meer beroep is op de sociale zekerheid.
De risico’s die op tba worden afgewenteld komen daarmee voor een groter deel terecht
bij individuele werkenden en uiteindelijk op de maatschappij. De indiener wil dit
in het belang van werknemer, werkgever en de maatschappij keren.
Als de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over gaat op een verbod op tba,
dan moet de Minister dit nader uitwerken en motiveren in een besluit. Indiener vraagt
de Minister in het kader van proportionaliteit nader af te bakenen om welke sectoren
van het bedrijfsleven of voor welk segmenten van de arbeidsmarkt dit geldt, bijvoorbeeld
door aan te sluiten op de werkingssfeer van cao’s, of door middel van de indeling
van -sectoren doorgaans gebruikt door CBS (SBI-sectoren) of UWV (SV-sectoren). Ook
vraagt indiener te expliciteren welke ambtenaren worden aangewezen voor handhaving
en naleving. Volledigheidshalve merkt indiener op dat het overtreden van een verbod
op tba bestuursrechtelijk wordt gehandhaafd. Zie hiervoor artikel 7b, artikel 16,
tweede lid en hoofdstuk 5 van de Waadi.
Patijn
Indieners
-
Indiener
Mariëtte Patijn, Kamerlid