Amendement (gewijzigd/nader/vervangend) : Gewijzigd amendement van het lid Maatoug c.s. 36602-135 t.v.v. nr. 88 over het tegengaan van fiscale ontwijkingsconstructies die gebruik maken van de energie-investeringsaftrek en milieu-investeringsaftrek
36 602 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025)
Nr. 135
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID MAATOUG C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER
NR. 88
Ontvangen 14 november 2024
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Na artikel I, onderdeel G, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ga
Aan artikel 3.42 worden zes leden toegevoegd, luidende:
9. In afwijking van het eerste en derde lid bedraagt het bedrag van de energie-investeringsaftrek
niet meer dan het bedrag van de winst uit de onderneming. Indien toepassing van de
eerste zin tot een verlaging van het bedrag van de energie-investeringsaftrek leidt,
wordt het bedrag waarmee de energie-investeringsaftrek is verlaagd aangemerkt als
niet-gerealiseerde energie-investeringsaftrek.
10. De inspecteur stelt het bedrag van de niet-gerealiseerde energie-investeringsaftrek
vast bij voor bezwaar vatbare beschikking. Artikel 3.151, derde tot en met zesde lid,
is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daarbij voor verlies uit
werk en woning of ondernemingsverlies wordt gelezen: niet-gerealiseerde energie-investeringsaftrek.
11. De niet-gerealiseerde energie-investeringsaftrek wordt in de volgende negen kalenderjaren
verrekend door in die jaren een verhoging van de energie-investeringsaftrek in aanmerking
te nemen. Deze verhoging bedraagt maximaal het bedrag waarmee de winst de energie-investeringsaftrek
van dat jaar overtreft. Verrekening van niet-gerealiseerde energie-investeringsaftrek
vindt plaats in de volgorde waarin deze niet-gerealiseerde energie-investeringsaftrek
is ontstaan.
12. Het verrekenen van niet-gerealiseerde energie-investeringsaftrek in een volgend kalenderjaar
vindt plaats bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur. In de beschikking
wordt tevens vastgesteld welk bedrag van de niet-gerealiseerde energie-investeringsaftrek
wordt verrekend. De inspecteur geeft de beschikking gelijktijdig met het vaststellen
van de aanslag over het jaar waarin de niet-gerealiseerde energie-investeringsaftrek
wordt verrekend. Het bedrag van de verrekende niet-gerealiseerde energie-investeringsaftrek
wordt op het aanslagbiljet afzonderlijk vermeld.
13. Rechtsmiddelen tegen de beschikking, bedoeld in het twaalfde lid, kunnen uitsluitend
betrekking hebben op de toepassing van het elfde lid.
14. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder winst verstaan: het bedrag van de
winst zonder toepassing van dit artikel die de belastingplichtige als ondernemer uit
de onderneming geniet.
II
Artikel I, onderdeel H, onder 4, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «wordt een lid» vervangen door «worden zeven leden».
2. Er worden zes leden toegevoegd, luidende:
10. In afwijking van het eerste en derde lid bedraagt het bedrag van de milieu-investeringsaftrek
niet meer dan het bedrag van de winst uit de onderneming. Indien toepassing van de
eerste zin tot een verlaging van het bedrag van de milieu-investeringsaftrek leidt,
wordt het bedrag waarmee de milieu-investeringsaftrek is verlaagd aangemerkt als niet-gerealiseerde
milieu-investeringsaftrek.
11. De inspecteur stelt het bedrag van de niet-gerealiseerde milieu-investeringsaftrek
vast bij voor bezwaar vatbare beschikking. Artikel 3.151, derde tot en met zesde lid,
is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daarbij voor verlies uit
werk en woning of ondernemingsverlies wordt gelezen: niet-gerealiseerde milieu-investeringsaftrek.
12. De niet-gerealiseerde milieu-investeringsaftrek wordt in de volgende negen kalenderjaren
verrekend door in die jaren een verhoging van de milieu-investeringsaftrek in aanmerking
te nemen. Deze verhoging bedraagt maximaal het bedrag waarmee de winst de milieu-investeringsaftrek
van dat jaar overtreft. Verrekening van niet-gerealiseerde milieu-investeringsaftrek
vindt plaats in de volgorde waarin deze niet-gerealiseerde milieu-investeringsaftrek
is ontstaan.
13. Het verrekenen van niet-gerealiseerde milieu-investeringsaftrek in een volgend kalenderjaar
vindt plaats bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur. In de beschikking
wordt tevens vastgesteld welk bedrag van de niet-gerealiseerde milieu-investeringsaftrek
wordt verrekend. De inspecteur geeft de beschikking gelijktijdig met het vaststellen
van de aanslag over het jaar waarin de niet-gerealiseerde milieu-investeringsaftrek
wordt verrekend. Het bedrag van de verrekende niet-gerealiseerde milieu-investeringsaftrek
wordt op het aanslagbiljet afzonderlijk vermeld.
14. Rechtsmiddelen tegen de beschikking, bedoeld in het dertiende lid, kunnen uitsluitend
betrekking hebben op de toepassing van het twaalfde lid.
15. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder winst verstaan: het bedrag van de
winst zonder toepassing van dit artikel die de belastingplichtige als ondernemer uit
de onderneming geniet.
III
In artikel XV, onderdeel E, wordt na subonderdeel 1 een subonderdeel ingevoegd, luidende:
1a. In het eerste lid wordt «3.31» vervangen door «3.31 tot en met 3.42, eerste tot
en met achtste lid, 3.42a, eerste tot en met negende lid, 3.43».
IV
In artikel LXV wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
2a. In afwijking van het eerste lid treden artikel I, onderdeel Ga, en H, ten aanzien
van het daarin voorgestelde artikel 3.42a, tiende tot en met vijftiende lid van de
Wet inkomstenbelasting 2001, en artikel XV, onderdeel E, onder 1a, in werking op 1 januari
2029.
Toelichting
Dit amendement heeft als doel om een fiscale ontwijkingsconstructie die gebruik maakt
van de energie-investeringsaftrek (EIA) en milieu-investeringsaftrek (MIA) tegen te
gaan. Daartoe regelt het amendement dat EIA en MIA niet kunnen leiden tot een negatieve
winst uit onderneming in box 1 van de inkomstenbelasting, vergelijkbaar met de werking
van de zelfstandigenaftrek.
EIA en MIA zijn fiscale subsidies met als doel investeringen in energiezuinige en
milieuvriendelijke technieken te bevorderen. Gebruik ervan leidt tot een lagere fiscale
winst en dus een lager bedrag aan verschuldigde belasting over die winst, maar niet
alle bedrijven die in aanmerking komen voor EIA en MIA zijn in staat om deze volledig
te verzilveren, omdat zij in sommige gevallen geen of maar beperkt winst maken. Een
«grondslag-leenstructuur» stelt hen in staat EIA en MIA te delen met particulieren
met hoge inkomens die hun belastingdruk omlaag willen brengen. Daarvoor «investeren»
deze particulieren, al dan niet deels gefinancierd met leningen om een hefboomeffect
te creëren, in energiezuinige of milieuvriendelijke technologie, waarna zij de aangekochte
bedrijfsmiddelen direct weer leasen aan de verkoper. Dit stelt hen in staat EIA en
MIA te benutten zonder dat er daadwerkelijk sprake is van extra duurzame investeringen.
Dit amendement beoogt deze structuren in ieder geval deels tegen te gaan door EIA
en MIA te maximeren op de daadwerkelijk gemaakte winst van een ondernemer in de inkomstenbelasting.
Daarmee kan de ondernemer/belegger niet langer EIA en MIA gebruiken om zijn fiscale
inkomen uit andere bronnen te verlagen.
Dit amendement kan vanwege uitvoeringsaspecten niet eerder dan per 1 januari 2029
in werking treden. In de tussentijd roepen de indieners van het amendement het kabinet
op om aan het doel van dit amendement te voldoen door de bedoelde constructies vooruitlopend
op de inwerkingtreding aan te pakken. Indieners verzoeken het kabinet om op de kortst
uitvoerbare termijn deze constructie tegen te gaan, door bijvoorbeeld een urencriterium
als voorwaarde voor de toepassing van de EIA en MIA in te voeren.
Budgettaire gevolgen
Deze maatregel levert naar schatting € 9 miljoen per jaar op. In eerste instantie
zorgt de maatregel slechts voor een temporele verschuiving van de aftrek als gevolg
van de energie-investeringsaftrek en de milieu-investeringsaftrek. In de raming is
ervan uit gegaan dat een beperkt deel van de belastingplichtigen deze aftrek in latere
jaren niet meer kan verzilveren. Daarnaast is een gedragseffect te verwachten waarbij
enkele belastingplichtigen besluiten geen gebruik meer te maken van de energie-investeringsaftrek
of de milieu-investeringsaftrek.
Onderdeelsgewijze toelichting
Onderdeel I (artikel 3.42 van de Wet inkomstenbelasting 2001)
Onderdeel I wijzigt artikel 3.42 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001).
Deze wijziging regelt dat het bedrag van de energie-investeringsaftrek dat in een
jaar van de winst kan worden afgetrokken, wordt beperkt tot het bedrag van de winst
uit de betreffende onderneming zoals die winst wordt vastgesteld zonder het gebruik
van de energie-investeringsaftrek. Bedragen aan energie-investeringsaftrek die in
een jaar niet gerealiseerd kunnen worden, kunnen in de volgende negen kalenderjaren
alsnog in aanmerking worden genomen.
Onderdeel II (artikel 3.42a van de Wet inkomstenbelasting 2001)
Onderdeel II wijzigt artikel 3.42a Wet IB 2001. Deze wijziging regelt dat het bedrag
van de milieu-investeringsaftrek dat in een jaar van de winst kan worden afgetrokken,
wordt beperkt tot het bedrag van de winst uit de betreffende onderneming zoals de
winst wordt vastgesteld zonder het gebruik van de milieu-investeringsaftrek. Bedragen
aan milieu-investeringsaftrek die in een jaar niet gerealiseerd kunnen worden, kunnen
in de volgende negen kalenderjaren alsnog in aanmerking worden genomen.
Onderdeel III (artikel 8 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969)
Onderdeel III wijzigt artikel 8, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969. Daardoor werken de voorgestelde aanpassingen in de artikelen 3.42 en 3.42a Wet
IB 2001 niet door naar de vennootschapsbelasting. De vennootschapsbelasting wordt
geheven naar het belastbare bedrag en maakt geen onderscheid tussen inkomenscategorieën
zoals in box 1 van de inkomstenbelasting wel het geval is (daarbinnen vallen onder
andere belastbare winst uit onderneming, belastbaar loon en de belastbare inkomsten
uit eigen woning).
Maatoug Stultiens Grinwis Dijk Dassen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Maatoug, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Laurens Dassen, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Luc Stultiens, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Jimmy Dijk, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Pieter Grinwis, Tweede Kamerlid